zondag 30 april 2017

Terug naar Studio Arnhem


Op 1 januari werd Studio Arnhem opgericht door de striptekenaars Aloys Oosterwijk, Ben Jansen, Hanco Kolk, Evert Geradts en René Meulenbroek. Even later kwam daar nog Gerard Leever bij. Intussen bestaat het collectief niet meer, maar de individuele striptekenaars zijn doorgegroeid en hebben intussen een oeuvre op hun naam staan. Ben Jansen overleed in 1994.

Bij uitgeverij Personalia verscheen het album Terug naar Studio Arnhem met vroeg werk van de tekenaars dat niet eerder in albumvorm verscheen. De strips vormen de hoofdmoot, daaromheen worden stukjes geschiedenis verteld, zodat je een beeld krijgt van hoe de verhalen ontstaan zijn en waar ze eerder te lezen waren.

Een geschiedschrijving was natuurlijk ook interessant geweest, maar ik vind het wel mooi dat de nadruk op de strips ligt. Je leest en bekijkt de verhalen met in je achterhoofd wat er van de auteurs geworden is. Vaak zijn de eerste aanzetten van een latere stijl al te zien, maar je ziet ook hoe de jonge honden aan het experimenteren zijn.

Tekenen kunnen ze dan al heel aardig. Het schrijven van scenario's is andere koek. Soms lukt dat goed, maar enkele verhalen hadden beslist strakker gekund. Het plezier in het tekenen en het vertellen wordt wel in elk verhaal duidelijk. Er zit veel energie in Terug naar Studio Arnhem.

Ik gok dat Terug naar Studio Arnhem vooral gekocht en gelezen zal worden door stripliefhebbers die het latere werk van de auteurs ook al gelezen hebben. En door mensen die gedreven worden door nostalgie: ach ja, de jaren tachtig. De foto's uit die tijd dragen er ook toe bij. Maar beginnende striplezers kunnen het ook gebruiken als eerste kennismaking met het werk van een groep tekenaars.

Al met al is deze bloemlezing uit het werk van de bende van zes een mooi verzorgd album geworden. Na het lezen ervan krijg je toch weer zin in de avonturen van Gilles de Geus, Cor Morelli of De Alsjemaar Bekend Band.

Tekst: Kolk, tekeningen: Leever

Uit: La Verne en Dolores (Geradts/Jansen)
 Titel: Terug naar Studio Arnhem
Samenstelling: Cok Jouvenaar, Gerard Leever, René Meulenbroek
Uitgeverij: Personalia
Leens 2017; 80 blz. hardcover, € 19,90

Herinnering aan Holland (Knipoog 63)


Op zaterdag 25 maart stond er in Trouw een stuk van Hans Goslinga onder de titel 'Denkend aan Holland zie ik KIaver regeren.' Dat is een duidelijke knipoog naar het gedicht 'Herinnering aan Holland' van Marsman. Al eerder signaleerde ik een knipoog naar dat gedicht.

Het gedicht begint met:
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan
Het is erg bekend geworden, wellicht door de kenmerkende smalle vorm (die wel iets van een brede rivier wegheeft) en door het stevige metrum. Hans Goslinga neemt dat metrum over, wat zijn knipoog geslaagd maakt. Je hebt het idee dat de rest van het gedicht gemakkelijk kan volgen.

In Knipoog 29 noemde ik al enkele knipogen. Er zijn er meer. In de Volkskrant van 3 april 2015 schreef Margriet Oostveen: 'Denkend aan mest, zie ik rivieren van drek traag door oneindig laagland gaan'. Wel een duidelijke knipoog, maar met iets meer gepuzzel had wellicht het metrum gehandhaafd kunnen blijven.

Een opmerkelijke knipoog kwam ik hier tegen: een gedicht dat door ene Onno Kosters geschreven is voor Dit is de dag van Evangelische Omroep, 6 mei 2010. De titel van het gedicht is 'Denkend aan Heijne'. De enige Heijne die ik ken, is Bas Heijne, maar die blijkt niet bedoeld te zijn.

