maandag 29 april 2019

Roodbaard, de schrik van de zeven zeeën. Deel 12 (Bourgne/Perissin)


Als ik het 'piratenstrip' zeg, welk woord komt dan het eerst in je op? Ja, bij mij ook: Roodbaard. Hij is iconisch geworden voor strips over piraten. Niet voor niets komt hij steeds terug (als loser) in de strips van Asterix. Zo'n verwijzing werkt immers alleen maar als iedereen weet waarnaar er verwezen wordt.

Bij uitgeverij Sherpa verschijnt al een tijdje de integrale uitgave, een reeks die al aardig opschiet. Eerder schreef ik over deel 7 en deel 8. Nu is deel 12 verschenen, met daarin opgenomen twee titels die samen een verhaal vormen: De schaduw van de duivel (1999) en Het pad van de Inca (2000). We begroeten in de dit deel twee nieuwe makers: de scenarist Christian Perrissin en de tekenaar Marc Bourgne.

Clean getekend

Ook al blijven de verschillende tekenaars trouw aan een grondpatroon, er zijn wel verschillen. Bourgne tekent vaak vrij dunne onderbenen bijvoorbeeld en zijn manier van tekenen heeft iets cleans. Dat laatste geeft aan de ene kant helderheid, maar aan de andere kant ligt de nadruk vaak te veel op de beheersing en op de esthetiek. De ruigheid en de morsigheid verdwijnen daardoor en dat vind ik jammer.
(te?) cleane manier van tekenen

Ik moet ook wennen aan de Erik zoals Bourgne die tekent: natuurlijk, zijn haardracht (blond haar en meestal in een staart) en zijn kleding (wit hemd, blauwe broek) kennen we uit de vorige albums, maar zijn gezicht is toch anders dan bij de vorige tekenaars. Dat is trouwens niet een groot bezwaar: zo gauw het verhaal loopt, accepteer je de personages hoe ze eruitzien. Roodbaard zonder baard (in een deel van het verhaal, en met reden) is ook wennen.

In dit verhaal is Roodbaard zo'n beetje aan lager wal geraakt: geen schip meer en geen bemanning. Zijn vaste maatjes, Baba en Driepoot zijn hem natuurlijk trouw gebleven, maar de laatste raakt hij al gauw kwijt. Die berooidheid is tijdelijk, als het goed is. Roodbaard heeft aanwijzingen voor de bergplaats van kostbaarheden van de Inca's.

Strijd tussen vader en zoon

Hij moet daar nog wel zien te komen en hij monstert aan op het schip waar zijn zoon kapitein is. Die weer moet luisteren naar de bevelhebber d'Alembert, die heel andere plannen heeft. Het komt tot een heuse strijd tussen vader en zoon, die ze met verbetenheid uitvechten.

De sluwheid van Roodbaard komt ook in dit album weer goed naar voren. Hij is degene die de plannen uitdenkt en manieren vindt om zijn doel te bereiken. In vorige delen hield hij zich verre van de vrouwen, maar in dit deel is er ineens een jonge vrouw, die bij hem in bed kruipt. Ook zij moet ondervinden hoe zwaar het piratenleven is.

Bij Roodbaard spelen vrouwen altijd een ondergeschikte rol en meestal moeten ze beschermd worden of veilig vervoerd. Heel anders dan in bijvoorbeeld de serie Black Sails waarin vrouwen ook macht hebben. Deze vrouw, Anny Read, is bepaald geen doetje en weet zich goed te handhaven tussen de mannen, die meestal niet in de gaten hebben dat zij een vrouw is.

Wie de reeks over Roodbaard verzamelt, zal zonder nadenken dit deel ook kopen. Voor de niet-verzamelaars: het is goed als aparte uitgave te lezen. De spanning tussen Roodbaard en Erik is aangenaam en verder is het een heel aardig verhaal.

Dossier

Het dossier is mooi uitgebreid: weer de nodige schetsen en losse tekeningen  die je anders niet te zien zou krijgen. Verder een interview met de twee makers, die terugkijken op hun werk van zo'n twintig jaar geleden. Het is maar een half interview overigens. De andere helft zal in deel 13 van de integrale uitgave te lezen zijn. En er is nog een overzicht van de omslagen die door Marc Bourgne getekend zijn.

Een integrale uitgave koop je vanwege de mooie uitgave, vanwege de drang om dingen compleet te hebben, maar toch ook vanwege de extraatjes, de artikelen en de tekeningen die je zouden ontgaan als je alleen de losse albums koopt. In dat laatste word je in deze Roodbaard niet teleurgesteld.

Serie: Roodbaard, De schrik van de Zeven Zeeën.
Deel 12: De schaduw van de duivel / Het pad van de Inca
Scenario: Christian Perressin
Tekeningen: Mac Bourgne
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2019, 128 blz. gebonden, € 24,95
Probeersel voor een omslag

zondag 28 april 2019

Roomies (Ype Driessen)

De fotostrip was nooit een groot genre en dat is er in de loop der jaren niet beter op geworden. Alleen op de site Fotostrips houdt het genre het nog dapper vol. Ype Driessen publiceert daar geregeld een nieuwe strip van meestal vier foto's.

In Roomies zijn bijna honderd van die strips gebundeld. Het gaat om drie jongemannen die in hetzelfde huis wonen, met wat personen in de onmiddellijke nabijheid, vooral jongens. Ze houden zich bezig met daten, met andere relatiedingetjes, met de sportschool en met het kijken naar series. De onderwerpen worden klein gehouden en de actualiteit komt nauwelijks aan de orde. Nou ja, duurzaamheid is soms een thema.

Flauw

Veel strips zijn grappig bedoeld, maar eerlijk gezegd vond ik de meeste 'verhaaltjes' nogal flauw en helemaal niet grappig. Misschien komt dat doordat de onderwerpen mij niet zo interesseren, of doordat de mimiek van de gefotografeerden vaak nogal overdreven is. In de tekst wemelt het van stereotype uitroepen, die vaak in afkorting worden weergegeven (OMG, WTF). Slechts een enkele keer is de tekst spits, gevat, bijvoorbeeld als iemand op de sportschool de gezichtsuitdrukking van een sporter bekijkt en vraagt of hij die dag de gezichtsspieren traint.

Soms treedt er een bekende Nederlander op als gast (Arnon Grunberg, Arthur Japin). Dat is altijd leuk om te zien, maar uiteindelijk moeten de grappen of de verhaaltjes goed zijn en dat zijn ze in mijn ogen maar zelden.

Onbenulligheden

Het zal de leeftijd wel zijn. Veel van de strips behandelen onbenulligheden, maar in de ogen van de jongens zijn ze belangrijk. Zelfs in relaties schijnt het voornamelijk om uiterlijkheden en oppervlakkigheden te gaan. Dat betekent voor mij dat de strip inhoudelijk niets te bieden heeft.

Dat is op zich niet zo erg, als de strips dan maar vermakelijk zijn. Een strip als Guust beoordeel je immers ook niet op de inhoud. Maar die strip is geweldig getekend en heel erg grappig. Dat bieden deze fotostrips allemaal niet. Je moet lang bladeren om een stripje tegen te komen die je beter kunt vinden dan 'gaat wel'.

De pogingen van Driessen om de fotostrip levend te houden, zijn te prijzen, maar er zal meer voor nodig zijn dan wat er is samengebracht in Roomies. Maar misschien ben ik gewoon te oud voor deze strips en zijn ze meer iets voor de selfiegeneratie.
Titel: Roomies
Tekst, regie en foto's: Ype Driessen
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2019, 96 blz. € 9,95

zaterdag 27 april 2019

Ik mag niet mopperen (S. Carmiggelt)


Als ik het mij goed herinner, stond er in het literatuurboek van mijn middelbare school een kopje 'Humoristen', met daaronder maar twee namen: Bomans en Carmiggelt. Van Bomans heb ik in de loop der jaren veel gelezen. Het lezen van Carmiggelt liep daarbij ernstig achter. Ik herinner me een boekenweekgeschenk (1979). Of, beter gezegd: ik herinner me dat het er was, dat ik het las en dat er tekeningen van Peter van Straaten in stonden, maar de verhalen herinner ik me eigenlijk niet.

Enkele jaren geleden blogde ik over de dundrukuitgave (2014) met een mooie keus uit de verhalen van Carmiggelt en onlangs over de verstripping door Dick Matena, wat ook aangename lectuur was. Indertijd las de schrijver zijn Kronkels ook voor op de tv, maar dat heb ik nooit gezien: in ons christelijke gezin kwam dat oog op de wereld er niet in. Wel kende ik zijn teksten voor cabaret, zoals 'Anna', voor Wim Sonneveld.

Niet mopperen

Toen ik onlangs goedkoop een paar Carmiggeltboekjes op de kop kon tikken, heb ik dat maar gedaan. Een ervan is Ik mag niet mopperen, waar op de voorkant Carmiggelt staat met zijn zes kleinkinderen, bijna allemaal jongens, met lang haar, zoals het in de jaren zeventig hoorde. Achterop staat in grote letters 'De nieuwe Carmiggeltbundel 1972', wat aangeeft dat er elk jaar een keuze uit de krantenstukjes verscheen.

Als auteursnaam staat vermeld 'S. Carmiggelt', terwijl ik zijn volledige naam had verwacht. Iedereen kende immers de voornaam en volgens mij stond bij Bomans ook de naam voluit op de boeken. Maar ook bij Vestdijk heb ik verschillende keren S. Vestdijk voor op een roman gezien, terwijl hij in zijn tijd ook een bekende Simon was.

