maandag 30 maart 2020

Ik moet u echt iets zeggen (Mensje van Keulen)


Soms voel ik mij een ontrouwe lezer: een tijdje volg ik een auteur en daarna om ook voor mij niet altijd duidelijke redenen een hele tijd niet. Zo verging het mij bij Mensje van Keulen. Ik heb verschillende van haar vroegste werken gelezen, zij het niet vlak na verschijnen. Zo ergens tussen 1978 en 1985, schat ik.

Ik las het debuut, Bleekers zomer (1972), de roman Van lieverlede (1975), de dichtbundel Lotgevallen (1977) en het jeugdboek Tommie station (1985). Dat laatste boek las ik wel vlak nadat het op de markt kwam, waarschijnlijk ter gelegenheid van de Kinderboekenweek.

Van verschillende andere boeken vond ik dat ik ze eigenlijk moest lezen, maar ik deed het niet. Bijvoorbeeld Overspel (1982), De ketting (1983) en De rode strik (1994). Vlak voor dat laatstgenoemde boek las ik nog wel Geheime dame (1992), over de neiging van Maarten 't Hart om zich als vrouw te verkleden. Dat vond ik nog wel aardig, maar ik las het natuurlijk ook om over Maarten 't Hart te lezen.

Afgehaakt

In 1997 las ik Olifanten op een web, een autobiografisch boek, geschreven na het overlijden van haar moeder. Het staat mij niet meer helder bij wat ik tegen dat boek had, maar ik vond het niet goed en ik had moeite om er doorheen te komen. Daarna ben ik blijkbaar afgehaakt. Nooit meer iets van Mensje van Keulen gelezen. Af en toe zei ik nog wel tegen mezelf dat ik eigenlijk De rode strik moest lezen, maar daar deed ik niets mee.

Volgens mij kreeg De laatste gasten (2007) best goede recensies, maar die hebben mij ook niet overgehaald. Eigenlijk snap ik dat zelf niet helemaal. Zoals ik het ook niet kan verklaren dat ik in de boekhandel onlangs opeens Ik moet u echt iets zeggen in de hand nam en het ook nog, zonder veel na te denken, kocht.

Verhalenbundel

Ik moet u echt iets zeggen is een verhalenbundel. Ja, verhalen zouden meer gelezen moeten worden. Ja, verhalen worden ondergewaardeerd. Maar het heeft geen zin om daar voortdurend over te klagen. Lees gewoon Sanneke van Hassel of luister naar de podcast Uitgelezen verhalen, die ook best wat bekender mag worden.

Na het eerste verhaal in de bundel, 'Nu weet je wie Bob is,' was ik verkocht. Een niet uitzonderlijke setting: vrouw achter de bar in een kroeg, in de tijd dat je daar nog sigaretten kon kopen. En een klant die de aandacht trekt. Aan het eind weet je wat voor klant het is: dan weten we allemaal wie Bob is.

Het verhaal heeft een duidelijke plot, maar je leest het niet vanwege de plot. Je zit als lezer snel in de situatie, je bent in die kroeg. En je voelt de verhouding tussen de mensen. De vrouw (het meisje?) kan zo gauw niet vinden of Bob op rekening drinkt, maar ze gaat daar ook niet nauwgezet naar zoeken. Waarom dat is, wordt in het midden gelaten, maar de lezer vult het in: ze wil niet afgaan als ze de naam van Bob daadwerkelijk tegenkomt en moet toegeven dat hij inderdaad zijn consumpties laat noteren. Of: ze heeft geen zin in gedoe als zijn naam niet in het boek voor blijkt voor te komen. Of: ze wil niet overkomen als een pietje precies, maar als een vlotte vrouw. We weten het niet, maar we merken dat het iets zegt.

Verhoudingen

Verhoudingen tussen mensen weergeven doet Van Keulen heel erg goed. In 'De ring' is een vrouw haar ring kwijt, maar ze doet er alles aan om dat niet te laten merken aan haar partner. Dat maakt meteen duidelijk hoe de verhoudingen liggen.

In veel verhalen komen machtsverhoudingen voor. Niet zo duidelijk dat de een de ander onderdrukt, maar wel dat de personages duidelijk merken wie het voor het zeggen heeft. Die verhouding wordt vaak niet expliciet gemaakt, zoals er meer niet expliciet wordt gemaakt. In 'Angela' wacht een vrouw op enkele gasten. Het duurt even voor je weet waarom ze mensen heeft uitgenodigd die elkaar niet kennen.

In het verhaal 'De toneelmeester' is er de verhouding tussen de toneelmeester, wiens vrouw overleden is, en een buurvrouw die zijn leven binnendringt. En binnen zijn werk is er de verhouding tussen hem en de cabaretier, die zich wil bewijzen over de rug van een ander. Ook hij vindt trouwens zijn tegenstander.

Het laatste verhaal, 'Meneer Harry' deed me sterk denken aan Cliënt E. Busken van Jeroen Brouwers, waarbij je je als lezer ook een groot deel van de tijd binnen het hoofd van lichamelijk machteloos personage bevindt.

Ik moet u echt iets zeggen bevat goede verhalen: verschillende locaties, verschillende situaties, maar bij allemaal is de stijl fijntjes en raak, het tempo goed en de plot verrassend. Misschien moet ik toch maar eens op zoek naar De rode strik. Of Engelbert. Of De laatste gasten. 

zondag 29 maart 2020

Liesbeth List (1941 - 2020) overleden



Liesbeth List is overleden. Ik zal het wel op de NOS-app gelezen hebben, vlak voor het weekend. Toen was ze er al een paar dagen niet meer.  Er zijn krantenartikelen aan gewijd en de tv zal ook wel wat gedaan hebben. Dat heb ik niet gezien. Ik hou het maar bij mijn eigen hoofd.

Het zal ergens in de jaren zeventig zijn geweest toen ik haar bewust hoorde. Natuurlijk had ik 'Pastorale' wel eens voorbij horen komen, misschien in de Arbeidsvitaminen. Dat is het nummer dat iedereen nu ook meteen weet te noemen, maar dat is niet het eerste waar ik aan moest denken.

Te veel, te vaak

In de jaren zeventig beluisterde ik geregeld de top-40. In 1974 stond Liesbeth List daar twee keer in: met 'Te veel te vaak' en 'Kinderen een kwartje'. Het geheugen werkt vreemd, maar ik weet nog dat ik in de huiskamer voor de kachel op mijn buik lag met mijn transistorradiootje en dat ik 'Te veel te vaak' weer hoorde.

Ik vond het prachtig en hoopte dat het nog een paar weken in de toplijst zou blijven. Dat zouden acht weken worden, met als hoogste positie nummer 11. Natuurlijk was het de stem, maar zeker ook de tekst van Rob Chrispijn, die ook veel voor Herman van Veen schreef. Zo'n tekst -  dat was toch heel wat anders dan wat er gewoonlijk aan Nederlandstalige muziek te horen was.

Aan het eind van het jaar kwam 'Kinderen een kwartje' uit, dat wel tweeëntwintig weken lang te horen was in de toplijst en het tot nummer 8 bracht. Dat nummer deed mij minder. Er zat melancholie in naar de oude kermis met de draaimolen: 'Op een kermis vol met ruimtevaart zijn paarden niets waard.' Mogelijk had ik daar minder affiniteit mee. De kermis was sowieso zondig - dat hadden mijn ouders mij duidelijk bijgebracht. Misschien was het ook de uitbundige toon die mij minder deed dan het schrijnende dat te horen was in 'Te veel te vaak'.

Theodorakis

In ieder geval ben ik de albums van Liesbeth List wel gaan kopen. Ze was toen al bekend als zangeres van bijvoorbeeld de Mauthausenliederen van Mikis Theodorakis (1967). Wist ik toen al wat Mauthausen was? In ieder geval raakte ik onder de indruk van de ernst van de tekst en de manier waarop die door List gebracht werd. Misschien kwam het ook door de verwijzingen naar het Hooglied, dat me natuurlijk bekend was.

Ik had het cassettebandje gekocht, evenals het bandje met de liederen van Jacques Brel. Theodorakis zingt List ingetogen, waarbij ze de tekst veel werk laat verrichten. Bij Brel acteert ze ook. Ze kan furieus zijn als ze zingt of spottend.


Grappig

Liesbeth List kon ook bijzonder grappig zijn. Ik had ook een bandje met een show van haar, samen Ramses. Beiden hadden een gedeelte waarin ze solo zongen, een aantal liederen achter elkaar, en ze zongen ook duetten. Bovendien deden ze sketches. Ik herinner me er eentje waarin ze speelden dat ze allebei oud waren en waarin ze eigenlijk elkaar te kakken zetten. Ramses verwijst daar nog naar 'Kinderen een kwartje'.

Je kon merken dat ze enorme lol hadden met elkaar. Ramses had grappige liedjes voor Liesbeth geschreven, zoals 'Ik moet eventjes mijn stoepje schrobben, ga maar vast naar binnen.'

Victoria

Het beviel mij allemaal zeer en ik kocht veel van Liesbeth List en draaide dat ook geregeld. Bijzonder onder de indruk was ik van het album Victoria uit 1970. Prachtige teksten van geweldige schrijvers: Cees Nooteboom natuurlijk, maar ook Kees van Kooten, Remco Campert, Hugo Claus. Ik moet een klein slagje om de arm houden, want ik kan de exacte informatie niet meer terugvinden, dus corrigeer me als ik het fout heb.

Meisjes van dertig

Eigenlijk geldt dat voor de meeste albums: echt goede teksten. Ook het album Meisjes van dertig (1979) staat mij goed bij. Het titelnummer, door Nooteboom als ik mij niet vergis, heeft zinnen die me bijgebleven zijn:
We staan met al ons doen en laten in het Hite Report:
hoe vaak, alleen of met, en wat we erbij dromen.
Liefde verkleed in cijfers op een hoop gestort,
met vrouwen of met mannen en hoe vaak we komen -
de Algemene Rekenkamer van de lust.
Maar niemand is erbij, niemand is erbij, als jij me kust.
De titel verwijst naar 'Meisjes van dertien', waarmee Paul van Vliet succes had. Hij zou zelf later ook een nummer 'Meisjes van dertig' schrijven, op de melodie van zijn eerdere nummer. Ook aardig, maar dat heeft hier niets mee te maken.

Voor vanavond en daarna

Verder herinner ik me nog een klassenavond in begin jaren tachtig. Ik was toen mentor van een tweede of derde klas op de christelijke mavo waar ik toen lesgaf. Op de klassenavond mocht van de directeur geen popmuziek gedraaid worden. Dat was wel een probleem. Ik herinner me dat ik die avond in ieder geval twee cassettebandjes heb gedraaid: The shadows (dat was van ver voor die tijd en bovendien instrumentaal) en Liesbeth List: Voor vanavond en daarna (1982).

