vrijdag 26 juli 2024

Hex (Thomas Olde Heuvelt)


Aan het begin van Hex van Thomas Olde Heuvelt (2013) is er meteen actie: iemand wordt overreden door een draaiorgel (al blijkt het al snel niet een echte aanrijding te zijn). Al in de eerste alinea worden vier namen genoemd: Stefan de Graaf, Katharina van Wijler, Martijn Winkel en Loes Krijgsman en dan is ook nog een Nico de Witt-supermarkt. Zonder uitleg. 'Al die namen!' schreef ik in de kantlijn. 

Daarna maken we kennis met het gezin van Stefan de Graaf. Jolanda en hij hebben twee zoons, Timo (17) en Max (13). Verder is er blijkbaar een oma in huis, maar die wordt min of meer genegeerd. 

Vloek

'Oma' blijkt dezelfde te zijn als Katharina van Wijler, het grote geheim van het dorp Beek, bij Nijmegen. Ze is in de zeventiende eeuw aangezien voor heks en werd gedwongen een van haar kinderen te doden. Sindsdien rust er een vloek op het dorp. Katharina duikt op onverwachte plaatsen op. Haar mond en ogen zijn dichtgenaaid. 

De vloek houdt in dat het niet mogelijk is om lange tijd buiten het dorp Beek te zijn. Dan word je gedreven tot wanhoop. Je bent dus veroordeeld om in het dorp te verblijven. Verder moet je ook niet luisteren naar het gefluister van Katharina. Dan kan het ook slecht met je aflopen. 

Er is een HEX-team dat Katharina in de gaten houdt. Overal hangen camera's en er is een app die aangeeft waar ze is. Verder wordt er alle moeite gedaan om haar te verbergen voor de buitenwereld. Er zijn verschillende mensen in het dorp die er maar druk mee zijn. 

Als mensen van buitenaf een huis willen kopen in Beek, krijgen ze geld aangeboden om van de koop af te zien, maar deze keer zijn er mensen die doorzetten en daarna maken ze dus deel uit van wat er in Beek aan de hand is. Nieuwelingen moeten nog van alles op de hoogte gebracht worden en daardoor komt ook de lezer meer te weten. 

Langzaam loopt de spanning in het dorp op. Een groep jongeren vindt dat de buitenwereld moet weten wat er speelt. Ze dagen de heks uit en gaan daarin steeds verder. Zo wordt Katharina gesneden met een stanleymes. Dat kan niet goed gaan. Hoe machtig is Katharina? Kan ze een ramp in het dorp veroorzaken?

Vooraf had ik niet zoveel zin in dit boek van Thomas Olde Heuvelt. Het genre, horror, trekt me al niet zo aan en ik had ook niet veel vertrouwen in de literaire capaciteiten van de auteur. Maar de setting leek me wel wat. Ik ken Beek, omdat ik verschillende keren in die omgeving gewandeld heb en de namen van de locaties die in het boek genoemd worden, doen vertrouwd aan. 

De Duivelsberg was ooit Duits grondgebied en heette toen de Wylerberg of ook de Teufelsberg. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Nederland het stuk grond in bezit en het is niet in 1963 teruggegeven toen bijvoorbeeld Elten weer Duits werd. 

Het gegeven van de vloek moet je als lezer aanvaarden. Als je je daartegen verzet, hoef je het boek niet te lezen, want dan kun je niet mee in het verhaal. Binnen de logica van het verhaal klopt het allemaal wel. 

Amfibisch dieptepunt

Verschillende passages in het boek zijn spannend en eng bedoeld en ik werd soms ook wel wat nieuwsgierig naar hoe het verder zou gaan, maar de spanning kreeg me toch niet echt te pakken. Voor mij heeft dat te maken met de stijl.

Een voorbeeld:

Robert Grim progressief noemen was zoiets als Auschwitz een jeugdcamping noemen, maar Kobus Mater was op een geheel ander, amfibisch dieptepunt, alsof het was verfoeid door de evolutie zelf nadat het zich hijgend en zuchtend uit het oermoeras had gesleept, waarna het zich uit pure ellende had omgedraaid en er terug in was gekropen. 

Robert Grim is dus helemaal niet progressief, zoals Auschwitz helemaal geen jeugdcamping was. Het staat mij wel tegen dat Auschwitz hier als een soort grapje wordt gebruikt en ik heb het idee dat de vergelijking niet veel toevoegt. 

Daarna krijgen we Kobus Mater, die op een 'amfibisch dieptepunt' is. Dat is al raar gezegd. Alsof de amfibieën zich per definitie op een dieptepunt bevinden. En dan is dat dieptepunt ook nog verfoeid door de evolutie zelf. De evolutie als een gegeven dat iets kan verfoeien lijkt me dubieus en ook een dieptepunt dat zich uit het moeras sleept, zich omdraait, erin terugkruipt en er vervolgens uit weggesleurd wordt, is een beeld dat voor mijn gevoel Kobus Mater niet duidelijker maakt. 

Later wordt Kobus Mater vergeleken met 'een levensvorm die veel weghad van een zompig moeras: niet aan evolutie onderhevig en nooit, nooit vergetend.' 

Eerst is Kobus een dieptepunt dat uit een moeras komt dan is hij het moeras zelf en dat moeras is geen biotoop, maar een levensvorm. De ene keer is hij weggesleurd door de evolutie, de andere keer is hij niet aan evolutie onderhevig. 

Expliciet

Aandachttrekkerij, aanstellerij, slordige formulering - Hex zit er vol mee. Iets alleen maar tonen is nooit genoeg. Er moet altijd een kwalificatie bij en liefst twee, gevolgd door een vergelijking. Alles moet expliciet gemaakt worden. 

Nog een paar voorbeelden. 

Grim ziet een bosuil. 

De vogel staarde hem met boosaardige, glinsterende roofvogelogen aan. Grim begreep niet waarom het dier hem met zo'n gevoel van onheil en somberheid vulde, maar hij klapte fel in zijn handen om het weg te jagen. 