Jaren zeventig

Aan verschillende details is te merken dat we in Carmiggelts stukjes in de jaren zeventig zijn. In mijn herinnering had iedereen in 1972 wel telefoon. Wij kregen telefoon na onze verhuizing in 1969 en mijn vader vertelde nog wel eens over de tijd dat opa en oma een van de weinigen in het dorp waren met telefoon. Dan kon het gebeuren dat er 's nachts op het slaapkamerraam geklopt werd, omdat de huisarts gebeld moest worden voor een van de buren. Dat was toen al lang geleden.

Maar in het verhaal 'Mannix en ik' staat:
Kijk, als mijn broer in een televisiestuk meedoet, dan belt hij 's middags op. Want hij heeft telefoon. Welzeker. En een grote, vooroorlogse woning.
Dat zegt een man tegen de 'ik' die ik toch maar even Carmiggelt noem. Hij doet alsof het opmerkelijk is dat zijn broer telefoon heeft. Klaarblijkelijk is het een teken van welstand. Vandaar ook dat die grote, vooroorlogse woning genoemd wordt. Maar de man die het vertelt, kan zelf ook opgebeld worden en heeft dus ook telefoon. Het lijkt niet helemaal consequent.

'Mannix' komt in dat verhaal op de tv. Ik heb er geen enkele voorstelling bij. Zou het ene Marnix zijn geweest? In een ander verhaal wordt verwezen naar Yrrah en die naam zegt me nog wel wat. Harry Lammertink was de naam in zijn paspoort en hij tekende cartoons voor Vrij Nederland. Iedereen kende ze, maar je ziet ze nooit meer.

Kapper

In 'Een keizer' komt er een kapper voor die 'een gulden vijftien' voor knippen vraagt, terwijl elders de prijs 'drie, vier gulden' is. Verder viel me het woord 'armbandhorloge' op. Wij zeiden vroeger 'polshorloge'. Gebruikt Carmiggelt een oud woord, of is het een eigen variant?

Het uiterlijk van een jongen, een jaar of zestien oud, wordt beschreven in 'Een lifter':
Zijn tot de schouders reikend haar, plakte -zeer verregend- tegen zijn bleke gezicht. Hij droeg een paarse broek, waarvan de pijpen van onderen zeer breed uitliepen en een groen legerjasje, waarop het woord 'peace' stond geschilderd, met onbbeholpen letters. Aan een riem over zijn schouder, hing een linnen tas.
Typisch jaren zestig/zeventig, lijkt me. Of betekent de beschrijving van Carmiggelt dat de jongen ook in die tijd al een opmerkelijk uiterlijk had?
Pukkel

Pukkel

Carmiggelt gaat met een kleinzoon die overgaat naar de middelbare school een nieuwe schooltas kopen, maar het kind wil geen schooltas, het wil een pukkel. En geen nieuwe, maar een oude. Wat nu 'vintage' heet, was toen echt gebruikt. Een oude pukkel blijkt duurder dan een nieuwe.

Toen ik naar de mavo ging in 1971, stond er in de regels dat wij een schooltas moesten hebben en geen pukkel. De boeken waren eigendom van de school en die leden te veel in een pukkel.

Het woord 'flatneurose' kom je ook niet vaak meer tegen. Sylvia Witteman gebruikte het vorig jaar nog, maar ik herinner me geen andere recente voorbeelden. Carmiggelt:
Dat meisje is ook al lang weer terug op kantoor, waar ze met tegenzin vervelend werk heeft hervat, in afwachting van een jongen met vooruitzichten, die haar een trouwring, een baby en een flatneurose schenken zal. 
In die tijd kon je nog onbekommerd woorden als 'negers' of 'homofiel' gebruiken. Die zijn nu minder gebruikelijk en wenselijk. Mevrouw Carmiggelt vertelt een droom:
Toen ik 't goed wou gaan ophalen stonden er allemaal woedende negers en die wou'en het niet, omdat het hun weitje was, zeiden ze.
 Aan de ene kant is Ik mag niet mopperen duidelijk een boek van vroeger, het gaat over de wereld van meer dan vijfenveertig jaar geleden. Aan de andere kant zijn mensen van alle tijden en hebben ze toen en nu gelijksoortige problemen: relaties die niet goed lopen, teleurstellingen die je moet verwerken, dromen die niet uitgekomen zijn.

Mensen

Carmiggelt heeft een goed oog en oor voor mensen. Als hij ze sprekend opvoert, karakteriseert hun taal hen al maar hij introduceert hij personen ook geregeld door hun uiterlijk te beschrijven, vaak met een vergelijking of een expliciete interpretatie. Enkele voorbeelden:
Het type van een heer in verval, duidelijk een eenzame, want zijn boordje was goor en op zijn zwarte jas zaten vlekken die een vrouw niet zou gedogen. 
Naast me zat een echtpaar, naar schatting in het genot van AOW, maar nog niet zo lang. De vrouw was een mollige moeke, wier kleding een voorkeur voor helle tinten en bloemmotieven verried. De man had een schraal, rimpelrijk gezicht met dunne lippen, die hij opeengeklemd hield, als iemand die bij een verhoor niets prijs wil geven. 
Over een ander echtpaar:
Zij was klein, mollig, had zeer onlangs een bezoek aan de kapper gebracht en droeg een feestelijke jurk. De man had een bleek, zorgelijk gezicht. Hij keek gehinderd, of hij alles wat hij droeg een maat te klein had gekocht en nu voelde knellen.

Archaïsch

Soms doet het taalgebruik wat archaïsch aan. Ik neem aan dat dat een humoristische uitwerking moest hebben. 'Des avonds' in plaats van ''s avonds', 'binnentreden' in plaats van 'binnenkomen' (en dat verschillende keren), 'het toornige zwerk' in plaats van de dreigende lucht. Dat werkt tegenwoordig niet zo goed meer, is mijn indruk. Ik vond het iets aanstellerigs hebben. Maar Carmiggelt schreef voor de lezers van toen en die hadden er waarschijnlijk geen bezwaar tegen.

Ik had verwacht dat de stukjes van Carmiggelt onderling vergelijkbaar waren: een dagelijkse uitsnede uit het leven, wat ontmoetingen met mensen op straat of in de kroeg. Dat blijkt niet te kloppen. Er zitten ook korte stukjes tussen, soms niet meer dan anekdotes, en ook weergaven van reacties van lezers die veel weghebben van wat we nu 'ikjes' zouden noemen.

Soms is er een serie: 'Huiselijk leven', 'In de kroeg', 'Amsterdam', 'Mensen', 'Vakantie', waarvan niet alle stukjes gelijksoortig van lengte zijn.

Een enkele keer kwam ik historische informatie tegen die me volstrekt onbekend was. Dat er bij het aardappeloproer een tekort aan aardappels was, is niet nieuw voor me. Maar wel dat er nog genoeg rijst was. Maar dat wilde men niet eten.

Beste verhalen

Veel van de verhalen zijn op zijn minst aardig en soms ook best goed. In de beste verhalen is Carmiggelt goed op dreef en is wat hij schrijft niet alleen humoristisch, maar boort hij dieper. Enkele verhalen steken, naar mijn mening, ver uit boven de rest. Allereerst is dat 'Mislukt?' waarin de ik-persoon een klein meisje voorleest uit het boek De vrolijke avonturen van Jeroentje:
Jeroentje ging naar bessenland.
Hij had een mandje in zijn hand,
want hij wou bessen plukken.
Zou dat Jeroentje lukken?
Tussendoor vertelt hij het tragische levensverhaal van de schrijver, Henry, 'een homofiel, in een tijd toen dat nog niet mocht'. Hij heeft er nog twee maanden voor in de gevangenis moeten zitten. Een schrijnend verhaal, dat mij meteen (tevergeefs) deed googlen naar wie die Henry dan geweest moet zijn. Weet iemand welke schrijver bij Jeroentje hoort?

Hotel De Engel

Ook 'Het einde van hotel De Engel' is van hoog niveau. Hierin is Carmiggelt in gesprek met Wim Kan, in de tuin van 'het eeuwenoude hotel De Engel te De Steeg'. Het oude hotel zal gesloopt gaan worden, wat de weemoed al aanwakkert. Samen blikken de twee mannen terug: op Nescio, de schilder Goedvriend, Louis Couperus. Het kost weinig moeite om je je voor te stellen hoe ze daar ook in de tuin zitten. Een grijze heer heeft zelfs een herinnering aan Couperus:
Ik ben geboren in dat ééns zo lieve Gelderse dorp. Mijn vader was er dokter. Ik had, als kleine jongen, een hondje waar ik erg dol op was. Op een mooie zonnige middag, speelde ik met het diertje in de tuin van hotel De Engel. Couperus zat er een kop thee te drinken en hij riep, met zijn zangerige stem: "Hondje, hondje - kom eens bij Louis Couperus."
Hotel De Engel in De Steeg
Afbeelding gejat bij Talitha's AnsichtenBoekenshop
Heeft Carmiggelt ook memoires geschreven? Die zou ik eigenlijk wel (hebben) willen lezen: een beetje weemoed en verder gewoon weergegeven wat hij zich herinnerde. Het zou kostelijk geweest zijn.

Mijn lerares, José Boyens, die mij Van Ostaijen en Streuvels leerde lezen, hield ons altijd voor dat een schrijver het recht heeft om beoordeeld te worden op het beste wat hij geschreven heeft. In deze bundel is dat het verhaal 'Mislukt?' Wie zo'n verhaal geschreven heeft, kun je veel stukjes van mindere kwaliteit vergeven.