Liesbeth List had al vaker vertalingen van gezongen, niet alleen van Brel en Theodorakis, maar ook bijvoorbeeld van 'Bridge over troubled water'. Ook op Voor vanavond en daarna stonden veel vertaalde popsongs en die bleken in het Nederlands ook prima voor de mavoleerlingen. Ik herinner me in ieder geval niet dat er commentaar op kwam.

Of Liesbeth List in die tijd al dan niet populair was, interesseerde me niet zo. Ik zal in die tijd wel overgegaan zijn op het kopen van LP's, maar vaak bleef ik de artiesten trouw van wie ik al meer gekocht had. Van het vroege werk met Shaffy chantant (1966) herinner ik met een EP'tje met zwartwitte hoes. Ja, had ik.

Boeijen

In 1994 was ze wat op de achtergrond geraakt toen Frank Boeijen haar weer naar voren haalde. In NRC van afgelopen vrijdag werd hij een 'jonge zanger' genoemd, hoewel hij toen toch ook al tegen de veertig liep. Hoe dan ook, de carrière van List bloeide weer op.

Ik was haar toen net aan het kwijtraken. Ik kocht meer jazz en klassieke muziek. Het singletje 'Noach' heb ik nog ergens. Ik zie het niet terug in de lijst met singles, dus misschien is het een promoding geweest voor het gelijknamige album uit 1996.

Dat ze twee keer de hoofdrol speelde in de musical over Edith Piaf, dat er over haar leven ook een musical gemaakt is - het zal allemaal wel bekend zijn. Ik was met andere dingen bezig, maar dacht wel met warmte terug aan alles wat ik van Liesbeth List had gehoord.

Niet zuiver

Er was ook kritiek op haar, herinner ik me. Dat ze niet zuiver zong. Het zal niet zo erg geweest zijn als bij Seth Gaaikema, maar - inderdaad - soms zat ze ze er net tegenaan. Eigenlijk heeft me dat nooit zo gestoord. Misschien komt dat door de overtuiging waarmee ze altijd zong. Daardoor kon ze een tekst zo goed brengen.

Het afgelopen jaar heb ik één keer aan mijn leerlingen Liesbeth List laten zien. Namen die voor mij vanzelf spreken, zijn voor hen onbekend. Van Ramses Shaffy hadden ze nooit gehoord. Ik liet Ramses zien, hoe hij 'Laat me/Vivre' zong, met Liesbeth List en met Alderliefdste. Als Ramses begint te zingen verandert hij van een oude man in een energiebron. Prachtig. En Liesbeth zingt. Goed. En ze is enthousiast en ontroerd bij het horen en zien van Ramses. Mooi, mooi, mooi.

Haar muziek is nog. Juist als een artiest overlijdt, leeft de muziek op. Zo hoort het ook. Laat die muziek nog maar even leven.



Heb het leven lief

Let ook op het acteerwerk

Met als bonus de sigarettenrook van de presentator

donderdag 26 maart 2020

Alle dagen ui (B. Carrot)


In een strip kun je een fictief verhaal vertellen, maar je kunt ook een reportage maken of een biografie, of een zelfhulpboek. Er zijn veel voorbeelden te geven, bijvoorbeeld de reportage van Aimée de Jongh over vluchtelingen op Lesbos, De wachtkamer van Europa. 

In Alle dagen ui van B. Carrot krijgen we het verhaal te lezen van Saied Al-Karim, gevlucht uit Egypte, asiel aangevraagd in Nederland. Het verhaal is op ware feiten gebaseerd, maar de namen zijn verzonnen.

Vluchtelingen en andere migranten hebben het niet makkelijk in West-Europa en daar is al veel over geschreven en ook getekend. Mij schiet meteen Ze heten allemaal Mohammed van Jerôme Ruillier te binnen. Hierin doen veel migranten hun verhaal, ook degenen die als 'gastarbeider' in hun nieuwe land kwamen.

Literatuur

Literatuur met soortgelijke hoofdpersonen: De weg naar het noorden van Naime El Bezaz (over een illegaal), Iemand anders van Nasser Fakteh en Hoe ik talent voor het leven kreeg van Rodaan Al Galidi. Dat laatste boek moet ik nog steeds lezen. Misschien moet ik dat af en toe opschrijven, zodat ik er niet meer onderuit kan.

B. Carrot beschrijft het verhaal van de Egyptische vluchteling Saied Al-Karim, die min of meer bij toeval in Nederland terechtkomt. Hij vraagt op Schiphol asiel aan en komt dan in detentie terecht. Hij denkt dat hij naar een vrij land gaat, maar hij wordt opgesloten. Daar moet hij keer op keer zijn verhaal doen. Nou ja, hij moet antwoord geven op de vragen, in plaats van dat hij mag vertellen wat hij heeft meegemaakt.

Rechten

Hij heeft zekere rechten, maar niet iedereen geeft hem die. Hij mag bijvoorbeeld een bepaalde tijd luchten, maar de bewakers verkorten soms de luchttijd. Er is een bibliotheek, maar daar mag je niet altijd naar toe. Er zijn regels en regeltjes en er zijn bewakers met hun grilligheid, hun humeuren en temperamenten.

Saied verdiept zich in zijn rechten en hij beklaagt zich als hij niet conform de regels behandeld wordt.  Vaak is hij succesvol in zijn klachten. Hij krijgt zelfs het recht om een groentetuintje aan te leggen.

Dat zijn kleine lichtpuntjes, maar voor de rest is het veelal de tijd uitzitten en niet weten wat er verder met je gebeuren gaat. Er zijn wel mensen die zich bezighouden met zijn lot, maar je krijgt de indruk dat het veel mensen niet kan schelen of dat ze er alles aan doen om zo min mogelijk vluchtelingen binnen de laten. Soms is de aanpak onpersoonlijk en kil.

Natuurlijk zijn er ook mensen die positiever reageren, maar soms doen ze dat op een bevoogdende manier. Blijkbaar weten zij wel wat goed is voor Saied en waar hij blij mee zou moeten zijn.

Veerkracht

Saied leidt een triest bestaan, zou je kunnen zeggen, maar hij is taai en veerkrachtig. Hij geeft niet op en blijft strijden voor een menswaardig bestaan. Die strijd is goed in beeld gebracht door B. Carrot.

De titel is geweldig. Die verwijst naar een Egyptische uitdrukking: een dag honing, een dag ui. Goede en slechte dagen dus. Maar voor Saied is het Alle dagen ui. Sprekende titel die je makkelijk onthoudt. Mijn flauwe hoofd maakt er in combinatie met de naam van de auteur dan weer hutspot van. Het gebeurt voor ik er erg in heb.

Carrot geeft een indringend beeld van het leven van een asielzoeker. De formulieren, de regeltjes. Je krijgt automatisch het idee dat dat toch anders zou moeten kunnen. Maar blijkbaar gebeurt dat niet. Vluchten doe je niet voor je plezier en de manier waarop je behandeld wordt is niet direct een toonbeeld van gastvrijheid en hulpvaardigheid. Gelukkig weet Saied zijn eigenwaarde te behouden.

Achter in het boek staat een nawoord door de persoon die model stond voor Saied. Verder vertelt Carrot over vreemdelingendetentie in Nederland.

Het is goed dat zij het verhaal van Saied vertelt, zodat mensen als hij in beeld blijven en zodat we met onze neus op onze verantwoordelijkheden gedrukt worden.

Tekeningen

De tekeningen zijn ingekleurd met waterverf en doen een beetje denken aan de manier waarop Judith Vanistendael tekent. De inkleuring is rustig gehouden, met blauw en rood als hoofdkleuren. Als er ter aanduiding van de lente dan ineens groen gebruikt wordt, licht dat extra op, vooral als je het grijnzende hoofd van Saied erbij afgebeeld ziet.

Het werk van B. Carrot kende ik hiervoor niet. Alle dagen ui is haar eerste boek, maar ze heeft al eerder verhalen geschreven en geïllustreerd waaruit haar engagement blijkt. Meer over haar werk vind je op haar site.

Titel: Alle dagen ui
Tekst en tekeningen: B. Carrot
Uitgever: Soul Food Comics
Arnhem 2020, paperback, 136 blz. € 23,50



woensdag 25 maart 2020

De Zeearend deel 1 - Atlantische Oceaan 1916 (Philippe Thirault & Enea Riboldi)


Voor een goed verhaal heb je in veel gevallen een conflict nodig: een protagonist en een antagonist. Misschien dat daarom een oorlogssituatie zo’n geliefd onderwerp voor verhalen is.

In de christelijke kinderboeken die ik in mijn jeugd las, ging het vaak over wat toen nog de Tachtigjarige Oorlog mocht heten en over de Tweede Wereldoorlog. Het was een wereld van helden en schurken, begreep ik. Het leek me niet moeilijk te kiezen aan welke kant je wilde staan.

In het echte leven bleek de scheiding tussen goed en kwaad niet zo gemakkelijk te trekken. De boeken die daar recht aan deden, bleken ook een stuk interessanter dan die met een simpele zwart/wittekening van de werkelijkheid.

Strips over de oorlog zijn er in overvloed. Je moet van goeden huize komen om daar iets aan toe te voegen. Doordat er al zo veel is, komt de lat steeds iets hoger te liggen.

Tweeluik

De zeearend is een tweeluik dat zich afspeelt in de Eerste Wereldoorlog. Deel 1 heet: Atlantische Oceaan 1916. Voor op het album zien we een driemaster op een vrij rustige zee. Maar het schip krijgt wel een schot voor de boeg.

Historische schepen, vliegtuigen en auto’s – dat doet het goed bij veel striplezende mannen. Misschien ook wel bij sommige vrouwen, maar ik hoor altijd alleen het enthousiasme van mannen over deze onderwerpen. Voor vlieg- vaar- en voertuigen heb ik wat minder oog, maar ik kan wel zien dat de schepen in dit album met aandacht (en waarschijnlijk liefde) getekend zijn en dat ze zich in hun volle glorie mogen tonen.

In 1916 zijn de zeeën geblokkeerd door de geallieerden, om de bevoorrading van Duitsland te belemmeren. Passerende schepen worden gecontroleerd.
Seeadler (beeld geratst bij Wikipedia)

Seeadler

Intussen zitten de Duitsers ook niet stil. Het schip Seeadler, de Zeearend, valt koopvaardijschepen aan en brengt die tot zinken. Aan het begin van dit verhaal is dat de Antonin, uit Nantes. Het heeft een lading salpeter aan boord, dat gebruikt zal worden voor het vervaardigen van buskruit. De kapitein van het Duitse schip, graaf Hugo von Krüger, is een soldaat, maar geen moordenaar. Hij is er trots op dat hij nog nooit een slachtoffer heeft gemaakt.

Als het Franse schip Antonin veroverd wordt, komt de Franse bemanning dus aan boord van de Seeadler. Maar dat brengt ook problemen met zich mee. Zo zijn de jonge vrouw Pénélope de Luynes en de kapitein nogal gecharmeerd van elkaar. 