Het gedicht begint met:
Denkend aan Heijne
zie ik 50 jaar later
een veelkleurig volk
door stukverkaveld laagland gaan,
land van stemmen, niet meer van stemmingen,
laagland, geen water,
laagland vol hoogbouw,
laagland van asfalt,
maar laagland waar wie maar wat lalt
niet dagen in het gevang wordt gesmeten,
laagland waar we weten
dat 50 jaar terug zich een toekomst ontspon,
terwijl in de rest wereld
het einde begon.
Die '50 jaar' doet me vermoeden dat hier niet Bas Heijne, maar Heinrich Heine bedoeld is, die gezegd of geschreven zou hebben dat in Nederland alles vijftig jaar later gebeurt. Maar er wordt toch ook verwezen naar Bas Heijne:
Denkend aan Heijne
denk ik met Heinrich
50 jaar verder
en put ik hoop
uit de columns van Bas,
zelfs al zullen ook die op een dag
over de rand van de tijd, van de ídentiteit,
met de gedichten van mij en van Heine verdwijnen.
Fraai is het allemaal niet en bij nauwkeurige lezing is er heel wat op aan te merken. Is de 'rand van de tijd' hetzelfde als de rand 'van de ídentiteit'? De columns van Bas Heijne in één adem noemen met de gedichten van Heine is heel vleiend, en zo zal het ook wel bedoeld zijn, maar waarom propt Kosters daar ook nog zijn eigen gedichten tussen? Om te laten zien dat 'op een dag' de goede en slechte dingen vergeten zullen worden? Het is te hopen dat Kosters gedichten eerder over de rand van de identiteit, wat die ook moge zijn, zullen verdwijnen.

In de eerste twee regels van elke strofe houdt Kosters overigens wel keurig het metrum aan. Daarna gaat het mis. Met zo'n beetje alles.

Vorig jaar schreef De Gelderlander een foto- en gedichtenwedstrijd uit onder de titel 'Denkend aan Arnhem'. Bij de tien beste gedichten is er eentje die verwijst naar Marsman:
Denkend aan Arnhem zie ik een stad aan de Rijn
bossen en parken; een bronzen hert op een plein
Voor het hele gedicht (en ook de andere gedichten) zie hier.

Zelfs politici moesten zich aan Marsman wagen. Delft op zondag vroeg alle politieke partijen de volgende zin af te maken: 'Denkend aan de Spoorzone, zie ik...' Het resultaat ziet u hier. In de inleiding wordt Marsman expliciet genoemd.

Pieter van Diepen schreef op 16 februari 2015 op dictees.nl 'Denkend aan Utrecht'. Hij begon zijn stukje met: 'Denkend aan Utrecht zie ik fraaie studentes braaf door vileine taaltest gaan'. Het metrum klopt en dat 'braaf' heeft dezelfde klank als het 'traag' van Marsman. Bij 'taaltest' ontbreekt het lidwoord, maar wellicht bedoelde Van Diepen 'taaltests', waarna de zin weer klopt.

Op 30 april 2017 publiceerde Atte Jongstra in NRC Handelsblad een recensie van het boek Mensen op Mars van Joris van Casteren, onder de titel 'Denkend aan Mars, zie ik... (zie hier). Mathijs Schiffers schreef op 8 februari in fd. (waarom moet tegenwoordig overal een punt achter?): 'Denkend aan Engeland zie ik dertigers in etalages van makelaarskantoortjes staren.' Op filosofie.nl treffen we een artikel aan met de titel 'Denkend aan Europa zie ik... niets'. En op een pop-upje op anderswerken.eu: 'Denkend aan kennisdeling zie ik stapels papieren traag van bureau naar bureaula gaan.'

En er zijn meer, veel meer voorbeelden. Ik vermoed dat het aantal knipogen naar 'Herinnering aan Holland' alleen geëvenaard wordt door dat naar 'De Dapperstraat' van J.C. Bloem. Blijkbaar lokken deze gedichten knipoogjes uit. Van tijd tot tijd zal ik die hier noemen. 

gevonden op kaltes.nl
 

gepikt uit Ons Erfdeel

zaterdag 29 april 2017

Scènes uit een huwelijk (Knipoog 62)


In Trouw van zaterdag 18 maart 2017 werden er twee pagina's besteed aan de relatie tussen Turkije en Europa. Boven het artikel, van Pieternel Gruppen, stond de titel 'Scènes uit een mislukte affaire'. Het eerste woord, in het aankondigende stukje boven het artikel is 'Aan-en-uitrelatie'.

