Johannes Petrus Hasebroek (1812 - 1896) was ooit een bekend schrijver en Waarheid en Droomen was ooit een bekend boek, maar ik vermoed dat niet veel mensen zijn werk nog lezen. Dat is jammer.
Waarschijnlijk las ik voor het eerst over Hasebroek in de jaren tachtig, toen ik vrij ongericht werk van een aantal dominee-dichters kocht. Ik las toen natuurlijk C.E. van Koetsveld en P. de Genestet, maar ook J.J.L ten Kate, Bernard ter Haar en Eliza Laurillard. En ik las het boekje De kring van Heiloo, dat uitkwam ter gelegenheid van een expositie. Ik zou eens naar de oudheidkamer in Heiloo moeten gaan. Het gebouw waarin die gevestigd is, is de pastorie waarin Hasebroek woonde.
Hasebroek had contact met veel letterkundigen: Beets, Potgieter, Kneppelhout, Bosboom-Toussaint, Hofdijk. Correspondentie is gedeeltelijk bewaard. Ik hou erg van de negentiende eeuw. Daarom heb ik ook zo genoten van de
biografie van Jacob van Lennep. Acht jaar lang heb ik in Doorwerth gewoond, vlak bij Oosterbeek, waar de sporen van veel schilders uit die tijd te vinden zijn, maar ook van bijvoorbeeld Kneppelhout en Van Lennep. Eerder schreef ik over
Gerard Bilders, die jong gestorven is. Hij was niet alleen een goed schilder, maar hij schreef ook goed.
Tiende druk
Waarheid en Droomen verscheen in 1840. De uitgave die ik las is de tiende druk, mogelijk van na zijn dood. Op DBNL is de negende druk te raadplegen, uit 1896. In 1891 verscheen de achtste druk. Het boek bestond toen al meer dan vijftig jaar, maar blijkbaar was er nog steeds belangstelling voor.
Aan het eind van het boek blikt Hasebroek terug op een halve eeuw Waarheid en Droomen, in 'Losse bladen uit de geschiedenis van het boek', zoals ook Beets deed na vijftig jaar Camera Obscura. Hasebroek vertelt daarin onder meer over ontmoetingen met lezers. Al in 1840 doet de verteller zich voor als een bejaarde en bedaagde heer. Maar de schrijver was toen nog geen dertig. Misschien sluit hij aan bij veel vertellers in spectatoriale tijdschriften, waarin de beschouwer zich vaak een vergelijkbare status aanmat. Een lezer die Hasebroek ontmoette verwachtte 'een bedaagden, bedaarden oud-vrijer' te zien, maar zag 'een jeugdigen borst, een jonkman niet veel meer dan een kwarteeuw oud.'
Leesbaar?
Is Waarheid en Droomen nu nog goed leesbaar? Ik vind van wel, al heb ik het wel vrij langzaam tot mij genomen. De stukken die erin opgenomen zijn, zijn meestal zo'n bladzij of veertig lang, dus je kunt er eentje van lezen en dan over een tijdje verdergaan met het volgende. Zo heb ik het gedaan.
Soms is het tempo laag, wat wel eens prettig is, maar een andere keer vond ik dat het wel op mocht schieten en hadden de stukken meer doelgericht mogen zijn. Je krijgt wel een goed idee van de dingen die Hasebroek bezighielden.
Hij begint met twee stukken over de Opregte Haarlemmer Courant. Het lijkt alsof hij door de krant bladert en dan wat mijmert bij de dingen die hij leest. Zijn sociale bewogenheid valt op. Hij heeft een groot hart en vraagt aandacht voor mensen die het minder getroffen hebben. Armenhulp werd door veel kerken serieus ter hand genomen en veel dominees zijn indertijd sociaal heel actief geweest. Ik kom nog geregeld in de Vluchtheuvelkerk in Zetten, van dominee O.G. Heldring. Een van zijn eerste daden was het bouwen van een bierbrouwerij, omdat de mensen in de Betuwe zelf hun drank stookten en dat was geen best spul. Drinken doen ze toch, laat ze dan iets goeds drinken, zal hij gedacht hebben.