Muiterij, moord, seks - op de kleine oppervlakte van het schip lijkt het leven zich verhevigd af te spelen. Als lezer word je dan ook gemakkelijk het verhaal in getrokken. Je leeft mee met Pénélope, die natuurlijk midden in een loyaliteitsconflict zit en met Hugo von Krüger, die zijn handen schoon probeert te houden en een goed mens probeert te zijn. 

Heel spectaculair is het verhaal niet en het psychologisch is het maar net interessant, door de tweekantigheid van de hoofdpersonages. Verder zijn er ook genoeg gebeurtenissen die naar het cliché neigen. Zo vallen de vrouwen wel erg gemakkelijk voor de zeebonken. 

Jager en prooi

De Zeearend is niet alleen jager, maar ook prooi. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het eind van het album als het schip Kaap Hoorn probeert te ronden om op die manier in rustiger vaarwater terecht te komen. Hoe het het schip vergaat op de Grote Oceaan lezen we in deel 2, dat tegelijk het slotdeel is. 

Het verhaal van de Zeearend is een boeiend verhaal. Het scenario van Philippe Thirault, gebaseerd op een verhaal van Enea Riboldi, pakt een stukje van de Grote Oorlog dat nog niet heel erg uitgekauwd is. Bovendien maakt hij er vooral een menselijk verhaal van: twee personen die door de oorlogsomstandigheden op elkaars weg komen en met elkaar verdergaan, al lijkt daar geen toekomst voor te zijn. Je zou zeggen: dat kan alleen maar zoet of tragisch aflopen. Maar dat moeten we afwachten. 

De tekeningen van Riboldi zijn fraai: de schepen plaatsen je meteen terug in de tijd en de mensen zijn  vrij natuurlijk en hebben meestal geen overdreven gelaatsuitdrukkingen nodig om duidelijk te maken wat de onderliggende emoties zijn. 

sommige lijnen net te fors

Forse lijn

Wel is, naar mijn smaak, een lijn hier en daar net iets te fors aangezet. Alle lijnen zijn vrij dun en als dan bijvoorbeeld een lijn iets nadrukkelijker wordt getekend, valt dat meteen op. Soms is zo'n lijn een gemakkelijke en snelle oplossing. Met een lichte arcering of wat schaduw bij de inkleuring was zo'n lijn overbodig geweest. 

Het zijn maar lichte aanmerkingen, want voor de rest is het tekenwerk goed. Bij een strip moet het tekenwerk bij oppervlakkige lezing niet opvallen, zodat het niet afleidt van het verhaal. Als je daarna nauwkeuriger kijkt moet het ook overeind blijven. Dat is bij dit album meestal wel het geval. Ook de inkleuring, waarover Joëlle Comtois en Enea Riboldi zich hebben ontfermd, oogt natuurlijk. Schaduwwerkingen zijn goed, het paars in de nachtscènes werkt sfeervol, de natuurlijke kleuren ondersteunen de realistische toonzetting. 

Het verhaal is gebaseerd op het leven van Felix von Luckner (1881 - 1966). Die was indertijd daadwerkelijk kapitein van de Seeadler. Wie er alles over wil weten, kan even kijken op bijvoorbeeld Wikipedia. Daar heb ik ook de afbeelding het schip geratst. 

En nu wachten op het tweede deel, dat in 1917 speelt. We hopen dat we niet een oceaan van tijd hoeven te wachten. 

Reeks: De Zeearend
Deel 1: Atlantische Oceaan 1916
Tekeningen: Enea Riboldi
Scenario: Philippe Thirault
Uitgever: Silvester
Den Bosch 2012; 56 blz. softcover € 9,95


dinsdag 24 maart 2020

Podcast: Op houten banden, Filosoofje, Een dik uur Ischa op de radio

Weer drie podcasts: over de bevrijding, in de vorm van een gedateerd jongensboek, over levensvragen, in de vorm van gesprekken met en door kinderen en over Ischa Meijer, waarbij ik me even niet kon inhouden en meer heb geschreven dan de bedoeling was.


Op houten banden

Er is veel aandacht voor de bevrijding, vijfenzeventig jaar na 1945. Het Nationaal Comité 4 en 5 heeft een podcast ontwikkeld voor kinderen: Op houten banden. Het is het verhaal van de vijftienjarige Leendert, die in Zeeland woont en in 1944  daar de bevrijding meemaakt.

Leendert wordt belast met een bijzondere opdracht: hij moet, op een fiets met houten banden, naar Groningen, waar zijn oma woont. Er is daar een verrader bij het verzet en dat kan veel mensen het leven kosten. Leendert moet de verzetsgroep gaan waarschuwen.

Omdat Leendert een heel eind door Nederland gaat, kan hij waarnemen hoe de bevrijding in verschillende delen van het land dichterbij komt. Zeker omdat Leendert bepaald niet snel is en maanden over de reis doet.

Lespakket

Ik kan me wel voorstellen dat het verhaal van Leendert een aanleiding is om het in de les te hebben over de bevrijding en ook over wat vrijheid voor ons nu betekent. Er is een handleiding en een lespakket ontwikkeld die daarbij kunnen helpen.

Maar een groot bezwaar is wel dat deze podcast het verhaal vertelt zoals we dat al te vaak hebben gehoord: de oorlog als een spannend jongensboek. Het waren de verhalen die ik in mijn jeugd las, zo ongeveer in de jaren zestig. Leendert is de held die toch maar mooi in zijn eentje door heel Nederland gaat. Lekker voor de identificatie, maar ook een nogal eenzijdig beeld van wat oorlog inhoudt.

Niet geloofwaardig

Erg geloofwaardig is het verhaal niet. Er is verraad in het spel, dus de verrader moet zo snel mogelijk ontmaskerd worden, lijkt me. Dat Leendert op pad wordt gestuurd, kan nog wel: hij is waarschijnlijk minder verdacht dan een volwassene. Maar dat hij maanden over de tocht doet en pas aankomt als Groningen zo ongeveer bevrijd wordt, kan niet de bedoeling zijn. Eigenlijk is zijn tocht dan zinloos geweest. Na de bevrijding zal een verrader niet zo veel kwaad meer kunnenn doen. Hoeveel slachtoffers zijn er gevallen door het getreuzel van Leendert?

De voice-over wordt ingesproken door een jonge vrouw die duidelijk van nu is. Dat is geen bezwaar. Maar de uitspraak van het Nederlands door Leendert en Jet (die het laatste stukje met hem meereist) is duidelijk van nu en ook nog uit het westen of het midden van het land.

Veel volwassenen in de podcast hebben juist een lokale kleur in hun spraak en dat is goed getroffen. Maar dat de twee pubers zo'n ander soort Nederlands spreken dan hun ouders is niet waarschijnlijk. Ook uitdrukkingen als 'valt het kwartje nu pas?' en 'Dat meent u niet!' zijn echt niet uit de jaren veertig.

Houterig acteren

Verder wordt er bij sommige dialogen wel erg houterig geacteerd. Je hebt dan het idee dat je naar een amateuristisch hoorspel aan het luisteren bent. Ook zijn sommige scènes slecht doordacht. Leendert heeft een fiets met houten banden, maar op een gegeven moment breekt er een stuk uit zijn wiel. Het is niet zo waarschijnlijk dat zijn fiets niet alleen houten banden, maar ook nog een houten wiel had.

Op houten banden is een podcast die het zal moeten hebben van wat de docent van de lessen maakt. Het podcastverhaaltje op zich stelt niet zoveel voor.


Filosoofje

Hoe kwam ik toch bij de podcast Filosoofje? In welke stoel lag die toen ik er per ongeluk op ging zitten? Ik weet het niet meer. Maar ik heb ooit de afleveringen gedownload en nu heb ik ze beluisterd. 

Op de website wordt de podcast 'Een must voor in de klas en aan de keukentafel om het gesprek aan te gaan' genoemd. Dat bekt niet alleen niet zo goed, maar het is natuurlijk ook onzin. Alsof we zonder deze podcast het gesprek niet aan zouden kunnen gaan met kinderen. 

Maar goed, een podcast moet je beoordelen op wat je hoort en niet op wat de makers erover schrijven. In Filosoofje horen we gesprekken met kinderen. De podcast richt zich op kinderen tussen negen en twaalf jaar oud. 

Vragen en stellingen

In elke aflevering is er een volwassene, Maaike Merckens, die met een groepje kinderen praat over intrigerende vragen en stellingen, zoals: 'Wat is het verschil tussen jongens en meisjes?' 'Je kunt je nooit vervelen' en 'Kun je zelf bepalen wie of wat je later wilt zijn?' De volwassene beperkt zich tot het stellen van vragen en soms een samenvatting of een conclusie. Dat is een mooi bescheiden rol, die ze goed volhoudt. 

De kinderen denken en praten. Soms worden ze op gang gebracht door bijvoorbeeld een gedicht. En dan hebben ze verder eigenlijk nauwelijks aansporing nodig. De kinderen zijn verbaal behoorlijk begaafd, maar misschien vind ik dat omdat ik niet zo'n duidelijk beeld heb van kinderen van die leeftijd of omdat ik ze structureel onderschat. 

Ruimte

Het mooist vind ik de ruimte die de kinderen elkaar geven. Ze hoeven elkaar niet te overtuigen: de een vindt dit en de ander vindt iets anders - geen probleem! Ook beseffen ze het verschil tussen wat ze vinden en hoe het is. Dat je wel kunt zeggen wat je vindt, maar dat dat nog niet wil zeggen dat dat een onomstotelijke waarheid is. Je zou willen dat veel mensen met massieve meningen, die zich zwaar bewapend op Twitter begeven, iets zouden hebben van de instelling van deze kinderen. 

Zoals gezegd: de podcast is bedoeld voor kinderen en ik kan me goed voorstellen dat de gesprekken de kinderen aanzetten tot denken. Maar voor volwassenen is de podcast ook interessant. Tenminste als je er niet van uitgaat dat je de antwoorden al weet, maar oprecht geïnteresseerd bent in de vragen. 

De afleveringen zijn ongelijk van lengte: van nog geen vijf minuten tot bijna twintig. Daar hou ik wel van: de lengte laten bepalen door de loop van het gesprek en niet door het format. Je vindt alle gesprekken hier, waar je ook nog kunt doorklikken naar andere podcasts voor kinderen. 


Een dik uur Ischa op de radio


Het is vijfentwintig jaar geleden dat Ischa Meijer overleed en dat betekent publiciteit: een boekje van Gijs Groenteman dat opnieuw verkrijgbaar is, een dikke bloemlezing met Meijerstukken, verzameld door Ronit Palache, en op de radio en het net botste ik aan alle kanten aan tegen interviews, praatprogramma's, documentaires. Op de tv zal het wel niet veel anders zijn geweest, maar dat laat ik eigenlijk altijd aan me voorbij gaan.

Bij de VPRO is er heel veel Ischa te beluisteren. Meer dan vierhonderd uur, wordt er gefluisterd en geschreven. Wie wil, kijke en klikke hier. En er is een podcast, Een dik uur Ischa op de radio, van Anton de Goede. Dat is alleen al mooi vanwege de prachtige stem van die man.