De vogel staart hem aan. Maar dat is niet genoeg. Er moet bij vermeld worden dat hij dat doet met zijn roofvogelogen en dat die ook nog boosaardig zijn. Je kunt je voorstellen dat Grim zich ongemakkelijk voelt, maar dan wordt ook dat gevoel nog benoemd: een gevoel van onheil en somberheid. 

De jongens krijsten hun longen uit hun lijf in onaardse, dierlijke klanken, als varkens die levend werden gevild met botte messen. 

De jongens krijsen. Die klanken zijn zowel onaards als dierlijk. Dat dierlijke doet mij nu juist aards aan. Olde Heuvelt zet het nog even aan. Het gekrijs is niet alleen dierlijk, maar het lijkt op dat van varkens die leven gevild worden. Zijn we er dan? Nee, ze worden ook nog gevild met botte messen. 

Zo gaat het steeds. Een lijkengeur is onprettig, maar Oldeheuvelt schrijft over 'de zware, bedompte lijkstank'. Een vervelend geluid wordt 'een afschuwelijk naargeestig geluid dat alle gewrichten in Grims lichaam deed verstarren'. Ook een zweetgeur kan onprettig zijn. De schrijver wrijft het nog maar even in: 'Hij werd ruw naar alle kanten geslingerd door vuile en zwetende lichamen die een ziekelijke stank verspreidden: een gedegenereerde stank van angst, waar hij het vergif van inademde.'

Al met al is het wel heel dik hout waarvan Thomas Olde Heuvelt planken zaagt. Het lijkt wel of hij te weinig vertrouwen heeft in zijn eigen stijl en dat hij het er daarom in klodders op legt. Het gevolg is onmachtig proza dat heel erg zijn best doet en de lezer (deze lezer althans) toch niet meekrijgt. 

Het verhaal is wel aardig doordacht, maar een redacteur had hier naar mijn mening veel strenger moeten zijn. Maar misschien houden lezers van dit soort boeken juist wel van een stijl die alles dik aanzet, zodat ze zelf niets meer hoeven te doen. 

De gebeurtenissen worden ons verhaald door een alwetende verteller, die verschillende keren vooruitblikt: 'Stefan zag dingen die hij nooit zou vergeten'; 'het zou de laatste keer zijn dat ze elkaar vasthielden'; 'De gruwelijke gebeurtenissen (...) zouden het eind inluiden van die mooie week, en élke mogelijke mooie week die nog zou komen'; 'Hij snelt de trap af, naar wat de laatste en meest choquerende reportage uit zijn loopbaan als journalist zal worden'.

Dat doet wat ouderwets aan, maar het past wel bij een boek dat al het denkwerk van je over wil nemen. 

Slot

Voor de Amerikaanse vertaling paste Thomas Olde Heuvelt de setting aan en veranderde hij ook het slot. Voor de drukken die daarna in Nederland volgden (de vierde en latere), gebruikte hij ook het aangepaste slot, dat wat subtieler heet te zijn dan de oorspronkelijke versie. Ik heb de twaalfde druk, uit 2017, gelezen. 

Er zijn zeker aardige elementen in het boek. De tijd waarin Katharina oorspronkelijk leefde en het heden lijken samen te vloeien:

Op een gegeven moment werd hij zich gewaar van een surrealistisch beeld: de mensen om hem heen leken niet alleen op dorpelingen uit vroeger tijden; ze waren het ook echt, met vodden die stonken naar modder en ziekte. Als hij naar buiten zou lopen, zou de Rijksstraatweg een karrenspoor zijn, zou verderop de klok van de Bartholomeuskerk luiden en zou het jaartal 1665 zijn. 

Alles heeft in Beek gedraaid om de heks, maar Stefan beseft dat niet de heks, maar Beek zelf alles in gang heeft gezet. Het dorp heeft zich naar de ondergang gewerkt. Dat vind ik wel mooi. De dorpsbewoners zijn druk bezig de heks en daarmee het kwaad binnen de perken te houden, maar op zo'n manier dat ze het kwaad juist een kans geven. Het dorp is een besloten gemeenschap, waarin grenzen overschreden worden die in een andere situatie gerespecteerd zouden zijn. 

Hex is gebaseerd op een aardig idee en je kunt het lezen zonder dat het je veel moeite kost. Maar wie van goed geschreven boeken houdt, moet deze roman niet lezen. Die struikelt op elke bladzij over de gebrekkige stijl. 

woensdag 24 juli 2024

Wie me raakt (Damien Marie & Laurent Bonneau)


Het is aanpoten in het gezin van Fabien en Aude. Fabien werkt op een abattoir, waar hij varkens moet doden. Twee weken dagdienst, een week nachtdienst. Zijn partner, Aude, ziet hij weinig: die werkt als hij thuis is. Ze werkt in de palliatieve zorg, waar het altijd druk is. Samen zorgen ze voor dochter Elisa. 

Fabien is de hoofdpersoon in de graphic novel Wie me raakt, getekend door Laurent Bonneau, op een scenario van Damien Marie

De vijfjarige Elisa heeft een eigen willetje en ze wil dat Fabien haar een verhaal vertelt voor het slapengaan: er moeten zombievarkens in voorkomen, een ridder, een toverstaf, een poes, een prinses. De leider van de varkens is de vader van Bambi, die is ook dood. 

Aanrijding

Niet lang daarna overrijdt Fabien een hinde. Hij ziet andere hindes oversteken en er is een mannetjeshert, alsof het zomaar uit het verhaal gestapt is. Daarna veranderen er dingen in het leven van Fabien. 

Het heeft er niets mee te maken, maar ik moest er toch aan denken: aanrijdingen dieSup zaken in een verhaal aan het schuiven brengen. De aanrijding in Herinneringen van een engelbewaarder (1971) van Willem Frederik Hermans, waarin er er vlak voor het uitbreken van de oorlog een Joods meisje wordt doodgereden. En SuperTex (1991) waarin een Joodse man in een Porsche op sabbat een jongen aanrijdt die op weg is naar de synagoge. In beide boeken beïnvloeden de aanrijdingen de rest van het verhaal. 

