Gerrit Krol is dood. Ik las het vandaag op
Tzum toen ik in een tussenuur wat graasde in de wereldwijde wei. Meteen moest ik denken aan al die boeken die Krol scheef. Een heel stel ervan heb ik gelezen en bewonderd.
Het begon volgens mij met het gedicht over het uittrekken van een broek, dat opgenomen werd in de bloemlezing van Komrij. Het is misschien een beetje flauw, maar ook erg grappig. Ik heb het verschillende keren voorgelezen aan anderen. Later las ik wel meer gedichten van Krol en ik heb ook de verzamelde gedichten in huis,
De industrie geneest alle leed (2009). Sommige vond ik aardig, een enkel gedicht vond ik zelfs mooi. Maar de romans zijn, naar mijn smaak, veel beter.
De eerste roman die ik van Krol las was
Een Fries huilt niet (1980), dat als Salamander verscheen in 1983. Ik las en herlas het en liet het lezen aan de cursisten bij de literatuurcursus die ik gaf op de Volksuniversiteit. Van het verhaal weet ik nog wel iets: dat het gaat over een meisje dat Schöne genoemd wordt, een jeugdliefde die de hoofdpersoon later weer ontmoet, als hij al met Yvonne is. En dan is er aan het einde ook nog een andere vrouw.
Maar uiteindelijk is het niet het verhaal dat me na lezing en herlezing is bijgebleven. Het zijn de zinnen, waarvan Krol soms een aparte alinea maakte, door witregels boven en onder gescheiden van de rest. Die zinnen die je ook los van de rest van het boek kunt lezen.
De hoofdstukken zijn genummerd 1.1, 1.2 enzovoort, alsof je een wetenschappelijke verhandeling leest. Daar heeft het boek soms ook iets van weg: Krol neemt nauwkeurig waar en het lijkt wel alsof hij wil uitzoeken hoe iets precies in elkaar zit en waarmee het het best vergeleken kan worden. Ik tik enkele losstaande alinea's over. Ze komen van verschillende bladzijden.
Precies zo werkt een halfgeleider. Ik zag haar, maar zij zag mij niet; de stroom gaat slechts één richting uit.
Schitterend zoals mijn auto daar staat. Die blauwe daar. Opgesteld in carré met honderden andere auto's, zoals ik soms Yvonne in de stad zie en denk: dat is ze, die ene. Een cirkeltje eromheen, ten teken van waarde.
Yvonne is, zo zie ik het tegenwoordig, een soort golfverschijnsel. Ik ben ook een golfverschijnsel, maar anders. Ik beweeg niet. Ik ben een ontzettend lange golf, mijn hele leven is één golf. Een staande golf. Je ziet het wel 's als water over asfalt stroomt: een soort vlechtwerk van water. Een golf die zolang het water stroomt staan blijft, zo'n golf ben ik.
Het heeft een paar jaar geduurd en toen kocht ik weer een boek van Krol, net verschenen:
Maurits en de feiten (1986). Weer was ik meteen gegrepen. Maurits zit in de gevangenis, verdacht van moord, op Mirjam. Of hij werkelijk de dader is, is in het begin niet duidelijk. Uiteindelijk lijkt het ook niet uit te maken. Maurits is vooral bezig om van het voorval een aannemelijk verhaal te maken. In dat verhaal past ook een seksuele relatie met zijn stiefmoeder, Zwaan. Zo herinner ik het me tenminste.
Maurits en de feiten is een helder geschreven boek, dat toch afwijkt van wat ik toen gewend was. Het leek alsof Krol bij elke roman weer opnieuw aan het uitvinden was hoe dat moest, een roman schrijven. Elke keer moest hij er opnieuw een vorm voor bedenken. Daardoor heb je als lezer niet alleen aandacht voor de gebeurtenissen. Je kunt je daar tot op zekere hoogte wel door mee laten voeren, maar steeds zie je ook de bijzondere vorm en heb je aandacht voor hoe de schrijver het gedaan heeft. Alsof je afwisselend (en op sommige momenten tegelijkertijd) dicht op het verhaal zit en er afstand van neemt.
Daarna heb ik veel van Krol gelezen, al heb ik niet de inhoud van al die boeken paraat:
De rokken van Joy Scheepmaker (1962),
De ziekte van Middleton (1969),
De chauffeur verveelt zich (1973),
Halte opgeheven (1976),
De man achter het raam (1982),
Scheve levens (1983),
De Hagemeijertjes (1990),
Omhelzingen (1993),
Okoka's wonderpark (1994),
De vitalist (2000),
Een schaaknovelle (2002),
Rondo Veneziano (2004),
Laatst met een vrouw (2004)
Duivelskermis (2007).