In de inleiding van elke aflevering wordt verteld dat het het vijfentwintigste sterfjaar is van Ischa Meijer, wat een beetje de suggestie wekt alsof Meijer een doodsstrijd van vijfentwintig jaar aan het vechten is. Maar goed, dat is een kleinigheid.

Herinneringen

Ik herinner me Ischa Meijer als interviewer: de stem van Cor Galis, de muziek en vooral de onvoorspelbare gesprekken, waarvan me altijd het 'Why?' bij zal blijven. Maar ik geloof niet dat ik me zijn geïnterviewden herinner. En in hoeverre is mijn geheugen betrouwbaar? Ik kan mij niet voorstellen dat mijn ouders de radio aan hadden staan als Meijer te horen was. Het moet dus op mijn kamer zijn geweest dat ik de interviews hoorde. En toch zie ik in gedachten de keuken voor me. Misschien omdat de radio van mijn ouders zo verbonden is met die keuken.

Natuurlijk wist ik indertijd wie Ischa Meijer was. Ik herinner mij dat ik de recensies van zijn boeken las. Ik knipte indertijd alle recensies uit in en bracht die onder in een knipselarchief, compleet met heuse kaarten. Later heb ik het hele zwikje weggegeven aan een leerling.

Vreemd genoeg is me van die recensies niet veel bijgebleven. Alleen de tekening van Siegfried Woldhek bij het stuk over Hoeren (1979). Nooit gelezen, overigens, zoals ik geen enkele van zijn boeken ooit las.

Rancuneus

En ik herinner me een rancuneus interview met Meijer, waarin hij geen spaan heel liet van de manier waarop zijn ex, Jenny Arean, 'Body and Soul' van Cole Porter zong. Dat deed ze in haar eerste solovoorstelling, Gescheiden vrouw op oorlogspad (1985). Daar was ik naar toe geweest en ik had er juist zo van genoten.

Later kocht ik de cd Jenny Arean zingt Ischa Meijer (1991), waarop ook Ischa Meijer te horen is. Daar heb ik goede herinneringen aan.

Niet dat dit nu allemaal iets met de podcast te maken heeft, maar wel met het hoofd waarmee ik naar de podcast luister. En het resoneert allemaal mee als ik Ischa Meijer weer hoor.

Jeugdsentiment

Aan de ene kant port het weer horen van radiowerk van Meijer met een elleboog in de ribben van mijn jeugdsentiment en dat is prettig, aan de andere kant hoor ik veel nieuws.

De eerste aflevering van Een dik uur Ischa op de radio is een documentaire. Die is soms wat hijgerig gemonteerd: steeds als je wilt blijven luisteren, gaat het over op een volgend moment. Daardoor raakte ik licht geërgerd, maar ik bleef wel geboeid luisteren.

In de volgende afleveringen is er een gast met wie De Goede praat over Ischa Meijer. De gast heeft uitgezocht wat zij of hij terug wil horen. Dat wordt gedraaid (zeg ik nog steeds, terwijl er natuurlijk al niets meer gedraaid wordt) en dan wordt er, na afloop en ook al halverwege, over gepraat, waardoor het Meijerstuk context krijgt.

Ik geniet daar zeer van. Al meteen van de aflevering met Ronit Palache, die een gesprek met Andreas Burnier laat horen. Van Burnier heb ik wel een handvol boeken gelezen. Maar vooral: wat een prachtig gesprek! Je merkt hoe geïnteresseerd Meijer is en hoe gretig hij luistert. Burnier en Meijer halen het beste uit elkaar naar boven.

Broekzakken vol genot

Toen was ik dus al verkocht en de volgende afleveringen (met Jan Haasbroek, Karin Bloemen en Jeroen Meijer, zoon van-) waren ook al goed. Of zou ik al bij voorbaat hebben besloten dat ik alles goed vond? Geen idee en eigenlijk doet dat er ook niet toe. Tenminste voor mij. Ik geniet en prop mijn broekzakken vol met dat genot.

Als een nieuwe aflevering van Een dik uur Ischa op de radio in mijn iTunesboxje valt, krijgt die nauwelijks de tijd om af te koelen: meteen consumeren, meteen genieten. Dus: dank, dank, podcastmakerd! Snel, snel naar de site of waar dan ook voor alle afleveringen!

maandag 23 maart 2020

Gozert (Pieter Koolwijk)


Ties Toesimint (T.T.) is een jongen die zich anders gedraagt dan zijn klasgenoten. Dat komt doordat hij een denkbeeldig vriendje heeft: Gozert. Ties zou deze zin meteen gecorrigeerd hebben. Volgens hem is Gozert niet denkbeeldig; hij is enkel onzichtbaar. Voor anderen, tenminste - Ties ziet hem wel.

Dat is het gegeven in het nieuwe boek van Pieter Koolwijk, Gozert. Eerlijk gezegd had ik nog nooit gehoord van Pieter Koolwijk, maar ik volg de jeugdliteratuur dan ook niet zo goed. In de Grote Vriendelijke Podcast werd de schrijver uitgebreid geïnterviewd en dat gesprek maakte me nieuwsgierig.

Grappig

Gozert is een grappig boek. In de gesprekken tussen Ties en Gozert slaat de fantasie geregeld op hol. Op de vreemdste plaatsen kunnen draken of trollen opduiken en mensen kunnen gemakkelijk veranderen in een kabouter, een slak of een robot. Dat leidt ook tot dwaze acties: op aansporing van Gozert doet Ties dingen die hij anders nooit gedurfd zou hebben.

Die avonturen zijn vermakelijk en dat vindt de vader van Ties vaak ook, maar Ties doet ook wel dingen die te ver gaan. Dat is niet goed voor hemzelf en voor zijn omgeving. Eigenlijk zou hij zijn medicijnen in moeten nemen, maar dat doet Ties niet. Zonder Gozert is het leven immers enorm saai.

Als het allemaal te moeilijk wordt, wordt Ties opgenomen. Gelukkig gaat Gozert mee en die vindt het geweldig in de inrichting. Als Ties wil genezen van zijn wanen, zal hij van Gozert af moeten, maar het is de vraag of hij dat wil. En als hij dat wil, zal hij dat dan kunnen?

Tragisch

Als we Gozert alleen een grappig boek noemen, doen we het tekort. Het is ook een tragisch boek. Ten eerste omdat je als lezer ook de moeilijke situatie ziet van een jongen die zo sterk in zijn wanen gelooft. Vervolgens ook omdat je de tweestrijd ziet van de jongen die inziet dat hij afstand moet nemen van zijn vriendje, maar die ook merkt dat dat wel heel pijnlijk is en misschien is dat offer wel te groot.

Je leest het boek in één ruk uit, want je wilt weten hoe het afloopt met Ties en Gozert. Tegelijkertijd krijg je een beeld van wat Koolwijk vindt van de hedendaagse hulpverlening. Aan de ene kant zijn er geduldige en goedmoedige hulpverleners, maar aan de andere kant zijn er ook kinderen die zo onder de medicijnen zitten dat ze zombies geworden zijn.

Al jaren geleden gaf Guus Kuijer zijn visie op het inrichtingsleven in Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt (1978). Daar was een dokter die met medicijnen strooide alsof het snoepjes waren. Mieke ervaart de wereld buiten de inrichting als onbegrijpelijk, of het nu het huiselijke leven, school of de rechtspraak betreft. Pas in het 'gekkenhuis' kan ze normaal leven.

Kort door de bocht

Door het boek van Koolwijk schemert een beetje heen dat de hulpverleners uiteindelijk niet echt oog hebben voor het kind en het daarom maar onder de medicijnen houden, omdat dat nu eenmaal gemakkelijker is. Dat is misschien toch net iets te kort door de bocht.

De andere kant - dat iemand met een te kleurrijke en dus afwijkende geest - geholpen is met aandacht wordt overigens krachtig gedemonstreerd in de verhaallijn. Wat Ties vertelde week altijd zo af van de ervaring van zijn ouders, dat ze nooit echt naar hem hebben geluisterd en Ties was wel zo slim om op den duur niet alles meer te vertellen, wetend dat hij toch niet geloofd zou worden.

Met Gozert krijgen we een kijkje in een bijzonder hoofd, waardoor we ons kunnen indenken hoe lastig het is als je denkt op de manier waarop Ties denkt. Hij heeft bijvoorbeeld moeite met beeldspraak, omdat hij veel dingen letterlijk neemt. Als een vriendinnetje zegt dat hij de herrie aan zijn kont heeft hangen, kijkt hij achterom om te controleren of dat zo is.

Illustraties

De illustraties zijn van Linde Faas, wat ook al een nieuwe naam is voor mij. Ze heeft gekozen voor kleurrijke tekeningen, in vaak een lekker losse tekenstijl. Dat past goed bij de uitbundigheid van de fantasie van Ties.

Wie een soortgelijk boek uit de volwassenliteratuur wil lezen, wijs ik graag op Duivelskermis van Gerrit Krol. Hij leed aan de ziekte van Parkinson en ging hallucineren door de medicijnen. Daar schreef hij een boekje over dat het laatste voor zijn dood zou worden.

Gozert is een boek vol fantasie en humor, maar net zo goed een boek vol empathie en compassie. Het is niet alleen voor kinderen een aanrader.

vrijdag 20 maart 2020

De gevoelige mannenclub (Michiel van de Pol)


Vera besluit op een dag haar kleren uit te trekken. Eerst is ze alleen binnenshuis naakt, maar al gauw gaat ze ook zonder kleren de straat op. Ze komt niet meer terug en haar man, Harry, zoekt steun bij de gevoelige mannenclub.

Zo begint De gevoelige mannenclub, de nieuwe beeldroman van Michiel van de Pol, die we ook kennen van Spotters en Scherpschutters. Van de Pol schetst vaak mannen die hun gevoel de ruimte geven en deze keer vergroot hij dat uit in de club van gevoelige mannen. De mannen dragen militaire hoofddeksels en lopen met ontbloot bovenlijf, wat een indruk van machismo zou kunnen geven, maar dat is de mannen eigenlijk vreemd. Ze houden meer van naaktsjoelen en figuurbreien en plakken post-its met complimenten op elkaars lichaam. Toch zullen zij zich, omdat de nood dringt, uiteindelijk wenden tot het kanon om een probleem op te lossen.

Cagliari/Caligari

Vera is intussen in contact gekomen met dokter Cagliari. Die naamt lijkt wel erg veel op doctor Caligari, van de film Das Kabinett des Dr. Caligari (1920). Het is zo'n beetje de eerste expressionistische film, waarvan ik me in de eerste plaats de geweldige abstracte decors herinner. De hele film is een flashback, wat ook al nieuw was in die tijd.

Mogelijk speelt het boek van Michiel van de Pol in de tijd van de film, een eeuw geleden. De mannen dragen hoge hoeden en er rijdt een koetsje rond. Maar misschien is de niet-actuele setting alleen maar gekozen om te laten zien dat het een verhaal van alle tijden is.