Boutens

Ten slotte nog een anekdote die ik te mooi vind om die opgeborgen te laten uit het boekje uit 1972.
Aan het begin van de bezetting zat Paul Sanders nog in het bestuur van de Buma. Hij stelde in een vergadering voor af te treden, omdat hij, als jood, tóch niet te handhaven zou zijn. Maar het bestuur weigerde. Na de vergadering werd er gezamenlijk geluncht. De dichter P.C. Boutens, die voor de schone letteren in het bestuur zat, zei: ''t Is natuurlijk niet goed wat die moffen doen, maar ik moet toegeven dat joden erg onaangename eigenschappen hebben. En ík mag het zeggen, want heel diep in mijn voorgeslacht zit een druppeltje joods bloed.' Waarop Paul Sanders zei: 'Maar meneer Boutens, u kunt toch niet ál uw onaangename eigenschappen wijten aan dat éne druppeltje bloed?'

vrijdag 26 april 2019

Podcast: De Rudi & Freddie Show


Elke gerespecteerde krant en zo'n beetje alle tijdschriften hebben hun eigen podcasts. Soms worden artikelen voorgelezen, soms is er een discussie naar aanleiding van wat er in de krant of het tijdschrift is gepubliceerd, maar soms heeft de podcast meer zelfstandigheid. Dat lijkt me het geval bij De Rudi & Freddie Show van De Correspondent. Helemaal met zekerheid kan ik dat laatste niet zeggen, aangezien ik geen abonnement op De Correspondent heb.

De makers zijn Rutger Bregman en Jesse Frederik. De eerste kun je kennen van enkele filmpjes die zich snel verspreidden op het wereldwijde web en van het boek Gratis geld voor iedereen, waarin hij het basisinkomen bepleit. Jesse Frederik is correspondent economie en winnaar van de Tegel. Een van zijn aandachtsgebieden is schuldenproblematiek en hoe de overheid omgaat met schuldenaars.

Meestal zijn Bregman en Frederik met zijn tweeën te horen in de podcast, maar soms hebben ze een gast, die vaak uit de gelederen van De Correspondent komt (bijvoorbeeld Rob Wijnberg, Sanne Blauw, Jelmer Mommers).

Duo

Presentatie door een duo werkt alleen als het duo goed samenwerkt. Dat is hier het geval. De beide heren kunnen veel hebben van elkaar, zien in de ander geen concurrent en waarderen elkaar, wat altijd een goede basis is voor samenwerking. Ze houden van een geintje, wat de toon van de podcast licht houdt. Dat is prettig, want de onderwerpen zijn al serieus genoeg.

Een greep uit die onderwerpen: anarchisme, blokchain, bullshitbanen, klimaatverandering, TTIP, Trumpocalyps, adverteren op internet. Dat klinkt niet erg opwindend en met dit rijtje doe ik de podcast dan ook geen recht. Een betere indruk geven de titels zoals die op De Correspondent worden geformuleerd (zie hier): Een andere lichaamstaal geeft zelfvertrouwen (en meer 'wetenschappelijke' onzin); Hoe de euro wél een succes kan worden; Stel de meeste mensen deugen. Wat dan?; Het gevaar van doemdenken en het risico van gemakzuchtig optimisme; Dit simpele idee kan de wereld van ontwikkelingshulp op zijn kop zetten; De oplossing voor bijna niks: de blokchain; Hoe het klimaat links werd en veiligheid rechts; Nederland gepolariseerd? Over driekwart van de wetten zijn alle Kamerleden het met elkaar eens; Wat kunnen we leren van Noorwegen, waar gevangenen als normale mensen worden behandeld?

Naar afleveringen met zulke titels zou ik meteen willen luisteren, maar dat hoeft niet meer, want ik heb alle afleveringen al een keer gehoord. Op het moment dat ik dit typ, staan er 64 online. Je kunt ze weer op de geëigende plaatsen vinden. Niet alleen ben ik aan elke aflevering begonnen, ik heb ze ook allemaal tot eind toe beluisterd (en een doodenkele keer heb ik er eentje nog eens tot mij genomen).

Aanzetten tot nadenken

In veel van de standpunten van Bregman en Frederik kan ik mij vinden, maar dat vind ik niet zo belangrijk. Door de onderwerpen die ze aansnijden en de bronnen die ze noemen zetten ze aan tot nadenken. De Correspondent laat zich erop voorstaan dat op dat medium juist niet het nieuws wordt gebracht. Dat is immers de uitzondering op de regel: we vermelden in het nieuws alleen wat afwijkt van de normale loop der gebeurtenissen. Bij De Correspondent wordt meer gezocht naar de achtergrond.

Al een tijdje volg ik het nieuws met mate en ik heb niet het idee dat ik veel mis. De gebeurtenissen die in het midden van de belangstelling staan, kom ik in het weekend ook wel in de krant tegen en de app van de NOS meldt ook elke dag wel wat. Voor mij werkt het beter dat ik af en toe wat meer achtergrondinformatie krijg. Dat zet me eerder aan tot denken.

De Rudi en Freddie Show is een mooie mix van degelijke informatie, prikkelende opvattingen en amusement. Dat laatste betekent dat ik de podcast ook voor de lol beluister. Vorig jaar was deze podcast winnaar in de categorie 'Zakelijk' bij de Dutch Podcast Awards van BNR Nieuwsradio. Geen spatje aan kwaliteit ingeboet sinds die tijd.

Zoals je merkt, ben ik wel enthousiast. Probeer eens, zou ik zeggen.

donderdag 25 april 2019

Aeropostale deel 3: Vachet (Dumas / Bec / Saïto)


De reeks Aeropostale is bedoeld om legendarische piloten terug te roepen in de herinnering. Eerder besprak ik hier deel 2 over Mermoz, over wie overigens nog een album gaat verschijnen. In deel 3 staat Paul Vachet (1897 - 1974) centraal. Als kind wilde hij al piloot worden, wat in die tijd uitzonderlijk was.

Gedreven probeert hij zijn droom waar te maken, wat nog niet meevalt. Maar hij houdt vol en zal uiteindelijk een legendarisch piloot worden. Christophe Bec is de scenarist van het album dat aan Vachet gewijd is. Hij geeft in zijn verhaal een goed beeld van de stand van de luchtvaart in die pionierstijd. Bij vliegen was, veel meer dan nu, het gevaar altijd dichtbij: technische mankementen, weinig mogelijkheden tot communicatie, weinig kennis van routes.

Pionierswerk

Vachet was een van de piloten die nieuwe routes moesten uitproberen, eerst in Spanje, later ook in Zuid-Amerika. Dat was werkelijk pionierswerk: welke gevaren een route met zich meebracht, was eigenlijk niet bekend.

Er ging dan ook geregeld wat fout. Vachet was verschillende keren betrokken bij ongelukken of bijna-ongelukken. En bij het opsporen van gestrande piloten. Hachelijke ondernemingen, die verschillende keren mensenlevens hebben gekost.

Patrick A. Dumas tekent vaardig. Ik ben geen luchtvaartkenner, maar de vliegtuigmodellen zijn ongetwijfeld precies weergegeven. De mimiek van de personages is sober. Misschien ook om aan te tonen dat de mannen geacht worden om zich goed te houden. In het verhaal is er wel een moment waarop gememoreerd wordt hoe collega's zijn omgekomen. Dat doet een beetje denken aan de dramatische scène in het toneelstuk Op hoop van zegen waar de verhalen verteld worden over zeelieden dien niet zijn teruggekeerd.

Inkleuring

De inkleuring, door Diogo Saïto, nodigt bij het weergeven van noodweer uit tot het vet aanzetten, van bijvoorbeeld bliksem. In dit deel gebeurt dat gedoseerder dan in het deel over Mermoz. Dat maakt het verhaal gelijkmatiger, wat ook past bij de opzet.

Het verhaal begint bij iemand die, vlak voor sluitingstijd van de begraafplaats, naar het graf van Paul Vachet gaat. Hij haalt herinneringen aan Vachet op en spreekt hem steeds toe in de jij-vorm. Dat is niet zo'n gelukkige greep: je vraagt je af waarom iemand allerlei dingen vertelt die de aflijvige al weet, afgezien van het feit dat hij het niet meer kan horen. Het is niet zo aannemelijk dat iemand aan de persoon die het betreft gaat vertellen.

En-toen-en-toen-effect

Ook zorgt de verhaallijn ervoor dat we een reeks gebeurtenissen krijgen die alleen door de hoofdpersoon bij elkaar gehouden worden, maar die eigenlijk los staan van elkaar. Binnen die gebeurtenissen blijft de lezer wel geboeid, maar je krijgt toch een beetje het en-toen-en-toen-effect. In het deel over Mermoz zat het scenario veel geraffineerder in elkaar: een crisissituatie als heden en daardoorheen scènes uit het verleden gesneden.

Aan het eind van het album, als de portier van de begraafplaats de late bezoeker probeert te vinden, is er overigens nog wel een plotje, maar dat houdt het album niet overeind.

Degenen die de reeks Aeropostale lezen als geschiedenisboeken die vertellen hoe een deel van de luchtvaart zich ontwikkeld heeft, komen in de reeks prima aan hun trekken. Maar de gemiddelde striplezer wil ook een goed verhaal en dat is lastiger in dit deel. Op onderdeelniveau is het best goed gedaan, maar het geheel is in dezen minder dan de som der delen. Dat valt vooral tegen, omdat Bec in het vorige deel heeft laten zien dat het beter kan.

Reeks: Aeropostale, legendarische piloten
Deel 3: Vachet
Scenario: Christophe Bec
Tekeningen: Patrick A. Dumas
Inkleuring Diogo Saïto
Uitgever: Silvester
Den Bosch 2019, 56 blz. € 17,95 (hardcover)

 



woensdag 24 april 2019

Rupsje Nooitgenoeg (Knipoog 69)


Een van de bekendste prentenboeken is Rupsje Nooitgenoeg van Eric Carle. Het blijkt al uit 1969 te zijn, maar het duurde nog bijna tien jaar voordat ik het te zien kreeg. Ik zat toen op wat indertijd de Pedagogische Academie heette en moest ook prentenboeken lezen.