'Affaire', 'aan-en-uitrelatie' - het zijn woorden die je gebruikt om relaties tussen mensen aan te geven. Dat geldt ook voor zinsneden als 'Een harmonieuze relatie is het zelden geweest' en 'Een haat-liefdegeschiedenis in zes bedrijven'. Europa en Turkije worden geschetst als twee geliefden tussen wie de relatie maar niet wil lukken.

De titel is duidelijk een knipoog naar Scènes uit een huwelijk, aanvankelijk geschreven als televisieserie, maar beroemd geworden als film van Ingmar Bergman. Eerder schreef ik er hier over.

Het huwelijk in de film loopt uit op een echtscheiding. Of de kop daarop preludeert, weet ik niet. Wel is het laatste tussenkopje 'Breuk?' Het associatieakkoord kan niet zomaar worden verscheurd, schrijft Gruppen.

De film van Bergman is intussen meer dan veertig jaar oud, maar de titel leeft nog. Anders had Gruppen niet deze kop gekozen. Haar veronderstelling dat veel lezers de knipoog zouden herkennen lijkt me terecht.

Intussen is er al heel wat geknipoogd naar Scénes uit een huwelijk. Enkele voorbeelden: 'Scènes uit een aanstaand huwelijk' (hier), 'Scènes uit een hysterische vechtscheiding' (hier), 'Scènes uit een koninklijk huwelijk' (hier), 'Scènes uit een ontmoeting (hier). En er zijn nog veel meer scènes: uit een kinderhuis, een slordig leven, een reïntegratieproces, een lang leven. Dit soort knipoogjes zal nog wel een tijdje doorgaan.







Rode papaver (Els Florijn)


Els Florijn had met haar vorige boek, Het meisje dat verdween, aardig wat succes. Ik schreef er hier over. Blijkbaar is de aanpak bij dat boek Florijn bevallen, want voor het nieuwe boek, Rode papaver, gebruikt ze eenzelfde opzet.

Bij Het meisje dat verdween koos Florijn een geschiedenis uit de Tweede Wereldoorlog, die bekend werd door de documentaire De andere familie Frank. Ze baseerde zich op de gebeurtenissen van indertijd, maar maakte er wel echt een roman van, met personages die ze verzonnen had.

Deze keer gaat Florijn terug naar de Eerste Wereldoorlog, naar de geschiedenis van verpleegsters Elsie Knocker en Mairi Chisholm. In 2013 en 2014 verschenen er veel boeken ter gelegenheid van de herdenking van  het uitbreken van de Grote Oorlog. De striptekenaar Ivan Petrus Adriaenssens publiceerde in 2013 de beeldroman Elsie en Mairi, engelen van Flanders Fields. Zie hier. Het boek werd alom geprezen en werd genomineerd voor een penning van het Stripschap.

Vreemd genoeg noemt Els Florijn het boek niet in haar lijstje met geraadpleegde literatuur. Bij het zich documenteren zal ze Adriaenssens toch wel tegengekomen zijn? Te meer omdat hij al meer over de Eerste Wereldoorlog publiceerde (bijvoorbeeld Afspraak in Nieuwpoort) en omdat het nawoord in Elsie en Mairi geschreven is door Patrick Vanleene, die Florijn wel noemt. Hoe dan ook, ik moest meteen denken aan het boek van Adriaenssens toen las waarover Florijn geschreven had.

Ook Rode papaver is een echte roman. Hoofdpersoon is Anna, die niet op een historische figuur is gebaseerd. Anna praat niet, of bijna niet. Soms lukt het praten wel en zingen gaat ook, maar meestal vindt ze praten moeilijk. Er wordt gesuggereerd dat een trauma uit haar jeugd daar de oorzaak van is, maar Florijn geeft daar geen verdere invulling aan.

De flaptekst meldt: 'Als de man van Anna na een hevig conflict naar het front vertrekt om aan de Grote Oorlog deel te nemen, reist ze hem achterna om hem te zoeken.' Dat klopt niet helemaal. Weliswaar is Anna's man, de Belgische Arthur, vanuit Nederland naar het front gegaan en er was ook een ruzie, maar die heeft niets te maken met het achternareizen. Dat doet Anna pas na het verlof dat Arthur bij haar doorgebracht heeft. Tijdens dat verlof lijkt de ruzie overigens geen rol meer te spelen.

