woensdag 28 september 2022

Dichterlijke nalatenschap (E.A. Borger)

Elias Annes Borger (1784 - 1820) was ooit een beroemdheid. Toen hij stierf, op zesendertigjarige leeftijd, pakten heel veel dichters uit met een gedicht waarin ze Borger prezen. 

Zijn oeuvre was toen overigens niet zo groot: het past in het kleine boekje Dichterlijke nalatenschap, waarin ook nog ruimte ingenomen wordt door een levensbeschrijving, de vertalingen van de gedichten en de lofdichten na zijn dood. Mijn uitgave (van 1852) telt 218 bladzijden, maar het boek heeft een heel klein formaat: het is kleiner dan mijn telefoon.
 

Jeneverstoker

Borger kwam uit een eenvoudig milieu, lees ik op verschillende plaatsen. Zijn vader was koopman, brander en jeneverstoker. Hoe eenvoudig dat was, kan ik moeilijk inschatten. Volgens het biografietje voor in het boek, 'was zijne moeder eene vrouw van groote schranderheid, en onvermoeid werkzaam om zich dat eenige noodige te verwerven, op welks bezit de Heer zoo zeer aandrong.' Ze las veel, vooral in de 'Heilige Schriften'. Vader had minder die neiging: hij was druk met zijn beroep en moest hard werken om zijn gezin de onderhouden. Elias Annes was het vijfde van acht kinderen.
 
Op driejarige leeftijd kon Elias vlot lezen. Hij werd verder opgeleid door meester Hornstra, die hem ook  landkaarten liet tekenen en hem leerde dammen. In 1801 vertrekt de jongen, zeventien jaar oud, naar Leiden om daar theologie te studeren.

Zodra hij preekbevoegdheid krijgt, maakt hij naam als kanselredenaar. Hier begint zijn beroemdheid. Hij zal later buitengewoon en daarna gewoon hoogleraar in de godgeleerdheid worden en hij gaat ook doceren in geschiedenis en Grieks.
 

Aan den Rhijn

Zijn faam als dichter ontleent hij grotendeels aan een enkel gedicht: 'Aan den Rhijn, in de Lente van het jaar 1820.' Het gedicht komt bijvoorbeeld voor in de Camera obscura van Hildebrand, waar, in 'De familie Stastok' mevrouw Dorbeen 'Rhijntje' declameert.
 
Het autobiografische gedicht maakt bij herlezing nog steeds indruk. Borgers eerste vrouw, Abrahamina van der Meulen, stierf in het kraambed. Twee jaar later trouwede Borger met Cornelia Scheltema. Ze kregen een dochtertje dat al snel overleed en daarna overleed ook Cornelia. We lezen het in 'Aan den Rhijn'.
 
Voor onze begrippen is Borger dan nog jong (hij werd in 1820 zesendertig jaar), maar hij schetst zich als oud:
En nu - ik kan mijn haren tellen,
Maar wie telt mijner tranen tal?
Borger weet dat God alles bestiert en maar als zelfs Job in zijn verdriet de dag van zijn geboorte vervloekt, is het niet vreemd dat hij verdriet heeft:
Dien slag, die mij ten tweeden male 
De kroon deed vallen van het hoofd, -
'k Heb steeds, mijn God, aan U geloofd,
En zal zoolang ik adem hale,
Mij sterken in uw vadertrouw,
Die nimmer plaagt uit lust tot plagen:
Maar toch, het valt mij zwaar te dragen
Dien zwaren last van dubblen rouw!

Dramatisch beeld

Borger beschrijf nauwkeurig wat er gebeurd is. Als zijn tweede vrouw overleden is,  wordt het kistje met het al begraven kind opgegraven en haar lichaampje wordt bij moeder in de grote kist gelegd. 

Dat is een beeld dat de lezer voor zich blijft zien en als dan in hetzelfde jaar de dichter overlijdt is het drama compleet. 

Tollens

Veel dichters herdenken hem. De gedichten zijn opgenomen in de Dichterlijke nalatenschap, maar Tollens geeft geen toestemming tot publicatie van zijn 'Lijkzang op Elias Annes Borger, uitgesproken na de lijkrede van den hoogleeraar J.H. van der Palm, in de kerk der Luthersche gemeente te Leyden, op den 20 van den wintertmaand, 1820.'

In het gedicht wordt Borger vergeleken met een boom die boven de andere oprijst, maar in hem knaagt een worm en uiteindelijk wordt de boom door de wind geveld. 
Dat, Borger! is uw beeld. Zoo stondt gij, opgestegen, 
Bewonderd, onbereikt, van rang tot rang gesneld;
Zoo stort gij eensklaps neer, met al uw glans gezegen,
Geplonderd in uw bloei en in uw kracht geveld. 
Het gedicht telt maar liefst achtentwintig strofen van acht regels. Je merkt dat Tollens een ervaren dichter is; hij neemt je moeiteloos mee in zijn verhaal. Hij noemt nog even zijdelings de Rijn, maar meer opvallend is dat hij God niet noemt. Er zijn drie pijlen afgeschoten. De eerste twee troffen de echtgenoten van Borger (het kind blijft onvermeld) en de derde treft dan de dichter. 