Het prentenboek gaat over een rupsje dat eet en eet. Opmerkelijk zijn de gaten in de bladzijden, waar het rupsje zich zogezegd doorheen gegeten had. En nog had het rupsje niet genoeg. Uiteindelijk ontpopt het zich tot een vlinder.

De naam van het rupsje spreekt tot de verbeelding. Ooit vergeleek Frist Bolkestein Ad Melkert met dit rupsje. Melkert had voor zijn plannen blijkbaar steeds meer geld nodig.

Prinsje Nooitgenoeg

In het aprilnummer 2019 van HP/De Tijd dook het rupsje ineens weer op, op de voorpagina, nu als Prinsje Nooitgenoeg. De prins is prins Bernhard jr. een ambitieuze zakenman, die blijkbaar steeds meer wil. Eerlijk gezegd heb ik het bijbehorende artikel van Jan Smit niet gelezen, omdat ik niet het idee had dat ik wilde weten waar het over ging. Dat het over een prins gaat, maakt daarbij niet uit.

Het rupsje gaat intussen zijn gang. Er is een kindercentrum van die naam, in een column in de Telegraaf vergeleek Ton Boot rijke voetballers met het rupsje, en Klaas Pool deed hetzelfde in een blogpost met mensen uit het bedrijfsleven, in Het Parool (8 april 2018) werd de (directeur van de) Westergasfabriek voor het rupsje uitgemaakt en in De Volkskrant van 27 augustus 2017 werden alle bejaarden (nou ja, ouderen, senioren) zo weggezet in een lezersbrief.

De knipoog in HP/De Tijd is subtieler, doordat het hier niet om het letterlijke rupsje gaat, maar om een prinsje. Het verkleinwoord is nodig vanwege de parallel met het rupsje, maar tegelijkertijd spreekt er een zeker dedain uit: ach, zo'n prinsje. Gezien de strekking van het artikel is dat wel passend.

dinsdag 23 april 2019

De Orde van de Drakenridders: De Poort van het Noorden


Series met doorlopende verhaallijnen werken natuurlijk het best als je ze in hun geheel leest. Dat is voor de uitgever natuurlijk ook het mooist: de lezer volgt het grote verhaal en koopt de albums op het rijtje af.

Voor wie het begin van een serie gemist heeft, zal er toch ook in de afzonderlijke albums iets te genieten moeten zijn. Er moet binnen het album een spanningsboog zijn en je moet niet te veel voorkennis nodig hebben om het verhaal te volgen.

Bij de Orde van de Drakenridders val ik er pas in bij deel 22: De Poort van het Noorden. Achter op het album staan de omslagen van de albums tot nu toe (en het eerstvolgende), die je tonen wat je al gemist hebt.

Het verhaal over de Orde speelt zich af in een fictief land. Als de draken komen, breekt de chaos uit. De drakenridders moeten ervoor zorgen dat alles rustig blijft. Zo gauw er onrust ontstaat, kun je er dan ook donder op zeggen, dat er weer ergens een draak is. De drakenridders moeten op zoek.

Vrouwen

De ridders zijn vrouw en veel zijn het er niet. In dit album zien we alleen de matriarch en een enkele ridder. Zij hebben het voor het zeggen al is hun gezag niet vanzelfsprekend. De ridder moet een man er nog wel eens op wijzen dat ze niet als Mahiotte aangesproken wil worden, maar als Ridder. De twee vrouwen moeten op zoek gaan naar de draak die de onrust veroorzaakt die ze om zich heen zien.

Er is niet heel veel mis met dit album: de tekeningen (van Alexe) zijn technisch behoorlijk en er is nagedacht over de compositie van een pagina, waarbij kleinere tekeningen in grotere worden geplaatst en tekeningen van de pagina aflopen. Op het meest dramatische moment is er een spread die achter enkele tekeningen langs loopt.

Qua kleur is er een tegenstelling tussen de buitenscènes, die zich veelal in de sneeuw afspelen, waarbij wit en blauw overheersen en scènes die warmte moeten uitstralen, met veel geel en oranje. Die gedeelten waren me soms te veel op het effect ingekleurd. Eigenlijk vond ik die passages nogal kitscherig. Maar er zijn ook binnenscènes die met meer terughoudend zijn gekleurd.

Er is ook afwisseling in de verhaallijnen: iemand die buiten op pad gaat en daartussendoor vertellen wat er binnen gebeurt.

Traag

Maar het verhaal is wel traag, waardoor het soms gezapig wordt. De karakters zijn misschien in de lange lijn interessant, maar in een enkel album lijken ze niet zo gelaagd. Het zijn geen personages die je beter zou willen leren kennen.

Dat alles zorgt ervoor dat De poort naar het Noorden mij niet zo kon boeien. Misschien staat het genre wat te ver van me af, misschien is een enkel album niet de goede manier om een beeld van de serie te krijgen, maar het scenario (van Ange) had zeker iets meer peper en meer complexiteit kunnen gebruiken.



Serie: De Orde van de Drakenridders
Deel: Boek 22, De Poort van het Noorden
Scenario: Ange
Tekeningen: Alexe
Inkleuring: Stéphane Paitreau
Uitgever: Silvester
Den Bosch 2019, 48 blz; €17,95. Hardcover

zaterdag 20 april 2019

Podcast: Stripjournaal


Op allerlei gebieden zijn er podcasts: koken, literatuur, muziek, seks, maar op het terrein van de strips  is er in Nederland op podcastgebied weinig te beleven. Er zijn enkele vloggers, zoals Michael Minneboo en De stripvlogger, maar van de echte podcast, alleen in audio, kan ik alleen Geekers op je speakers noemen, Fokcast en Stripjournaal. De Geekerspodcast ken ik niet zo goed, Stripjournaal wel.

Fokcast besprak ik hier, maar dat was in de tijd dat daar nog geen strips werden besproken. Tegenwoordig wordt er af en toe een aflevering opgenomen in stripzaak Mekanik, vooral over comics. Ik heb begrepen dat dat een zelfstandige podcast gaat worden. De afleveringen tot nu toe vind je hier.

Robin Vinck

Stripjournaal is de podcast van Robin Vinck, redacteur bij BNR Nieuwsradio. Stripliefhebbers kunnen hem kennen van de column in Stripglossy of van de uitreiking van de Stripschapsprijzen, die hij de laatste jaren presenteert. Dat doet hij overigens heel aardig. Vinck is een vlotte prater, met een zuidelijke tongval, die bovendien veel kennis heeft opgedaan over strips en het stripwereldje.

Een columnist moet niet bang zijn een mening te ventileren en Vinck maakt in zijn podcast van zijn hart absoluut geen moordkuil. Vooral als het over het Stripschap en de Stripdagen gaat, wil hij graag een beetje porren: er mag wel wat meer snelheid en meer vernieuwing in.

De naam Stripjournaal kennen we van de gelijknamig site. Daar is ook van tijd tot tijd wat stripnieuws te lezen en er stond in voorgaande jaren ook wel eens een recensie op. Van de Stripdagen van afgelopen jaar is er mooi verslag gedaan in een filmpje, dat uitstekend gemonteerd is.

In de laatste afleveringen heeft Robin Vinck een sidekick, Seb van der Kaaden, van uitgeverij Personalia, bekend van de Stripglossy. De twee werken lekker samen, vullen elkaar aan, hebben plezier met elkaar en samen hebben ze heel wat kennis.

Informatief en onderhoudend

De podcast Stripjournaal is altijd informatief. Soms wordt op het laatste moment nog iemand gebeld zodat de informatie zo actueel en nauwkeurig mogelijk is. De toon is licht en ook dat maakt de podcast aangenaam om naar te luisteren. De lengte, meestal een goed half uur, is prima. Bij bijzondere uitzendingen kan dat oplopen tot meer dan een uur.

Memorabel is bijvoorbeeld het jaaroverzicht 2018, waarin enkele mensen, onder wie de Stripmaker des vaderlands, terugblikken op een stripjaar.

Wie van strips houdt, zou zich moeten abonneren op Stripjournaal. Je wordt in korte tijd op deskundige en onderhoudende wijze bijgepraat over wat er speelt op stripgebied. Aanbevolen!

vrijdag 19 april 2019

De onverwachte rijkdom van Altena (Jan van Mersbergen)


Frankie en Marlies slaan zich zo goed mogelijk door het leven: Frank legt vijvers aan in tuinen en Marlies werkt bij een verzorgingshuis. Samen zorgen ze voor hun zoontje Willem, dat met krukken loopt. Hij krijgt thuisonderwijs, na een conflict met de school. Op de aandoening van hun zoontje na lijkt hun leven op orde. Maar dan verandert er iets in het dorp: er staat een Chinees bij de cafetaria.

Dat is de start van de gebeurtenissen in het boek De onverwachte rijkdom van Altena van Jan van Mersbergen. De Chinees blijkt overigens een Japanner, Murakami. Hij staat bij de cafetaria, omdat Rochat, de rijkste man van het dorp overleden is.