In de film heeft Caligari een hulpje, Cesare, die hij volstrekt in zijn macht heeft. Maar de schoonheid van de mooie Jane zorgt ervoor dat Cesare zijn meester niet langer gehoorzaamt: dat zal wel zijn dood worden.

Macht

Ook in De gevoelige mannenclub gaat het over macht. Vera wil vrij zijn en dokter Cagliari wil van haar 'de meanest modderfokking bad-ass bitch' maken. Sexy bitches hebben Cagliari altijd gefascineerd, omdat ze macht hebben. Hij ontdekte dat deze vrouwen 'balletjes' in hun buik hebben. De uitdrukking 'vrouwen met ballen' dringt zich daarbij op.

Maar Cagliari wil niet alleen de macht van de vrouwen controleren, hij wil ook weten wat het is om vrouw te zijn. Hij is een man, dus hij zal het nooit helemaal kunnen weten. Maar hij probeert er zo dicht mogelijk bij te komen.

Door zijn experimenten groeit Vera uit tot een reuzin en heel wat mannen laten het leven. Opmerkelijk is dat de namen van de omgekomen mannen allemaal in het Engels zijn, terwijl bij de gevoelige mannen de namen (Karl, Matthias) juist Duits aandoen.

Het geluk van de ander

Harry wil er alles aan doen om Vera terug te krijgen, maar hij vraagt zich steeds meer af of hij dat wel moet doen. Het geluk van de ander boven dat van jezelf stellen is toch juist de ultieme vorm van liefde?

Misschien is De gevoelige mannenclub wel een onderzoek naar wat liefde is. Van de Pol tekent wat het kan zijn dat je helemaal in elkaar opgaat en min of meer met elkaar versmelt. En die mannenvriendschap is toch eigenlijk ook een vorm van liefde. Tegelijkertijd zie je dat er machtsverhoudingen zijn en dus afhankelijkheid. En Vera komt erachter dat de perfecte man niet bestaat en dat ze het met haar Harry helemaal niet zo slecht getroffen had.

Uiteindelijk is het boek een lofzang op de liefde. Niet dat het daarbij altijd goed gaat, maar mensen zullen altijd op zoek blijven naar elkaar en op die manier de wereld draaiend houden.

In het hoofd

Das Kabinett des Dr. Caligari eindigt ermee dat alles wat er gebeurd is, zich eigenlijk afgespeeld heeft in het hoofd van een van de personages. Misschien gaat dat ook een beetje op voor De gevoelige mannenclub: vrij zijn in een relatie, de ander onder controle hebben, vriendschap waarbij je je kwetsbaarheid kunt tonen - het zijn zaken die zich vooral in het hoofd afspelen. Van de Pol heeft daar een mooi verhaal van gemaakt.

Dat doet hij bijzonder grappig, maar de lol is het niet doel. Het lukt de auteur om een grote boodschap zonder ronken te vertellen. Na het gedreven verkondigen van een Levensles zegt een van de gevoelige mannen niet voor niets: 'Koffie?' We kunnen het over grote zaken hebben, maar uiteindelijk drinken we gewoon onze koffie en doen we onze dagelijkse dingetjes. Ook dat kan met liefde.

Indeling

Van de Pol koos ervoor elke pagina op dezelfde manier in te delen: in zestien rechthoekige plaatjes. Soms loopt een afbeelding door achter de 'gootjes', waardoor de pagina de aanblik krijgt van een soort raam waardoor we kijken naar wat er aan de andere kant van het glas gebeurt.

De tekenstijl is niet gericht op de esthetiek, maar op het verhalende. Doordat het tekenwerk allesbehalve strak is, krijgen de tekeningen minder afstand en die nabijheid past goed bij het verhaal. Welk verhaal Van de Pol ook vertelt, altijd wordt het weer een heerlijk Van-de-Pol-verhaal.

Titel: De Gevoelige Mannenclub
Tekst en tekeningen: Michiel van de Pol
Uitgever: Scratch
z.pl. 2020, 112 blz. hardcover, € 24,90




donderdag 19 maart 2020

Podcast: Typisch, De waanzinnige podcast, Uit de oude doos




Typisch

Je probeert eens wat. Toen ik al stommelend mijn weg zocht op de rommelzolder van de podcasts, struikelde ik over Typisch. Omdat de titel van een van de afleveringen me aansprak besloot ik eens te gaan luisteren. Het blijkt een leuke podcast te zijn.

Als ik het goed begrijp, is de podcast een spin-off van een televisieprogramma dat ook Typisch heet. Daar kan ik verder niets over zeggen, omdat ik dat nooit gezien heb.

Lokale zaken

Typisch gaat in op zeer lokale zaken. De eerste drie afleveringen hebben als titel 'Hoe de seks verdween uit Bellingwolde.' In Bellingwolde waren er vrijstaande huizen met geblindeerde ramen, waar mannen kwamen voor de seks. Omdat het plaatsje niet ver van de Duitse grens ligt, kwamen er ook Duitsers.

In drie afleveringen wordt in kaart gebracht hoe die situatie was, samen met mensen die het van dichtbij hebben meegemaakt, als sekswerker of als werkgever. Boeiend beeld van iets wat intussen verdwenen is.

Roode Vaart

En wat te denken van Roode Vaart? Ik had er nooit van gehoord, maar het was een heus dorp. Intussen is het verdwenen. Twee afleveringen worden aan het plaatsje gewijd en de hele geschiedenis komt langs, van de watersnoodramp tot een tornado en een neergestort vliegtuig. Je hoort direct betrokkenen aan het woord en de vormgeving is uitstekend. Losse citaten zijn mooi snel na elkaar gesneden en er zijn achtergrondgeluiden die kleur geven aan de reportage.

Ten slotte een aflevering over 'De dokter van Zuilen', waarin je een mooi beeld krijgt van een wijk. Er wordt niet bij verteld dat Zuilen een wijk van Utrecht is. Maar misschien heb ik gewoon niet goed geluisterd. De wijk bestaat uit nieuwe bewoners, maar ook uit oude, die hun hele leven hier al wonen.

Hoe lang de podcast doorgaat en hoeveel afleveringen we nog kunnen verwachten, weet ik niet. Aan het begin van een aflevering wordt wel verteld wie de presentator is, maar dat vind ik bij de beschrijving niet meer terug. Hier vind je de site.



De Waanzinnige Podcast

We hebben natuurlijk al een mooie podcast over jeugdliteratuur, De grote vriendelijke podcast, maar daarin spreken volwassenen over kinderboeken. In De waanzinnige podcast komen de kinderen aan het woord. Ze vertellen over hun favoriete boek.

Meteen in het begin horen we al dat het dertien afleveringen zullen worden ('De waanzinnige podcast van dertien afleveringen'). Waarom juist dat aantal is gekozen, is me niet duidelijk. Het doet een beetje denken aan de LP's uit mijn jeugd: Alle dertien goed.

Tot nu toe zijn er vijf afleveringen geweest, alle over boeken die ik helemaal niet kende, wat waarschijnlijk veroorzaakt wordt door het feit dat het boeken zijn voor erg jonge kinderen. Alle afleveringen vind je op de site.

Spanningsboog

De afleveringen zijn mooi kort, tussen de vijf en acht minuten. Dat is een spanningsboog die kinderen wel aankunnen. Er is een volwassene te horen, maar die houdt zich keurig op de achtergrond en stimuleert alleen de kinderen om te vertellen.

Voor volwassenen heeft deze podcast een zeker schattigheidsgehalte. Kinderen kunnen de podcast prima beluisteren, maar ik weet niet of ze dat ook gaan doen. Een slimme docent van de basisschool kan natuurlijk een aflevering gebruiken in het kader van de leesbevordering.

Zij of hij zou zelf enkele opdrachten bij het gehoorde kunnen verzinnen. Maar misschien zijn die opdrachten er al en weten basisschooldocenten die feilloos te vinden.

Hoe meer podcasts er komen op het gebied van lezen, hoe beter. Het is te hopen dat het maken van een podcast zo gewoon wordt dat meer scholen daarmee gaan experimenteren, zodat er veel komt om uit te kiezen. De waanzinnige podcast is voor onze jonge lezertjes een goed begin.


Uit de oude doos: liefdeslessen van mijn oma

In de loop der tijden is er veel veranderd. In de mode, de eetgewoonten, de rages, maar zeker ook in hoe mensen met elkaar omgaan. Daarover gaat een podcast waarover ik al eerder schreef: In mijn tijd - was 't beter. Nu is er een podcast uitgekomen die gebaseerd op dezelfde nieuwsgierigheid naar andere generaties: Uit de oude doos: liefdeslessen van mijn oma.

De podcast wordt gemaakt door Rozemarijn Brus, die met haar oma, 92 jaar oud, Sera Helfrich - Sassen, praat over hoe oma in haar jonge jaren omging met liefde, relaties, seks. In vier afleveringen krijgen we het gesprek te horen. Nou ja misschien zijn het wel vier verschillende gesprekken of nog meer.

Liefdeslessen

Die liefdeslessen kunnen we gelukkig met een korreltje zout nemen. Oma deelt haar inzichten en natuurlijk is Sera door de tijd wijs geworden. Ik kan me ook voorstellen dat luisteraars iets van haar opsteken, maar ik vermoed niet dat er ook maar iemand is die zijn liefdesleven daardoor anders zal inrichten.

De titel 'Uit de oude doos' is misschien wat minder geslaagd. Je loopt toch de kans dat oma wordt gezien als een oude doos.  Even een terzijde: in haar boek Oude dozen speelt Marja Vuijsje duidelijk met de dubbele betekenis van doos en daar is het zeer gepast.

Rozemarijn heeft met oma een openhartig gesprek. Ze vraagt niet door tot in de details, maar oma vertelt best wat uit zichzelf. Je krijgt niet alleen een beeld van oma, maar ook van de tijd waarin ze geleefd heeft. Oma is een vrij nuchtere vrouw. Ze had samen met opa een artsenpraktijk en daar weet ze ook mooi over te vertellen.

Andere fase

Nu opa er niet meer is, is oma's leven in een andere fase gekomen en ook daarover wordt gepraat. Ook dat is een boeiend gesprek geworden.

De vormgeving is sober, maar meer poespas is ook niet nodig. Je luistert naar dit verhaal, omdat oma goed kan vertellen hoe haar leven vroeger was. Je merkt de vertrouwelijkheid tussen oma en kleindochter en dat is prettig. Daardoor is het een warme podcast geworden. Ik heb de afleveringen, tussen de acht en zeventien minuten lang, vrij snel na elkaar beluisterd en ik heb me daarbij geen moment verveeld.

Je vindt de vier afleveringen op de site. In de laatste is er een belofte voor een nieuw seizoen. Daar kijken we naar uit.

woensdag 18 maart 2020

Als je verdwaalt (Marianne Witvliet)


Als je verdwaalt is de nieuwe roman van Marianne Witvliet, een schrijfster uit de christelijke hoek. Op een van de flappen van deze roman lees ik dat haar boek Gebroken wit (2003) een bestseller werd en dat Kind van het water (2008) enkele malen herdrukt is en genomineerd werd voor een prijs. In 2004 was Enkele reis Aix het christelijke Actieboek in de Boekenweek.