Fabien gaat zich afvragen wat er werkelijk van belang is  in zijn leven en als er tussen de aangevoerde dieren zich een varken bevindt dat getatoeëerd is, besluit hij het te redden. De kunstenaar blijkt een jonge vrouw met autisme te zijn. 

Een tijdje lang lijkt de richting verdwenen uit het leven van Fabien. Hij komt zelfs even op straat terecht, is heel kort vrijwilliger bij het Leger des Heils en probeert een kunstproject te maken van het getatoeëerde varken. 

En misschien heeft hij niet beter dan terug te gaan naar zijn oude baan in het abattoir. 

Het verhaal veranderen

Als Fabien breekt met zijn oude leven, is hij er een tijdje tussenuit. Achteraf zegt hij dat hij het verhaal wilde veranderen. Blijkbaar is hij lang genoeg een personage in het verhaal van zijn eigen leven geweest, hij wil dat verhaal mee kunnen sturen. De vraag is of je dat uiteindelijk kunt. 

Wat me raakt is een ontroerend verhaal over een vader en een dochter. De dochter zorgt ervoor dat hij zijn eigen verhaal gaat maken. Maar het gaat ook over vriendschap: Fabien kan altijd terugvallen op een bevriend echtpaar. Over eigenzinnigheid: het tatoeëermeisje praat eigenlijk niet, maar ze laat zichzelf wel zien in wat ze doet. Fabien zet zich ook voor haar in.

De pogingen om getatoeëerde varkens een plaats te laten krijgen binnen de kunst is aan de ene kant een manier om het meisje tot haar recht te laten komen, aan de andere kant vind ik juist dat deel van het verhaal minder geslaagd. Toch te veel een deus ex machina, een net te gemakkelijke oplossing. 

Dat Fabien uiteindelijk zijn leven niet definitief kan ontstijgen, vind ik dan wel weer sterk. Niet voor niets eindigt het boek met een zwarte bladzijde. 

Menselijk

Wie me raakt is een heel menselijk boek: het toont de mens in zijn geworstel en in zijn liefde tot wie hem nabij zijn. 

De tekeningen van Laurent Bonneau staan me aan. Veel tekeningen hebben maar een enkele steunkleur. Als het verhaal van setting verandert, verandert de steunkleur. In de tekeningen zorgt de inkt voor zwarte vlakken, het lijntje waarmee Bonnea tekent is lekker los. Het leven van Fabien verloopt niet zo strak en de manier van tekenen past daarbij. 

Het is mogelijk dat verschillende lezers Wie me raakt verschillend lezen: het verhaal laat ruimte voor interpretatie. Maar niemand kan, lijkt me, om het positieve heen: de liefde, de vriendschap, de eigenzinnigheid. Doordat niet alles dichtgetimmerd is, blijft het verhaal intrigeren. Wie me raakt is een strip waar je lang mee kunt doen. 

Wie me raakt is uitgegeven als fraaie hardcover met stofomslag, aan de binnenkant waarvan nog een tekening te vinden is.

Titel: Wie me raakt
Scenario: Damien Marie
Tekeningen en inkleuring: Laurent Bonneau
Vertaling: Frederik van Wontergem
Uitgever: Silvester Strips
224 blz. € 39,95 (hardcover, stofomslag)

zondag 21 juli 2024

Een hand vol vonken (Inez van Dullemen)


Natuurlijk weet ik dat je niet alles kunt lezen, maar ik krijg toch het gevoel dat ik tekortschiet als ik merk hoe weinig ik van het werk van bepaalde schrijvers ken. Neem nou Inez van Dullemen (1925 - 2021). Die schreef een omvangrijk oeuvre bij elkaar, dat ook goed ontvangen is. Maar ik las er maar twee boeken van: Vroeger is dood (1976) en Het gevorkte beest (1986). Het eerstgenoemde boek werd verfilmd, wat aan de bekendheid heeft bijgedragen. 

Als die andere boeken van haar liet ik aan me voorbijgaan. Intussen heb ik alsnog Een hand vol vonken gelezen en Heldendroom (2007) heb ik aangeschaft. 

Een hand vol vonken verscheen 1961. Toen bevatte het drie verhalen: 'De verrader', 'Een wonderdoener' en 'De kreeft'. Bij de tweede druk, als Salamander, kwam daar het verhaal 'Silhouet van mijn grootmoeder' bij. 

Het zijn vier prachtige verhalen. De gebeurtenissen zijn bijna nooit spectaculair, maar de observaties van de personages/de verteller zijn scherp en zo geformuleerd dat je meteen voelt dat het precies raak is. 

De verrader

In het eerste verhaal, 'De verrader' is de hoofdpersoon een meisje van een dertien. De oorlog is net begonnen. Als een vriendinnetje, Ingrid, vertelt dat haar broer in het leger zit, wil ze niet voor haar onderdoen en vertelt dat vader een hoge ambtenaar bij het gerechtshof is, die landverraders laat opsluiten. 

Wat oorlog eigenlijk is, beseft dan eigenlijk nog niemand:
Overigens wist niemand nog hoe je met de oorlog moest omgaan. Als een reusachtige schim stond hij de stralende lenteochtend met vogels kwetterend in zijn muts, rookwolkjes paffend uit zijn mond. En toe het gepaf stilviel en alles vredig bleef, voelden we zelfs vagelijk teleurgesteld. 
De oorlog was het nieuws, maar in de dagelijkse praktijk merken de mensen er nog niets van. Ingrid en zij hebben besloten een dagboek bij te houden, maar wat je schrijf je op?
Toch viel er voorlopig niet veel opwindends neer te schrijven. Er werden geen gevechten geleverd rondom ons huis, we vluchtten niet weg met knapzakken op onze rug en we redden geen mensen uit brandende huizen. Alleen de radio liet ons weten dat het oorlog was. 
Maar de oorlog laat zich op den duur toch merken. De overburen hebben zichzelf, samen met hun kinderen vergast. Het meisje bedenkt dat het dus Joden moeten zijn en ook dat ze hen nauwelijks gekend heeft. 