De Put

Rochats dochter Eveline, nu een bekend schrijfster, was ooit Franks eerste vriendinnetje en ze was ook nog de beste vriendin van Marlies. Rochat was eigenaar van de Put, een zandzuigersgat (zouden ze zeggen in het dorp waar ik opgroeide) dat ooit een recreatieplaats voor jongeren was.
Wij spendeerden meer tijd aan deze lake dan bij pa en ma op de bank. Die kwamen hier niet omdat dit onze plek was. Hier hadden zij en niemand anders iets over ons te zeggen: de gemeente niet, de politie niet, de boeren niet, niemand. Hier konden we jong zijn zoals alle mensen jong zouden moeten zijn.
Aan dat 'zij en niemand anders' merk je al dat het citaat qua taal niet helemaal correct is, maar dat is hoe Marlies praat: zij vertelt het verhaal aan een 'jij', al is het niet helemaal duidelijk wie dat is. Misschien is het de lezer wel.

Marlies en Frank hebben goede herinneringen aan de zomers van hun jeugd, vooral die van 1986 en 1987. Daarna liet Rochat een hek om de Put zetten, waarna hij door het hele dorp werd uitgekotst. Nu hij is overleden, krijgen Marlies en Frank het beheer van de Put. Bovendien blijkt er een mysterieuze administratie te bestaan, die misschien ontcijferd kan worden. Er is bovendien een boekje met spreuken en verhalen, mogelijk van Japanse afkomst.

Delen is de werkelijke rijkdom

Marlies en Frank besluiten de Put terug te geven aan het dorp, want zoals Murakami al zei: 'To share is the real richness.' Maar ze willen ook graag wat voor zichzelf, of liever: voor Willem die nog heel wat behandelingen nodig zal hebben.

Ooit was de Put een droom die afgepakt is en nu kan de Put misschien een droom waarmaken. Daarbij houden de twee beheerders het verhaal in hun achterhoofd van 'de lui onder aan de dijk', die een loterij wonnen en alles voor zichzelf hielden, wat uiteindelijk hun ondergang werd: 'de vette prijs die uiteindelijk alles uit elkaar sloeg als een zuidwesterstorm. De hoofdprijs binnenharken, niks overhouden.'

In de verhalen en spreuken in het boekje van Rochat gaat het ook verschillende keren over hebzucht. Bijvoorbeeld in het verhaal over de Japanse steenhouwer, dat we van Multatuli kennen. Hij was niet tevreden met zijn lot en wilde steeds meer, totdat hij inzag dat zijn oorspronkelijke leven zo slecht nog niet was.

Dromen

Er zijn verschillende thema's aan te wijzen in De onverwachte rijkdom van Altena. Het boek gaat over dromen die van je afgepakt worden en dromen die je waarmaakt. En dromen waar je een hek omheen zet. Over rijkdom die je deelt of die je voor jezelf houdt. Over bang zijn en durven. Niet voor niets is het laatste zinnetje in het boek: 'Ik durf'.

Marlies heeft zichzelf al eens 'een bange trut' genoemd en ze vraagt zich ook af of de Put nu een vloek of een zegen is. Haar dromen zijn al eens stukgeslagen en je hebt moed nodig om te geloven dat dromen ook gerealiseerd kunnen worden.

Of, zoals Marlies het zegt:
Dromen, voor je het weet worden ze je afgepakt. De ene dag lig je in het paradijs met eindelijk de jongen van je dromen tegen je aan, de volgende dag hangt er een slot aan de poort. 

Ongecompliceerde taal

Frank en Marlies zijn weinig ontwikkelde mensen, maar wel mensen met gezond verstand. Hun taal is ongecompliceerd. Als ze voor het eerst weer terug zijn bij de Put, hun vroegere paradijs, zegt Frank: 'Zitten we dan.' Meer hoeft er eigenlijk ook niet gezegd te worden.

Eveline, de schrijfster, zou in dat soort taal willen schrijven.
Ze komt met een heel betoog, dat ook zij hier vandaan komt maar dat haar schrijftaal anders is dan onze spreektaal. Eigenlijk wil ze schrijven zoals de mensen hier praten, zoals we nu aan dit tafeltjes zitten, hoe we kijken en van die korte woorden zeggen als Welk? en Hoe bedoel je? in plaats van Wat zeg je?
Later zal ze in een boek de stem van Marlies als vertelstem gebruiken. Het is een persoonlijk boek geworden, waarover ze zegt:
Dit boek is mijn overwinning. Met dit boek nam ik afscheid van mijn vader, door alles wat bij hem hoorde weg te geven. 
Een boek schrijven is een manier van delen. Maar je kunt ook zeggen dat je je iets toeëigent als je er een verhaal van maakt. En is dit boek dat wij lezen dan het boek dat Eveline geschreven heeft? Ik hoop het eigenlijk niet. Dat komt wel erg als geconstrueerd over.

Vertelstem

In ieder geval is het Jan van Mersbergen wel heel goed gelukt om de stem van Marlies als vertelstem te gebruiken. Het is altijd prettig als een stem de toon geeft aan een boek, zoals bijvoorbeeld ook gebeurt in Van dode mannen win je niet (Walter van den Berg) of Wil (Jeroen Olyslaegers). De ongecompliceerde manier van vertellen bepaalt bij Van Mersbergen voor een groot deel de charme van het boek.

Die nadrukkelijke constructie zit het boek toch wel een beetje in de weg. In het heden bevindt Marlies zich in een wintersportgebied. Ze praat daar tegen de 'jij'. Dat verhaallijntje zakt gemakkelijk weg en soms is het wel heen dun. Het is ook niet zo waarschijnlijk dat het hele verhaal, compleet met alle details, daar aan dat tafeltje op de berg, verteld zou zijn.

Marlies zit ondertussen ook nog een cryptogram in te vullen. Dat laat wel zien dat ze taalgevoelig is, maar de woorden die gezocht worden moeten dan ook steeds net iets zeggen over de lotgevallen van Marlies. Het woord dat ze zoekt is 'zoals steeds [...] bijna de kortst mogelijke samenvatting van mijn verhaal.' Dat is me te nadrukkelijk. Van mij hadden die cryptogrammen wel weg gemogen.

Te nadrukkelijk

Ook parallellen of vormen van beeldspraak zijn soms te nadrukkelijk. Er is een straat die de Gelukshof heet en die loopt dan ook nog dood. De knipoog is wel erg vet, zeker als die ook nog eens expliciet wordt gemaakt.

Het perspectief is ook niet altijd geloofwaardig. Als Frank met zijn kameraad Peet van Siene en Willem naar de Put zijn, krijgen we een verslag van Marlies, inclusief details. Die zal de weinig spraakzame Frank haar niet verteld hebben.

Sade

Muziek is belangrijk in deze roman. Allereerst de nummers van Sade. Sommige teksten blijken toepasselijk en de muziek van deze zangeres geeft ook een tijdsbeeld: in het najaar van 1985 kwam het album Promise uit en die muziek past dus bij de zomers die Frank en Marlies zich herinneren bij de Put. Bovendien zong Sade 'Build a wall around your dreams'.

Ook Meat Loaf komt voorbij met 'It was a hot summer night and the beach was burning', het begin van 'You took the words right out of my mouth'.
Dat was ons liedje, van Frankie en van mij, en van niemand anders.
 En de lezer denkt ook automatisch aan een ander paradijs dan de Put, met alleen maar de verlichting van het dashboard. Dat wordt niet genoemd, en speelt toch mee. Juist als het niet expliciet wordt, werkt het blijkbaar.

Voor de goede orde: Nick en Simon en de Spelbrekers komen ook voor in het boek en zelfs dat is passend en zelfs ontroerend. Niet gedacht dat dat mogelijk was.

Overhaast slot

Aan het slot gaat het me allemaal een beetje snel, alsof het verhaal wat afgeraffeld wordt. Misschien is het me ook net iets te gemakkelijk. Het dilemma: delen we wel genoeg, lijkt in een alinea opgelost te worden. Dat vond ik niet helemaal bevredigend. Het lijkt mij ook beter om de spanning daaromtrent niet op te lossen, maar te laten bestaan.

Om een of andere reden vind ik het werk van Van Mersbergen sympathiek. Misschien omdat het iets dorps heeft en in mij nog steeds het dorp leeft waar ik opgroeide. Misschien ook door het gebrek aan aanstellerij.

Dit boek past ook wel in de rij van de boeken die ik van Van Mersbergen las. De relatie tussen ouders en kinderen komt daarin vaak terug. Ook hier zie je ouders die veel overhebben voor hun kind en misschien juist daardoor kwetsbaar worden. Of misschien moet ik zeggen dat ouderliefde zowel iets goeds als iets slechts in iemand naar boven kan brengen. Juist in die dingen, waarin Van Mersbergen niet het onderwerp versimpelt, maar wel de taal eenvoudig houdt, is hij op zijn best.

Vragen

De onverwachte rijkdom van Altena is prima te genieten als verhaal op zich, maar het zou me niet verbazen als iemand die het boek gelezen heeft, in een moment van bezinning zich afvraagt hoe het zit met wat hij of zij nu zelf deelt in zijn leven. Hoeveel rijkdom houdt hij voor zichzelf?

En om maar meteen het gebaar groter te maken: hoe zit dat met ons land of met Europa? De Put had de vorm van een hart. Waar zetten wij (wie dat dan ook zijn) het hek? Bouwen wij alleen een fort van ons hart of ook van ons land? Van ons werelddeel? Je hoeft geen filosoof te zijn om er een dagsluiting mee te kunnen vullen.

Daar is de roman natuurlijk niet voor bedoeld. In de eerste plaats gaat het om het verhaal en of dat goed verteld is. Dat kan er best mee door, lijkt me. Maar als een boek dan ook nog tot nadenken kan aanzetten, lijkt me dat alleen maar meegenomen.