Ik herinner me dat het Christelijk Literair Overleg ooit een lijst gemaakt heeft met vijftien aanbevolen romans waarin Kind van het water was opgenomen. De site van die organisatie slaapt echter al een tijd en misschien is dat wel met het hele CLO het geval.

Aan Kind van het water heb ik geen goede herinneringen: ik vond het boek onder de maat. Maar intussen zijn we meer dan tien jaar verder en elke auteur verdient een nieuwe kans. Helaas heb ik ook aan Als je verdwaald bent niet zo heel veel plezier kunnen beleven.

Het Zuyderhuis

Het verhaal is vrij simpel verteld: de jonge vrouw Jip is net, samen met haar moeder, verhuisd naar een deel van een boerderij, die ooit bij een landgoed heeft behoord. Aan de andere kant van de scheidingssloot begint het park van het landgoed, met daarop Het Zuyderhuis, waarin de oude dame Beatrijs woont. In het huis woont ook nog een student, Juda. Het koetshuis wordt bewoond door het bejaarde echtpaar Bé en Annetje.

Verder is er nog een architect in het spel, Pierre Murant, die later in het koetshuis zal gaan wonen. Bé en Annetje gaan dan naar een aanleunwoning.

Rouw

Jips vader is ruim een half jaar daarvoor overleden en ze rouwt om hem. Op de school waar ze als docent tekenen begonnen is, probeert ze zich staande te houden, maar ze moet nog een beetje uitzoeken hoe dat moet. En dan moet ze ook nog haar hondje Brush onder commando zien te krijgen.

Dit soort problemen laat zien dat Jip nog veel dingen in haar leven niet onder controle heeft. Juist daarbij mist ze haar vader. Haar moeder, Karli, heeft een bijzondere houding tegenover haar dochter. Aan de ene kant laat ze haar vaak alleen, omdat Karli voor haar beroep (redacteur bij een tijdschrift over eten) soms langere tijd weg is. Aan de andere kant behandelt ze Jip als een klein kind: Karli regelt wel even dat Jip bij buurvrouw Beatrijs gaat eten als zij weg is en als ze niet op tijd thuis kan zijn, staat er altijd eten voor haar dochter in de koelkast. Blijkbaar komt het niet in haar op dat Jip voor zichzelf zou kunnen zorgen.

Weinig gebeurtenissen

We beleven het verhaal vanuit Jip en we leven dus ook met haar mee. Veel maakt Jip niet mee; in het boek komen nauwelijks gebeurtenissen voor: er wordt gepraat en gepraat en gepraat. Of gedacht. En die gedachten worden dan ook zo'n beetje allemaal expliciet gemaakt, opdat de lezer zelf maar niets hoeft te doen. Om de gedachten af en toe de vorm van een (eenzijdig) gesprek te geven gaat Jip ook enkele keren op bezoek bij de schapen, om een verhaal tegen hen af te steken.

Als Jip werkelijk tot daden overgaat, zijn we al zo ongeveer 250 bladzijden op gang en dat is nogal laat. Het moment van handeling is trouwens vrij kort. Daarna zijn er weer gesprekken en zijn de enige gebeurtenissen de verplaatsingen: soms moet je naar iemand toe om hem of haar iets te kunnen vertellen.

Kleine wereld

Het wereldje van Jip is klein: de buren, de dieren, de natuur. En natuurlijk haar school, maar dat stelt niet veel voor. Het lijkt erop dat Jip maar aan een enkele klas (een brugklas) lesgeeft en in die klas worden maar een stuk of vier leerlingen genoemd. Collega's lijkt ze niet te hebben, hoe het gebouw eruitziet weten we niet. Er is alleen het lokaal met daarin natuurlijk weer gesprekken. Alleen in het begin komt eventjes de directeur voor.

Je ziet wel dat de verschillende onderdelen van Jips kleine wereldje thematisch met elkaar verwant zijn, maar het blijven tegelijkertijd aparte wereldjes, alsof ze een voor een in het boek gemonteerd zijn. Tegen de schapen praat Jip enkele keren over de bijbelfiguur Job. Ze is het bijbelboek aan het lezen, zegt ze tegen de schapen en bij het laatste gesprek heeft ze het boek uit. Maar nooit wordt er verteld dat ze ook daadwerkelijk leest. Job, die alles verloor, is een spiegelfiguur voor Jip, die haar vader en daarmee haar stabiliteit verloren heeft.

Aantal dagen

Hoe belangrijk haar vader voor haar geweest is, blijkt uit het begin van sommige hoofdstukken, waar precies is aangegeven hoeveel dagen het geleden is dat haar vader is omgekomen. Ook dat lijkt weer iets dat erin gemonteerd is en geen verband houdt met het verhaal. Je zou denken dat Jip heel erg bezig is met het aantal dagen dat het geleden is dat haar vader haar ontviel, maar dat merken we niet. Wel dat ze hem mist natuurlijk, maar niet dat ze zo bezig is met het aantal dagen.

Bovendien klopt de aanduiding niet altijd. Boven de tekst van hoofdstuk 1 staat 'Vroege lente, 168 nachten later.' Maar een bladzijde verder blijkt het mei te zijn, wat bepaald geen vroege lente is. Er klopt meer niet, meteen in het begin. Het heeft drie dagen geregend, maar de sloot tussen het huis van Karli en Jip en het landgoed is droog. Jip zit helemaal onder de blubber omdat het zo nat is, maar de tuinpaadjes waarop ze loopt zijn keurig geharkt ('waterpas geharkte streepjes'). Zelfs na drie dagen regen?

Al gauw krijgt Jip van Bé dieprode tomaten uit de tuin. Mei is wel erg vroeg voor rijpe tomaten. Het graf van haar vader ligt aan de voet van een oude, rode beuk en dat zal wel erg lastig graven geweest zijn voor de grafdelver. Bé heeft kortgeknipt haar, maar er komen wel witte plukken haar onder zijn pet uit. Jip heeft in 2008 al zin om 'het klimaatprobleem' aan te pakken. Dat is opmerkelijk. Zeker voor iemand die er verder geen blijk van geeft interesse te hebben in dingen die haar wereldje overstijgen. Je vraagt je af of het allemaal wel goed doordacht is.

Stijl

Dit soort dingen zou je nog smetjes kunnen noemen die een redacteur eigenlijk weg had moeten poetsen. Maar van de stijl moet Als je verdwaalt het ook niet hebben. Ik doel dan niet in de eerste plaats op zinnen die niet helemaal kloppen, zoals 'Ik slaap al bijna als ik wakker word (...)' en 'Op de sterfdatum van papa leest Juda in de vroege ochtend de laatste vijf hoofdstukken uit De Etruskische glimlach aan me voor, om me dicht bij mijn vader te kunnen voelen.' (Waarom zou Juda Jip dicht bij haar vader willen voelen?) en op een stekende pijn 'die in mijn buik begint en in mijn maag blijft zeuren.' Dat is nog steeds in de buik.

Het is bovendien het toontje waarop Jip praat en denkt. Bedoeld als gevat, denk ik, maar vaak klinkend als aanstellerig. Er zijn maar weinig dialogen die natuurlijk aandoen.

Dat aanstellerige geldt ook voor de beeldspraak. Er zijn veel beelden, maar meestal voegen die niets toe. Een beeld dat Beatrijs gebruikt: 'met een onderhuidse agressie die voortdurend als een aswolk om hem heen hing.' En soms zijn de beelden ronduit belachelijk: 'Ik hoor hoe de toon waarop ik het zeg, klinkt alsof ik deze zomer word verbannen naar een strafkamp in Siberië waar het ook in juli min twintig is.' Niet de toon die Jip heeft willen karakteriseren blijft je bij, maar de doorgeschoten vergelijking. En natuurlijk de feitelijke onjuistheid wat betreft de temperatuur.

Clichés

En dan zijn er de clichés: iemand kijkt met een veelbetekenende blik, een keel schroeft zich dicht, er wordt een gevecht tegen tranen gevoerd, er lopen tranen over wangen, iemand verdrinkt in tranen. Het is wel erg dik hout waarvan planken gezaagd worden.

Die clichés zijn er ook inhoudelijk. De eerste ontmoeting tussen Jip en Juda verloopt wat stroefjes. En hoe eindigt het tussen hen? Precies. Jip heeft vanaf het begin een vervelend gevoel bij Pierre Murant en wie is er uiteindelijk de kwaaie pier? Je kunt het voorspellen. Witvliet houdt van duidelijkheid: vader is een held, zonder het minste smetje, Murant is een schurk.

Te veel uitleg

Het principe 'show, don't tell' is geen wet van Meden en Perzen, maar Witvliet slaat helemaal door naar de andere kant en heeft blijkbaar besloten om vooral wel uit te leggen. Bij alles (Alles? Ja, alles.) wordt duiding gegeven. Enkele voorbeelden: 'Ik ga op een tafeltje zitten om duidelijk te maken dat ik alle tijd heb.' 'Ik ga voor hem staan en voel rillingen door mijn lijf gaan, een mengeling van verontwaardiging en verdriet.' 'Ik betrap mezelf op een kille, snel opkomende woede, vermengd met een vlijmscherpe pijn.'

Het is me allemaal te veel, te nadrukkelijk. Bé draagt op een begrafenis een donkergrijs pak. 'Het is verleidelijk om te denken dat het zijn trouwpak is'. Dat zou genoeg geweest zijn, maar Witvliet schrijft erachteraan: 'dat hij droeg op de dag dat hij zijn vrouw beloofde trouw te zijn tot de dood hen zou scheiden.' Iedereen weet al op welke dag iemand een trouwpak draagt.

Nog een voorbeeld. 'Ik kijk naar een kevertje dat minutenlang moeizaam langs een grasspriet omhoogklimt en vanaf de top alsnog naar beneden stort.' Geen onaardig beeld, maar het werkt alleen als je het niet uitlegt. Dat doet Witvliet juist wel: 'en het is net of ik naar mezelf kijk.' Te veel. Het effect is weg. Maar de auteur vindt het nog niet genoeg en gaat ook de uitleg nog uitleggen: 'Ooit klom ik blindelings omhoog, was ik tot alles in staat, zou ik vanaf de top het leven in springen. Ik zou, ik zou, en ik viel.'

Niet prekerig

Sommige delen van Als je verdwaalt lezen nog wel aardig, maar ik heb me wel vaak door passages heen moeten worstelen. Positief vind ik dat het geen prekerig boek is geworden. God is aanwezig in de gedachten van Jip en ze zegt dat ze het boek Job leest, maar we krijgen geen expliciete moraal mee. Dat gelukkig niet.

Binnen de christelijke romans heeft de nieuwe Witvliet misschien nog wel iets eigens, ook door het bakvissentoontje van Jip (dat mij niet zo aanstaat) en er zal vast wel publiek voor zijn. Een boekhandelaar prijst het op de achterflap aan: 'Marianne is back!' Die ziet er blijkbaar handel in. Voor mij lijkt het boek niet bedoeld.

