Als kind las ik de albums van Michel Vaillant. Maar die kindertijd heb ik al heel lang achter de rug en in de tussentijd verloor ik de strip uit het oog. De personages herinner ik me nog goed. Michel Vaillant deugde, altijd. Zijn maat, Steve Warson, kon wel eens dwars en opvliegerig zijn, maar deugde eigenlijk ook. Je gunde ze dat ze wonnen.
Buiten de strip om, zei de racerij mij niet zoveel. We hadden geen tv en als we die wel hadden gehad, had ik het waarschijnlijk toch niet op kunnen brengen om te gaan kijken naar racewagens die rondjes rijden. Dat is ook altijd zo gebleven. Nog steeds volg ik de Formule 1 niet.
Maar de strip vond ik aardig. Dat zal met het wedstrijdelement te maken hebben: je wilt dat je helden winnen. En het verhaal leest ook lekker snel. De plaatjes met racewagens met alleen maar in grote letters Vroooaarr, Vrooaamm of Vrooaapp lezen ook lekker snel door.
Wel vond ik dat de tekenaar geen vrouwengezichten kon tekenen. Dat waren eigenlijk altijd vrij mannelijke gezichten, alleen dan met lang haar. Dat vond ik ook van de enkele albums die ik las van Julie Wood.
Jaren zestig
Als jongetje heb ik vooral de albums uit de jaren zestig gelezen, zoals De renbaan van de angst, Nr. 13 aan de start, De 8e man en De terugkeer van Steve Warson herinner ik me nog. Daar heb ik wel van genoten. Ik denk niet dat ik er oog voor had dat de schepper, Jean Graton, zich goed gedocumenteerd had. De racewagens klopten tot in de details, net als de circuits. En als in zijn verhaal een race voorkwam die werkelijk had plaatsgevonden (alleen zonder de Vaillants), dan kon je gerust nakijken of er niet te veel verzonnen was.
Zoals gezegd, ik was het contact met de reeks helemaal kwijtgeraakt. Het was mij ontgaan dat er maar liefst zeventig delen zijn verschijnen, dat er een nieuwe serie was gestart en zelfs een tweede nieuwe. Maar nu heb ik deel 2 in handen van de serie Michel Vaillant legendes en dat is De ziel van de piloot.
Monaco 1971
Ook in dit deel is er een race die werkelijk heeft plaatsgevonden: de GP van Monaco in 1971, die, net als in deze strip, gewonnen werd door Jackie Stewart, gevolgd door Ronnie Petterson, Jacky Ickx en Denny Hulme. De vijfde plaats werd niet bezet door Steve Warson, maar door Emerson Fittipaldi.
Om deze race bouwde scenaris Denis Lapière zijn verhaal. Er zijn zorgen bij de familie Vaillant. Bij de vorige race zijn er motorproblemen geweest, die niet goed te verklaren zijn. Mijn slechte karakter deed me aan sabotage denken, maar die hint wordt in het begin van het verhaal niet gegeven. In Monaco moet de zaak in orde zijn. De testronden gelden als kwalificatie, dus het komt er meteen op aan.
Naast de motorische problemen, heeft Steve Warson zo zijn eigen problemen. Hij moet zich bekommeren om een man met een schotwond en dat moet ook nog allemaal in het geheim gebeuren. Dat zorgt er wel voor dat het verhaal een extra lijn krijgt om het uit te tillen boven een simpel verslag van een race, maar voor mij had het allemaal ook iets onwaarschijnlijks. Ik vraag me af of het zoveel toevoegt aan het verhaal, behalve dan dat je benieuwd bent of Warson wel op tijd zal zijn om zich te kwalificeren en dan ook nog in slechte weersomstandigheden.
Kijken in de ziel
Een andere lijn is die met de schrijfster Francine Seik die voor een reportage voor een tijdschrift aan Michel Vaillant gekoppeld is en die hem bevraagt over het waarom van het racen. Dat brengt een bezinnende lijn in het verhaal, die wel zinnig is, omdat die met het racen te maken heeft. De titel van het album verwijst naar deze verhaallijn.
Zo zegt Michel dat racers geen waaghalzen zijn of dat ze buitengewone reflexen hebben. Rijtechniek kun je aanleren en het beheersen van snelheid ook. Maar je wagen begrijpen en zijn grenzen aanvoelen niet. Dat is volgens hem een aangeboren talent. Daar zal wel wat op af te dingen zijn, maar op zich vind ik het aardig dat een coureur gedwongen wordt te reflecteren op wat hij doet en zo een kijkje geeft in zijn ziel.
Wel vraag ik me af of zo'n gesprek zo vlak voor een race mogelijk is. Is de coureur zich niet heel erg op de race aan het focussen? Echt bezwaarlijk vond ik het niet en als lezer accepteerde ik het allemaal wel.
Uiteindelijk is het een aardig verhaal, waarbij je toch vooral wilt weten hoe de race afloopt en of de motor van Vaillantwagens het zal houden. Wel moest ik wennen aan het gebruik van het woord 'piloot' voor 'coureur'. Dat zal wel iets Vlaams zijn. Volgens mij spreken we in Nederland alleen van een piloot als die een vliegtuig of helikopter bestuurt. Ook het gebruik van het woord 'laps' voor 'ronden' stoorde me licht, maar wellicht loop ik gewoon achter en is dat woord intussen al ingeburgerd.
Tekeningen
De tekeningen van Vincent Dutreuil doen denken aan die van Jean Graton. Er zit een zekere hoekigheid in de personen. Hun haar blijft altijd hetzelfde zitten, armen zijn soms net te kort en het formaat van de handen klopt niet altijd. Op bladzijde 42, onderaan, is de linkerhand van Steve Warson bijvoorbeeld een stuk kleiner dan zijn rechter. Maar daarmee moet hij dan ook een kokertje vasthouden.
Voor mijn gevoel is er wel meer detail aangebracht in de decors, vergeleken met de oude albums, maar zeker ben ik daar niet van. Over het algemeen zijn de tekeningen wel acceptabel. Ongetwijfeld zijn de auto's goed getekend, maar dat kan ik niet beoordelen.
Na zoveel jaren weer eens een strip lezen van Michel Vaillant was eigenlijk wel heel aardig. Voor een deel heeft dat te maken met het opgewekte jeugdsentiment en zeker ook met mijn verwachtingen, die niet heel hoog waren. Maar je moet van zo'n racestrip ook niet te veel verwachten. Voor de fanaten die de Formule 1 volgen, is dit wellicht een belangrijke strip. Voor de rest van het publiek is het amusement. Als zodanig kan het er best mee door.