Eerder schreef ik over:
De ruiter
De laatste ontsnapping
Naar de overkant van de nacht (en ook hier)
De grasbijter

maandag 15 april 2019

Mister Blueberry: Geronimo de Apache / Duels in OK Corral


















Soms raak ik het spoor een beetje kwijt in alle uitgaven van de strip Blueberry. Erg is dat niet. Veel delen heb ik indertijd gelezen toen ze als album met slappe kaft uitkwamen. Niet alle verhaallijnen staan mij daarbij helder voor ogen, maar zo gauw ik even in een album zit, pak ik de draad weer op.

Mister Blueberry

Uitgeverij Sherpa heeft verschillende Blueberry-uitgaven, waaronder de serie Mister Blueberry, die vijf delen omvat. Hier berichtte ik over de eerste twee delen, Mister Blueberry en Schaduwen over Tombstone. Intussen zijn deel drie en vier verschenen: Geronimo de Apache en Duels in OK Corral. Zoals we al zagen bij het uitkomen van de eerste twee delen: wonderschoon uitgegeven: groot formaat, linnen rug, een losse prent en in zwart-wit.

Sommigen zullen de inkleuring missen en dat snap ik wel. Maar bij lezing blijken de niet ingekleurde prenten als vanzelf uit te nodigen tot nader bekijken. We zien half weggegumde potloodlijntjes, stukjes die ingeplakt zijn, keuzen die bij nader inzien zijn gemaakt. Alsof we zo dichter bij de tekentafel van Giraud komen en hem direct aan het werk zien.

Zwart

Na het aanbrengen van het zwart zijn de nuances behouden gebleven. We zien hoe de penseel het zwart heeft aangebracht, waar het helemaal dekkend is en waar het papier erdoorheen schemert. Ook wie de albums al gelezen heeft, kan er nog een hele tijd mee doen, door willekeurige tekeningen nauwkeurig te bekijken en zich te verwonderen over de hand van de meester.

Het lezen van het verhaal is een genot, natuurlijk omdat je daar lekker in meegaat, maar ook vanwege de lettering, met de opmerkelijke, bolle o's, die ik om een mij niet duidelijke reden lekker vind.

Voor Blueberry stond de acteur Jean-Paul Belmondo model. In deze delen komt het hoofd van Blueberry smaller over en ook de ruige uitstraling die hij vaak heeft, lijkt wat meer van rafelranden ontdaan. Blijkbaar was Giraud aan zo'n soort Blueberry toe.

Voor op de kaft staat nog steeds de naam van Jean-Michel Charlier, maar die was al overleden toen deze delen (1999 / 2003) verschenen. Giraud was voor zowel de tekeningen als het scenario verantwoordelijk.

Verhaallijnen

In aansluiting op de vorige delen is gekozen voor de raamvertelling: het verhaal van Blueberry in het heden (die een groot deel van het verhaal op bed ligt te herstellen van zijn wonden) en het verhaal dat hij vertelt aan de man die over Blueberry's leven wil schrijven. Ook binnen die twee verhalen zijn verschillende nevenlijntjes aan te wijzen, maar Giraud houdt ze goed in de hand.

Deel vier eindigt bij vlak voor een dramatisch hoogtepunt: Wyatt Earp en zijn helpers begeven zich naar de OK Corral. Hoewel enkele sluipschutters al zijn uitgeschakeld, weet je dat er nog steeds iemand op de loer ligt en dat ze in een hinderlaag dreigen te lopen. Hoe dat uitpakt, zal te lezen zijn in het laatste deel.

Blueberry is een iconisch personage, zowel grafisch als psychologisch interessant. Een man die de duisternis, ook die in zichzelf, niet schuwt. Ik heb niets tegen eenvoudige westerns met goeden en kwaden, waarbij de cowboy met de witte hoed wint, maar de verhalen over Blueberry graven een spade dieper: hij is weliswaar een personage, maar je ontmoet hem als een mens. Meestal wil hij het goede, maar hij weet ook dat hoe je je ook opstelt in het leven, je altijd vuile handen zult moeten maken.

Bonus

In afwijking van de eerste twee delen hebben deel drie en vier een bonus: bij Geronimo de Apache zijn dat schetsen en groot weergegeven uitsneden. Bij Duels in OK Corral is dat een geheel nieuw begin van een album, een alternatieve versie. Daardoor zijn deze albums dikker geworden. De prijs is hetzelfde gebleven.
De dame in het centrum had in een eerdere versie een jurk aan, zoals te zien is. 

Serie: Mister Blueberry
Delen: Geronimo de Apache / Duels in OK Corral
Tekst en tekeningen: Giraud
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2019, 56 blz. € 39,95, hardcover, linnen rug, groot formaat, losse prent, zwart-wit.

vrijdag 12 april 2019

Podcast: Hoorspelcast


Het hoorspel heeft een lange geschiedenis en er zijn maar weinig mensen van onder de veertig die nog nooit een hoorspel hebben beluisterd. Ik heb indertijd vaak bij de radio gezeten om bijvoorbeeld te luisteren naar Biels en co, waarin Ko van Dijk zijn machtige stem liet horen als August Biels. Eigenlijk heette dat geen hoorspel, maar een 'radiostrip', een benaming die ik nooit goed begrepen heb.

Intussen zijn er via allerlei kanalen hoorspelen te downloaden. In het Internetarchief bijvoorbeeld kan naar hartenlust gezocht worden. Ik heb daar heel wat afleveringen van Paul Vlaanderen gevonden, een serie waarvan jammer genoeg veel verloren is gegaan. Ook andere beroemde series als Sprong in het heelal of De blauwe zaden zijn daar te vinden. En de prachtige series over Commissaris van In.

Toegankelijk

Een mooi initiatief is de Hoorspelcast, waar oude hoorspelen weer toegankelijk gemaakt zijn. Je kunt je erop abonneren en dan krijg je elke week een aflevering thuis. Daarbij gaat het niet alleen om series (bijvoorbeeld De muziekschool, Man van goud, Onrust op de olmen, De planeteneter, De tijdige dood),  maar ook om 'losse' hoorspelen (bijvoorbeeld Babylon, Even schuilen, Trip naar Helicon, Moord in olieverf, Goena-goena).

De geluidskwaliteit verschilt een beetje per hoorspel, maar gemiddeld genomen is die goed of op zijn minst goed genoeg. En de regelmaat van een wekelijks hoorspel is prima. Vooral het gemak staat mij aan: als je je geabonneerd hebt, hoef je niet verder meer te zoeken. Je krijgt hoorspelen die je uit jezelf misschien niet gekozen zou hebben, zodat je je kunt laten verrassen.

Hoorspelexperiment

Verschillende hoorspelen kende ik al, maar er bij de collectie van Hoorspelcast zitten ook pareltjes die ik nog niet kende, zoals Wie gaat er mee naar Engeland varen?, dat een hoorspelexperiment genoemd wordt. Hierin spelen kinderen een belangrijke rol. Waarschijnlijk is niet alle tekst gescript, maar het pakt allemaal goed uit. Het blijft een levendig verhaal over iemand die bij het uitbreken van de oorlog van Frankrijk naar Engeland probeert te komen. Aardig detail: de kinderrollen worden gespeeld door de kinderen van Léon Povel, de bekende hoorspelregisseur.

De Hoorspelcast is begonnen in 2007. Op de openingspagina staat nog dat er 'haast geen' hoorspelen meer gemaakt worden. Dat is wat overdreven. Denk aan succesvolle series als Bommel, Het bureau, De Moker, De hormonenfabriek. Maar in vergelijking met de jaren zestig is het inderdaad magertjes. De recente series zijn overigens allemaal van goede kwaliteit.

De makers van deze podcast houden wel een slag om de arm wat betreft de rechten. Niet altijd waren die goed te achterhalen. Hopelijk is er niet een erfgenaam die op zijn strepen gaat staan. Voor zover ik kan zien, is dit een podcast zonder winstoogmerk, uit liefde voor het hoorspel opgericht.

De podcast is een uitstekend medium om hoorspelen opnieuw onder de aandacht te brengen. Ook bij AVRO/TROS zijn hoorspelen te beluisteren en ook bij Parel Radio komt er wel eens eentje voorbij. Daar kom ik nog eens op terug.

woensdag 10 april 2019

Afgestoft: VSV (Leon de Winter)

Weer een oude recensie, gepubliceerd op 13 juli 2012, maar niet hier. Het stuk stond in het Nederlands Dagblad. Ik schreef ook wel een stuk op Bunt Blogt, maar dat was net anders dan het krantenstuk. Wie wil, kan het vergelijken. Hieronder wat er in de krant stond.

Toen ik aan het eind van 2012 een lijstje maakte met de beste boeken die ik dat jaar las, kwam VSV op plek vier.

Theo van Gogh als beschermengel


In het nieuwe boek van Leon de Winter komen figuren voor die we al uit de krantenwerkelijkheid kennen: Theo van Gogh, Mohammed B., Job Cohen, Bram Moszcowicz en Geert Wilders bijvoorbeeld. Dat is altijd goed voor een beetje opschudding. Maar is VSV ook een goed boek?

In sleutelromans neemt de auteur werkelijk bestaande mensen, geeft ze een andere naam, maar zorgt ervoor dat ze nog wel herkenbaar blijven. Dat deed Connie Palmen bijvoorbeeld met Lucifer. Iedereen herkende Peter Schat, Harry Mulisch, Hans van Mierlo en Reinbert de Leeuw wel, maar de personages heetten anders.

Een mogelijke reden voor deze manier van werken is dat de auteur wil benadrukken dat hij fictie schrijft. Bij Connie Palmen was het vreemde dat ze achter in het boek juist wel een link legde met de bestaande werkelijkheid.