Ook Heldring schreef. Ik ga binnenkort zijn Leven en arbeid lezen, met daarin onder andere verhalen in dialect.
Hasebroek maakt zijn stukken persoonlijk, waardoor hij wel wat wegheeft van een blogger. Natuurlijk zullen mensen zijn werk gelezen hebben vanwege zijn boodschap en zijn stijl, maar waarschijnlijk ook vanwege zijn persoon, die in het boek steeds Jonathan heet. Dat we een rechtstreekse blik in het leven van Hasebroek krijgen, klopt natuurlijk niet helemaal. Hij doet alsof het allemaal non-fictie is, maar heeft zich een bejaard alter ego aangemeten en hij vertelt verder (in zijn terugblik) dat hij de klok waarover hij schrijft helemaal niet bezit. Voor een deel is het dus fictie.
Willem II
Sommige stukken zijn later toegevoegd, in de afdeling 'Verspreide stukken van Jonathan'. Zij waren nog niet opgenomen in de eerste druk. Verscheidene stukken gaan over het koningshuis, bijvoorbeeld 'De koning komt'. Hasebroek stond toen als predikant in Breda. Met heel veel warmte en bewondering vertelt de schrijver over koning Willem II. Hij heeft nog onder hem gediend tijdens de Tiendaagse Veldtocht.
Zie! wat ik bij die herinnering gevoelde, kan niemand beseffen dan hij, die met mij de wapens in dien veldtocht droeg. Wie Willem II niet als veldheer gezien heeft, heeft hem slechts ten halve gezien.
Hij heeft dan ook niet het idee dat hij zijn vorst zal zien, maar zijn oude veldheer, die hem eigenhandig een 'gedenkkruis' opgespeld heeft. Jonathan geeft een lange lofzang op Willem II. Een gedeelte:
(...) mijn Veldheer! wiens vaan ik gevolgd, wiens wachtwoord ik gesproken, wiens "Voorwaarts!" ik gehoorzaamd heb; mijn Veldheer, die mij in den den strijd en uit den strijd geleid heeft en aan wien ik het, onder God, te danken heb, dat ik op het veld van eer mijn jong leven niet gelaten, maar daaruit een luttel schoone herinneringen voor mijn ouden dag medegebracht heb (...).
In 1881 zal Hasebroek drie gedichten schrijven onder de titel 'Na vijftig jaren, (1831 - 1881). Een dichterlijk klaverblad ter herinnering aan mijn krijgsjaar. In het eerste groet zijn wapenbroeder, de Oud-Jagers van Leiden, in het tweede en derde komt het metalen gedenkkruis uitgebreid aan de orde. De gedichten werden opgenomen in
Vesper. Poëzie in den avond des levens (1887). De bundel werd opgedragen aan de nagedachtenis van Truitje Bosboom-Toussaint.
Lijsters eten
Terug naar Waarheid en Droomen. De bossen werden ter gelegenheid van het bezoek van de koning aan Breda geplunderd, want de stad moest versierd worden met groen en lijsterbessen.
De lijsterbessen verloren er al hun trossen bij; want lijsterbessen tusschen eikenbladeren, wat kan men schooner hebben? Er bleef geen besje over om meê te lijsteren: van daar zeker, dat ik dit jaar nog geen lijster geproefd heb.
Dat had Jonathan niet voor niets geschreven. Meteen was er een lezer die hem lijsters en vinken liet bezorgen, lezen we in de terugblik van Hasebroek. Die vogels werden blijkbaar in die tijd gegeten. Dat had ik mij gerealiseerd.
Dat is ook het leuke van Waarheid en Droomen: we leren niet alleen Hasebroek, maar ook zijn tijd kennen. En Hasebroek schrijft over van alles: over het Sint-Nicolaasfeest (waarbij hij oproept de armen niet te vergeten), over zijn klok (en natuurlijk het besef van de tijdelijkheid van alles), over een overleden vriend die hij nog voor diens dood bezocht heeft, over een portret dat er van hem gemaakt is, over zijn bibliotheek.
