Het woord 'held' doet tegenwoordig een beetje ouderwets aan. Gerard Reve schreef het in de openingszin van De avonden (1947):
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
Maar Frits van Egters is bepaald geen held, eerder een anti-held.
In de strips hebben we helden genoeg. Ze verrichten daden die voor de gemiddelde lezer te hoog gegrepen zijn. Ze vertonen moed, waar ons de angst al lang in de greep zou hebben. Ze zetten door als wij het opgegeven zouden hebben. Storm is daar een voorbeeld van, maar ook Kuifje, Olac de gladiator, Old Shatterhand en natuurlijk allerlei superhelden. Ik noem de helden van een tijd geleden of helden die al een tijdje meegaan. Wellicht waren in die tijd de karakters van de personages ook nog wat schematischer dan nu.
Allemaal mannen, inderdaad. De meisjes hadden indertijd hun eigen afdeling. Maar ik las ook de verhalen over bijvoorbeeld Patty met haar band.
Het is lekker om je te identificeren met een winnaar, omdat je op die manier ook zelf een beetje een winnaar wordt. Maar als de held onkwetsbaar is, gaat de spanning er gauw van af. Dat is het het probleem met Jerom, die iedereen kan verslaan. Daarom is hij aan het begin van een verhaal niet altijd beschikbaar. Hij is dan op reis of zo. De spanning zit dan in de vraag of hij op tijd terug zal zijn.
Kwetsbare helden
Sjakie kan niet goed voetballen als hij de voetbalschoenen van Voltreffer Vick niet bij zich heeft, Steven Sterk is zijn kracht kwijt als hij verkouden is, bij Archie, de man van staal, kan een kortsluiting ervoor zorgen dat hij onbestuurbaar wordt, Asterix is alleen sterk als hij toverdrank gedronken heeft. Natuurlijk weet je dat het verhaal goed afloopt, maar even verkeer je in spanning dat misschien deze keer, wie weet, toch... Dat verhoogt het leesplezier.
Aan de andere kant kunnen lezers zich ook prima identificeren met losers. Billie Turf krijgt aan het eind van bijna elk verhaal stokslagen, Guust zal nooit een succesvol lid van het kantoorteam worden en F.C. Knudde nooit landskampioen, De Generaal zal nooit de macht grijpen.
Ook met deze personages kunnen we goed meeleven. We zijn immers ook zulke losers, die wel dromen hebben maar die niet waarmaken, die niet in de omgeving passen, die niet succesvol zijn. Het troost ons dat we niet de enige zijn. En ook dat je een goed leven kunt hebben zonder het succes. Guust is wellicht de slechtste kantoorbediende die je je kunt voorstellen, maar hij is gelukkig in zijn eigen wereldje.
Troost
Het lezen van De Generaal is een troostrijke bezigheid. We zien de ambitie, we zien hoe hij zich inzet om zijn droom te verwezenlijken, elke keer weer, en we weten dat het tevergeefs zal zijn. Maar hij geeft niet op. Dat heeft in zijn mislukking toch een zekere heroïek.
Dat geldt ook voor motoragent Dreutel, die de de droom heeft veel bekeuringen uit te schrijven en zo de roodkoperen fluit van verdienste in de wacht te slepen en eigenlijk geldt het voor alle bijfiguren, van de hopman tot Evert en Otto: ze worden gefnuikt in hun streven, maar ze houden vol.
Dat heeft iets aandoenlijks, maar het is ook bewonderenswaardig. Om de bijfiguren kunnen we lachen, we hebben een behoorlijke afstand tot hen, maar welke lezer heeft nooit een beetje medelijden met Dreutel gehad? Je mededogen wordt ook aangesproken.
Schertsfiguur
Natuurlijk is De Generaal een schertsfiguur. Hij heeft maar een enkele tank en zijn leger bestaat uit een soldaat, die hem nauwelijks als meerdere erkent en zich liefst zo min mogelijk inzet. Verder heeft hij een eendje op zijn pet. Dat heeft iets schattigs, maar het zorgt er ook voor dat je hem niet serieus kunt nemen.
Zijn streven naar macht staat ver van me af en toch hoop ik bij elke poging stiekem weer dat het wel lukt, zoals Billie Turf soms op het laatste plaatje taartjes mag eten in plaats van dat hij billenkoek krijgt. Ik denk dat de machtswellust van De Generaal mij in het dagelijks leven tegen de borst gestuit zou hebben, maar in de strip heb ik er geen moeite mee. Dat geeft misschien ook aan dat ik dat streven niet serieus neem.
De Generaal lijkt een eenduidig figuur, maar dat is hij niet. Hij is niet alleen een machtsbeluste militair, maar hij is ook een gevoelsmens. Verschillende keren raakt hij ontroerd, bijvoorbeeld door een nieuw wapen. Dan kan hij kinderlijk aandoen, waardoor hij de lezer vertedert.
Intussen is er al het zesde deel van de integrale uitgave van De Generaal. Allemaal verhalen die op hetzelfde neerkomen en toch vervelen ze niet. Peter de Smet heeft in de loop der jaren wel het aantal bijfiguren uitgebreid en de aanloop naar het daadwerkelijke grijpen naar de macht wordt uitgesponnen.
Stramien
Maar elk verhaal komt in wezen op hetzelfde neer. Je kent het stramien, maar daarbinnen wordt gevarieerd. Ik denk dat het vaste stramien geen beperking is, maar dat het de stripmaker juist dwingt tot originele oplossingen. Het is te vergelijken met poëzie: de vorm van het sonnet of de noodzaak van rijm in vormvaste gedichten kun je zien als een beperking van de vrijheid, maar juist die beperking heeft prachtige poëzie opgeleverd.
In die zin zijn de verhalen over De Generaal poëzie en is zo'n deel van een integrale uitgave eigenlijk ook een poëziebundel. Daar komt nog bij dat het taalgebruik in deze strip altijd heel bloemrijk is. Ik denk dat ik mede daardoor al op jonge leeftijd viel voor De Generaal, net als voor Olivier Blunder. Alle figuren in de strip zijn welbespraakt. De professor, de Generaal zelf, maar ook de ayatollah en de evangelische broertjes. Ze hebben een taalgebruik dat hen kenmerkt. Van heel veel teksten zou je gemakkelijk kunnen zeggen door wie ze uitgesproken zijn, ook als je de tekeningen niet zou zien.
Registers
Die teksten van De Smet zouden nog eens apart bestudeerd moeten worden. Ze zijn - in mijn ogen of oren althans - ongemeen grappig. Ik vermoed dat dat komt doordat verschillende registers met elkaar gecombineerd worden. In 'De Hongkongse bootvluchteling spreekt De Generaal de professor aan:
'Wacht, laat ik alles nou eens rustig op een rijtje zetten. Ik ben 'n militair. Een generaal om precies te zijn. En mijn streven is de verovering van 't fort, en daarmee de macht. Teneinde zulks te bereiken, emploieer ik jou en betaal je jaarlijks een burgermansfortuin, in ruil waarvoor jij mij de wapens c.q. middelen verschaft om eerder genoemde zaken te realiseren. Dat klopt toch?'
De Generaal gebruikt hier ambtelijke taal, zeker in een zinsnede als 'teneinde zulks'. De professor antwoordt, vrij laconiek: 'Ja hoor, als 'n bus.' Daarna schakelt de Generaal over naar een heel ander register: 'Poeh, dat is een pak van mijn hart. Ik dacht warempel even dat ik ze niet meer allemaal op 'n rijtje had. Maar vind je het erg als ik je nog 'n vraagje stel?' Dat is duidelijk spreektaal.
Het wisselen van register of het combineren van registers komt in deze strip vaak voor en het werkt elke keer weer.
Tekeningen
Het komische zit natuurlijk ook in de tekeningen. Elke keer weer zijn daar grappige details in te ontdekken, en niet alleen het eendje, dat vaak op de pet van de Generaal zit, maar ook wel eens ergens anders. In 'De Hongkongse bootvluchteling' is de Generaal feilloos verkleed als bootvluchteling, maar hij heeft wel zijn laarzen en handschoenen aan. De professor maakt hem erop attent, wat trouwens niet helpt. Verder draagt hij het hele verhaal lang een hoofddeksel met daaraan een prijskaartje, zodat overduidelijk is dat dit speciaal voor de vermomming is aangeschaft.
Het hoofdkwartier ('H.Q.') is een boom, maar heeft wel telefoon, de Generaal heeft maar een enkele tank, maar die is wel genummerd ('1'), evenals de cel in het fort, die waarschijnlijk de enige cel is. Het kansloze van de tank van de Generaal zie al aan de rupsband, die er net te los om ligt. Er hoeft maar weinig te gebeuren of het ding hapert.
Dossier
Ook dit zesde deel van de integrale uitgave heeft weer een uitgebreid dossier. Allereerst een voorwoord door Anco Dijkman. Daarna een schets van het werk van De Smet van 1983 - 1986, voornamelijk een montage van eerder verschenen fragmenten, waarbij ook delen van interviews. Wie daarvoor precies verantwoordelijk is, is mij niet helemaal duidelijk. Ik houd het er maar op dat de samenstellers (Erwin Lammerts en Mariella Sormani) dat gedaan hebben.
In dit deel is er ook aandacht voor het andere werk van De Smet in deze tijd. Lekker ruim geïllustreerd.
Verder is er een uitstekend stuk van Rob van Eijck dat ooit geschreven geschreven is ter gelegenheid van tien jaar De Generaal. Van Eijck tekent ook voor het nawoord, dat ook weer verschillende spijkers op de kop slaat.
Reeks: De Generaal gaat integraal
Deel 6
Tekst en tekeningen: Peter de Smet
Uitgever: Personalia
Leens 2020, 128 blz. € 24,95 (hardcover)