Voor het
Nederlands Dagblad schreef ik over de roman
Rondo Veneziano, samen met een bundel columns,
Laatst met een vrouw. De boeken kwamen uit toen Krol zeventig werd en ik vond ze prachtig. Ik voelde me getrakteerd door de jarige.
Een roman die mij nog goed bijstaat, is
De man achter het raam, dat geschreven is vanuit een computer, die verliefd wordt op degene die hem bedient en die dus de man achter het raam is. De computer voelt zelfs jaloezie.In mijn herinnering is het een van de meest toegankelijke boeken van Krol.
Een van Krols laatste boeken was
Duivelskermis. Hierin schreef hij over zijn ziekte, de ziekte van Parkinson. Hij kreeg medicijnen die de symptomen moesten onderdrukken. Dat lukte aardig, maar de bijwerkingen waren niet mis: Krol ging hallucineren; hij zag monsters.
Ik herinner me een scène waarin Krol merkte dat er een monster bij hem aan tafel zat. Dat was opmerkelijk, want gewoonlijk zag hij ze niet van zo dichtbij. Toen hij goed keek, zag hij dat het monstertje aan het schrijven of aan het tekenen was. Hij bleef kijken en constateerde toen dat het monster maar deed alsof: hij maakte steeds dezelfde bewegingen. Ineens drong het tot hem door waarnaar hij keek: het was zijn rechterhand.
Dat Krol in zijn heldere perioden een dergelijk boek heeft kunnen schrijven, is zonder meer bewonderenswaardig. De omstandigheden moeten moeilijk geweest en toch is
Duivelskermis gewoon een goed boek.
Krol heeft een prachtig oeuvre geschreven dat bestaat uit veel eigenzinnige boeken. Zijn boeken hebben een stugge kant, omdat ze bijna nooit 'vloeien'. Nooit zijn het rechttoe rechtaan vertelde verhalen. Sommige mensen laten zich afschrikken door Krols boeken, omdat er wiskundige formules in voorkomen of plaatjes. Krol doet een beroep op het verstand van de lezer: hij dwingt je tot nadenken. Tegelijkertijd word ik ook altijd geraakt door zijn zinnen, door de manier waarop de hoofdpersoon in de ban van een vrouw kan raken, doordat ik, om een samenknoopsel van redenen zijn boeken 'mooi' vind.
In de loop van de jaren moet ik ook heel wat interviews met Krol beluisterd en gelezen hebben. Meestal kwam daar zijn vrouw Janna wel even in voor. Zij sleepte hem mee naar het Boekenbal, waar hij dan verscheen met bijvoorbeeld gigantische glitterende strik die hij van Janna moest dragen.
Van een interview in het blad
Diepzee herinner ik me helemaal niet meer wat er over het werk van Krol werd gezegd, maar alleen dat de schrijver een gat in zijn sok had en dat het hele interview lang probeerde te verbergen. Dat lukte blijkbaar niet, want anders had ik het niet geweten. Juist door zijn pogingen dat gat te verbergen, werd de aandacht erop gevestigd en uiteindelijk is dat het enige wat voor mij van het interview is overgebleven.
Misschien zijn er mensen die nog nooit iets van Krol gelezen hebben. Die zijn te benijden. Ze kunnen zijn oeuvre boek voor boek alsnog tot zich nemen en zich laten verrassen door het werk van deze bijzondere schrijver. Ik raad ze aan om te beginnen met
Een Fries huilt niet. Ten eerste is het maar een dun boekje. Ten tweede is het onweerstaanbaar. Ik kan mij in ieder geval niet voorstellen dat iemand daarna de rest van Krols werk ongelezen laat.
Voor zover ik weet, heeft Krol altijd veel waardering gekregen, maar was zijn publiek niet heel groot. Hij ontving verschillende prijzen: de Multatuliprijs in 1978 voor
De weg naar Sacramento, de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre in 1986, de Busken Huetprijs in 1996 voor
De mechanica van het liegen en ten slotte in 2001 de P.C. Hooftprijs.
Krol is er niet meer. Laten we daarom uren stil zijn. Met een van zijn boeken op schoot.
Afbeelding: Siegfried Woldhek. Met toestemming van de kunstenaar overgenomen. Voor meer schrijversportretten: zie zijn
site.