Levensverwachting
Dat de levensverwachting toen anders was dan nu blijkt soms uit opmerkingen die zijdelings gemaakt worden. Een vrouw 'van ruim dertig jaren', zouden wij nu, denk ik, een jonge vrouw noemen. Hasebroek schrijft dat zij weliswaar al ruim dertig is, 'evenwel mocht zij nog met het volste recht een schoonheid heten.'
In het ontroerende 'Het legaat' schrijft hij over zijn vriend Rob. Het stuk begint met:
Mijn arme vriend Rob, hij is dood!
De goede jongen! Of hij stervend nog tegen den dood zal gelachen hebben, gelijk altijd zeide dat hij doen zou? Zeker, vriend Hein! gij zijt een ijzegrim, als gij er niets van gevoeld hebt, toen gij dezen eerlijken, trouwen knaap den hals braakt. Zulk graan krijgt gij zelden onder uw zeis. Mijn arme vriend Rob, hij is dood!
Rob had hem nog geschreven dat de dood naderde en vroeg Jonathan hem te bezoeken:
Jonathan, ik lig er voor; de magere man heeft mijn vet al beet, en zal nu aan de beenders gaan. Kom mij nog eens zien, als gij kunt. Ik wil den Dood al mijn vrienden presenteeren; dan kan hij van nijd vergaan, dat hij er zoo veel niet heeft.
Perioden van zeven jaar
In het stuk dat Hasebroek schrijft, verdeelt hij het leven in perioden van zeven jaar. Ik licht er enkele uit:
49-56. Men vangt aan zich terug te trekken. Men ziet zijn vrienden sterven en begint naar rust te verlangen. Men bedankt voor alle lastposten en houdt alleen de winstgevende aan.
Mooi ook om het woord lastpost zo letterlijk gebruikt te zien.
56-63. Men ziet in 't geheel geen menschen meer; men wandelt veel en gaat trouw te kerk; men wordt hypochonder en neemt een lijfmedicus aan.
63-70. Men begint zich gereed te maken voor de afreis. De rekening-courant wordt opgemaakt, de overbodige lading over boord geworpen en stichtelijke artikels ingenomen.
70-77. Men sterft, natuurlijk als men niet eerder gestorven is.
Verder gaat het niet. Blijkbaar bereikten niet veel mensen de leeftijd van de zeer sterken, volgens Psalm 90. Het stuk eindigt zoals het begon: 'Mijn goed vriend Rob, hij is dood!'
Nederlandsche typen
Aan het eind van het boek zijn ook nog twaalf 'Nederlandsche typen' opgenomen, portretten typische Nederlanders, zoals de straatjongen, het melkmeisje, de schoorsteenveger, de Rotterdamse zakkendrager en de dorpsschoolmeester. Het deed me wel wat denken aan de verhalen van Justus van Maurik (1846 - 1904), maar die maakt er meer een verhaal van, terwijl Hasebroek altijd zelf aanwezig is, al is het maar in de blik die hij heeft op mensen die hij beschrijft.
Waarheid en droomen werd als een belangrijk werk van Hasebroek gezien. Toen hij overleden was, schreef Nicolaas Beets een gedicht waarin hij hem in de slotregel Jonathan noemt. In het gedicht schrijft hij niet alleen over het ziek zijn van Hasebroek, maar ook: 'Aan u, de heerlijkheid bij God, /Aan mij, u na te staren.' Hierbij moest ik aan het Egidiuslied denken.
Ik ben blij dat ik dit boek van J.P. Hasebroek gelezen heb en ik ben ervan overtuigd dat er nog heel veel moois uit de negentiende eeuw is dat ik nog niet ken. Ik wil ook hedendaagse literatuur lezen en ook strips, maar ik zal wat stelselmatiger oude literatuur gaan lezen.
Eerder schreef ik over:
Lodewijk Mulder,
De kiesvereeniging van Stellendijk