Een deel van het verhaal gaat over het schuldgevoel van het meisje. Heeft ze door haar opmerking haar vader niet in gevaar gebracht? Deugt het gezin van Ingrid eigenlijk wel? Uiteindelijk komt ze erachter dat ook Ingrid Joods is. 

Ik schreef al dat er in de verhalen weinig spectaculairs gebeurt, maar eigenlijk klopt dat niet. Er zijn wel grote gebeurtenissen. Ze worden alleen slechts terloops aangeduid, alsof het de gewone dingen zijn die nu eenmaal gebeuren. 
Ook de seizoenen kwamen en gingen en zetten steeds opnieuw het park in bloei. Toch zou de vijand zijn werk doen. Want op een dag moest Ingrid vertrekken en hoe lang ik ook op haar wachtte, zij kwam niet meer terug. 

De wonderdoener

Het tweede verhaal 'De wonderdoener' gaat over genezingsbijeenkomst op een avond op het Malieveld. Ook de vijftigjarige gaat erheen, met een dochtertje van haar neef, Sylvia. De moeder van Sylvia is overleden en haar vader is stuurman op een koopmanschip. Rini zorgt voor Sylvia, die een hartaandoening heeft. 

De bijeenkomst wordt beeldend beschreven, compleet met alle patiënten die zich in de buurt van Rini en Sylvia bevinden. De hele tijd blijft Rini een buitenstaander en kan ze niet opgaan in het geheel. Uiteindelijk kan ze niet geloven in het wonder. 

Ook bij de afloop van de gebeurtenis kijken we mee: de spullen worden opgeruimd, de opwinding ebt weg, de zaken hervatten hun gewone loop. 

De kreeft

Het verhaal 'De kreeft' speelt zich buiten Nederland af. Een oude kreeftenvisser, Marc Antonio, die te veel drinkt, gaat het water op met Cicio, die niet meer spreekt. Uiteindelijk loopt het niet goed af. 

Het verhaal deed me minder dan de andere drie, al zou ik ook uit dit verhaal goede passages kunnen citeren. 

Silhouet van mijn grootmoeder

'Silhouet van mijn grootmoeder' geeft een mooi portret van de grootmoeder bij wie de vertelster als klein meisje geregeld logeert. Grootmoeder vertelt ook over het gezin waarin ze is opgegroeid. De kinderen moesten staan aan tafel en hadden niets in te brengen: je wil staat achter de deur. 

Het meisje vraagt aan grootmoeder of ze nooit eens blij was. Niet dat grootmoeder zich kan herinneren. Ook niet toen u met opa trouwde. Ja, toen misschien wel. 

Maar grootmoeder vermaakt haar kleindochtertje ook:
Zijzelf was de oude doos waarin eindeloos veel versjes woonden; die droeg ze voor, gonzend en een beetje in haar keel en met een schalksheid in haar oog, die daar anders niet was. 

De gesprekken, de beschrijvingen - ze geven een beeld van een tijd, van het kind, van de grootmoeder, van dier jeugd. Maar de tijd gaat door:
De oorlog ging voorbij, en door de jaren heen, zomer en winter, deed ik de deur open en vond haar in het kamertje zitten, een vliegje dat langzaam verdroogt in een verlaten spinnenweb. 
De tijd gaat door, de kleindochter gaat haar eigen gang en als ze later weer bij grootmoeder terugkomt, herkent die haar niet meer. 'Ik was te lang weggebleven.'

Observeren

In alle verhalen zie je vooral een observeerder: iemand die kijkt en daar haar gedachten bij heeft. Niet iemand die zo nodig allerlei meningen moet spuien. Het werkt uitstekend. Op het eerste gezicht lijken de verhalen zich wat kabbelend voort te bewegen, maar eigenlijk staat altijd wel ergens spanning op. Maar die wordt klein gehouden, wat heel goed werkt. 

Leest iemand het werk van Inez van Dullemen nog. Titels als De vrouw met de vogelkop (1979) en Een zwarte hand op mijn borst (1983) komen me bekend voor, maar nooit kom ik iemand tegen die me er enthousiast over vertelt. Heldendroom wil ik nog gaan lezen, maar dat zal nog wel een tijdje duren. Ik heb stapels boeken liggen die nog moet lezen en die ik ook wil lezen, maar er zitten maar vierentwintig uren in een dag. 

Ik kijk of ik het voor elkaar krijg om in juli twee recensies in de week te plaatsen. Dat is minder dan de drie die ik beoog en het betekent ook dat mijn schrijven achterblijft bij mijn lezen, zodat ik soms ga schrijven over een boek dat ik weken daarvoor gelezen heb, waardoor het schrijven weer meer tijd kost. 

Het is even niet anders. Ik werk in deze maand zes dagen per week en door familieomstandigheden vielen er ook verschillende avonden weg. Daar kwam nog bij dat de afgelopen week mijn gezondheid niet optimaal was, maar dat gaat weer de goede kant op. 

Op dit moment lees ik Lieveling van Kim van Kooten, omdat ik dat vaak op boekenlijsten tegenkom. Geen kwaad woord over dat boek, hoor, maar misschien moet ik binnenkort maar eens gewoon een boek voor mezelf gaan lezen, van bijvoorbeeld Couperus,  Haasse, Vestdijk, Brakman of iets obscuurs van bijvoorbeeld Melati van Java, Jan ten Brink of Ignatia Lubeley. Je merkt het wel. 

donderdag 18 juli 2024

Molly 1, Op naar de sterren (Ronald Barata, Frederik Hautain, Shirow Di Rosso)

 

Het schaap Dolly (1997 - 2003) was het eerste gekloonde zoogdier ter wereld. Ze werd niet heel oud. Op zesjarige leeftijd liet een dierenarts haar inslapen. Molly leed aan artritis en kreeg ook nog een longontsteking. 

Dolly, geoemd naar Dolly Parton, werd wereldberoemd. Het album Molly begint daarmee. Weliswaar wordt hier het klonen voorgesteld op een manier die begrijpelijk is voor kinderen, in een dupliceermachine. Dolly is een kloon van het schaap Molly, dat al snel vergeten wordt. 

Maar na de dood van Dolly neemt Molly het heft in eigen handen. Ze beschikt over spraakvermogen, zodat ze kan communiceren met mensen, gaat op twee poten lopen en trekt een tuinbroek aan, waardoor ze de kordate uitstraling krijgt van Rosie the Riveter (hoewel die een overall droeg). 

Met de carrière van Molly wil het nog niet zo lukken, totdat ze in contact komt met drie acteurs die ook wel een duwtje in de rug kunnen gebruiken. De vier worden uitgenodigd voor een productie, die toch wat anders is dan ze ingeschat hadden. Er komt een raketvlucht in het verhaal voor en Molly behoedt Hollywood voor een ramp. 

Het is een aardig verhaaltje dat geschreven is door scenarist Fredeik Hautain. Het bevat vertrouwde elementen als de maffe geleerde, de deugende helden en de boze buitenwereld. De aanleiding (de kloon Dolly) is wel bijzonder en het verhaal speelt zich daarom enkele decennia geleden af, wat je bijvoorbeeld kunt zien aan de mobiele telefoon die de geleerde gebruikt. 

Verder is het de strijd tussen goed en kwaad, waarbij het goede wint, want het beoogde publiek bestaat uit kinderen. Er zit genoeg vaart in het verhaal, dus kinderen zullen het wel met plezier lezen. 

Echt opmerkelijk wil het nergens worden en echt tragisch of echt hilarisch eigenlijk ook niet. Maar dat is niet zo erg. Strips die er vooral voor het amusement zijn, hebben ook bestaansrecht. 

Je zou kunnen zeggen dat er nog wel een puntje gemaakt wordt van het uitbuiten van artiesten, die zelf niet veel te kiezen hebben en moeten doen wat van hen verwacht wordt. Maar nieuw is ook dat niet. 

De tekeningen van Ronalda Barata zijn helder. De decors zijn vrij eenvoudig gehouden, zodat de kinderen zich kunnen concentreren op wat er met de personages gebeurt. 

De vakantie staat voor de deur en voor sommigen is die al begonnen. In zo'n setting is het eerste deel van Molly prima leesvoer. 

Serie: Molly
Deel 1: Op naar de sterren
Scenario: Frederik Hautain
Tekeningen: Ronaldo Barata 
Inkleuring: Shirow Di Rosso
Vertaling: niet vermeld
Uitgeverij: MENLU
2024, 72 blz. € 9,99 (softcover)

maandag 15 juli 2024

Nog meer minnaars, en vele lichte vrouwen (Hermine Heijermans)

 


Herman Heijermans kennen we allemaal wel. Je hebt misschien Op hoop van zegen gelezen of gezien of op zijn minst de verfilming ervan. Mogelijk las je zijn Falklandjes of Eva Bonheur, Schakels, De opgaande zon. Heijermans was een groot toneelauteur. 

Maar ken je het werk van zijn dochter Hermine (1902 - 1983)? Mij was het onbekend, tot ik een tijdje terug uit een kringloop Nog meer minnaars, en vele lichte vrouwen (1972) meenam. In 1970 had ze De minnaars geschreven, dat een soort tweede debuut was. Na Gevaarlijk leven (1948) publiceerde ze meer dan twintig jaar niets. 

Nog meer minnaars bevat herinneringen van Hermine Heijermans aan de Tweede Wereldoorlog, die ze doorbracht in Amsterdam. Als de oorlog uitbreekt, heeft ze geen partner. Ze is zeventien jaar getrouwd geweest met Eric, van wie ze twee kinderen heeft gekregen. Van die zeventien waren er veertien 'zeer goed', schrijft ze. 

Kinderen

De kinderen zijn niet bij haar, maar ze zijn veilig, op een kloosterkostschool. Slechts enkele keren worden ze genoemd in Nog meer minnaars. Misschien is het te pijnlijk voor haar om aan ze te denken en het over ze te hebben. 

Aan het begin van de oorlog is er hoop. Ze heeft geen geld, want de banktegoeden van joodse Nederlanders zijn geblokkeerd. Ze kan een uitkering ophalen bij een ambtenaar van sociale zaken, die tegen haar zegt dat het hooguit zes weken zal duren. 'Dan komen de Engelsen en vermorzelen de hele troep.'

Vrijgevochten

Hermine heeft een kamer bij een vriendin, die musiceert. In het huis leven meer mensen. Het is een vrijgevochten gemeenschap, met vrije opvattingen over liefde en seks. Ook de regels die in de oorlog gelden, lappen ze zoveel mogelijk aan hun laars. Ze leven alsof ze niets meer te verliezen hebben. 

De ouders van Pollonius Boekenbil hadden zich wel laten registreren. Zij droegen een ster, gingen nergens binnen waar het verboden voor joden was, kochten niet in winkels, gingen nooit in de tram, want dat mocht ook niet, vertoonden zich niet op straat als er Sperre was. Ze werden dan ook prompt weggehaald. Ze zijn nooit teruggekomen. 

Je wel aan de regels houden, helpt dus ook niet. Aan het laatste zinnetje van het citaat is te zien dat de herinneringen na de oorlog opgeschreven zijn. 

Soms lijkt ze het gevaar op te zoeken. Op het moment dat er granaten vallen, zit ze bij iemand achter op de fiets en ze blijven gewoon doorfietsen. 

Wij haalden het, zonder door het gloeiende lood geraakt te worden. Het siste en floot langs ons heen. We hadden eigenlijk moeten schuilen. We hadden lak aan het doodsgevaar. Waarom weet ik niet, want ik was bang voor deze vorm van dood. 

Voor de oorlog heeft ze een jaar lang met niemand het bed gedeeld maar tijdens de bezetting zijn er veel minnaars. Ze noemt het haar 'nymfomanische periode'. Maar ze zegt ook dat het seksuele haar niet zo interesseerde. Vaak bracht een man de nacht bij haar door en dat gaf haar een gevoel van geborgenheid. 