Feiten

Leon de Winter heeft geen sleutelroman geschreven. In VSV komen personen voor die in de dagelijkse werkelijkheid onder dezelfde naam en met hetzelfde uiterlijk en dezelfde eigenschappen rondlopen of rondliepen. Toch is het boek overduidelijk fictie.

Er komen namelijk nogal heftige gebeurtenissen in VSV voor (een aanslag, een vliegtuigkaping, bezetting van een school) die in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden. Verder is Leon de Winter, ook een personage, niet meer getrouwd met Jessica Durlacher, wat ook niet klopt met de feiten, voor zover die mij bekend zijn.

Beeld

Een roman dus. Ik heb ook geprobeerd het boek als een roman te lezen, wat door die niet-fictionele personen natuurlijk nooit helemaal lukt en wat ook niet helemaal de bedoeling zal zijn. Doordat de personages al bij de lezer bekend zijn, hoeft De Winter ze niet meer uitgebreid te introduceren.

Als de naam Job Cohen of Piet Hein Donner valt, hebben we meteen een beeld. Een beetje introductie krijgen de personages trouwens wel. We moeten bijvoorbeeld wel weten dat Cohen, ondanks het verzoek daartoe, geen leider van de Partij van de Arbeid is geworden, maar dat hij burgemeester van Amsterdam is gebleven en dat hij er een buitenechtelijke relatie op nahoudt.

Prikkeldraad

Een prominente rol in het boek speelt Theo van Gogh; met hem begint en eindigt VSV. De plaats waar de omgebrachte filmmaker zich bevindt is een soort voorgeborchte, al spreekt men daar simpel van de intake. Van Gogh bestaat alleen nog uit een hoofd, maar hij kan wel roken en drinken en zonder handen kan hij een glas drank inschenken.

Het zijn omstandigheden die Van Gogh zelf ook niet snapt. Als begeleider heeft hij een zwarte priester, Jimmy Davis, die hem vertelt dat hij alleen maar verder kan komen als hij de rol van beschermengel gaat vervullen. Van Gogh is scherp getypeerd door De Winter, maar de twee kenden elkaar dan ook door en door; ze hadden menig conflict, waaraan zelfs de rechter te pas kwam.

Gerechtvaardigd

Over het algemeen zit er een zekere goedmoedigheid in de manier waarop De Winter Van Gogh presenteert, maar je merkt dat hij wel nadrukkelijk iets wil rechtzetten: Van Gogh beweerde ooit in een tv-uitzending dat De Winter een vreemde hobby had, namelijk het verzamelen van prikkeldraad van concentratiekampen.

Dat verhaal wil De Winter de wereld uit hebben, maar hij geeft het wel erg nadrukkelijk aandacht. Voor de roman is dat jammer. De scènes met Van Gogh doen denken aan de engelscènes die Mulisch in De ontdekking van de hemel schreef. Aanvankelijk krijg je de indruk dat ze in VSV wel gemist hadden kunnen worden, maar aan het slot van het boek worden ze gerechtvaardigd.

Codetaal

Er is meer dat aan het einde van de roman op zijn pootjes terechtkomt. Zo had het me nogal gestoord dat de levens van zo'n beetje alle personages met elkaar verknoopt zijn op een wel erg toevallige manier. Waardoor dat komt, wordt ook aan het eind van het boek duidelijk.

Zo'n krachtig slot schrijven, dat is wel toevertrouwd aan De Winter. In De hemel van Hollywood (1997) zette het slot het hele verhaal in een ander perspectief. Dat gebeurt in VSV ook. Ineens is duidelijk wat die vage memo's voor Piet Hein Donner in het boek doen. Ze handelen over een vreemd lichteffect. Voor mij waren de rapporten aanvankelijk zo onbegrijpelijk dat ik zelfs een tijdje gedacht heb dat ze in een soort codetaal gesteld waren (voor de veiligheid) en dat ze dus eigenlijk ergens anders over handelden.

Boven het verhaal hangen

Op VSV is best wat aan te merken. Sommige personages verschijnen of verdwijnen wel erg plotseling. Job Cohen, die in het begin een nadrukkelijke rol speelt, is aan het slot helemaal verdwenen, terwijl je het idee hebt dat zijn verhaal bepaald niet afgerond is.

Van de titel, die verwijst naar Vondel School Vereniging, kun je nauwelijks zeggen dat die het hele boek dekt, maar bij een boek als God's gym (2002) was dat ook al het geval. Het lijkt De Winter meer te gaan om een titel die makkelijk in het geheugen blijft hangen, waarvoor om commerciële redenen wel wat te zeggen is.

Spoor

Maar de kwaliteiten van VSV zijn belangrijker. De Winter pakt meteen de lezer beet en laat hem niet meer los, zoals hij in veel van zijn boeken doet. Er zit altijd een zekere spanning in het boek, doordat de lezer steeds met vragen zit, vooral over wat er in het verleden van de personen is gebeurd. De Winter doseert daarin zorgvuldig: hier geeft hij wat informatie, daar roept hij nieuwe vragen op en zo sleurt hij de lezer het boek door.

Met schijnbaar gemak springt de schrijver over van het ene personage naar het andere. Hij lijkt net zo gemakkelijk te schrijven over Bram Mosckowicz als over een jongetje dat zijn natuurlijke vader op het spoor komt. Als lezer zijn we in al die hoofden aanwezig, overzien de situatie en weten meer dan de personages. Daardoor lijken we boven het verhaal te hangen.

Gedachten

Tegelijkertijd zitten we helemaal in het verhaal. Bij spannende gebeurtenissen zijn we bereid niet meer te denken aan alles wat we ook al weten. We kruipen in het personage bij wie het perspectief ligt en voelen met hem of haar mee. Door de hoge vaart waarmee het verhaal verteld wordt, hebben we ook weinig tijd voor iets anders: we willen verder door het verhaal.

Het is gemakkelijk om VSV weg te zetten als een thrillerachtig boek met onwaarschijnlijke gebeurtenissen. Die onwaarschijnlijkheid tackelt De Winter zelf al in het slot. Maar in de loop van het boek komen er zijdelings heel wat onderwerpen langs waarover we even onze gedachten kunnen laten gaan. Daar draait het boek niet om; het is de bijvangst.

Geboeid

Maar ik voorzie de vragen al die uitgebreid behandeld zullen worden op de leesclubs: hoe kan het dat geïntegreerde moslims radicaliseren? Wordt ons leven geleid? Kunnen mensen werkelijk veranderen? Ook daarvoor leent het boek zich. Maar vooral is VSV een boek dat veel mensen geboeid zullen lezen. Pas aan het slot zullen ze zich realiseren hoe razend knap het in elkaar zit.

VSV (roman)
Leon de Winter. Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2012. 432 blz. 19,90

maandag 8 april 2019

Oude Maasweg kwart voor drie (Merlijn Kerkhof)


Johann Sebastiaan Bach was aanvankelijk een lokale bekendheid. Hij werd wereldberoemd door zijn componerende zoons, die het verhaal van hun vader doorvertelden. Met dat gegeven begint Merlijn Kerkhof zijn boek Oude maasweg kwart voor drie, waarin hij de geschiedenis schetst van de groep The Amazing Stroopwafels. Centraal in de groep staat Wim Kerkhof, bassist/toetsenist, maar ook tekstschrijver en componist, de vader van Merlijn. In de 'Ouverture' van het boek wordt maar meteen de parallel getrokken. Met een vette knipoog, hoop ik, want er zijn natuurlijk nog wel wat verschillen tussen Bach en de Stroopwafels.

Merlijn Kerkhof (ik noem vanaf nu alleen de voornamen, om de kerkhofdichtheid van deze bijdrage binnen de perken te houden) is aan de ene kant de aangewezen persoon om een boek over The Amazing Stroopwafels te schrijven: hij heeft heel veel meegemaakt van de lotgevallen van de groep, 'speelde' als kind al mee en later viel hij echt in. Als geen ander weet hij wat er gebeurd is en wat hij niet weet, kan hij aan de direct betrokkenen vragen.

Weinig afstand

Aan de andere kant kun je je afvragen of hij wel voldoende afstand kan nemen. Hij moet veel over zijn vader schrijven en dat zal/kan niet altijd aangenaam zijn. Hoe dicht Merlijn op het onderwerp van zijn boek zit, blijkt uit de vorm. Hij heeft veel gesprekken gevoerd en heel vaak lijkt het alsof hij die opnamen uitgetikt heeft. Dat geeft een losse, aangename verteltoon, maar je vraagt je ook wel af of het allemaal klopt wat je leest. Dan krijg je passages als:
Die tekst kwam van Henk Akkermans, alias Bolle Henk, die vaak muziek maakte op de boulevard van Scheveningen. Henk was enorm dik en een halve crimineel, had in Antwerpen in de gevangenis gezeten voor ik weet niet wat - iets met drugs, denk ik, waar hij vermoedelijk ook aan is overleden.
Wat is hiervan gecontroleerd? Was Henk een halve crimineel? Heeft hij wel in Antwerpen in de gevangenis gezeten? Was dat voor 'iets met drugs'? Is hij aan de drugs overleden? En waarom is dat allemaal van belang? Leuk voor een gesprek aan de bar, maar wat doet deze informatie in dit boek?

In Oude Maasweg kwart voor drie geeft Merlijn overigens wel een aardig beeld van The Amazing Stroopwafels: een groep die nooit een hit had, heel vaak heeft opgetreden (zo'n zevenduizend keer) en die steevast met het nummer 'Oude Maasweg' scoort in de Top 2000. De bezetting van de groep heeft in de loop der jaren wat wisselingen gekend, waarbij de groep Fungus vaak voor de bandleden zorgde. Wim is (ook) in dezen de stabiele factor.