Anna ontmoet in Belgrië Mairi, een van de twee verpleegsters die Adriaenssens portretteert. Een stoere vrouw, die motor rijdt en de ambulance bestuurt als het nodig is. Mairi zal haar best doen Arthur te vinden. Intussen helpt Anna haar bij het verplegen van de slachtoffers, vlak bij het front.

Florijn laat het verhaal heen en weer zwenken tussen de tijd dat Anna verpleegster is en haar voorgeschiedenis. In beide verhaallijnen zit spanning: je komt in de ene stukje bij beetje te weten hoe Anna en Arthur elkaar hebben leren kennen en hoe zij uit elkaar zijn geraakt en in de andere kom je erachter of Arthur gevonden wordt en of hij nog leeft.

Net als in Het meisje dat verdween moet Florijn het niet hebben van haar stijl. Die noemde ik indertijd 'stroef' en 'dof'. Dat is ook in dit boek het geval. Erger zijn de anachronismen in de taal. Iemand is 'gefrustreerd', iemand heeft een bedrijfje 'opgestart', iemand zegt: 'Wij kunnen samen het verschil maken'.

En nog erger zijn de clichés waarvan Florijn zich keer op keer van bedient. Als de verpleegsters dode lichamen zien van Belgen en Duitsers, zijn die 'verenigd in de dood'; lippen zijn niet alleen op elkaar geklemd, maar ook nog 'stevig op elkaar geklemd'; een gezicht 'plooit zich in een brede grijns' en Florijn schrikt ook niet terug voor een zin als 'Hij heeft mijn ziel geraakt, is onder mijn huid gekropen en nu hij weg is, mis ik hem alsof een deel van mijn leven niet meer klopt.'

De beschrijving van Arthurs verlof is mierzoet en ook hier heeft Florijn weer voluit geput uit de voorraad clichés:
De dagen lijken niet echt. Iedere ochtend gaat de zon op met vlammende kleuren. Eén keer regent het 's ochtends. Als wij buiten komen, dampt het land onder de eerste zonnestralen. Het ruikt helder en fris, naar aarde naar regen. 
Wij lopen door de weilanden, hand in hand. We melken samen de koeien. Hij teert voor mij de staldeuren en zet nieuwe bloemen in de bakken onder de ramen. 
We gaan samen naar de stad. Hij koopt voor mij garen, naalden en stof voor een nieuwe jurk.
In de beschrijving van personen is Florijn ook nogal kort door de bocht. Op een avond brengt Arthur enkele mensen mee naar huis, die nog wat komen drinken. De vrouw in het gezelschap, Eline, moet duidelijk als een kwaaie pier worden geportretteerd. Ze heeft rode lippen, wat blijkbaar al negatief is. Anna kijkt Eline aan: 'ik voel, alsof ik het in de lucht tussen ons in kan aanraken, de minachting die deze vrouw voor mij heeft.' Even verderop heeft Anna al 'weerzin' voor haar en moet ze zichzelf dwingen Eline een hand te geven. 'Als ze haar hand in de mijne legt, zie ik de schaduw van een spottend lachje in haar mondhoeken'.

Anna is toch al wantrouwig tegenover anderen. Enkele kinderen, de tweeling van Damhuizen, neemt ze als volgt waar: 'de meisjes met hun rode haren en brutale glimlach, hun gesmiespel achter mijn rug.'

Florijn doet erg haar best om Eline negatief af te schilderen. Eline gebruikt zelfs de Bijbel als zitkussen. Alles moet eraan gedaan worden om Anna kwaad te krijgen. Hier zaagt de schrijfster planken van dik hout, maar ik ben als lezer meer geneigd om in deze situatie afstand van Anna, haar wantrouwen en haar buitensporige reactie te nemen dan van Eline.

Nadat het uitgelopen is op een ruzie, gaat Arthur inderdaad naar het front, maar iedereen snapt dat de ruzie daarvan niet de oorzaak kan zijn. Daar komt Anna later ook niet meer op terug. Het was niet meer dan een incident. De vraag is waarom het dan zo zwaar aangezet had moeten worden.