De uitbundige levensstijl die ze erop nahoudt, is een manier om de angst te bezweren. 

En dat velen zijn vermoord. Op het slagveld. In de straten. In de gevangenissen. Je kunt er niet bij stilstaan. Je moet doorfeesten. Doorneuken. Je leeft vertwijfeld om je eigen mogelijke plotselinge dood en de doden te vergeten.

Kaartlegster

Hermine probeert zich van inkomsten te voorzien door op de Zeedijk voor mensen de kaarten te leggen en handen te lezen. Soms komt wat ze zegt daadwerkelijk uit. Zelf weet ze niet hoe ze het doet, maar als ze het twee uur gedaan heeft, is ze doodop. Ze weet dat ze mensen hoop geeft: 'Ze wil van mij een paar uur toekomsthasjiesj, anders niet.' Maar het is ook gevaarlijk werk, want Hitler heeft helderziendheid verboden.

Ook de leefgroep leeft voortdurend in gevaar. Zo zijn er homoseksuelen, wier leven extra gevaar loopt en op een gegeven is er ook een gedeserteerde Duitse soldaat. Dat is de enige die opgepakt wordt in het huis. In de loop der tijd zijn er steeds meer mensen in de nabije omgeving die weggehaald of omgebracht worden. 

Nu weten we, dat elk uur een 'groene' van de moffenpolitie kan binnenstappen. Dat dan alles uit is. We weten nu al, dat Aaron dood is. We weten nu al, dat de tweeling van Rudeman van huis is gehaald en naar de zoutmijnen is gebracht, omdat ze homofielen zijn. 
Op een gegeven moment komen er ook berichten door over vergassen. Dat kan Heijermans niet geloven: 'Zo vuil kan de Mof toch niet wezen. Dat is vast een vorm van opruien tegen de bezetting.'

Nijpend

De situatie van velen is nijpend. Sommige hoeren (ik hou de term van Heijermans maar aan) vragen aardappels in plaats van geld. Voor Hermine zijn vooral kleren een probleem:

Kleren heb ik niet meer. Al mijn japonnen zijn vodden. Vreselijke vodden, ontoonbare vodden. Verkleurd, afgerafeld, gekrompen. Kousen heb ik niet meer. Ondergoed hangt in flarden aan mijn lichaam. 

Dan is het moeilijk om je gevoel van eigenwaarde te bewaren. 

Eigenlijk ben ik voor alles radeloos. Wie ben ik, wat ben ik? Een juffrouw zonder centen, gekleed in vodden, zittend op een puinhoop, in een wereld die afgebrand is. Zoek het maar uit. Wat doet het er ook eigenlijk toe? Voor wie zou je het laten? Ik heb geen klasse meer. 

Het is ook steeds moeilijker om te geloven dat de oorlog ooit over zal zijn. 

Stel je voor, dat ze winnen. Dat ik levenslang kaartlegster op de Zeedijk moet blijven. Steeds met angst voor vervolging, gevangenname, dood. Wat een leven. 

Deel van alle mensen

Aan de andere kant heeft ze het gevoel dat ze deel is van alle mensen en heeft ze de wil om er niet aan onderdoor te gaan. 

Zelf vind ik, zoals ik reeds schreef, dat ik deel ben van alle mensen. Goed, ik heb dus in de oorlog veel gedronken en nog meer gevrijd. Ik heb mezelf nooit verloren als mens, ben er doorheen gerold of liever gezegd gezwommen, zoals je na een schipbreuk door een razende zee zwemt om je leven te redden. Ik heb wat afgedronken. Met aldoor de sterke wil, niet de dupe te worden van de omgeving.

Er zijn ook momenten dat ze zich ervan bewust is dat ze een heel ander leven leidt dan ze zou willen leiden, maar dat ze niet anders kan. 

Ik wil dit allemaal niet. Ik wil schrijven, ik wil toneelspelen, ik wil musiceren, liederen zingen van Brahms, Hugo Wolff, Schumann. Ik wil mijn kinderen bij mij hebben. Ik wil dat kaartleggen niet. Ik wil dat niet. - Ik moet. Ik ben immers niemand? Er is geen werk, geen krant, geen huis, geen geld, want daarvoor moet je een naam en een nummer hebben.

Dansen op de vulkaan

Tijdens het lezen kreeg ik bewondering voor hoe Hermine Heijermans zich door het leven slaat en hoe ze maar door blijft gaan en steeds weer probeert er het beste van te maken. Samen met de groep mensen danst ze op de rand van de vulkaan en dat is voor hen de enige manier. 

Maar dat niet alleen. Nog meer minnaars en vele lichte vrouwen is ook goed geschreven. De stijl is fris, origineel. Alles wordt met vaart verteld en steeds zijn er delen van zinnen die oplichten:

Toen ze trouwden dachten ze beiden vrij. Na enige jaren dacht hij alleen nog vrij en verdroeg mevrouw Stok het dromen over vrije verten niet meer. Daarna was hij met een ander getrouwd en bleef ze alleen, met de drie kinderen en een gele portie wrok, drabbig weggeklonterd in haar hoofd en hart. 

Of deze. In een paar zinnen schetst ze een beeld van iemand:

De Baron onderscheidde zich van mijn andere minnaars door tomeloos gepraat. Het floot en suisde daarbij door zijn tanden. Alsof zijn hoofd een oude berghut was, waarin de wind door gebroken vensters speelde. 

Er zijn vermakelijke anekdotes. Bijvoorbeeld over de vrouw die voor de oorlog koningin Wilhelmina om geld vroeg. Een lakei kwam vijfentwintig gulden brengen. 

Een enkele keer verwijst ze naar het gezin waarin ze opgegroeid is, maar daar krijgen we niet veel over te horen. 

Mijn ouders waren beiden zeer temperamentvol. Het leek als geheel een houten huis, wat loeiend in brand vloog. 