Dominant

Wim houdt het liefst alles in eigen hand. Hij doet dat heel toegewijd, maar is ook dominant. Hij komt niet over als een gemakkelijke man. Vanaf het begin van het boek is er een 'affaire': Fred Piek zong en speelde mee bij de oorspronkelijke opname van 'Oude Maasweg'. Bij een latere opname werd zijn stem gewist: die werd vervangen door die van Wim. Dat zat niet lekker en dat moest dus uitgepraat worden. Pas aan het eind van het boek, in het hoofdstuk 'Fred', lezen we nadere bijzonderheden. Dat is wel een lange spanningsboog. De lezer raakt de spanning bij dit gegeven in de loop van het boek wel wat kwijt.

Voor wie van The Amazing Stroopwafels houdt, is Oude Maasweg kwart voor drie een aardig boek. Het is zeker niet uitputtend. Zo staat geen enkele tekst in zijn geheel afgedrukt, verschillende albums worden niet of nauwelijks genoemd en er wordt weinig ingegaan op de thematiek van de nummers: welke lijnen kunnen we ontdekken in het oeuvre? Hoe heeft het zich ontwikkeld? Je kunt verschillende keren roepen dat iets 'fenomenaal' of 'geweldig' is (en Merlijn doet dat ook), maar meer diepgang had niet misstaan.

Verlate roem

Achter in het boek schrijft Merlijn dat hij gaat zorgen voor verlate roem. Dat lijkt me niet de taak van een biograaf. Uit zo'n zinnetje blijkt ook het gebrek aan afstand. Het opschrijven van de geschiedenis is al best een klus, maar als dat niet het doel is, maar het brengen van roem, is de hele onderneming nogal hachelijk.

Er zijn twee fraaie fotokaterns opgenomen, waaronder een afbeelding van alle cd's. Er is ook een lijst van alle albums en een 'Stroopwafel Top 40', met de beste nummers. Bovenaan staan: 'Voor de storm', 'De grote leegte' en 'Oude Maasweg' (uit 1981). Een literatuurlijst ontbreekt. Uit het boek blijkt dat Merlijn artikelen op Delpher heeft bestudeerd, maar wat hij verder heeft bekeken, is niet duidelijk.

 Het boek loopt uit op een hoofdstuk over het succesnummer: 'Oude Maasweg'. Vader en zoon Kerkhof rijden naar de bewuste plaats. In hoeverre klopt het lied? Waar is bijvoorbeeld de Caltex? Interessant om zo een inkijkje te krijgen in de achtergrond van het nummer en in de manier waarop het ontstaan is. Zo heeft Merlijn vaker aardige weetjes: het bekende nummer 'Ik ga naar Frankrijk' was eigenlijk bedoeld als 'Ik ga naar Duitsland', maar met de trein naar Duitsland gaan en niet meer terugkomen, gaf niet zo prettige historische associaties.

Voor vader

Misschien is Oude Maasweg kwart voor drie vooral een boek dat Merlijn Kerhof voor zijn vader heeft geschreven. Zijn betrokkenheid is overduidelijk en dat heeft een zekere charme, maar het gebrek aan afstand is hinderlijk. Als iemand zegt dat Fred Piek The Amazing Stroopwafels is, is de reactie van Wim: 'Ja, dan zeg je: schei uit. Als je tegen Mick Jagger zegt dat hij alles aan Brian Jones te danken heeft, is het gesprek ook snel voorbij.' Hier was bijvoorbeeld een relativerende opmerking wel op zijn plaats geweest.

Voor de fans is het boek van Merlijn Kerkhof een aardig inkijkje in het reilen en zeilen van een band. Nieuwe fans zal het boek niet meteen opleveren, is mijn inschatting.

Merlijn Kerkhof, Oude Maasweg kwart voor drie. Het verbazingwekkende verhaal van The Amazing Stroopwafels. Thomas Rap, Amsterdam 2019; 252 blz. €19,99

vrijdag 5 april 2019

Podcast: De kofferbakmoord


Het werkt journalistiek altijd goed als je een moord een naam kunt geven die mensen meteen onthouden, zoals de balpenmoord, de paraplumoord of de Schiedammer parkmoord. Als een moord een paar keer zo genoemd is, wordt die niet meer met andere misdaden verward.

Zo is er ook de kofferbakmoord. Er zijn er zelfs twee van: eentje in Limburg, waar iemand voor veroordeeld is en eentje in Drenthe, uit 2017. In de laatste zaak zit de laatste tijd niet veel schot. Omdat het een cold case dreigt te worden hebben twee journalisten van Het Dagblad van het Noorden daar een podcast over gemaakt. Die vind je hier.

Stram en lam

Ralf Meinema is een jongeman, zoals er zoveel zijn. Hij heeft vrienden in het clubje Stram en Lam. Er wordt gedronken in een tot kroeg verbouwde caravan. Een aardige jongen, die Ralf, op wie niet veel aan te merken lijkt. Maar op een dag verschijnt hij niet op zijn werk.

Niet veel later wordt zijn auto uit het Stieltjeskanaal getakeld. Het lichaam van Ralf, gruwelijk verminkt, bevindt zich in de kofferbak. Wat is er gebeurd? De vrienden van toen komen nog steeds langs bij de ouders van Ralf, behalve zijn beste vriend. Wat weet die? En wie is die Hans O., met wie Ralf op de avond voor zijn verdwijning een afspraak had? In de podcast wordt het op een rijtje gezet.

De podcast is gemaakt door Bas van Sluis en Renate Winkel. Ze besteedden er vier afleveringen van ongeveer twintig minuten aan. De vormgeving is sober, met weinig ondersteunende muziekjes. De verbindende teksten worden uitgesproken door Winkel. Een beetje stijfjes soms; je merkt dat ze voorleest. Voor een schrijvende journalist is dat niet zo vreemd.

Taal

Taalkundig zitten er soms wat dubieusheden in de teksten. 'We willen dat het vuur blijft wakkeren'. Vuur wakkert niet; je zult het zelf moeten aanwakkeren. Of deze: er wordt gesproken over 'een verbouwde kroeg' als het over een tot kroeg verbouwde stacaravan gaat. Dat is vreemd, vooral omdat het niet over spontaan uitgesproken teksten gaat.

In de reconstructie gaat het duo nauwkeurig te werk. Het telefoontje waarin de vader van Ralf de vermissing doorgeeft, klinkt authentiek. Is de opname opgevraagd? Dat wordt niet duidelijk, maar het klinkt allemaal heel natuurlijk, waardoor je ook meteen meeleeft met de ouders. Als de auto gevonden wordt, is het nog niet meteen duidelijk dat het lichaam Ralf zich in de kofferbak bevindt. Het geduld van de ouders wordt wel op de proef gesteld.

Zorgvuldig

Winkel en Van Sluis gaan zorgvuldig te werk. Geen gerommel met verborgen microfoons en waar mogelijk wordt het principe hoor en wederhoor gehuldigd. Als gesprekspartners dat vragen, wordt de microfoon zelfs uitgezet.

De journalisten gaan ook prudent om met de informatie. Zo weten we dat het lichaam van Ralf verminkt is, maar niet of hij (om maar iets te noemen) door messteken om het leven is gekomen of dat zijn schedel is ingeslagen. Ik kan me voorstellen dat je dat niet gaat vertellen in een podcast waaraan ook de familie meewerkt, maar misschien moet je daar dan wel in een aflevering rekenschap van afleggen. Zeker voor een publiek dat gepokt en gemazeld is in crimeseries en misschien ook wel in 'true crime'.

De mensen met wie gesproken wordt, zijn goed te verstaan. Accent of dialect blijken geen bezwaar. Misschien komt dat doordat we de klanken kennen uit bijvoorbeeld de nummers van Daniël Lohues. De interviewer klinkt bij enkele keukentafelgesprekken soms wat verder weg, maar is goed te volgen.

Sfeerbeelden

Renate Winkel en Bas van Sluis bezoeken ook cruciale plekken, zoals de plek waar de auto van Ralf op de avond van de verdwijning is gesignaleerd, maar dat voegt niet zoveel toe. In die gedeelten zouden sfeerbeelden opgeroepen moeten worden, maar dat valt eigenlijk nogal tegen.

Eerlijk gezegd kende ik de moord niet en na het beluisteren van de podcast dus wel. Ik heb de vier afleveringen achter elkaar gehoord, zonder dat ik de interesse kwijtraakte. Je merkt de betrokkenheid van Van Sluis en Winkel en hethoren van de naasten van Ralf is indrukwekkend.

Schimmige zaakjes

Je bent als luisteraar ook geïntrigeerd door het verborgen leven dat je vermoedt. Er zijn schimmige zaakjes en je weet niet in hoeverre Ralf erbij betrokken is. Of de moord wordt opgelost, laat ik even in het midden. U kunt er zelf achter komen door de vier afleveringen te beluisteren.

Ik denk dat het 'verhaal' nog iets strakker opgebouwd had kunnen worden, zoals bijvoorbeeld bij De brand in het landhuis, maar het was de makers natuurlijk niet in de eerste plaats om het spannende verhaal te doen.

De kofferbakmoord is een mooi voorbeeld van regionale journalistiek, in dit geval onder de vlag van Het Dagblad van het Noorden. Juist in dit soort onderwerpen hebben regionale media een meerwaarde. Ze zitten dicht bij de bron en zijn beter geïnformeerd dan de landelijke media. En dan blijkt een regionale gebeurtenis niet alleen van belang voor het Zuidoosten van Drenthe. Het gaat om mensen en het leed dat hun overkomt. Dat heeft algemene geldigheid.

Alle afleveringen zijn terug te luisteren op de gebruikelijke plaatsen. Hier bijvoorbeeld.