Zo zijn er meer vragen. Dat Anna niet praat en wij niet weten waarom, is opmerkelijk. Maar het lijkt bovendien geen functie te hebben. Het verhaal was nauwelijks anders geweest als Anna wel gesproken had, lijkt me.

Het lijkt alsof Florijn het ook niet voor elkaar kreeg om de ontmoeting tussen Anna en Mairi op een natuurlijke manier te laten verlopen. Daarom heeft ze de toevlucht genomen tot voorgevoelens die Mairi van tijd tot tijd heeft en die altijd blijken te kloppen. Tja, dat lijkt wel erg op een trucje.

Een symbolische droom is ook zo'n truc. Die komt gelukkig maar een enkele keer voor, maar Florijn gebruikt hem wel.

De klaproos is zo'n beetje het symbool geworden van de Eerste Wereldoorlog. Daarom ook heet deze roman Rode papaver. Maar de rode papaver komt verder nauwelijks voor in het boek. Er bloeien rode papavers tussen het kaasjeskruid en dat is het wel.  Mocht ik over de hints heen gelezen hebben, dan wil dat in ieder geval zeggen dat de bloem geen prominente plaats in de roman inneemt.

Net als bij Het meisje dat verdween zal er wel weer veel aandacht uitgaan naar de geschiedenis achter het boek. In dit geval is dat de geschiedenis van Elsie en Mairi en van het lot van deserteurs. Het is Florijn wel gelukt om daarover goed te schrijven. Ze brengt de ellende van de oorlog dichtbij en ook het probleem van soldaten die de oorlog niet meer willen of die bang zijn.

Misschien is dat de waarde van de roman: de aandacht die het boek vraagt voor de geschiedenis. Het verhaal van Anna is alleen interessant vanaf het moment dat ze Mairi gaat helpen, maar ook dan haalt Florijn niet altijd het niveau dat nodig is. In de verhaallijn waarin de voorgeschiedenis verteld wordt zitten meer zwakke punten.

Voor de clichés waarop Florijn elke keer terugvalt, had een strenge redacteur haar moeten behoeden. Maar je kunt je ook afvragen of Florijn wel een roman had moeten schrijven. Ze is duidelijk geïnteresseerd in de geschiedenis en die is interessant genoeg. De fictie voegt daar in dit geval te weinig aan toe.

Florijn heeft nu twee boeken volgens hetzelfde stramien geschreven. Ze kan daar natuurlijk nog lang mee doorgaan, maar dan dreigt het gevaar dat ze steeds weer hetzelfde trucje gaat toepassen: de geschiedenis behapbaar maken in de vorm van een verhaal. Ik vrees dat dat niet de boeken oplevert die ik graag zou willen lezen.


Els Florijn, Rode papaver. Uitgeverij Mozaïek, Utrecht 2017. 192 blz. € 18,99

vrijdag 28 april 2017

Cissy van Marxveldt. Een biografie (Monica Soeting)


Van Cissy van Marxveldt, las ik slechts een enkel boek: Rekel. Daarover schreef ik hier. Wat mij dan toch heeft doen besluiten om haar biografie te gaan kopen, is me niet helemaal duidelijk. Achteraf ben ik in ieder geval blij met de aanschaf.

Vooraf las ik een recensie, waarin de biografe, Monica Soeting, het verwijt kreeg dat ze te veel afstand had genomen van Van Marxveldt of niet loyaal genoeg aan haar zou zijn geweest. De exacte bewoording herinner ik mij niet. Ik kom daar later op terug.

Van Marxveldt schreef meisjesboeken. Dat is althans het beeld dat ik van de schrijfster had. Het blijkt niet te kloppen: Setske de Haan, zoals haar echte naam is, schreef ook heel wat boeken voor volwassenen, al heeft wel haar hele leven het beeld van een meisjesboekenschrijfster aan haar gehangen. Dat komt waarschijnlijk door het succes van de boeken over Joop ter Heul en Een zomerzotheid.