Nog meer minnaars en vele lichte vrouwen is een boek dat je in hoog tempo kunt lezen. Vlot verteld, goed geschreven. Maar het geeft ook een kant van de oorlog die je nergens anders leest. Het milieu dat getekend wordt, doet een beetje denken aan dat van Kamertjeszonde van Hermines vader, maar in haar boek zit veel meer vitaliteit, meer vaart. De schwung in haar stijl en de ellende die ze beschrijft vormen een wrange combinatie. 

Na de oorlog

Na de oorlog had Hermine Heijermans een cabaretgezelschap en zat ze voor de CPN in de gemeenteraad van Amsterdam. Ze schreef verschillende boeken, waaronder een biografie van haar vader. In 1976 stelde ze het Boekenweekgeschenk Snikken en smartlapjes samen. Verder was ze werkzaam als journalist voor Het Handelsblad en Vrij Nederland

Tot op hoge leeftijd was Hermine Heijermans actief en ze gaf haar mening als dat nodig was, bijvoorbeeld over de abortuswetgeving. Op 8 augustus 1983 overleed ze, na een kort ziekbed. De overlijdensadvertentie is onder anderen ondertekend door haar dochter Sant Heijermans, die een aantal jaren lid was van het ABC Cabaret van Wim Kan. 

Foto geratst van de Wikipediapagina over Hermine Heijermans

donderdag 11 juli 2024

In de pijplijn


Het is een beetje stil op Bunt Blogt. In deze tijd werk ik zes dagen in de week en de avonden lopen ook vaak vol, zodat er van schrijven niet veel komt. Soms is alle tijd bezet, soms is mijn hoofd bezet. Het is even niet anders. 

In de snippers tijd die overblijven probeer ik wel te lezen, wat weer een schrijfachterstand tot gevolg heeft. En als de tijd tussen lezen en schrijven groter is, kost het schrijven meer tijd, omdat ik eerst sommige passages moet herlezen. Het is geen klacht, maar ik leg uit waarom je soms even moet wachten. 

Wat zit er nog in de pijplijn? Een tijd terug gaf ik aan dat ik Altijd weer vogels die nesten beginnen gelezen had. Het is een deel van een literatuurgeschiedenis, geschreven door Hugo Brems. Intussen denk ik dat ik daar niet meer over ga schrijven, omdat me dat te veel tijd kost.

Wat kun je nog wel verwachten? Hermine Heijermans schreef Nog meer minnaars. Het zijn herinneringen aan de oorlog, toen ze zonder geld zat en toch in haar onderhoud moest voorzien. Dat deed ze door handen te lezen en de kaart te leggen. 

Het is een fascinerend boek, dat een inzicht geeft in een comuneachtige gemeenschap in een moeilijke tijd. Bovendien is het heel goed geschreven. Hermine Heijermans is de dochter van Herman Heijermans, onze grote toneelschrijver. 

Verder de strip Molly van Ronaldo Bartain en Frederik Hautain. Iedereen kent nog een gekloonde schaap Dolly, maar deze strip gaat over het schaap waar Dolly de genen van heeft: Molly. Een vrolijke strip, bedoeld voor kinderen. 

Van Inez van Dullemen heb ik veel te weinig gelezen. Ik vermoed dat ik niet verder ben gekomen dan Vroeger is dood (1976) dat ook mooi verfilmd is en Het gevorkte beest (1986). Intussen las ik ook de verhalenbundel Een hand vol vonken, oorspronkelijk uit 1961. Later werd er een verhaal ('Silhouet van mijn moeder' toegevoegd. Ik las de herziene derde druk uit 1984. Het zijn zonder meer goede verhalen. 

Na het lezen van zo'n bundel vind ik dat ik eigenlijk meer van Van Dullemen moet lezen, maar meestal komt het daar dan toch niet van. 

Over de graphic novel Wie me raakt (van Damien Marie en Laurent Bonneau) moet ik nog wel even nadenken, maar het is een goede leeservaring geweest. Een man vertelt zijn dochtertje verhalen voor het slapen gaan. Hij heeft moeite om richting te houden in zijn leven en delen van de verhalen duiken op in dat leven. 


Hex van Thomas Olde Heuvelt heb ik gelezen omdat leerlingen het op de lijst zetten. Horror is niet zo aan mij besteed, maar dat geldt voor meer genres. Als ik er dan aan begin, valt het vaak wel mee. Dit boek gaat over het dorp Beek, dat beheerst wordt door een hekst. Dat proberen de Bekenaren voor de buitenwereld te verbergen. 

De streek waarin het verhaal zich afspeelt, ken ik wel: ik heb daar verschillende keren gewandeld. Oldeheuvelt heeft de gebeurtenissen ook wel goed doordacht: het boek zit wel goed in elkaar. Maar ik loop steeds aan tegen de stijl. Soms heeft de schrijver wel goede vondsten, maar heel vaak heeft hij een rij bijvoeglijke naamwoorden nodig om iets over te brengen. Dat maakte het lezen toch tot een opgave. 

Na Hex was ik toe aan iets wat ik vlotter las en dat is Neem nooit een beste vriend van Erna Sassen geworden, een jeugdboek. Dat kun je gerust aan kinderen aanbevelen. 

Intussen heb ik Het ijzeren veulen van Enny de Bruin gekocht en Elders van Ilse Josepha Lazaroms. In beide boeken heb ik zin. Er ligt intussen een hele stapel strips. Vandaag begin ik in Observator van Marcel Ruijters. Daar heb ik wel vertrouwen in. De nieuwe Willem Ritstier laat ik nog even liggen, omdat die pas in september op de markt komt. Verder liggen er nog verschillende albums van uitgeverij Silvester. Ik hoef me niet te vervelen. 

Op boeken die ik nog kan, wil, moet lezen, kan ik me zeer verheugen. Soms ontmoedigt het me dat de stapel 'te lezen' zoveel harder groeit dan die van gelezen boeken, maar meestal is het geniet ik van alles wat nog in het verschiet ligt. In deze weken neem ik staatsexamens af en ik maak een lijstje met boeken die ik nu toch echt wel moet lezen. Enkele titels:

Hella Haasse, Sleuteloog; Alex Boogers, Alleen met de goden; Peter Middendorp, De kant van Ada; Virginie Loveling, Een revolverschot; Marente de Moor, Foon; Yves Petri, In alles zit mens. Er komen meer boeken op lijsten voor die ik niet gelezen heb waar ik wat minder zin in heb, zoals Gezeik van Pepijn Lanen en Confettiregen van Splinter Chabot. Die vallen in dezelfde categorie als Hex: het lezen ervan wordt waarschijnlijk een taak die je nu eenmaal moet vervullen. 

Ik hou je op de hoogte van wat ik lees en ik minimaal eenmaal per week plaats ik hier wat. Hopelijk krijg ik in de toekomst de regelmaat van drie keer per week terug. 

In ieder geval weet je nu wat er in de pijplijn zit. Blijf vooral lezen!








maandag 1 juli 2024

Het lied van de boot (Marsal Branco)

 Het lied van de boot wordt een reisschetsboek genoemd door de auteur, Marsal Branco. Ik wil graag aannemen dat het gebaseerd is op schetsboeken die Branco tijdens zijn reizen heeft bijgehouden, maar de structuur van deze graphic novel doet toch vermoeden dat er verschillende boeken aan ten grondslag liggen. 

Het verhaal begint bij het afscheid van een boot, de Buca Nera, waarmee Branco een aantal jaren heeft gezeild. Ik neem de spelling over uit de tekst (vertaling Natasja van Loon), hoewel op een tekening de naam als een enkel woord gespeld, wat ook logischer is: bucanera is het Portugese woord voor zeerover. Het is ongetwijfeld verwant aan het Nederlandse woord 'boekanier'.

Na de aankondiging van het afscheid van de Buca Nera krijgen we de voorgeschiedenis te horen. Marsal Branco was een kind van de pampa, maar hij kende ook de zee, van vakanties in Cassino, Brazilië. Het verlangen richtte zich toen nog niet uitsluitend op de zee, maar ook op het meisje aan het loket van de kermis. 

Reizen in boeken

Later kwamen daar boeken bij uit de bibliotheek van zijn moeder en andere bibliotheken. Het is een mooie observatie van Branco dat bibliotheken met elkaar praten. Maar dat gebeurt natuurlijk in het hoofd van de bezoeker, waar door het lezen ruimte geschapen wordt. Je kunt tijdens het lezen andere werelden bezoeken en iemand anders zijn. 

Op zijn boekanierstocht door bibliotheken kwam Branco Corto Maltese tegen, geschapen door Hugo Pratt. Maar ook On the road van Jack Kerouac. 

Het reizen gebeurt overigens niet alleen in het hoofd: Branco gaat backpacken in de Balkan en hij onderneemt een voettocht van duizend kilometer naar Santiago de Compostella. Bij aankomst ervaart hij een ongekend gevoel van vrijheid. Naar die vrijheid zal hij een leven lang zoeken. 

Tekenen

Ook het tekenen geeft vrijheid, dat Branco verbeeldt door vleugels. Er is steeds verlangen, een drang naar vrijheid, maar tien jaar lang doet Branco daar niet echt iets mee, wetend dat de prijs van vrijheid veiligheid is. Die veiligheid wil hij lange tijd niet opgeven. 

Als hij uiteindelijk zijn baan opzegt, beëindigt zijn vriendin de relatie, zodat hij ook min of meer gedwongen is tot vrijheid. Je zou kunnen zeggen dat hij daarmee zijn bestemming vindt, maar het gaat juist niet om de bestemming, maar om de rusteloosheid, om steeds weer onderweg zijn, ook al weet je niet waarheen. 

Varen en tekenen werpen je op jezelf terug. Zowel door te zeilen als door te tekenen leert Marsal Branco zijn ongemaskerde zelf kennen. In Het lied van de boot laat hij zien hoe hij zover gekomen is. 

Ritme

Het lied van de boot is een aangename leeservaring. Dat heeft niet alleen met de tekeningen te maken, maar ook met de taal. Door het hele boek heen lijkt de verteller een bepaald ritme te hebben waarop je je laat meevoeren. In hoeverre dat de verdienste is van de oorspronkelijke tekst is moeilijk uit te maken. In ieder geval zal de vertaling daar behoorlijk aan bijgedragen hebben. 

Ik heb het album niet direct gelezen als een lied, maar wel half als een gedicht, waarin het verhaal weliswaar belangrijk is, maar slechts voor de helft. Op het moment van lezen ben je vooral ook bezig met de zinnen, die als golfjes naar je toe komen rollen. 

Nawoord

In het nawoord legt Branco uit dat hij de tekeningen meteen in pen maakt en dat er daardoor wel fouten in geslopen zijn. Hij noemt het geconfornteerd worden met die vergissingen 'een pijnlijke les in nederigheid', wat een opmerkelijke formulering is. Nederigheid is een nu juist een associatie die Het lied van de boot helemaal niet oproept. 

Misschien had ik het nawoord wel willen missen. De stijl daarin is nogal ronkend en zwaar aangezet, met zinnen als 'Ik was getransformeerd tot een dienaar van deze interessante metafysische en artistieke entiteit.' Dat hier het woord 'interessante' nodig is, toont al een zekere onmacht. Dat geldt voor meer zinsneden, zoals 'een lugubere, donkere en weinig uitnodigende voormalige fabriek'. Geen enkele lezer zou denken dat de fabriek wel uitnodigend was nadat die al luguber en donker was genoemd. 

Sla het nawoord over, zou ik zeggen. Lees gewoon de strip, laat je meedobberen op de taal en het ritme van de tekeningen (met de hand gekaderd). Dan heb je een aardig verhaal over verlangen en vrijheid en hoe je daar pas aan kunt toegeven als je bereid bent je veiligheid op te geven. 


Titel: Het lied van de boot
Tekst en tekeningen: Marsal Branco
Vertaling: Natasja van Loon
Uitgever: Sherpa
2024, 96 blz. € 27,50 (hardcover)