Marianne Witvliet, Als je verdwaalt. Uitgeverij Mozaïek, Utrecht 2020; 272 blz. € 20,99

vrijdag 13 maart 2020

Leon en Juliette (Annejet van der Zijl)


Het Boekenweekgeschenk Leon & Juliette, geschreven door Annejet van de Zijl, begint met een duel: twee mannen staan tegenover elkaar en mogelijk zal een van de twee het niet overleven. We schrijven 1829.

Dat doet denken aan het begin van Meester Mitraillette van Jan Vantoortelboom, waarin de hoofdpersoon in de openingsscène voor het vuurpeloton staat. Daar loopt het dus allemaal op uit, weet je als lezer. Tijdens het lezen van het hele boek vermoed je dat het slecht afloopt met de hoofdpersoon.

Bij Van der Zijl is die afloop niet zo zeker. De hoofdpersoon kan het immers ook overleven. Je weet wel dat dit duel uiteindelijk nog een keer moet voorkomen. De scène is een proloog; het hoofdstuk is dan ook niet genummerd.

Naar Amerika

Van der Zijl schetst de geschiedenis van de Nederlander Leon Herckenrath, die geboren wordt in 1800. Op zijn achttiende gaat hij naar Amerika, waar hij al snel ernstig ziek wordt. Hij wordt liefdevol verzorgd door een negenjarige slavin, Juliette, die hij uit dankbaarheid vrijkoopt en met wie hij uiteindelijk ook zal trouwen.

Hun leven zal zich voor een groot deel afspelen in Charleston, in South Carolina, waar de slavernij nog veel krediet heeft. Uiteindelijk wordt Leon burgemeester van Monster en Juliette (een dubbelbloed) wordt zo als niet-witte burgemeestersvrouw, wat zeker iets bijzonders zal geweest zijn.

Van der Zijl heeft weer heel wat bronnen doorgespit en zo heeft ze veel informatie boven water gehaald. Ze is zorgvuldig met het invullen van de open plekken. Bij een bewering die aannemelijk is, maar waarvoor ze geen bron heeft gevonden staat altijd 'misschien' of 'wellicht'.

Zweepslagen

Ze schetst het leven van Leon Herckenrath, maar ook de tijd waarin hij leeft. Die was nogal schokkend. Niet alleen kon hij niet openlijk laten merken dat Juliette zijn partner was, maar er werden ook onzinnige wetten afgekondigd om de tot slaaf gemaakten te blijven onderdrukken. Op een gegeven moment konden ze zelfs zweepslagen krijgen als ze 'hallo' riepen op straat.

Er zit wel een zeker verhaal in Leon & Juliette, maar het leest toch ook heel erg als een non-fictiewerk. Wel een boekje dat goed te lezen is, overigens. Van der Zijl maakt zinnen die lekker lopen, zodat je wel wilt doorlezen. Doordat, soms op de voorgrond, soms op de achtergrond, de twee personen uit de titel te volgen zijn, is er ook een lijn die je kunt volgen.

De andere lijn is die van de stad Charleston, stad in het zuiden, in een tijd dat er steeds meer kritiek komt op de slavernij. Uiteindelijk zal dat zelfs tot een burgeroorlog leiden.

Nawoord

Van der Zijl kondigt in het nawoord een wat groter werk aan, met hetzelfde onderwerp, en dat lijkt me een goed idee. Als je zo veel boven water hebt gehaald, moet je ook de ruimte krijgen om dat te etaleren.

In dat nawoord benadrukt ze dat niet de CPNB en niet Uitgeverij Querido verantwoordelijk is voor de keuzen die ze gemaakt heeft. Zou ze opdracht gekregen hebben tot deze explicitering? Verwachtte de CPNB problemen over een woord als 'mulatin?' Maar dat woord past wel in de beschreven tijd.

Van der Zijl er is natuurlijk op gespitst dat alles historisch klopt. Wel schrijft ze dat 'men donkere mensen bijna uitsluitend kende van plaatjes in aardrijkskundeboeken'. Ik vroeg me af of die er al waren aan het begin van de negentiende eeuw. Het vak aardrijkskunde werd pas in 1857 verplicht. Maar goed, zelfs dat soort feitjes kan je aanzetten om dingen op te zoeken en je verder te verdiepen in de beschreven tijd.

Eerder deze week schreef ik over het christelijke Actieboek. Ik kan me voorstellen dat er Boekenweekgeschenken zijn geweest waarmee scrupuleuze christenen problemen hebben gehad. Maar dat zal niet gelden voor Leon & Juliette, neem ik aan.

Eigenlijk ben ik wel benieuwd naar de uitgebreidere versie, compleet met fotokatern. Dat moest ik dan toch maar eens aanschaffen. De eerste drie boeken van Van der Zijl heb ik gelezen (Jagtlust, Anna en Sonny Boy), maar daarna heb ik haar werk een beetje verwaarloosd. Tijd om daar verandering in te brengen.

woensdag 11 maart 2020

Brood en stenen (Arie Kok)


De christelijke boekhandels doen vaak niet mee met het Boekenweekgeschenk. Blijkbaar is het te vaak voorgekomen dat in zo'n boekje dingen stonden die als ongepast of kwetsend ervaren werden. Sinds 1977 is er daarom een christelijk actieboek, dat gewoonlijk het christelijke boekenweekgeschenk genoemd wordt, al mag dat niet. In die boekhandels hebben ze trouwens ook geen Boekenweek, maar de 'Week van het christelijke boek.' Hier schreef ik uitgebreid over al die christelijke actieboeken door de jaren heen.

Dit jaar krijgt de christelijke boekenkoper een boekje van Arie Kok cadeau: Brood en stenen, Een leven in dagen van oorlog en armoede. Kok heeft tot nu toe drie boeken geschreven: Morie, Nachtmotet en Zoete zee. Net als Annejet van der Zijl houdt hij ervan om zich te verdiepen in de geschiedenis en daar literatuur van te maken.

Levensverhaal

Deze keer zocht hij het dicht bij huis: het levensverhaal dat zijn opa, ook Arie Kok, ooit genoteerd heeft. Brood en stenen begint met een scène waarin twee van zijn zoontjes in 1949 (Piet en Ortie) op weg zijn naar huis, lopend langs een drukke weg. Dat gaat niet goed: Ortie wordt aangereden en overlijdt.

Verderop krijgen we deze passage nog eens, maar dan beschreven vanuit de vader van de jongens, die weggeroepen wordt bij zijn werk omdat er iets met Ortie is. Die vader staat centraal in het boekje.

Bakkerij

De hoofdstukjes over hem gaan over de oorlog, over de relatie die hij aangaat met Hanna en over de moeite om zijn hoofd boven water te houden: hij is bakker, maar verdient daar nauwelijks genoeg mee. Bovendien is hij soms overspannen. Uiteindelijk geeft hij de bakkerij op en krijgt hij vast werk (en een vast inkomen) op een pottenbakkerij, maar de manier waarop hij daar behandeld wordt door de bedrijfsleider staat hem tegen.

Brood en stenen is een aardig boekje geworden, geschikt voor een breed publiek. Het lijkt wel te hinken op twee gedachten. Aan de ene kant wordt het ongeluk van het zoontje Ortie uitgebreid beschreven en in het slothoofdstuk staat de vader bij het graf van de jongen en spreekt hem in gedachten toe. Het had dus een boek kunnen worden over verlies en rouw.

Maar het gaat ook over de oorlog en ook over armoede, zoals de ondertitel al aangeeft. Het personage van de vader is de enige die al die verhalen bij elkaar moet houden. Het lijkt echter alsof de afzonderlijke verhaaltjes meer aandacht krijgen dan de grote lijn. Zo wordt goed de onvrede beschreven die Arie heeft door het gedrag van de bedrijfsleider en hoe hij dat uiteindelijk niet meer pikt. Maar daarna lijkt dat lijntje ook ineens afgelopen.

Stijl

De stijl is wisselend van kwaliteit. Sommige passages zijn levendig beschreven en houden de aandacht goed vast. Maar Kok vervalt af en toe ook tot belegen streekromanzinnetjes als 'Het verholen lachje om haar mond ontging mij niet' of 'dan dartelden we als veulens door het bos.' Maar soms is er ook ineens een verrassend beeld: 'Als luie dieren lagen de tabaksschuren her en der tussen de velden.'

Achter in Brood en stenen is een fotokatern opgenomen, met daarin een foto van een bladzijde uit het levensverhaal van opa Kok. Keurig handschrift en goed verteld. Boven aan de bladzijde staat '169', wat waarschijnlijk het paginanummer is, wat zou betekenen dat het een heel boekwerk is. Daar ben ik eigenlijk wel benieuwd naar. Misschien is er een uitgever die er iets in ziet. Kok wil het ongetwijfeld wel annoteren.


Eerder schreef ik over de christelijke actieboeken:
2015, Joke Verweerd, Vindersloon
2016,  Mirjam van der Vegt, Het naaiatelier
2017, Corien Oranje, Afspraak in Portugal
2018, Cees Pols, De tijd dat je zweeft
2019, Els Florijn, Zeeglas

maandag 9 maart 2020

Generaal zonder leger (Özcan Akyol)


Omdat ik weinig tv kijk, ontgaat me gelukkig veel. Vorige week vroeg een collega of ik 'Eus' al gezien had. Dat had ik niet, maar ik had al wel over zijn boekenweekessay, Generaal zonder leger, gelezen. Maar ook dat waren alleen uitspraken van mensen die gehoord hadden waarover het boekje ging; het was nog niet te verkrijgen. Afgelopen weekend zag ik dat het slechts een enkele bal kreeg in NRC Handelsblad, iets wat maar weinig voorkomt.

Intussen heb ik Generaal zonder leger wel gelezen. Het thema van de Boekenweek is 'rebellie' en mogelijk heeft Akyol daarom het plan opgevat om in dit essay rebels te zijn. Hij heeft kritiek op het literaire wereldje - dat is duidelijk. Verder is de lijn niet altijd helder, waardoor je uit bijna terloopse opmerkingen soms moet opmaken waar hij nu predcies kritiek op heeft.

Aan het eind van het boekje schrijft hij:
Wat wij nodig hebben, in het belang van de literatuur, in welke uitingsvorm dan ook, zijn jonge schrijvers die afrekenen met de klassieke dictaten van stoffige academici, uitgevers, recensenten en schrijvers die het boekenlandschap overwoekeren als hardnekkige schimmelsoorten die maar niet van wijken weten.
Hun ideologische hegemonie, diepgeworteld door de eeuwen heen, van generatie op generatie doorgegeven, heeft onderhand te lang geduurd. 

