Het is al jaren geleden: de groep belijdeniscatechisanten ging op bezoek bij de dominee voor een kopje koffie. Ik was een van de jongeren en ik herinner mij nog dat ik met enig ontzag het huis van de predikant betrad. Wat er die avond gezegd is, ben ik vergeten. Ik weet alleen nog dat mij opviel dat dominee zoveel klokken bezat: overal tikte het en van alle kanten werden wij gewezen op het voorbijgaan van de tijd.
Ik vond het indertijd zeer passend: dominee hield zijn gemeenteleden voor dat zij slechts tentbewoners zijn op aarde en dat ze hier geen blijvende stad hebben, maar hij bepaalde zichzelf er ook voortdurend bij dat de tijd doortikt.
In de kunst zijn klokken en zandlopers bekende vanitassymbolen, net als schedels, gedoofde kaarsen, zeepbellen. Ze wijzen de kijkers op de eindigheid van het leven.
Ook in het werk van Eveline Kieskamp komen we thema’s tegen die ons bepalen bij de vergankelijkheid: dode hazen en vogels, verlepte bloemen, fruit dat over de houdbaarheidsdatum is. De thema’s die in voorbije eeuwen vooral terugkwamen in schilderijen, stelt zij aan de orde in ruimtelijk werk. Zo’n werk is ‘Tweepeer’.
De titel is een woordspeling op ‘kweepeer’: we zien twee kweeperen, die op elkaar rusten. Kieskamp heeft veel geëxperimenteerd met Delfts blauw en ook hier zien we het wit als hoofdkleur, met daarbij de blauwe tak, waarvan het blauw over de peren loopt. Bij de onderste peer lijkt het blauw te komen uit het gaatje waarin het steeltje heeft gezeten. Als sap, misschien, maar het doet ook aan bloed denken.
Kweeperen zijn wat bonkig van vorm, dus misschien heeft Kieskamp twee prima peren als voorbeeld genomen, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze peren hun beste tijd gehad hebben en al een beetje aan het bederven zijn. Ze zijn tegen elkaar aan gezakt en als ze verder rotten, zullen ze alleen maar meer met elkaar vergroeien.
Kieskamp laat ons niet het gave fruit zien, maar het fruit dat al op zijn retour is. Daarmee wijst ze de kijker en ook mij dus, net als de klokken van de dominee, op de eindigheid van het leven. Daarbij helpt ook de afgebroken tak, een bekend symbool voor een afgebroken leven.
De peren worden niet gepresenteerd op een schitterend bord, maar op een bordje dat eruitziet alsof het van karton is. Het is niet mooi recht en het oog nauwelijks stabiel: geen bordje voor de eeuwigheid, maar een weggooibordje.
De dood is een gegeven, een zekerheid, in ieders leven. Zowel de eigen dood als de dood van de geliefden. Je kunt de dood als gruwelijk weergeven. Je kunt ook opstandig zijn, vechtend tegen de bierkaai, maar toch vechtend. Je kunt uitbundig leven en jezelf voorhouden dat de dood er niet is. Niet voor jou, tenminste.
Dat doet Kieskamp niet. In haar werk lijkt ze de dood als gegeven te accepteren. Het verval, de afweg naar de dood, is bij haar dan ook niet iets waaronder we moeten lijden. Bij haar werk betrap ik me erop dat ik het ‘mooi’ vind, terwijl ik sta te kijken naar aftakeling, bederf, dood. Blijkbaar gaat er een rust uit van haar werk, dat ons, al is het maar voor de tijd dat we ernaar kijken, verzoent met het feit dat we over ons hoogtepunt heen zijn en leven naar de dood toe.
Juist bij het kijken naar de Tweepeer heb ik het idee dat mij een spiegel wordt voorgehouden: het verval is al ingezet, maar dat is niet erg. Ik zie mij en mijn geliefde als de twee peren die tegen elkaar aan gezakt zijn. Het verval gaat door, maar je hebt elkaar, je bent niet meer twee afzonderlijke peren, maar een tweepeer. Juist door het verval ben je meer op elkaar aangewezen, word je meer een met de ander. Dat is belangrijk. Belangrijker dan hoe lang je nog samen op een bordje ligt voordat je weggekiept wordt.
Tweepeer toont ons onze eindigheid, maar laat ons daar niet om treuren. Juist door ons te wijzen op die eindigheid, heft het ons daarbovenuit. In ons wordt vredigheid wakkergemaakt.
Mogelijk heeft de dominee indertijd met dezelfde vredigheid geluisterd naar het tikken van zijn klokken.
Deze 'beeldmeditatie' is geschreven voor Artway. Zie daar voor meer kunst.