Soeting noemt haar boek 'Een biografie', zoals bijvoorbeeld ook indertijd Bastet deed bij zijn biografie van Couperus. Dat klinkt bescheiden en het laat de ruimte voor meer biografieën, al zullen die er niet zo snel komen. Of er zouden nieuwe bronnen op moeten duiken. Wat er over Van Marxveldt te zeggen is, staat waarschijnlijk wel in dit boek.

Bij een levensbeschrijving van een schrijver zit je altijd met de vraag wat je moet doen met zijn of haar werk. Zo herinner ik mij dat Bastet uitgebreid inging op Couperus' roman Metamorfoze, waarbij de lezer zich soms af moest vragen of de biograaf het over de schijver had of over zijn hoofdpersoon.

Soeting is daarin veel helderder. Ze beschrijft het leven van Cissy van Marxveldt/Setske de Haan, zoals zich dat voordoet uit andere bronnen dan haar oeuvre. Er zijn wat brieven, er is een dagboek uit de jeugd, er zijn getuigenissen van nabestaanden, er zijn interviews. Al met al is het niet overdreven veel, maar Soeting heeft toch aardig wat bij elkaar weten te schrapen. Bovendien gebruikt ze haar bronnen kritisch.

Ze neemt niet zomaar voor waar aan wat Van Marxveldt in interviews vertelt. Van sommige zaken is zelfs aantoonbaar dat die onwaar zijn. Dat signaleert Soeting niet alleen, maar ze vraagt zich ook af wat de functie van de bijkleuring of de verdraaiing is.

Natuurlijk heeft ze ook de romans van Van Marxveldt nauwkeurig gelezen. Daar zitten vanzelfsprekend autobiografische elementen in. Soeting signaleert op welke punten de levens van de hoofdpersonen overeenkomen met of afwijken van het leven van de schrijfster. In de vroege boeken bewegen de hoofdpersonen zich bijvoorbeeld in een net wat hogere stand dan die van Van Marxveldts afkomst.

Af en toe weidt Soeting uit om het leven en de loopbaan wat meer context te geven. Over de 'new woman', bijvoorbeeld, het antisemitisme, de bakvisroman of over vrouwelijke auteurs. Allemaal goed gedocumenteerd en prettig leesbaar geschreven.

Voor de positie van Van Marxveldt als vrouwelijke auteur heeft Soeting een scherp oog. Ze signaleert dat de schrijfster zich in interviews niet laat voorstaan op haar schrijverschap. Ze is moeder en doet het schrijven erbij. Zonder haar vader en haar echtgenoot Leo Beek zou het bovendien nooit wat met het schrijven geworden zijn, verklaart de ondervraagde. Van Marxveldt stelt zich bescheiden op, zoals indertijd van een vrouw verwacht werd.

Wel schept ze zelfstandige vrouwelijke personages, van wie verschillende een betaalde functie hebben. Aan het eind van het boek komen die soms toch nog in de haven van het huwelijk terecht. Soeting laat zien dat een dergelijk slot een zekere ambivalentie heeft. Alsof de schrijfster tegen wil en dank een einde aan haar roman schrijft dat het lezerspubliek verwacht, maar waaraan je kunt zien dat ze het zelf liever anders had gewild.

De critici merkten dat overigens gewoonlijk niet op. Soeting hanteert de termen 'tegenlezen' en 'tegenschrijven'. Bij 'tegenlezen' gaat de lezer niet af op de meest voor de hand liggende interpretatie, maar kijkt of er ook een andere interpretatie mogelijk is. 'Tegenlezen' is dan ook niet zoveel anders dan goed lezen. Bij 'tegenschrijven' tekent de schrijfster niet alleen een milieu of een maatschappelijke toestand, maar geeft ze ook hints die duidelijk maken dat ze die situaties niet zomaar accepteert. Aan de hand van haar nauwkeurige lezing toont Soeting aan dat critici indertijd over veel dingen heen lazen.

Van deze biografie heb ik genoten. Er zijn altijd wel details waarover gezeurd kan worden (als Soeting een keertje het woord 'erker' opschrijft als ze 'dakkapel' bedoelt, bijvoorbeeld of 'understatement' schrijft als het 'overdrijving' moet zijn. Die dingen zijn niet belangrijk en ik vind het dan ook nogal frikkerig van mezelf dat ik ze toch opschrijf.

Belangrijker is dat Soeting een overzichtelijk beeld geeft van het leven van Setske de Haan, die zich later Cissy van Marxveldt zou gaan noemen. Hoe ze opgroeide in Friesland, in Oranjewoud, op kostschool ging, na een weinig plezierige ervaring als kindermeisje in Groot-Brittannië. Haar huwelijk, haar kinderen, haar boeken en hoe die ontvangen werden. Hoe ze gedeeltelijk verlamd raakte, waarschijnlijk door een hersenbloeding. Hoe haar Joodse man geëxecuteerd werd en hoe moeizaam het leven voor de schrijfster in de oorlog was en daarna.

Zo krijgen we niet alleen een beeld van een enkele schrijver, maar zeker ook van vrouwelijke schrijvers in de eerste helft van de twintigste eeuw. De kritiek op hen was vaak bij voorbaat al niet mals. Volgens Anthonie Donker bijvoorbeeld voegden de schrijvende vrouwen niets aan de kwaliteit van de literatuur toe: 'Ons land [telt] circa honderd dames die met een breipen romans haken', schreef hij in 1930 in een artikel in Critisch Bulletin.

We kunnen ons afvragen hoeveel schrijfsters van toen en daarna ten onrechte vergeten zijn.  Het werk van Dola de Jong wordt nu herdrukt, maar leest iemand nog Henriette van Eyk, Jo Boer, Ina Boudier-Bakker, Madelon Székely-Lulofs, Melati van Java, Beb Vuyk,  Wilma, Loekie Zvonik of Aya Zikken?Ik doe maar een greep.

In De leeslijst van Nina Geerdink e.a. (2015. Daarover schreef ik hier) worden er dertig schrijvers behandeld uit de periode 1900 - 1945. Slechts drie daarvan zijn vrouw: Augusta Peaux, Ina Boudier-Bakker en Ida Gerhardt. De vijftig jaar daarvoor wordt er overigens geen enkele vrouw behandeld en bij  de eerste dertig auteurs na de oorlog is er ook maar een magere score aan vrouwen: Anne Frank, Anna Blaman, M. Vasalis en Fritzi ten Harmsen van der Beek. Bij die zestig auteurs van na 1900 was er toch wel een plaatsje geweest voor Carry van Bruggen, Henriëtte Roland Holst - van der Schalk, Maria Dermoût of Marga Minco?

Zo zijn er aan de hand van deze biografie meer vragen te stellen. Over de verhouding tussen 'hoge' en 'lage' literatuur of tussen literatuur en jeugdliteratuur bijvoorbeeld

En dan nog dat verwijt (weer: als mijn geheugen mij niet bedriegt) over het gebrek aan loyaliteit dat Soeting zou hebben met Cissy van Marxveldt. Dat lijkt me onterecht. Soeting is voluit loyaal, maar ze signaleert dat Van Marxveldt vaak haar verleden verfraait in interviews. Dat doet geen afbreuk aan die loyaliteit. Soeting laat immers ook zien in welke positie Van Marxveldt dan is en probeert te begrijpen waarom ze bepaalde uitlatingen doet. Soeting gaat slechts kritisch om met haar bronnen en dat lijkt me niet meer dan de plicht van een biograaf.

Wat ook het oordeel over haar werk moge zijn, onmiskenbaar is dat Cissy van Marxveldt een fenomeen was en dat haar boeken door duizenden meisjes (maar ook jongens en volwassenen) zijn gelezen. Het is niet alleen goed dat er nu een biografie van haar is, maar ook dat deze biografie er is.

woensdag 12 april 2017

Amanda (Jelmer Jepsen)


Aan sommige schrijvers kom je als lezer niet toe en van andere schrijvers weet je niet eens dat ze bestaan. Onlangs beluisterde ik een podcast van een interview met Jelmer Jepsen. Nooit geweten dat hij schrijver was. Jelmer Jepsen is een goede naam voor een schrijver: allitererend, niet te verwarren met een andere en het is niet eens een pseudoniem. Ik herinnerde me bij het horen van de naam prompt een gezicht: ooit zat Jelmer in de schoolbank in het lokaal waar ik lesgaf.

Uit het interview bleek dat Jepsen zojuist zijn derde roman gepubliceerd heeft, Amanda. Zijn twee eerdere romans zijn: Vallen als het heet is en De circusvrouw. De uitgever is Xander Uitgevers, waarvan ik ook al nooit gehoord had. Of er meer literatuur bij deze uitgever uitkomt, heb ik niet nagekeken. Erg nauwkeurig wordt ten burele van Xander niet gewerkt. Op de flaptekst staat de zinsnede '...als de media hier lucht van krijgt...' en in het boek gaat het geregeld fout met het voorzetsel (achterzetsel) dat een woordgroep afsluit; dat wordt steeds aan het werkwoord geplakt. Enkele voorbeelden: 'dat jij hier het plein afloopt'; 'wanneer jij de straat inloopt'; 'dat eerst de gedetineerde de ruimte werd ingeleid'; 'als je (...) van het klimrek afkletterde'. Over dat verschijnsel schreef ik eerder hier.

Het is flauw om de auteur verantwoordelijk te houden; de uitgever had moeten controleren en geen onnauwkeurigheden moeten doorlaten als 'dat ze haar gewicht verloor' (bedoeld is: evenwicht); 'kinderen van elf wiens moeder achter de tralies zit'; 'Naar verluid'; 'als ze zich niet vergistte' - storende slordigheden die voorkomen hadden kunnen worden.

Jepsen moet het overigens niet van zijn stijl hebben. Daar had best wat meer aan geslepen kunnen worden. Sommige weinigzeggende dialogen hadden geschrapt of ingekort kunnen worden, andere zinnen  hadden zonder woorden als 'gewoon' of 'daadwerkelijke' gekund.

Maar Jepsen kan wel een personage scheppen en een verhaal opzetten. Hoofdpersoon in deze roman is de elfjarige Amanda, een eigenzinnig kind. Haar moeder is overleden, denkt ze, maar al gauw komt ze erachter dat moeder in de gevangenis zit. Omdat vader niet zo op haar let, kan Amanda haar eigen gang gaan. Ze heeft een bijzonder huisdier, de boa constrictor Gloria. Als haar vader overlijdt, staat haar Amanda er alleen voor. Ze heeft een groots plan en dat gaat ze ten uitvoer brengen. Daarvoor onderneemt ze een reis door Florida.

De lezer leeft moeiteloos mee met Amanda, al is ze niet geheel geloofwaardig. Zo is ze wel erg zelfstandig voor een elfjarige en haar verbale vaardigheid is buitengewoon, zoals bijvoorbeeld blijkt uit een brief die ze aan de buren schrijft. Op de eerste bladzijde wordt verteld dat ze altijd muziek hoort in haar hoofd, maar vervolgens komt dat niet meer terug in het boek. Er is genoeg aan Amanda dat je aan haar doet twijfelen, maar de gebeurtenissen en haar onbevangen manier van redeneren nemen je toch mee het verhaal.

In het eerste deel ligt het perspectief bij Amanda. Daarna laat Jepsen ons ook meeleven met andere personages. Pas dan komt het verhaal goed op gang. Amanda wordt opgemerkt door de media en dan barst het circus los. Haar vader is overleden, maar Amanda heeft dat stil gehouden. Heeft ze misschien haar vader vermoord?

Jepsen weet het hele gedoe met de media goed te beschrijven. De advocaat van Amanda is zich zeer bewust van de gewekte belangstelling en maakt er handig gebruik van.

Amanda is een smakelijk verhaal, waarin getoond wordt hoe een meisje in bijzondere omstandigheden zich staande houdt. Het meisje is daarin zo uitzonderlijk, dat er weinig herkenning zal zijn.

Na lezing van het boek vroeg ik me af of ik nu meer gelezen had dan een aardig verhaal. Stilistisch is het niet bijzonder goed, de hoofdpersoon is interessant vanwege haar uitzonderlijkheid en haar omstandigheden en je voelt je ook wel enigszins met haar verbonden, maar ze raakte me slechts oppervlakkig.

Misschien mist Amanda vooral noodzaak. Je hebt niet het idee dat er iets verteld moest worden. Er is een onderhoudend verhaal in elkaar gezet en dat is het dan. Dat is me te weinig.