Academische wereld

Er moet dus iets nieuws komen in het literaire wereldje. Er zijn blijkbaar dictaten. Dat betwijfel ik overigens. Ik geloof ook niet dat de wetenschap alleen maar stoffigheid verspreidt en ik kan bovendien niet merken dat Akyol zich daarin verdiept heeft. Hij heeft amper twee jaar Nederlands gestudeerd en het lijkt me sterk dat hij daar niemand heeft ontmoet in wie het vuur van of voor de literatuur brandde. Maar weet hij hoe het er nu aan toe gaat tijdens de colleges?

Wat is er mis met de uitgeverij? Speelt men daar te veel op safe? Is het doel te veel dat er een bestseller gescoord wordt? Veel regels besteedt Akyol niet aan de uitgeverswereld, meen ik. Aan het eind van zijn betoog schrijft hij dat er te weinig aandacht is voor Insta-dichters, maar hij schrijft daar ook bij dat het werk van die dichters juist zo goed verkoopt. Dan moeten er toch uitgevers zijn geweest die die boeken op de markt gebracht hebben.

Recensenten

Recensenten verwijt hij dat ze te nauw bij auteurs betrokken zijn. Hij noemt ook enkele voorbeelden, maar het is mij niet duidelijk hoe representatief die voorbeelden zijn. Een recensent had bijvoorbeeld een boek bedeeld met vijf ballen en vervolgens ging hij met de betreffende auteur op tournee langs boekhandels.

Onder zo'n mededeling liggen verschillende veronderstellingen: dat je wel bevriend met elkaar moet zijn als je samen zo'n tournee maakt; dat de recensent niet objectief geoordeeld heeft; dat recensenten geen schrijvers moeten interviewen in het openbaar.

Tja. Een recensent is een veellezer en is dus een literatuurkenner bij uitstek. Zo iemand kun je dus best een schrijver laten  interviewen of een avond met schrijvers laten modereren, lijkt me.

Recensenten moeten ook niet in jury's gaan zitten, lijkt Akyol te willen zeggen. Maar wie moeten er dan in gaan zitten? Hij zal er ook geen wetenschappers of boekhandelaren in willen hebben.

Misschien is het te veel gevraagd van een recensent om objectief te oordelen over een boek van een schrijver die hij persoonlijk kent. Ik sluit overigens niet uit dat een recensent vakman genoeg is om ook in een boek van een bevriende auteur te zien waar de gebreken zitten en dat te vermelden. Maar misschien moet je een recensent tegen zichzelf beschermen: je weet nooit zeker waar je blinde vlekken zitten en wie ons lief is, zijn we bereid meer te vergeven.

Schrijvers

En dan de schrijvers. Is het zo dat de schrijvers die al decennialang publiceren iets voorschrijven? Daar geloof ik niets van. In hoeverre bemoeien Jeroen Brouwers, Cees Nooteboom, Tessa de Loo, Nelleke Noordervliet, Mensje van Keulen of Thomas Rosenboom (ik noem er maar een paar van boven de zestig) zich met 'het literaire wereldje'? In hoeverre bepalen zij wat er gepubliceerd wordt? Helemaal niet, lijkt me.

De jonge schrijversgeneratie krijgt er ook van langs: 'literaire navelstaarderij en armoede'. Het is flauw om een jij-bak te maken, maar Akyol heeft toch ook twee boeken geschreven die je 'navelstaarderig' zou kunnen noemen?

En door die jongere generaties worden toch juist ook heel andere boeken geschreven? Hopelijk vergis ik me niet in de generaties als ik wat voorbeelden geef. Voor mij is iedereen onder vijftig jong. Maar ik denk aan Annelies Verbeke, Niña Weijers, Nina Polak, Saskia De Coster, Jaap Robben, Hanna Bervoets, Maartje Wortel, Philip Huff, Joost de Vries, Jamal Ouariachi, Marente de Moor. Hun werk kun je toch niet allemaal afdoen als het staren naar de eigen navel?

Akyol noemt Weijers, die een personage opvoert dat veel wegheeft van Maartje Wortel. Ten eerste negeert hij wat Weijers nog meer geschreven heeft, ten tweede doet hij alsof Weijers alleen maar haar eigen leven navertelt en ten ten derde is mij ook niet duidelijk wat er mis is met een autobiografische inslag. Autobiografische elementen zijn altijd aan te wijzen, ook bij bijvoorbeeld Multatuli, Gerard Reve, Louis Couperus, Jan Wolkers, Hugo Claus en Louis Paul Boon, om maar enkele voorbeelden uit het verleden te geven.

Dat de schrijvers elkaar kennen en op elkaars feestjes komen lijkt me al helemaal een vreemd verwijt.  De Tachtigers kwamen ook wel bij elkaar over de vloer en de mannen van Forum ook, vermoed ik. Is hun werk daar slechter van geworden?

Boekhandelaar

Aan het begin van Generaal zonder leger schetst Akyol een boekhandelaar die meer van literatuur houdt dan van andere boeken. Hij zegt zelfs dat hij het jammer vindt dat de boeken van Lucinda Riley veel verkocht worden. Hij had liever gezien dat mensen echte literatuur zouden kopen.

Zelfs met twee paar klompen over elkaar aan kun je aanvoelen dat deze man, als hij naar waarheid is getekend, niet representatief is voor alle boekhandelaren, die toch boeken willen verkopen, welke boeken dan ook; de schoorsteen moet roken.

Ook het onderwijs krijgt ervan langs: ook te conservatief, neem ik aan. Akyol neemt het de docenten niet meteen kwalijk dat ze de jongste literatuur niet bijhouden, omdat ze het al zo druk hebben. Ik vermoed dat juist docenten Nederlands zoveel mogelijk lezen. Elk jaar neem ik mondelinge examens bij de staatsexamens. Daar ontmoet ik docenten Nederlands uit het hele land en heel vaak gaat het gesprek over literatuur.

De verplichte boekenlijst acht Akyol de dood in de pot, maar daar is bij niet veel scholen sprake van, gok ik. Bij de staatsexamens moeten de kandidaten zich wel houden aan de voorschriften wat betreft het aantal boeken per periode, maar er zijn geen voorgeschreven titels. De examinatoren worden geacht zoveel mogelijk boeken gelezen te hebben, zodat ze erover kunnen vragen.

Alles wat ik lees, laat ik zien aan mijn leerlingen. Ook dit boekje van Özcan Akyol, ook de graphic novels, ook de nieuwe Brouwers, Van Beijnum, 't Hart of Victoria. Ik denk dat het met de stoffigheid in het onderwijs wel meevalt. Wel wordt er tegenwoordig zoveel nadruk op de examenresultaten gelegd dat onderdelen als literatuur in het gedrang kunnen komen.

Dedain

Akyol heeft ook kritiek op het dedain dat er bij liefhebbers van Echte Literatuur is voor andere boeken. Is dat zo? Ik heb inderdaad niet zo'n zin om thrillers te lezen of boeken over voetballers of handleidingen voor het inrichten van een tuin. Maar ik snap ook dat er mensen zijn die veel plezier beleven aan dat soort boeken en mijn zegen hebben ze.

Mensen die geen literatuur lezen, worden gezien als niet-lezers, beweert Akyol. Bewijs geeft hij daar niet voor en het lijkt me sterk. Maar zelfs als dat zo zijn, wat geeft dat dan? Die andere boeken worden daar toch niet minder door verkocht? De literatuurliefhebbers doen die uitspraken waarschijnlijk bij media die door literatuurliefhebbers worden gelezen, bekeken of beluisterd. Daar hebben de andere sectoren van de boekenwereld geen last van.

Schrijvers moeten de boer op, schrijft Akyol: ze moeten leren hoe ze met leerlingen om moeten gaan en ze moeten op tv en op Instagram. Dat lijkt eigenlijk ook wel een beetje op een dictaat. Misschien is het ook niet voor elke schrijver nodig. Jeroen Brouwers is bijvoorbeeld niet zo vaak op tv te zien, gok ik. Toch stond zijn boek al hoog in de lijst met de zestig bestverkochte boeken, voordat het Boekenpanel van De Wereld Draait Door het aanprees.

Duizend bloemen

Ook hier zou ik graag duizend bloemen laten bloeien: wie op tv wil, moet zijn best maar doen om daar te komen, wie in afzondering wil schrijven aan zijn oeuvre, moet de publiciteit maar overlaten aan zijn uitgeverij.

Een programma als Boeken kon Akyol dan weer niet bekoren. Te moeilijk doen over literatuur en te veel gericht op de incrowd. Misschien is zo'n programma niet zo wervend voor mensen die weinig van literatuur weten, maar is dat erg? Dat heb je toch op elk gebied? Ik weet weinig van voetbal en een talkshow over voetbal is dan ook lastig te volgen. Er zullen echt niet meer mensen naar voetbal gaan kijken door dergelijke praatprogramma's. Maar dat geeft niet: dat voetbalgepraat is juist bedoeld voor mensen die voetbal al leuk vinden, lijkt me.

Er is niets mis met een wat elitair programma. Maar het is mooi als er ook andere programma's zijn, waar de drempel wat lager is.

Podcasts

Bij de media die Akyol noemt, slaat hij de audo-afdeling over, juist nu er zo veel podcasts over literatuur zijn: Tzumcast, Boeken Toe, Boeken FM, Boekenpodcast Het Verhaal, Lees Dees, Uitgelezen verhalen, NPO Radio 1 Boeken Podcast, De Poëziepodcast en sommige afleveringen van Nooit meer slapen en Kunststof. Jammer.

Wie zich vaak op tv laat zien, zoals Akyol zelf, krijgt daarover verwijten? Van wie dan? Dat zal Akyol ongetwijfeld beter weten dan ik, maar als dat zo is, waarom zou een schrijver zich iets aantrekken van die verwijten? Ter ondersteuning van zijn stelling noemt Akyol Bomans en Carmiggelt, die ook verweten werd dat ze op tv verschenen. Dat speelde zich af in de jaren zeventig, volgens Eus, maar Bomans stierf al in 1971.

Dat het werk van Bomans en Carmiggelts als 'tinnef' werd gezien, lijkt me niet helemaal te kloppen. Carmiggelt heeft verschillende prijzen gekregen, waaronder de P.C. Hooftprijs. Bomans is minder bekroond, maar de vraag is of dat veroorzaakt is door zijn optredens. Misschien heeft het meer te maken met de genres die Bomans beoefende. Schrijvers van romans worden over het algemeen meer gewaardeerd dan schrijvers van cursiefjes.

Liefde voor literatuur

Ik zie dat Akyol klappen uitdeelt, maar ik zie ook dat hij daarbij de plank nog wel eens mist. Zijn betoog komt voort uit de liefde voor de literatuur en dat doet me goed. Het gaat hem aan het hart dat er minder gelezen wordt, vooral door jongeren en daar wil hij wat tegen doen.

Dat vind ik sympathiek en daar wil ik hem graag in steunen. Ik denk niet dat zijn essay erg zal helpen om de ontlezing te keren, maar het heeft al wel wat rumoer veroorzaakt en rumoer zorgt voor aandacht, wat weer goed is voor de literatuur. Kom, laten we ons nu weer terugtrekken met een boek.