Grote woorden

Dat Tollens God niet noemt, valt des te meer op, omdat alle andere dichters dat wel doen. Ten eerste valt in de gedichten op dat er, in hedendaagse ogen, nogal overdreven wordt. Men schuwt de grote woorden niet. Het hele vaderland moet treuren, omdat Borger overleden is. Mr. H.A. Spandaw:
Treur, treur, mijn Vaderland!
in leed en rouwe zinkend;
G.W. van Motman, Jr.:
Treur, stervling, treur o Borger's dood!
Nee, juich, hij was deze aard te groot;-
J.T. Wielandt:
O! dat was Borger! - Nimmer blonk
Des menschen adel zoo in waarde,
Als waar, tot licht en heil der aarde,
De Heer der schepping Borgers schonk.
A. Moolenaar:
Onder vele duizendtalen
Vond men nauwlijks één zo groot.

God is erbij

Verder wordt in veel gedichten God erbij gehaald. Blijkbaar is het geloof de norm en het valt op als iemand niet naar God verwijst. Dat kan iets zeggen over de negentiende eeuw, maar misschien maakt het ook uit dat Borger een theoloog is. 

Aangezien God over alles gaat, was het dus Gods wil dat Borger overleden is. Daarom mogen er eigenlijk niet getreurd worden. Bovendien is Borger nu in de hemel en die wil men hem ook niet onthouden. Een gedicht uit de Vaderlandsche Letteroefeningen, zonder vermelding van de dichter:
Wij treuren, ed'le!... nee, wij staren
Op 't heil u reeds zoo vroeg weêrvaren;
Wij blijven u verknocht met onverbreekbren band.
Gij wilt niet dat wij troostloos weenen;
Gij weet, het uur genaakt van eeuwig blij hereenen;
Het oord, waar gij verblijft, is ook ons Vaderland.
De hereniging, in de hemel, is die tussen de dichter en Borger. In een ander gedicht wordt ook wel gesuggereerd dat hem 'een hemelsche eerkroon' door zijn vrouwen wordt aangeboden. 

Sterfbed

Een enkel gedicht, dat van D. Bax, is heel plastisch. In een passage zien we zelfs Borger op zijn sterfbed:
Daar ligt hij magteloos; het doodzweet op 't gelaat,
En de adem koud als ijs, het hart dan nauw meer slaat,
De zwaar beklemde borst, die, onder 't angstig hijgen,
Naar lucht, naar ademtogt, toch naauwlijks lucht kan krijgen;
Dat ingezonken oog, dat naar den Hemel staart,
En zich niet eens meer wendt naar deez' rampzalige aard;
't Verkondigt al den dood, het plegtig uur van scheiden
Borgers moeder leefde nog toen haar zoon overleed en zij wordt ook in dit gedicht genoemd. 
Vaak is er iets van troost, al is het maar dat Borger te groot was voor deze aarde of dat hij het nu beter heeft. Er is een verhaal nodig om te kunnen leven met het leed. 

En in veel gedichten is er een verwijzing naar het beroemdste gedicht van Borger.

Iets voor mijn kind

En hoe houden zijn gedichten het na zo lange tijd? De gelegenheidsgedichten, bij bijvoorbeeld een huwelijk, maken op mij niet veel indruk meer. Zelfs een gedicht voor zijn eerste vrouw lijkt niet uitzonderlijk. Het gedicht aan zijn kind ('Iets voor mijn kind') komt meer binnen, waarschijnlijk ook door de concrete autobiografische elementen. Zo beschrijft hij dat kort daarvoor zijn schoonvader overleden is. 

Borger schrijft dat God hem zijn gade gaf en zijn afgod heeft ontnomen. Alsof God hem wilde behoeden voor afgoderij. 

Verder is er nog een fantasie dat het in de toekomst niet allemaal goed zal gaan met het kind en dat de moeder dat niet meer mee hoeft te maken. Daarbij corrigeert hij zichzelf ook weer, trouwens. Aan het slot draagt hij zijn kind op aan God.
 
'Vasthi', een verhalend gedicht, waarvan alleen maar een fragment is geschreven, staat ook nog steeds. Je gaat makkelijk mee in het verhaal en het gedicht houdt vaart. 

Maar 'Aan den Rhijn', het laatste wat Borger schreef, voor zover ik weet, is het meest indrukwekkend. Het is niet eens zo lang, dus je kunt het gemakkelijk even nalezen. Je vindt het bijvoorbeeld hier

Dat zou misschien genoeg moeten zijn: een enkel goed gedicht, dat je tweehonderd jaar later nog kunt lezen en waarvan je het verdriet dat erin verwoord is nog kunt meevoelen. Het heeft niet kunnen verhinderen dat de eens zo beroemde Borger nu door velen vergeten is. 

Hoe groot de faam van Borger was, is te lezen in een artikel van  Rick Honings, uit 2014. Er werden straten en een bloem naar hem genoemd, hij kreeg een zuil. Louis Saalmink schreef een artikel over iemand die als colporteur boekjes van Borger aan de man bracht. Dat vind je hier. Uit dat artikel heb ik het portret gejat, dat uit een particuliere collectie komt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten