vrijdag 30 november 2018

De bruidstijd van Annie de Boogh (Herman Robbers)


De tijd is onverbiddelijk. Sommige schrijvers zakken al tijdens hun leven weg in het moeras van de tijd, bij andere gebeurt dat na hun dood. Enkele schrijvers houden nog tijden hun grote naam (Multatuli, Couperus), wat niet altijd wil zeggen dat hun werk nog veel gelezen wordt. 

De naam van Herman Robbers (1868 - 1937) is zo ongeveer verdwenen. Op Wikipedia lees ik dat in 2016 een herdruk is verschenen van zijn roman De Roman van een Gezin (1909/1910). Het is mij ontgaan. Voor zover ik weet, is er weinig aandacht aan besteed. 

Al jaren geleden las ik de novelle Een vreemde plant (1895). Die werd indertijd samen met Een kalverliefde en De verloren zoon uitgebracht in een bundel. Het was Robbers' debuut die toen nog  toen nog het pseudoniem Phocius gebruikte.

Herman Robbers, omstreeks 1907
Afbeelding uit het Jaarboek
van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1938

De Roman van Bernard Bandt

In 1897 brak Robbers door bij een groter publiek met De Roman van Bernard Bandt. In de stukken die in de jaren erna verschijnen wordt hij vaak genoemd naast de toonaangevende schrijvers. In bijvoorbeeld de Provinciale Zwolsche en Overijsselse Courant van 22 oktober 1900 wordt een artikel weergegeven dat eerder stond in de Frankfurter Zeitung. Dr. Paul Raché bespreekt daarin de Nederlandse literatuur. Hij heeft vooral waardering voor de vrouwelijke schrijvers (Cornelie Huygens, Anna van Kaulbach, Jeanne Reyneke van Stuwe). Raché:
Het werk der mannen kan de vergelijking met dat der vrouwen niet doorstaan. Marcellus Emants zwijgt, Herman Robbers, die eens zooveel beloofde, zwijgt eveneens.
Couperus heeft nog recent Psyche (1898) en Fidessa (1899) gepubliceerd. Raché prijst de stijl, maar je merkt dat hij ze van minder gewicht vindt dan de grote romans die Couperus dan al op zijn naam heeft staan. Dat Couperus intussen ook Langs lijnen van geleidelijkheid (1900) heeft gepubliceerd, is Raché ontgaan en ook Robbers zit niet stil. Hij is zijn nieuwe roman, De bruidstijd van Annie de Boogh in afleveringen aan het publiceren in Elsevier. Dat zal wel Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift zijn. Robbers zat in de redactie. 

Haagsche Courant, 8 juni 1900

Omdat het boek over Annie de Boogh in mijn boekenkast stond, besloot ik het te lezen. Bij DBNL is de roman overigens als e-boek te downloaden. Ik was benieuwd, ook omdat ik enkele jaren geleden De klop op de deur (1930) van Ina Boudier-Bakker las. Ook een boek dat bijzonder populair is geweest, maar dat intussen weg is uit de belangstelling. Ik schreef daar hier over. Ik verwachtte bij het boek van Robbers een soortgelijke leeservaring. 

Paul en Annie

Afgaande op de titel, verwacht je dat Annie de Boogh de hoofdpersoon van het boek zal zijn, maar in de eerste hoofdstukken leven we mee met Paul Holman, een kunstschilder. Hij reist van een dorp in Brabant naar Rotterdam, waar zijn moeder woont. Zijn vader is al lang geleden overleden. 

De bedoeling is dat hij tien of twaalf dagen in Rotterdam zal blijven. Tegen het einde van die periode zal zijn jongere broer Louis gaan trouwen, met Annie de Boogh, die Paul nog niet eerder ontmoet heeft. Louis is een zakenman, die geregeld de beurs bezoekt en zijn aanstaande schoonouders zijn verguld met het aanstaande huwelijk. 

Al bij de eerste kennismaking is Paul onder de indruk van Annie en al snel wordt hij verliefd op haar. Het duurt wel even voordat hij in de gaten heeft wat er met hem aan de hand is. Hij wil in ieder geval niets laten merken. Annie voelt ook veel voor Paul en ook zij heeft tijd nodig om dat aan zichzelf te bekennen. Ze gaat daardoor wel haar relatie met Louis opnieuw bezien: houdt ze wel echt van hem?

Wisselend perspectief

Het perspectief gaat heen en weer tussen Paul en Annie, waardoor de lezer op de hoogte raakt van beider gedachten. Soms ligt het perspectief bij Louis en een enkele keer bij nog iemand anders. 

Een huwelijk in die tijd (ruim honderd jaar geleden) en in die kring (gegoede  burgerij) is niet zomaar een feest: op de dagen voorafgaande aan de bruiloft is er een receptie, een bal, een toneelvoorstelling. Dagenlang heeft het bruidspaar sociale verplichtingen. Paul, gekweld door zijn verliefdheid, houdt het niet langer uit en besluit al voor de bruiloft terug te reizen naar Brabant. Zijn broer zal wel een andere getuige vinden.

Annie weet niet of Paul iets voor haar voelt en ook niet of ze nog wel uit het voorgenomen huwelijk met Louis kan. Haar ouders hebben vaak ruzie en Louis is een ontsnappingsmogelijkheid uit haar thuissituatie. 

Als lezer weet je lange tijd niet waar het verhaal heen zal gaan. Dat er iets opbloeit tussen Paul en Annie is wel duidelijk, maar doordat ze zo terughoudend zijn met het uitkomen daarvoor, weten ze van elkaar niet dat de gevoelens wederzijds zijn. In de romans van zo'n goede honderd jaar geleden zijn er heel wat gefnuikte liefdes aan te wijzen, dus het zou zomaar kunnen zijn dat Annie, ondanks haar liefde voor Paul, een niet ideaal huwelijk in sukkelde. In haar somberste gedachten speelt Annie zelfs met zelfmoord. Ook zelfmoorden waren aan de orde van de dag in de boeken die indertijd verschenen. 

De roman zou goed kunnen eindigen (ze krijgen elkaar!), maar Annie zou dus ook in een uitzichtloos huwelijk terecht kunnen komen (net als haar ouders) of een eind aan haar leven kunnen maken. Vanwege de plot zal ik daar verder niets over zeggen. In de recensies in die tijd is men daarover minder scrupuleus: de plot wordt breed uitgemeten in de krantenstukken. 

Helemaal aan het slot zien we Paul, nog altijd schilder:
Hij wist ook wel: je kunt de ziel in verf niet vatten....
Zoo min als in woorden....
't Is àl illusie....
Dit is het 'Ceci n'est pas une pipe' van Robbers, zoals ook de Revisorauteurs, nog weer veel later,zouden benadrukken dat hun romans fictie waren. In zijn slotzin was Robbers zijn tijd vooruit.

Algemeen Handelsblad, 22 januari 1901

Recensies

Er zijn verschillende positieve recensies. Willem Kloos noemt Robbers waarderend in De Nieuwe Gids (jaargang 16 - 1901):
Van Hulzen's ‘Getrouwd’ noemde ik reeds hierboven - evenals vele andere in vorige kronieken - maar ook Robbers, vooral ook Herman Robbers zal in de kunst, die zoo machtig is aan 't komen, vooraan staan in de eerste rij. (...)
Zoo ook Herman Robbers' levensvol boek, dat hij noemde ‘De Bruidstijd van Annie de Boogh’. Een boek nu, dat leeft, moet, om een passende beeldspraak te gebruiken, bloed en zenuwen hebben en een ziel.
En De Bruidstijd heeft die, in waarheid, alle drie. 't Is of men verkeerd heeft met een levend organisme, als men, omdat men 't geheel heeft genoten, het boek ten slotte weer dicht gaat slaan.
Robbers wordt verschillende keren genoemd bij de vooraanstaande schrijvers. In het Rotterdams Nieuwsblad van 7 maart 1901 lezen we:
In dezen “Bruidstijd van Annie de Boogh” staat Herman Robbers, de goede schrijver van “De roman van Bernardt Bandt” plots naast de éérsten in onze literatuur, naast enkelen als Frans Coenen, Stijn Streuvels, M. Antinck.

'Het soort bevalt mij niet'

Nogal dubbel is het oordeel in het Nieuwsblad van het Noorden van 28 april 1901:
Dezer dagen (...) nog eens een modernen Nederlandschen roman gelezen, door de moderne critiek hemelhoog geprezen. Nu, ik ook zal op de voortreffelijke qualiteiten van dien roman niets afdingen: in zijn soort is “De Bruidstijd van Annie de Boogh” van Herman Robbers een uitstekend boek, maar het soort bevalt mij niet en om aan te geven wat mij in de nieuwe kunst mishaagt, zij het mij vergund over dien roman even te spreken. Van de taal kan bijna niets dan goeds worden gezegd: slechts enkele woorden en uitdrukkingen herinneren aan den gemaniëreerden Nieuwen-Gidsstijl. Ook de heer Robbers schijnt te meenen dat een “blinde-muur” heel iets anders is dan een “blinde muur,” dat “beweeg” veel mooier is dan “beweging”. (...) Hij meent dat “handenvleesch” ’t zelfde is als “ ’t vleesch van de handen” en “prikduwend scherpe kruimels in zijn vingertoppen-vleesch” even kernachtig, als “een avond-achtig stilte-vallen” schilderachtig.
Daarin vergist hij zich en maakt hij het boek minder prettig om te lezen, doch overmatig heeft hij zich niet daarin bezondigd en mijn bezwaren zijn van een anderen aard. In de eerste, ofschoon niet in de voornaamste plaats, gelden deze de intrigue. Er is weinig scherpzinnigheid voor noodig om de heele verwikkeling te doorzien vóór men nog ’t eerste hoofdstukje van 12 bladzijden ten einde heeft gelezen.
Robbers heeft er inderdaad wel slag van bij sommige passages veel bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken, een stijl die we, geloof ik, wel impressionistisch noemen. Slechts in enkele passages (aan het begin van het boek bijvoorbeeld) vond ik dat storend. Verder viel het me nogal mee. Ergens in het putje van mijn geheugen heb ik nog De Adriaantjes van Van Deyssel, waar het verhaal maar niet opschiet door de ellenlange beschrijvingen. Dat Van Deyssel ook zonder kon, bewees hij in bijvoorbeeld Blank en geel (1894).

De voorspelbaarheid is (voor mij, tenminste) niet zo groot als de recensent meent. De nieuwsgierigheid naar de afloop deed me door de pagina's jagen. 

De recensent gaat verder:
’t Procedé is bekend: al de mogelijke aandoeningen die twee menschen, welke in dergelijke positie verkeeren, kunnen krijgen, worden met de nauwgezetheid van een boedelbeschrijver opgeteekend. Zekerheid dat een jonge man en een jonge vrouw in soortgelijke omstandigheden zulke aandoeningen moeten hebben, krijgen wij niet: de auteur, blijkbaar een even braaf mensch als zijn held en zijn heldin, neemt bij beurten de rol van deze en van genen op en zoo ontstaat dan, wat men met een verheven woord noemt een psychologische roman. Maar zoo krijgen we, of ik het zeer mis, nòch door een kunstenaar waargenomen beelden, nòch karakterontleding, doch slechts substitutie van gevoel, of hoogstens sentimenten, die, in zoo grooten overvloed gegeven en alleen door puntjes van elkaar gescheiden, den lezer vermoeien. (...)
Er is hartstocht in het boek, maar er zijn niet genoeg daden uit dien hartstocht voortvloeiende. En dat is te meer te betreuren, omdat de auteur wel kàn: als hij zijn wijsheid eens intoomt en alleen maar vertelt, is hij werkelijk goed.
Een beetje kan ik de recensent wel navoelen: veel aandacht voor het mengelmoesje aan gevoelens en niet al te veel handeling. Toch bleef ik doorlezen, vooral ook omdat ik wilde weten hoe het zou aflopen met Annie.

Metrisch proza

Wat het lezen van deze roman ook veraangenaamt, is het ritme in de zinnen van Robbers. Het viel me pas na een tijdje op dat sommige passages bijna metrisch geschreven zijn en dus als een rijmloos gedicht gelezen kunnen worden. Ik neem een passage over, waarbij ik voor de duidelijkheid de regels afkap:
'dat hij z'n liefde niet kon blijven dragen,
- als op z'n handenvlak een wondermooie vaas; -
want 't was niet iets dat op zich-zelf bestond
en in hem woonde, 't was een wond,
een groote, open wond met heete randen,
die hij moest heelen of er dood aan bloeden....'
Het zou zomaar een gedicht kunnen zijn. Het deed mij denken aan de ritmische taal van bijvoorbeeld het toneelstuk Het chemisch huwelijk van Gerrit Komrij, of, meer uit de tijd van Robbers: Mei van Gorter. Maar die hanteerde eindrijm. Het rijm bij Robbers is minder systematisch toegepast.

Wie eenmaal oog heeft voor het metrum in het proza van Robbers, ziet het in verschillende passages terug en mijn indruk is dat het vooral gebeurt bij een soort innerlijke monoloog, een stroom van gedachten.

'Merkwaardige critiek'

Een systematisch onderzoek heb ik er niet naar verricht, maar mijn natte vinger geeft aan dat Robbers aardig wat lof heeft gekregen voor zijn roman. Er waren wel wat critici. Zo was J. van den Oude in Literarische Interludiën nogal kritisch.

Bijzonder is de kritiek van Israël Querido, die in het tijdschrift Nederland, verschillende afleveringen nodig heeft om Robbers eens flink door te zagen. Later zal het gehele stuk opgenomen worden in Over literatuur (1904). Querido haalt veel overhoop. Hij lijkt Robbers te verwijten dat hij burgerlijke (en geen proletarische) literatuur schrijft. Zelfs als Robbers kritiek heeft op de burgerij (bijvoorbeeld de ouders van Annie de Boogh) doet hij dat op een burgerlijke manier.

Querido gaat uitgebreid in op de stijl van het debuut van Robbers. Hoe verder je in zijn essay in stukken leest (ik heb de moeite niet genomen om het helemaal te lezen), hoe meer je het idee krijgt dat hij met een kruistocht bezig is. Bij het tijdschriftoverzicht in de kranten wordt verschillende keren naar het lange stuk verwezen. In het Algemeen Handelsblad wordt het stuk 'merkwaardig' genoemd, maar er is ook waardering:

Algemeen Handelsblad, 5 maart 1902

Negatieve kritieken hebben in ieder geval geen beslissende invloed gehad op de verkoop. In de Haagsche Courant van 8 juni 1902 kon gemeld worden dat de derde druk was verschenen. Er zouden er meer volgen. In 1923 verscheen de negende druk.

Haagsche Courant, 8 juni 1902


















Er zijn, zelfs recent, herdrukken van De bruidstijd van Annie de Boogh op de markt gebracht. Ik trof bij het googelwerk onder andere bovenstaande omslagen aan. Er zijn er meer.


Ik heb niets over de herdrukken vernomen, niemand gehoord die er enthousiast over was. Jammer. Er staat nog meer werk van Herman Robbers in mijn boekenkast. Ik laat het nog even staan. Maar, wie weet, als ik ooit veel tijd heb, neem ik het eruit. Als mijn hand tenminste dan niet gaat naar Waarheid en Droomen (van Jonathan), of naar iets van Den ouden heer Smits, van Cyriel Buysse of van Arnold Clerx. Er is altijd te veel te lezen. Gelukkig maar. 

donderdag 29 november 2018

Vlindersoorten, edelstenen en zondagskinderen in 1942 (Wie wat waar? 5)


Aan het eind van 1941 kwam Wie wat waar? Jaarboek 1942 uit. Het was een uitgave van de Haagsche Courant. In mijn vorige bijdrage hierover (zie verdere links hieronder) pikte ik opmerkelijke zaken uit het jaaroverzicht van 1941. Deze keer blader ik verder door het boek.

Niet alle onderwerpen die in Wie wat waar? aan de orde komen zal ik bespreken. Sommige noem ik slechts. Na het jaaroverzicht krijgen we enkele bijdragen die met data hebben te maken: de kalender van 1942 en 1943, de 'Algemeene Zon- en Feestdagen in 1942' en daarna de 'R.K. Zon-, Feest-, Kerkelijke- en Vastendagen in 1942'.

Voor wie wil weten wanneer Hemelvaart is in 1925 of 'Paschen' in 1936 is er de tabel 'Veranderlijke Feesten van 1925 tot 1950'. Daarna volgen er bijdragen over 'Het Zonnestelsel', 'Zichtbaarheid van Mars, Jupiter en Saturnus', 'Venuskalender tot 1950', 'Schijngestalten der Maan in 1942', 'Eclipsen in 1942' (vijf stuks, waarvan drie 'hier te lande zichtbaar') en 'Het Kerkelijk Jaar in 1942'.

Verderop vinden we nog 'Eeuwigdurende Kalender 1801 - 1980'. Vooral de toevoeging van de jaartallen vond ik komisch.

Natuur

Al deze onderwerpen komen min of meer in overzichtsvorm voorbij. Uitgebreider aandacht is er voor 'Eenige der meest voorkomende vlinders', onderscheiden in dagvlinders en nachtvlinders. Misschien waren er in die jaren meer vlindersoorten dan nu. Van de meer dan dertig vlindersoorten die voorbij komen fladderen ken ik er heel veel niet. Nooit eerder hoorde ik van de 'oranje iepetakvlinder', het 'pistooltje', het 'brandnetelkapje', het 'peterselievlindertje' of de 'nommervlinder'.

In een kleurenkatern staan ze allemaal afgebeeld. Daar staan ook afbeeldingen van 'Het mengen van kleuren', edelstenen, planten, granen en vogels. Aan het eind van het kleurenkatern (dat op glimmend papier is gedrukt) vinden we in zwartwit enkele verkeersregels, 'Met toestemming overgenomen uit De Motor'. (zie hieronder). Bij sommige regels had ik wel mijn twijfels, maar misschien is dat onterecht.



Bij de edelstenen krijgen we ook nog 'De taal der edelsteenen'. Voor wie er behoefte aan heeft: een amethist ('amethyst') is een 'voorbehoedmiddel tegen hartstocht' en een onyx verzekert huwelijksgeluk. Bijgeloof vierde ook toen al hoogtij.

Feitjes

Voor wie van feitjes houdt, zijn er overzichten van de lengte der spoorwegen (die is in Nederland 3.598 km, maar in België 5.154 km); de langste tunnels (de Simplontunnel is het langst: 19.803  m.); de hoogste gebouwen ter wereld (Empire State Building is het hoogst: 380 m.); Miljoenensteden (Londen is het grootst: 8.192.000 inwoners, gevolgd door New York en Tokio); de zeven wereldwonderen; de oppervlakte van enige belangrijke gletsjers (Vatna Jökull op IJsland 8000 vierkante kilometer); de hoogte van enige belangrijke watervallen.

Bijgeloof
En dan gaan we weer naar het bijgeloof: 'Verjaardagen en Astrologie'. Ik neem het stukje over de 'Juli-menschen' over:
Juli-menschen. De zon staat in het teeken van den kreeft van 22 Juni tot 23 Juli. De maan is de levensbeheerschende planeet.
Karakter: gevoelig, gemakkelijk te beïnvloeden, schuchter, terughoudend, huiselijk, spaarzaam, rustig, passieve standvastigheid, sterk gevoelsleven, moederlijkheid, overgevoelig soms, goed geheugen, veel inspiratie, reproductief kunstzinnig.
Levenslot: veel schommelingen; veel verliezen op eigenaardige manier; huwelijk uit liefde; harmonisch gezinsleven; vriendschappen wisselen vaak. 
Elke maand heeft zijn geboortesteen, zien we in een overzicht en het maakt ook nog uit op welke dag iemand geboren is:
De zeven kinderen van de week 
'n Maandagskind heeft een aardig gezicht.
'n Dinsdagskind is een gracielijk wicht.
'n Woensdagskind kan vaak tobben en kniezen.
'n Donderdagskind reist met groote valiezen.
'n Vrijdagskind houdt van liefdevol geven.
'n Zaterdagskind moet hard werken in 't leven.
Maar het kind dat op Zondag in 't leven trad
Is vroolijk en vrind'lijk: een èchte schat!
Het begrip 'zondagskind' kennen we overigens nog steeds.

Onder het kopje 'Oogsttijden' vinden we per maand waar er ter wereld geoogst wordt. In december is dat alleen in Birma.

De wereld

Daarna verkennen we de wereld: de oppervlakte van de werelddelen, de oceanen en de grootste meren, de grootste rivieren, de hoogte van werkende vulkanen (de hoogste is de Cotopaxi in Ecuador, 5943 m.), de grootste aardbevingen.

Daarna krijgen we uitleg over de Mercalischaal, een schaal die de kracht van aardschokken aangeeft. Die schaal is intussen vervangen door die van Richter.

Dan krijgen we een opsomming van de belangrijkste zee-engten (Kleine Belt, Bosporus, Dardanellen), landengten, de voornaamste eilanden der aarde en kanalen die zeeën verbinden. Als bladvulling een stukje over de taal der bloemen:
Een rozeknop, ontdaan van de doornen, maar niet van de bladeren, beteekent: Ik vrees niet langer; ik hoop. Als zoowel doornen als bladeren verwijderd zijn, beteekent het: Er is niets te hopen of te vreezen. Een bloeiende roos boven twee rozeknoppen, wil zeggen: Geheimhouding. "Ja," zegt men, door de bloem tegen de lippen te drukken, "neen", door een bloemblaadje af te plukken en het weg te werpen.
Er blijken meer bloemsoorten met een symbolische betekenis te zijn. Wie de taal der bloemen spreekt, moet dan ook nog maar hopen dat er iemand is die die taal verstaat.

Dan gaat het weer verder over records in de wereld: de grootste bruggen, de hoogste bergen, de diepten der zeeën.

De lijstjes zijn nog niet op: een opsomming van de Europese talen, met het aantal mensen dat die taal spreekt (Nederlands: 11.570.000), de grootste branden, aardbevingen en vulkanische uitbarstingen (waarbij de Tambora -1815- ontbreekt).

En nu iets heel anders: de tien geboden voor slechthorenden en mensen die met slechthorenden omgaan.


Daarna de inhoud van de Bijbel en een beknopt overzicht van de geschiedenis der Christelijke Kerk.

Voor mensen met groene vingers is er een uitgebreide handleiding voor de verzorging van kamerplanten, een overzicht van 'Ons graan en eenige gewassen' en een uitgebreide beschrijving van allerlei vogels. Van de planten, de granen en de vogels konden we in het kleurenkatern al afbeeldingen zien.

Het is een beetje een ratjetoe: aardige weetjes, handige tips en dat op allerlei gebied. Er zit al gauw wat tussen voor de gemiddelde lezer. De volgende keer blader ik verder door het jaarboek en dan gaat de tijd van publicatie weer meespelen. Dan krijgen we een uitgebreide beschrijving van de 'Duitsche Autoriteiten in ons land.'

De vorige bijdragen over het jaarboek:

Inleiding
Kalender 1942
Overzicht 1940
Overzicht 1941

woensdag 28 november 2018

Romeinse inval in de Lage Landen (Franky Drappier/Jan Kragt)


Strips kun je voor allerlei doelen inzetten: je kunt ze  als een vorm van kunst beoefenen, je kunt vermaak beogen, reclame maken, voorlichting geven, maar ook onderwijzen. Dat laatste is het doel van de Stichting Eureducation, die ondermeer jongeren in Europa deelgenoot wil maken van elkaars cultuur en geschiedenis.

De stichting heeft intussen al een hele reeks strips uitgegeven, met de daarbij behorende lespakketten.   Enkele titels: Michiel de Ruyter, Vincent van Gogh, Willem I, George Maduro, De Vliegende Hollander. In juli 2018 verscheen Romeinse inval in de Lage Landen. Het scenario is van Jan Kragt, de tekeningen zijn van Franky Drappier.

De titel klopt eigenlijk niet. Het album begint wel met de komst van de Romeinen, maar het verhaal beslaat meer dan honderdtwintig jaar, en toen was de inval wel achter de rug. Maar goed, het gaat in ieder geval over de tijd dat de Romeinen in de Lage Landen waren.

Hoe het er allemaal in die tijd uitgezien heeft, kan gedeeltelijk gereconstrueerd worden. Daar heeft de tekenaar ook wel zijn best voor gedaan. Wie een beetje thuis is in het Archeon (waar veel in Romeinse stijl is nagebouwd) ziet dat de tekenaar ook daarvan voorbeelden heeft gebruikt.

Anachronismen

De tekstschrijver, Jan Kragt, veroorlooft zich af en toe een anachronisme, bijvoorbeeld de uitspraak 'Breng de man naar het langhuis'. Ik ga ervan uit dat die term in de Romeinse tijd nog niet bestond. Ook de tekenaar komt niet altijd los van het heden: de Romeinen en de Bataven hebben (bijna allemaal) opmerkelijk regelmatige gebitten. Dat past misschien ook wel in de neiging om het allemaal een beetje netjes te houden. Zo komt er wel geweld in voor, maar is het terughoudend weergegeven. Zelfs een martelscène ziet er niet echt gruwelijk uit, wat eigenlijk ook wel gepast is voor onderwijsdoeleinden. De gevolgen die het geweld heeft in persoonlijke levens worden overigens goed duidelijk gemaakt.

Het begin van het verhaal leest lekker weg, wat komt doordat je je kunt identificeren met de personages. Zowel bij de Bataven als bij de Romeinen volgen we enkele personen. Enkele soldaten zijn bijna toe aan het moment dat ze het leger vaarwel kunnen zeggen en op een eigen stukje grond hun oude dag kunnen beleven. Maar er komt een veldslag tussen.

De Bataven die dierbaren verloren hebben, moeten veel overwinnen om uiteindelijk met de Romeinen samen te werken. Dat moeizame proces wordt goed geschetst. Hier en daar komen er wel vragen op: als de handel op gang komt, worden de Bataven meteen uitbetaald in goud, maar het is de vraag wat ze er op dat moment mee kunnen.

Minder verhaal

Maar goed, dat zijn details. Een groter nadeel is dat verderop in het album het 'verhaal' een beetje verdwijnt. Er zijn geen gebeurtenissen die de lezer voortstuwen, maar meer en meer wordt het album een rijk geïllustreerd geschiedenisboek. Dat is waarschijnlijk nog steeds aantrekkelijker voor leerlingen dan een boek waarin voornamelijk tekst voorkomt, maar je krijgt wel het idee dat het genre hier niet ten volle is uitgebuit.

Het opdrachtenkatern (het lespakket) bestaat uit vragen en opdrachten die aansluiten bij het stripalbum. Er zijn steeds rechtstreekse verwijzingen naar het album. Bijvoorbeeld: 'Op bladzijde 23 lees je dat de Bataafse producten met de Romeinen verhandeld worden. Welke producten van de Bataven worden met de Romeinen verhandeld?'

Ook is er in het katern beknopt extra uitleg, soms ook getekend, zoals de indeling van een badhuis.

Het album op zich is, buiten de lessituatie, aardig te lezen, al zakt het verhaal in de tweede helft in. Als aanknopingspunt voor de geschiedenisles is het geschikt. Doordat je meeleeft met de personages, zie je welke implicaties de grote geschiedenis heeft voor individuen en kleine gemeenschappen.

In een ver verleden hadden we voor geschiedenis de wandplaten van bijvoorbeeld Isings. De stap naar een strip is dan niet eens zo groot. Alleen hoeft nu de leerkracht niet zelf te vertellen.



Titel: Romeinse inval in de Lage Landen
Scenario: Jan Kragt
Tekeningen: Franky Drappier
Uitgever: Eureducation, z.pl. 2018
softcover, 48 blz. €7,95.
Speciale prijs voor het onderwijs: € 3,95 per album, inclusief lespakket. Minimale afname: vijf exemplaren.

maandag 26 november 2018

Uur U - deel 11 en 12 (Duval & Péceau)


















Het lied 'Als het net even anders was gegaan' begint met: 'Als Hitler toch de oorlog had gewonnen -wat weinig had gescheeld met die V2 - hadden we dan nog levensmiddelenbonnen of viel de toestand achteraf best mee?' De tekst is van Willem Wilmink en de zang was indertijd van Herman van Veen.


What if? De gedachte is aantrekkelijk. Wat als de Russen als eerste de maan hadden bereikt? Wat als de Cubacrisis niet afgewend was? Wat als Nederland in 1974 wereldkampioen voetbal was geworden? Nou ja, dat laatste had wellicht weinig uitgemaakt, maar bij andere kantelpunten in de geschiedenis was er weinig nodig geweest om de loop van de gebeurtenissen een andere kant op te sturen, waardoor wellicht ook onze toestand in het heden heel anders was geweest.

Uur U

De stripserie Uur U speelt met die gedachte. Intussen is de reeks al twaalf delen ver en heeft men in de verschillende delen bijvoorbeeld verkend wat het betekend had kunnen hebben als de Russen inderdaad als eerste op de maan geland zouden zijn, als mei 1968 het begin zou zijn geweest van een burgeroorlog in Frankrijk en als John F. Kennedy niet vermoord zou zijn.

In deel 11, Omega,  ziet Europa er anders uit dan we gewend zijn. Frankrijk is na een staatsgreep in 1934 geen democratie meer, Hitler is verslagen in de Rijnoorlog in 1936 en nu is alleen Groot-Brittannië nog over als tegenstander van Frankrijk. We wachten gespannen af of het tot een confrontatie zal komen.

De scenaristen Fred Duval en Jean-Pierre Pécau (met assistentie van Fred Blanchard) hebben een aardig verhaal in elkaar gezet, met veel aandacht voor de luchtvaart. Als Frankrijk iets wil beginnen tegen de Britten, zal de strijd in de lucht in ieder geval gewonnen moeten worden.

Saint-Exupérie

In het verhaal duikt een bekende naam op: Antoine de Saint-Exupérie, de vliegenier die ook bekend geworden is als auteur van De kleine prins. In het begin van het album ontzet hij zijn collega Léo Berger in 1927 als die heeft moeten landen in Marokko en onder vuur ligt van Moorse rebellen. Deze Léo zal in 1942 de centrale rol spelen in het verhaal over de spanning tussen de Britten en de Fransen.

De overgang van 1927 naar 1942 wordt mooi verbeeld door tekenaar Maza: We zien op dezelfde bladzijde twee postvliegtuigen, met daarachter een gestempelde brief. Aan de poststempels is te zien dat we een sprong in de tijd maken, maar ook dat de République Française veranderd is in een staat waarin de extreem rechtse beweging Omega aan de macht is.

Het verhaal krijgt vaart als De Saint-Exupéry met zijn toestel neerstort. Neergehaald door de Britten? En wat deed  Antoine op die plaats op dat moment? Léo is ervan overtuigd dat het perfide Albion zijn vriend heeft neergehaald en hij is niet van plan het erbij te laten zitten.

Duval en Pécau hebben er een heel aardig verhaal van gemaakt, dat je vlot wegleest. Maar al heel gauw heb je niet meer het idee dat je op een mogelijk zijpad van de geschiedenis bent beland: er had wel heel veel anders moeten gaan in het verleden om dit scenario tot realiteit te maken. Dat is natuurlijk niet erg: als fictie blijft het album wel overeind.

Stepperijk

Deel 12, Het Stepperijk, is het eerste deel van een tweeluik. In dit verhaal gaan we verder terug in de geschiedenis: Dzjengis Khan dreigt in 1242 met zijn horden heel Europa te veroveren. Rome is intussen al gevallen en geplunderd. Twee broers, een monnik en een ridder, doen een ultieme poging de invasie te keren en Europa westers te houden.

In dit deel zijn Fred Duval en Jean-Pierre Pécau weer de scenaristen en ook nu zijn ze geassisteerd door Fred Blanchard. Waaruit die assistentie bestaat, wordt niet geëxpliciteerd. Mogelijk is hij voor de historische research bij het project betrokken.

Zoals gezegd, het verhaal komt met dit deel maar tot halverwege. In deel 13, Stupor Mundi, zullen we de rest lezen. In dat deel zal de echte confrontatie pas plaatsvinden. Dat zorgt er ook voor dat Het Stepperijk vooral leest als een aanloop. Hier en daar had het wel iets meer tempo kunnen gebruiken.

De tekeningen zijn van Guéra, die redelijk realistisch tekent, maar in sommige gezichtsuitdrukkingen toch wat neigt naar het karikaturale. De ruwheid van de tijd weet hij verder wel goed neer te zetten.

Alternatieve geschiedenis

Het idee achter de serie Uur U is interessant. Door het schetsen van een alternatieve geschiedenis zou er meer inzicht kunnen ontstaan in de echte geschiedenis. Ik heb het idee dat dat niet echt gebeurt, tenminste niet bij mij. Maar wellicht ben ik te weinig ingelezen in de perioden waarover de verhalen handelen.

Maar de serie is ook goed te lezen als een avonturenserie die zich in een verleden afspeelt dat je kunt accepteren zonder al te veel achtergrondkennis. Op een enkel tweeluik na, staan de verhalen op zichzelf, maar doordat ze opgenomen zijn in een serie, krijgen ze een context, waardoor het geheel meer is dan de som der delen. Voor wie de hele serie wil: bij Silvester is de serie ook te koop in verzamelboxen van vier albums. Daardoor valt het verhaal over het weerstaan van Dzjengis Khan wel in twee verschillende boxen. Maar voor een verzamelaar van de complete serie is dat geen bezwaar. En wie alleen afzonderlijke delen leest, is het geen bezwaar.
pagina uit Omega
Pagina uit Het Stepperijk
Serie: Uur U
Titel deel 11: Omega
Scenario: Fred Duval & Jean Pierre Pécau
Tekeningen: Maza
Uitgever: Silvester, 's-Hertogenbosch 2018. 64 blz. hardcover, €16,95

Titel deel 12: Het Stepperijk
Scenario: Fred Duval & Jean Pierre Pécau
Tekeningen: Guéra
Uitgever: Silvester, 's-Hertogenbosch 2018. 48 blz. hardcover, € 16,95

vrijdag 23 november 2018

Straks komt het (K. Schippers)


In sommige romans ligt het verhaal kant en klaar op je te wachten. Je hoeft er alleen nog maar in te stappen en dan kun je langs de verhaallijn rustig naar het slot wandelen. Daar wil ik niets vervelends over zeggen, want met dat stramien zijn er prachtige boeken geschreven. Maar het is spannender als een roman 'gebeurt' tijdens het lezen: dat je verrast wordt, niet alleen door het verhaal, maar ook door de manier waarop een boek geschreven en in elkaar gezet is.

Bij K. Schippers ben je dan eigenlijk altijd aan het goede adres. Tijdens het lezen van zijn boeken komt er van alles in beweging. Ook in zijn nieuwe roman Straks komt het. Net als in bijvoorbeeld Waar was je nou (2005) zijn er verschillende tijdlagen en die zijn niet strikt gescheiden. In ons hoofd zijn die tijden immers ook niet gescheiden: we kunnen nog perfect de weg weten in een huis dat er al niet meer is en we kunnen de geur ruiken van gras dat decennia geleden vers gemaaid was.

In het heden loopt er een 'ik' rond, die ik voor het gemak maar even Schippers noem. Overigens slaat die bij het vertellen vaak het woord 'ik' over: 'Probeerde hem voorzichtig los te trekken, gaf het op, uit vrees voor een scheur.'

Zitten, staan, tasten

Het boek begint met het nichtje Bente dat veel aandacht heeft voor de begrippen 'zitten' en 'staan'. Als je daar eenmaal je aandacht op hebt, blijkt er heel veel te zijn wat je kunt onderbrengen bij een van die twee begrippen. Bij een lijstenmaker ontmoet Schippers de zangeres Doortje Reijnders, die daar de categorie 'de tast' aan toevoegt.

Door de voorbeelden die gegeven worden, word je je ook als lezer bewust van de tast: hoe je handen het boek vasthouden bijvoorbeeld. Ook je andere zintuigen komen aan de beurt: al snel in de roman geeft Schippers regels uit The Great American Songbook en die kun je eigenlijk niet lezen, zonder ze ook te horen. Het citaat houdt op, maar Frank Sinatra (of Ella Fitzgerald of zelfs Rod Steward) zingt door.

Bevrijding

In het verleden zijn we in de tijd rond de bevrijding. Er wordt feestgevierd, meisjes en vrouwen die verdacht worden van heulen met de vijand worden kaalgeschoren en het jongetje Schippers en zijn broer Maarten zijn zelfs aanwezig bij de befaamde schietpartij op de Dam, van 7 mei 1945. Het vertellen van die gebeurtenissen heeft een zekere terloopsheid, ook als het over grote dingen gaat. Bij het kaalscheren van een vrouw signaleert Maarten dat het een zus van een meisje uit zijn klas is en de jongens vragen zich af waar men zo snel een tondeuse vandaan heeft. Verder lijken ze er geen oordeel over te hebben. Blijkbaar zijn er al zo veel extreme dingen gebeurd dat ze niet zo gauw ergens van opkijken. Het gaat natuurlijk ook niet om het oordeel, maar om het feit dat het gebeurt. Dat het er is.

De titel zal te maken hebben met juist deze tijd: de oorlog was afgelopen en alles was nu mogelijk. De jongens (de 'ik' en zijn broer) gaan naar films, er is nieuwe muziek en ze worden groter: de tijd bergt mogelijkheden in zich.

Kurt Schwitters

In het heden reist Schippers Kurt Schwitters achterna. Ook daarbij worden we meegenomen zowel in het heden als het verleden: het heden van het reizen en het verleden waarin Schwitters leefde. Dan zijn er ook nog de werkelijkheden binnen en buiten het boek. Zo ben ik ooit op vakantie geweest op het eiland Rügen (dat Schippers ook bezoekt), waar ik ook naar Prora ben geweest. De foto van die gebouwen (Straks komt het is rijk geïllustreerd met fotomateriaal) verplaatste me meteen naar het eiland.

Ook in het boek komt dat overigens voor: een tekening van New York verplaatst de personages. Want dat kan in een roman. Het aardige is dat de personages zich er soms van bewust zijn dat ze in een roman leven:
'Ik wil naar New York,' zegt Maarten.
'I got rhythm, I got music,' zing ik.
'Ga dan,' zegt Rie.
'Een beetje ver.'
'Je kunt er zo naartoe, het is van papier, als wij nu,' zegt Maurits.
'Net als wij?' vraag ik.
'Hoe dacht je dat we anders op dit moment in deze kamer met elkaar konden praten.'
Tegelijk achten de personages zich sterker dan de wil van de auteur. Een van hen zegt: 'Anders was ik ook wel gekomen. Laat me echt niet de weg voorschrijven door een potlood of een pen.'

Terug naar Schwitters, die we kennen uit de literatuurgeschiedenis en van het stripboek over hem, Herr Merz van Lars Fiske. Schippers volgt hem op zijn tocht door Europa, waarbij hij naast Rügen bijvoorbeeld ook Noorwegen aandoet. We krijgen een goed beeld van de gedrevenheid waarmee Schwitters bezig is aan zijn Merzbau. Het is zowel heroïsch als tragisch. Dat laatste vooral om dat er weinig van overgebleven is.

Gershwin

Ook de Gershwins worden nagereisd. De film Rhapsody in blue zet in het begin van het boek al heel veel in gang. De muziek doortrekt alles in dit boek, samen met de kunst. Niet alleen die van Schwitters (en de foto's van diens zoon Ernst), maar ook bijvoorbeeld het Panorama Mesdag, al net zo'n bedrieglijk kunstwerk als de roman, waarin werkelijkheid (het zand voor het schilderij) en verbeelding in elkaar overgaan.

Schippers gaat gemakkelijk over van het een in het ander. Als hij als kind bij een meisje is, hoort hij de zangeres Dinah Shore. Omdat hij de naam van het meisje niet weet, noemt hij haar ook Dinah. Vervolgens gaat zijn verbeelding ermee op de loop, zodat je niet weet of wat hij over haar vertelt herinneringen of fantasieën zijn.

Rijk

Net als de vorige boeken is Straks komt het weer een rijk boek. Het is niet alleen een eerbetoon aan Kurt Schwitters, maar even goed aan de jazz (met een prachtig stukje over Billie Holiday), aan de kunst in het algemeen en aan de taal. Als de metgezellin van Schippers vraagt waarom er altijd iets gebeurt, zegt hij: 'Omdat de taal tuk is op iets wat gebeurt en zeg niet dat het ook wel gebeurt zonder woorden. De taal wordt onderschat, omdat zoveel mensen het kunnen, praten.'

De macht van de taal is natuurlijk niet onbeperkt. Broer Maarten zegt wel: 'Met taal kan alles', maar zijn broertje vraagt hem dan: 'Waarom hebben de woorden ons dan niet eerder bevrijd?'Maar de hele wereld in Straks komt het is wel grotendeels opgeroepen door de woorden. En door de afbeeldingen.

Door het hele boek heen zijn er jeugdherinneringen en geschiedenissen uit en van net na de oorlog. Dat zijn niet altijd lichte verhalen, maar Schippers heeft wel altijd een lichte toon. Hij is niet de eerste die de oorlog of de tijd er vlak na oproept, maar hij doet het wel op zijn eigen manier. Zijn waarnemingen zijn scherp.

Als de bevrijding er is, is de oorlog ten einde. Aan de andere kant volgen de dagen elkaar nog steeds gewoon op en gaat er heel veel ook gewoon door. De 'ik' realiseert zich dat er, nu de oorlog voorbij is, straks geen Duitsers meer zijn:
Er is een eind aan gekomen en je weet niet eens precies aan wat. De zang van de Duitse soldaten, 's morgens vroeg, als je nog in bed ligt. Je kijkt door een kier in het gordijn, daar lopen ze, keurig in het gelid, rolletjes zwemgoed onder hun arm, 'und wir fahren gegen Engeland.' Hiet altij d zo geweest, ik weet niet beter, en nu zal dat er ineens niet meer zijn. Het lijkt me sterk. 
De lezer gaat zich daardoor afvragen hoeveel zaken ongemerkt deel zijn gaan uitmaken van zijn werkelijkheid, en hoe ze pas echt opgemerkt worden als ze er niet meer zijn.

Gescherpt

Dat vind ik het mooie van de boeken van Schippers: je wordt gescherpt als je ze leest. Je wordt je van meer bewust dan van het verhaal. Je zet een streepje in de kantlijn, omdat je stukje later nog wilt teruglezen en realiseert je dat het streepje precies op de rand valt van het plaatje aan de achterkant van de bladzijde. Ineens speelt iets dat pas een bladzijde verderop speelt nu al mee in het verhaal.

Schippers lezen is je realiseren dat er heel veel tegelijk is: er zijn gebeurtenissen, je herinnert je iets, je ruikt, ziet, voelt iets, er is een verhaal waarin jij zowel wel als niet bent. Om met Lucebert te spreken: 'er is alles in de wereld het is alles'. Er is ook een 'alles' in de boeken van Schippers. Heerlijk!



Eerder schreef ik hier over de Schippersboeken Niet verder vertellen en Voor jou.

woensdag 21 november 2018

Luc Orient: Alle avonturen - deel 1 (Eddy Paape / Greg)


Science fiction kent veel verschijningsvormen. Gemiddeld genomen verlies ik de belangstelling als de band met het aardse helemaal wordt doorgesneden, maar ook dat is geen wet van Meden en Perzen: van de serie Aâma van Frederik Peeters (zie hier) heb ik bijvoorbeeld toch wel genoten.

Mijn hart maakte een sprongetje toen ik het eerste deel binnenkreeg van de integrale uitgave van de avonturen van Luc Orient. Niet omdat dit nu de best denkbare serie is, maar omdat jeugdsentiment mij in dezen parten speelt: zijn albums ken ik nog van vroeger, toen ik ook naar series als Bob Morane greep. Ik vermoed dat ik de avonturen in Eppo las. Of las ik daar Stef Ardoba?

Personages

Bij Luc Orient starten de avonturen op aarde. Hij is een 'normaal' mens, zoals bijvoorbeeld Rik Ringers dat ook is. Hij is natuurkundige, maar daarnaast is hij sterk en sportief. Hij rijdt dan ook, net als de journalist Rik Ringers, in een sportwagen.

De andere personages zijn professor Hugo Kala (van het instituut Eurokristal), diens assistente Lora en Toba, die altijd een tulband draagt, waarschijnlijk om zijn exotische afkomst te benadrukken. Hij is vrij zwijgzaam, trouw, ijverig. Hij spreekt Luc en Kala aan met 'Luc san' en 'Kala san', wat bij mij de indruk geeft van 'meneer Luc' en 'meneer Kala'. Hoe positief Toba ook voorgesteld wordt (je kunt altijd op hem aan), de verhouding, die we misschien 'koloniaal' moeten noemen, schemert er altijd doorheen. Daar zou een stripmaker tegenwoordig niet meer mee wegkomen.

Man/vrouw

Dat geldt ook voor de verhouding tussen man en vrouw. Bij een tocht door de wildernis, gaat Lora ook mee. Luc plaagt dat ze meegaat om te koken: 'Haar culinaire gaven zullen onze enige band met de beschaafde wereld zijn!'  Lora laat dat niet helemaal over haar kant gaan ('Meneer Orient wilt u nu eens ophouden!') maar ook hier liggen de verhoudingen vast, ook al is de persoonlijke omgang vriendelijk. Bij gevaar is Lora degene die beschermd of gered moet worden.

Wat dat betreft is de voorkant van het eerste deel van de integrale uitgave tekenend. Luc Orient staat met zijn benen wijd onverzettelijkheid uit te stralen, al zie je aan zijn gezichtsuitdrukking dat het deze keer geen makkie zal worden. Hij duwt Lora met zijn arm naar achteren: om haar te beschermen natuurlijk, maar ook om aan te geven dat het hier geen vrouwenzaken betreft.

Drie albums

In het eerste deel zijn drie albums opgenomen (Het dal van de drie zonnen (1969), De bevroren zombies (1970) en De meester van Terango (1971)). Er duikt een vreemd en dodelijk mineraal op en Hugo Kala, Luc Orient, Lora en Toba gaan op onderzoek uit. Ze komen bij een primitieve stam in het Dal van de drie Zonnen. Die zonnen blijken ruimteschepen te zijn die al eeuwen geleden geland zijn. Er zijn buitenaardse wezens (die er wel mensvormig uitzien) van de planeet Terango en er is met hen, na een ingreepje, nog te communiceren ook.

De eerste twee delen spelen zich af op aarde, in het derde deel komen de Terangers de aardebwoners ophalen om hen mee te nemen naar hun eigen planeet, waar een alleenheerser aangepakt moet worden.

Helden

Luc en Kala zijn helden, daarover bestaat geen twijfel. Dan moet er natuurlijk ook een schurk zijn. Dat is Doctor Argos, een oud-leerling van Kala. Het zal duidelijk zijn dat de helden winnen.

Het scenario van de avonturen is geschreven door Greg. Het verhaal kent een bekende opbouw: er is een probleem dat opgelost moet worden en onderweg daarnaartoe ontstaan nieuwe problemen die ook weer om een oplossing vragen. Uiteindelijk volbrengen de helden hun missie. Het bijzondere mineraal, waar het eerste deel mee begint, blijkt alleen maar een katalysator om het verhaal op gang te brengen en een reden om doctor Argos naar het verhaal te trekken. Verder komt het nauwelijks terug.

Tekeningen

De tekeningen zijn van Eddy Paape. Misschien doen ze een beetje gedateerd aan, evenals de inkleuring, maar over het algemeen bewegen de personages redelijk natuurlijk, al zouden we ze tegenwoordig toch net niet dynamisch genoeg vinden. Soms is de inkleuring minder fraai (als de personen erg rode gezichten krijgen) en ook die doet niet eigentijds aan.

Mij deerde het allemaal niet zo. Ik zat weer snel in het verhaal en wilde weten hoe het af zou lopen. Eigenlijk is Luc Orient een vrij klassieke avonturenstrip, die ook science-fictionkanten heeft. Zoals Gerrit Komrij al beweerde in de afdeling 'De toekomst van gisteren' in de essaybundel Averechts (1980) zeggen boeken over de toekomst vooral iets over de tijd waarin ze ontstaan zijn. Dat zie je ook in de avonturen van Luc Orient. De bewoners van Terango zijn de mensheid eeuwen vooruit, alsof ze in de toekomst leven. Maar die toekomst is een uitvergroting van wat we al kennen: ruimteschepen, straling, dreiging van oorlog.

Jeugdsentiment

Wie boeken uit zijn jeugd leest, leest daarin ook zichzelf. Als ik muziek hoor uit bijvoorbeeld 1975, word ik geraakt, ook als ik die muziek niet goed vind en indertijd ook al niet goed vond. Maar er wordt een tijd opgeroepen en die tijd resoneert mee. Dat gebeurt me ook bij het lezen van Luc Orient.

Misschien is dat de charme wel van veel integrale uitgaven: men heeft ooit de verhalen gelezen en de albums gekocht en nu zet men zijn jeugd bij in de boekenkast. En voor je het weet ben je weer de jongen die in een verhaal duikt. Het kan nog best.

Het eerste deel van alle avonturen van Luc Orient is netjes uitgegeven in een hardcover. Het dossiergedeelte is bescheiden, maar er is wel een bonus: een kort verhaal, ooit gepubliceerd in Pepparade. Ik verwacht niet meteen een nieuw publiek voor Luc Orient, al kun je dat nooit zeker weten. Maar voor het oudere publiek zal Luc Orient een oude bekende zijn, een kennis die je een tijd niet gezien hebt. Leuk dat hij er weer is.

Luc Orient - Alle avonturen deel 1
Scenario: Greg
Tekeningen: Eddy Paape
Uitg. Sherpa, Haarlem 2018, 160 blz. € 29,90, hardcover




dinsdag 20 november 2018

Overzicht 1941 (Wie wat waar? 4)


Enkele jaren geleden besteedde ik aandacht aan Wie wat waar? Jaarboek 1942. In het doorlopen van het boekje ben ik halverwege (of eigenlijk nog iets eerder) blijven steken en nooit heb ik de draad weer opgepakt. Dat doe ik dan maar bij dezen.

Behalve het overzicht over de laatste drie maanden van 1940, bevat Wie wat waar? Jaarboek 1942 ook het overzicht van wat er in de eerste negen maanden van 1941 is gebeurd, ook weer verdeeld in de categorieën 'Binnenland' en 'Buitenland'. Uit die grote pan met pap pik ik enkele krenten. De teksten neem ik zoveel mogelijk letterlijk over (inclusief de afkortingen). De nadruk leg ik op binnenlands nieuws.

Bij elke maand kies ik enkele berichten uit. Een van die berichten illustreer ik met een bericht uit een andere krant.

januari

9/1 Het s.s. Soemba vergaan, 34 opvarenden verdronken
In de loop van de maand: enkele branden, bijvoorbeeld bij hotel De Posthoorn in Ede (13/1).
16/1 Hagenaars boete van ƒ 60.000 wegens beschad. v. auto's d. D. weerm. (zie onder)
20/1 De Maastunnel te Rotterdam gereed voor wat betreft den bouw onder water.
25/1 Hoog water in de groote rivieren; smeltende sneeuw veroorzaakt overstroomingen in de Geldersche Vallei
26/1 In een herderlijk schrijven veroordeelt het Ned. Episcopaat liberalisme, socialisme, communisme en nat. socialisme.

Nieuwsblad van Friesland, 17 januari 1941

februari

1/2 Koffie- en theerantsoen voor café's beperkt tot 25%. Wapenstilstand tussen Thailand en Indo-China.
2/2 Haagsche polieiteman F. v.d. Graaf redt met levensgevaar 4 kleine kinderen uit brandend huis.
3/2 Nederl. regeering te Londen weigert haar medewerking aan de nieuwe orde in Oost-Azië. Het bier gerantsoeneerd op 80%.
6/2 Friesche elfstedent. verreden. De Fries Adema eerste, Bosman (Breukel.) tweede.
12/2 De fakir van Ipi in Br. -Indië weer op het oorlogspad.
15/2 Eng. bommen besch. ca. 400 huizen; 15 dooden en vele gewonden. Numerus clausus voor Joodsche studenten.
17/2 Bij Hasselt 30 kinderen in het Albertkanaal verdronken. (zie onder)
20/2 40% salariskorting voor onderwijzers-kloosterlingen vastgesteld op 1 Mrt.
25/2 Ernstige incidenten te Amsterdam.

Op 25 en 26 was de zogeheten Februaristaking. Dat wordt dus neutraal benoemd als 'Ernstige incidenten'.

Het Vaderland, 16 februari 1941

maart

1/3 K. Speenhof 40 j. op de planken.
7/3 Amsterdamsche wethouders Kropman, Van Meurs en Boissevain uit hun functie ontslagen. (zie onder)
11/3 Café's, hotels, restaurants, enz. te Hilversum voor Joden verboden. Overeenkomst tussen Thailand en Indo-China.
13/3 Liverpool zeer zwaar door Duitsche luchtmacht gebombardeerd.
15/3 Engelsche bommen eischen 8 dooden en 7 gewonden.
20/3 Eerste aardbeien geveild te Zutphen.
26/3 Eerste auto door Maastunnel te R'dam.

De Tijd, 8 maart 1941
april
1/4 Inlev. v. jachtwapens v. Joden verplicht. Stakingsonlusten in Syrië.
2/4 Koos Speenhoff ter gelegenheid van 40-jarig jubileum te Rotterdam gehuldigd.
7/4 Openbaar dansvermaak verboden.
10/4 Drastische beperking v.h. benzineverbruik afgekondigd. Het 's nachts kampeeren verboden.
11/4 Joden verpl. hun radio-toestel in te leveren.
16/4 De algemeen gevolmachtigde voor den wederopbouw dr. ir. J.A. Ringers bezoekt de Grebbestreek. 100.000 bommen op Londen als represaille voor Br. luchtaanval op Berlijn.
18/4 Verlaging vetrantsoen v. 250 tot 200 gr. p.w. Melk in distributie. Twee vleeschlooze dagen in restaurants.
19/4 Militair Appèl op Binnenhof in Den Haag ter gelegenheid van 52-sten verjaardag van Führer Adolf Hitler. (zie onder)
21/4 Scheiding van Joden en niet-Joden op Amsterdams abattoir.
22/4 Vervaardiging, verkoop en uitstallen v. beeltenissen v.h. Kon. Huis verboden. De eerste nieuwe aardappelen.

mei

1/5 Rijwielbelasting afgesch. Joden geen toegang meer tot de beurs.
2/5 Portretten van levende leden v.h. Huis van Oranje Nassau in het openbaar verboden. El, kan, pond, ons e.d. vervallen.
8/5 Het prijzen van artikelen verplicht gesteld.
11/5 De 47ste verjaardag van ir. A.A. Mussert te Utrecht met een defilé gevierd. (zie onder)
13/5 Het prijzen van waren verplicht gesteld.
15/5 Joodsche musici uit gesubs. orkesten; Joodsch orkest onder Alb. v. Raalte opgericht. Eerste auto door N.O.-polder.
19/5 De fietstax verboden.
28/5 Succ. der as-troepen bij Solloem. Baai van Soeda in Duitsche handen. Kanea, Kreta's hoofdstad d. de Duitschers bezet.
31/5 Joden uit het agrarisch bedrijfsleven verwijderd.

Delftsche Courant, 12 mei 1941. Defilé t.g.v. de verjaardag van A.A. Mussert.

juni

1/6 Het hengelseizoen geopend.
2/6 Engelsche bomaanvallen eischen 3 dooden en 4 gewonden.
6/6 Verhooging v. d. bieraccijns v. ƒ 2,20 tot ƒ 2,60.
8/6 Rooiverbod vroege aardappelen afgekondigd. Syrië en Libanon door Britsche troepen aangevallen. Bagdad overgegeven aan de Engelschen.
14/6 Vijf Utr. slagers naar Duitsch concentratiekamp gestuurd. (zie onder)
15/6 Hevige muggenplaag op Urk.
18/6 Verpl. inlev. v. koper, nikkel, tin en lood.
20/6 Rooiverbod van vroege aardappelen opgeheven.
26/6 Dansverbod afgekondigd.
28/6 Afb. v. levende leden v.h. huis v. Oranje moeten uit openb. gebouw. worden verwijd. Joodsche winkels op Zondag geslot.
29/6 Openluchtbijeenkomsten van N.S.B. en N.S.D.A.P. op 30 plaatsen in ons land.

Algemeen Handelsblad, 15 juni 1941

juli

2/7 Nieuwe lessentabellen voor H.B.S. en en gymnasia.
5/7 Politieke partijen ontbonden (V.D.;  S.G.P.;  C.D.U.; A.R.;  C.H.;  Lib.; R.K.; S.D.A.P.).
6/7 Jam, stroop en honing op den bon. Vrijwillegersverbond Nederland tegen bolsjewisme opgericht.
10/7 Geen voetbal tot 1 September.
16/7 Marschen in gesl. kolonn. in unif. kleedij verb. tot 1 Sept. 1941. Eng. luchtaanv. op R'dam, 3 toest. d. Duitschers neergesch.
18/7 De vierdaagsche afgelast. (zie onder). Padvindersuniformen en deelen ervan verboden.
21/7 Eerste groote Duitsche luchtaanval op Moskou, de stad een geweld. vuurzee.
23/7 Moskou opnieuw gebombardeerd door de Duitschers, ook bommen op Odessa.
31/7 Britsche bomaanval op Nederland: 8 dooden, 24 gewonden. Beperkende maatregelen ten opzichte van den veestapel. Wapenstilstand tusschen Peru en Ecuador.

Dagblad Nieuwe Hoornsche Courant, 17 juli 1941

augustus

1/8 Verbod tot ontginn. v. arme gronden. Taptemelk zond. bon, gestandaardiseerde melk alleen voor kinderen beneden 14 j.
3/8 Distributie in Nederl.-Indië. Pres. Roosevelt op vacantiereis "met onb. bestemming".
7/8 Groote slag bij Smolensk door de Duitschers zegevierend voltooid. Bruno Mussolini verongelukt bij proefvlucht. 
8/8 Engelsche bommen op Nederland: 3 dooden, 80 huizen beschadigd.
9/8 Doodstraf gesteld op hulp aan den vijand. 
10/8 Eerste radio muziekfeest geopend. Behandeling Joodsche vermogens bij verordening geregeld. 
13/8 Bommen op Berlijn en op Moskou. 
15/8 5 Nederl. ter dood veroord. wegens hulp aan gedaalde Eng. vliegers. Beperk. inz. vervaardig. v. goud. en zilver. voorwerp.
20/8 Rood-wit-blauwe fietsvlaggetjes verboden. (zie onder)
21/8 Verbod van vereenigingsorganen in de voetbalwereld wegens papierschaarschte.
25/8 Het filmwezen centraal geregeld. 
31/8 Sterke inkrimping van den veestapel; geen eieren meer voor particulieren.

De Volkskrant, 20 augustus 1941

september

1/9 Alle publiekrechtelijke lichamen opgeheven.
5/9 Het bierrantsoen voor café's e.d. verlaagd tot 60%
7/9 Spitsbergen door Britsche en Canadeesche troepen bezet. 
9/9 Ruim 50 sluikhandelaars en smokkelaars te Maastricht gearresteerd. 
10/9 Winkelsluit. geregeld; openstell. v. bepaalde zaken verplicht. Inzamel. eikels, beukenootjes e.d. v. rijkswege geregeld. 
12/9 Vier hoofdschuldigen aan clandestiene slachtingen naar concentratiekamp gezonden. 
15/9 Het optred. v. Joden in h. openb. bij verorden. gereg. (zie onder)
16/9 Vermogenswaarden van levende leden van het Huis Oranje-Nassau verbeurd verklaard. 
18/9 Gunstiger regeling aangekondigd voor vergoeding oorlogsschade aan huisraad. 
20/9 Het Noorderlicht is in ons land waargenomen. 
22/9 Oogstfeest te Rolde. 12 communisten te Parijs doodgeschoten als vergeldingsmaatregel v. moord op Duitschen soldaat.
26/9 De bieraccijns verhoogd. 

Nieuwsblad van het Noorden, 15 september 1941

Wat ik eruitgelicht heb, is natuurlijk selectief. Veel buitenlandse oorlogshandelingen heb ik niet genoemd en veel overlijdensberichten van in die tijd bekende personen heb ik ook overgeslagen. Uit de door mij gemaakte selectie blijkt dat er veel maatregelen tegen Joden waren en ook veel om de voedseltoevoer te reguleren: bonnen, vergunningen en verboden, accijnzen. Er werd hard opgetreden tegen bijvoorbeeld illegale slachters (concentratiekamp).

Bij Engelse bombardementen wordt vaak het aantal burgerslachtoffers genoemd, wat bij Duitse bombardementen niet gebeurt. 

En verder gaat het gewone dagelijkse leven zijn gang: er is een muggenplaag, een oogstfeest, nieuwe lessentabellen en het hengelsportseizoen begint weer. Ook dat was 1941.

In het jaarboekje gaat het ook nog over andere onderwerpen: van sport tot politiek, van edelstenen tot vlinders. Daarover een volgende keer.


De vorige bijdragen over dit boekje:

maandag 19 november 2018

Koken met taal (Wim Daniëls)


Lezen over taal: altijd leuk, maar ik kom er vaak niet toe. Jarenlang was ik geabonneerd op het blad Onze Taal, maar op den duur las ik alleen nog de achterkant. Niet omdat de rest niet interessant was, maar omdat er nu eenmaal maar vierentwintig uren in een dag gaan. Maar de taal heeft altijd mijn interesse en op deze plaats heb ik er verschillende keren over geschreven. Voor wie het wil lezen: klik.

Van een aardige collega kreeg ik het boek Koken met taal van Wim Daniëls, van wie ik hier al eens lovend het boek over de lagere school besprak. Daniëls is een hartstochtelijk taalliefhebber en kan er geanimeerd (in dit geval kunnen we wellicht beter spreken van 'smakelijk') over vertellen. En schrijven.

Zijn stukjes lezen als een trein: heldere verteltrant, aansprekende voorbeelden, herkenbare verschijnselen. In sommige deelonderwerpen heeft Daniëls zich ingegraven, bij andere volstaat hij met enkele opmerkingen. Die laatste stukjes lijken even snel tussendoor geschreven te zijn en bij sommige vraag je je af of hij ze dan niet net zo goed had kunnen weglaten.

Verantwoording?

Hoe het komt dat de diepgang van de stukken zo verschilt, is niet goed na te gaan. Zijn de verschillende artikelen al elders gepubliceerd, bijvoorbeeld als column? We weten het niet. Een verantwoording ontbreekt.

Alle stukjes nodigen wel uit tot nadenken en tot nagaan of je soortgelijke voorbeelden weet of misschien zelfs juist tegenvoorbeelden.

Het 'koken' dat in de titel voorkomt, is een korset dat wel hier en daar knelt. Omdat er een link met koken gelegd moet worden, moet de inleiding van elk stukje daarover gaan, ook als de rest van het stukje niets met koken te maken heeft. Misschien verkoopt het boek op deze manier beter, maar een neutralere titel had misschien een natuurlijker begin van de stukjes opgeleverd.

Tweederlands

De eerste afdeling heet 'Tweederlands': woorden die je krijgt door van bestaande woorden een letter weg te laten (eeuwentemmer = historicus) of er een letter aan toe te voegen (vechtscheiding, dakbedrekking).

Het zijn behoorlijke lange lijsten met woorden geworden en er zitten echt vondsten tussen, maar ook veel gezochte woorden. Hier had strenger geselecteerd mogen worden.

De omschrijvingen zijn soms bijzonder geestig: 'leekselderij - peterselie'. Het mooist is het als Daniëls zich niet kan inhouden en gaat doorouwehoeren (met excuses voor het woord) over een bepaald woord. Zijn uitweidingen en zijsporen zijn in dit boek overigens meestal erg geestig. Je gaat er als lezer graag in mee.

In de afdeling 'Uit binnen- en buitenland' is er een uitgebreide lijst voedsel waarin een stad of streek vermeld is (bijvoorbeeld de Weesper mop). Het kersenras 'Mierlose zwarte' wordt daarin wel genoemd, maar 'Varikse zwarte' niet.

Bij geleende Duitse woorden is er een mooi lijstje, maar 'sowieso', 'überhaupt', 'Jugendstil' en 'Wein, Weib und Gesang' ontbreken. Bij het hoofdstukje over ontleningen aan het Italiaans ontbreken bijvoorbeeld 'maestro' en 'fortissimo' en ook de raad om 'piano aan' te doen. Of komen die helemaal niet uit het Italiaans? Zou ook nog kunnen.

Twee- en driepansgerechten

De 'Twee- en driepansgerechten' bestaan uit koppels en triootjes van woorden: 'bont en blauw', 'potten en pannen', 'tekst en uitleg' en 'eenmaal, andermaal, verkocht', 'lachen, gieren, brullen', 'zand, zeep en soda'.  Bij de eerste categorie ontbreekt 'wijntje en Trijntje' en bij de tweede had ik mijn twijfels over de volgorde bij 'gas, water, licht' (gas, licht en water?) en 'wierook, mirre, goud' (goud, wierook, mirre?) In mijn jeugd was het trio 'insteken, doorhalen, af laten glijden' overigens een kwartet: insteken, omslaan, doorhalen, af laten gaan. Verder miste ik 'klits, klats, klandere'.

Bij 'Spelling, spaties en leestekens' lijkt het hoofdstukje 'Vertikkeme' veel overbodigs te bevatten. Ik geloof best dat 'bednakt' of 'disndag' bekende tikfouten zijn, maar ze lijken toevallig. Er kunnen honderden andere nietszeggende voorbeelden genoemd worden. Mij lijkt het pas leuk te worden als een vertikking een nieuw woord oplevert: 'penisoen', 'medewrekers', 'wrokshop'. Die noemt Daniëls overigens ook allemaal. Hier had wat strenger geselecteerd moeten worden.

De hele afdeling is overigens van minder allooi. De schrijver was hier duidelijk minder op dreef. Als iemand in zijn cv schrijft dat hij houdt van 'honden koken, surfen en stijldansen' hoeft bijvoorbeeld echt niet uitgelegd te worden dat 'honden koken' geen aanbeveling is. Dat haalt het tempo er onnodig uit.

Verbasteringen en verhaspelingen

Ook de afdeling 'Verbasteringen en verhaspelingen' valt tegen. 'Hoe heten de kopzorgen van een knaagdier? (Muizenissen)' en 'Hoe heet de huisarts van een spin? (Spindokter)' smaken niet naar meer. Het hoofdstukje 'Hatseflatsen' (waarvan mij niet duidelijk is waarom het zo heet) met daarin woorden als 'conculega', 'glamping' en 'smog' is de gunstige uitzondering: leuk stukje.

Ruim over de helft van het boek wordt de lezer ook ineens wat gevraagd. Die mag zelf wat bedenken of oplossen. Ook daarin lijkt de opzet van Koken met taal willekeurig. Waarom niet bij elk onderdeel? Waarom niet bij geen enkel onderdeel? Op bladzijde 143 kan iedereen zijn eigen favoriet invullen wat betreft de naam van het gerecht. Ik zou 'stimpstamp' of 'slinger-om-de-moel' of 'perendroom' ingevuld hebben, denk ik.


Uitdrukkingen

De afdeling 'Uitdrukkingen' is zeer onvolledig. Wel een hoofdstukje over 'koken van woede', 'ergens gehakt van maken' en 'zoete broodjes bakken', maar waar zijn de gebakken peren, de gestoofde kool, de halve gare, iemand rauw lusten of in zijn sop gaar laten koken en waarom gaat iets niet als warme broodjes over de toonbank? Vlees noch vis.

Bij de melkafdeling ontbreekt de slogan 'Drink per man daags driekwart kan' en bij de chocola 'Aller ogen zijn gericht op Kwatta'. Wel noemt Daniëls daar de Bossche bol, de koetjesreep en de pennywafel, maar niet de rumboon. Of valt die onder 'bonbon'?


Hapsnap

Veel van de hoofdstukjes, vooral verderop in het boek, zijn erg hapsnap: even iets aanstippen, een paar voorbeeldjes en weer verder. Het stukje over etymologie heet natuurlijk 'eet-ie-mologie' want Daniëls schrikt niet terug voor flauwe woordspelingen ('grammaagtica'). Het etymologisch stukje eindigt met: 'Maar de eet-ie-mologie dus. Waar komen al onze eetwoorden vandaan, bijvoorbeeld: kapucijners, taugé, champignon en yoghurt?' Al onze eetwoorden? Bijvoorbeeld? Het zijn de enige woorden die hij behandelt.

Het hoofdstukje blijft leuk en Daniëls vertelt onderhoudend, dus het leest altijd prettig. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat verschillende hoofdstukjes uitgebreidere aandacht hadden mogen hebben van de schrijver.

Dat geldt bijvoorbeeld voor het hoofdstukje 'Te leurgesteld': woorden die met 'te-' beginnen lezen als twee woorden, waarbij 'te' de overmaat aangeeft: over synchroonzwemmen bijvoorbeeld: té gelijk.  Ruim een pagina en dan is Daniëls er weer klaar mee. Niet omdat er niet meer voorbeelden zijn: terechtstellen, terugbellen, terughoudend, tewaterlating en vele andere woorden worden niet genoemd.

Eponiemen

Altijd leuk: namen en beroepen die niet bij elkaar passen, laten we zeggen: architect Van Rothuizen. Dat betekent dat iemand die Bakker of Vis heet al gauw het verkeerde beroep heeft. De combinatie 'slagerij Bakker' of 'slagerij Vis' is dan ook niet verrassend.  Leuker is: Slagerij Snoek (uit Tholen) vanwege de leus op hun busje: 'Geen vis maar vlees'. Het lijstje dat Daniëls geeft, is niet zo lang en ook niet zo origineel. Natuurlijk komt Benno Baksteen van de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers erin voor. Het leukst is de naam op het plaatje bij dit hoofdstuk: Glashandel Van Diggelen.

In het hoofdstukje 'Loo's alarm' gaat Daniëls halverwege over naar de eponiemen. Het bekende Haagse hopje komt voorbij, maar ook Maggi, waarvan ik niet wist dat dat naar een persoonsnaam verwijst. Of strikt genomen Johma (Johan en Martin) of Duo Penotti (Duo Peters Notenindustrie Tilburg) hierbij gepast hadden, weet ik niet. Ze zijn in ieder geval niet opgenomen.

Koken met taal is leuk om te lezen, maar een groot deel van het boek lijkt wel vrij gemakzuchtig in elkaar gezet. Maar Daniëls is een veelschrijver en wellicht wilde hij snel weer door naar een volgend boekje - een beetje amuseren en meer niet. In dat opzicht voldoet het boekje wel, maar Daniëls kan, als hij de tijd neemt, meer en beter dan dit.

vrijdag 16 november 2018

Ad den Besten, Deelbiografie 1923 - 1955 (Tjerk de Reus)


Het is altijd mooi om een doorwrocht werk over literatuur te lezen: je duikt (in dit geval) in een tijd, in een persoon, krijgt de kans om wat je weet aan te vullen met nieuwe informatie en om wat je dacht te weten te corrigeren.

Tjerk de Reus promoveerde onlangs cum laude en zijn dissertatie, Ad den Besten, Deelbiografie 1923 - 1955 verscheen in handelseditie bij uitgeverij Skandalon. Die heeft er een mooi boek van gemaakt. Sommige foto's hadden misschien iets groter gekund en een van de spaarzame fouten op taalgebied staat juist in de zin waarin de uitgever bedankt wordt, maar verder is er op de uitgave weinig aan te merken.

De Reus beschrijft het leven Ad den Besten om op die manier beter de achtergrond van diens poëtica te kunnen schetsen. Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling om 'alleen maar' een levensloop te reconstrueren. Daarnaast gaat De Reus natuurlijk uitvoerig in op wat Den Besten schreef, in artikelen, lezingen en brieven. De interviews met Den Besten blijken niet in elk opzicht betrouwbaar. Terugkijkend op zijn leven heeft Den Besten, zich dingen soms anders herinnerd dan ze in werkelijkheid waren of met opzet dingen anders voorgesteld.

Middelbare scholier

Al als middelbare scholier is Den Besten actief aan de gang met literatuur. Hij schrijft gedichten, houdt een lezing, begeeft zich in het literaire circuit. Al vroeg heeft hij contact met Roel Houwink, die een soort mentor voor hem zal worden, en even later ook met Theo van Baaren en Gertrude Paape (rond het tijdschrift De schone zakdoek). Ook Ed. Hoornik verschijnt in beeld.

Via zijn vader raakt hij geïnteresseerd in de Duitse poëzie. De bloemlezing Gedichte des Volkes ademt het nationaal-socialisme, maar daar lijkt Den Besten geen bezwaar tegen te hebben. Later in de oorlog zal hij zich vrijwillig melden voor de Arbeidseinsatz, waardoor hij in Berlijn terechtkomt. Jaren later zal hij vertellen dat hij al vrij snel daarna afstand nam van het gedachtegoed dat hij als jongeling omarmde. De Reus laat zien dat dat nog wel even duurde. Aangezien hij toegang had tot een uitgebreide correspondentie (van Den Besten met zijn moeder en zijn vriendin bijvoorbeeld), kon hij goed reconstrueren hoe het gezeten heeft met de pro-Duitse houding van Den Besten.

Na de oorlog

Na de oorlog duikt Den Besten meteen weer in de literatuur. Hij is betrokken bij de literaire tijdschriften Columbus en Amfoor. Daardoor wordt hij gedwongen zijn opvattingen expliciet te maken, ook al zal het laatste tijdschrift nooit van de grond komen.

In de kring om hem heen vinden we namen als Willem Barnard (Guillaume van der Graft), maar ook Simon Vinkenoog en Hans Andreus. Den Besten correspondeert met hen en een deel van de correspondentie is bewaard gebleven. Daarnaast zijn denkers als Karl Barth, Denis de Rougemont en K.H. Miskotte belangrijk.

Windroos

Bij uitgeverij Holland gaat Ad den Besten de Windroosreeks redigeren. In deze reeks poëziebundels zal werk verschijnen van  bijvoorbeeld Andreus, Vinkenoog, Hanlo, Rodenko, Campert en Kouwenaar. Het zullen later grote namen worden. De Vijftigers of de Experimentelen zullen, volgens de oude schoolboekjes, de poëzie op haar kop zetten.

Den Besten kijkt breder. De vernieuwing komt niet alleen van de Vijftigers, maar ook van meer traditionele dichters. Hij zich zal dan ook altijd sterk blijven maken voor bijvoorbeeld Vroman, Van der Graft, Van Tienhoven, Van der Molen, Poort. Bij sommige Vijftigers duurde het even voordat ze Den Besten overtuigden: Lucebert waardeerde hij pas na de bundel Van de afgrond en de luchtmens en ook voor Kouwenaar kwam de waardering wat later op gang.

Bezwaar had Den Besten tegen het mythische in hun poëzie en ook tegen het aanboren van het onderbewuste als bron. Een dichter is een schepper en een ordenaar, die het woord gebruikt om te benoemen. Verder is het voor Den Besten van belang dat poëzie een uitdrukking is van het menszijn. Pas bij het lezen van deze biografie kwam ik erachter dat ik de term Experimentelen altijd verkeerd heb begrepen. Het gaat daarbij niet om het experimenteren met bijvoorbeeld taal, maar om expérience, de proefondervindelijke ervaring. Dat is het dichten: het door de taal heen gaan.

Stroomgebied

De jongste dichtkunst brengt Den Besten in kaart door de bloemlezing Stroomgebied (1953) en door de inleiding die een jaar later verschijnt. Die inleiding bestaat uit een algemeen gedeelte en een deel waarin Den Besten ingaat op de afzonderlijke dichters. Stroomgebied (1954) wordt niet louter met gejuich ontvangen. Of de besprekingen nu wel of niet welwillend waren, Den Besten vindt dat de recensenten niet serieus zijn ingegaan op wat hij te zeggen had. De inhoudelijk degelijke besprekingen van Paul Rodenko en Gerrit Borgers moeten dan nog verschijnen.

Het Parool, 13 februari 1954
Den Besten voelt zich ook aangevallen omdat hij christen is. Of dat inderdaad een punt is, is mij niet helemaal duidelijk geworden. Weliswaar gebruikt A. Marja het woord 'domineesretoriek', maar het kan goed zijn dat dat voornamelijk op de stijl slaat en niet op het geloof van Den Besten. Dat geloof heeft Den Besten in ieder niet in de weg gestaan bij de waardering van de nieuwe poëzie.

Den Besten besluit zijn visie nog eens goed onder woorden te brengen in het essay 'Mythe als werkelijkheid van de hedendaagse poëzie'. Het zal pas in 1958 verschijnen in het blad Ontmoeting, maar Den Besten heeft al eerder enkele versies van het artikel geschreven die hij ook voor lezingen gebruikt.

Tjerk de Reus dateert de eerste versie (in manuscript overgeleverd) op mei 1954, maar al op 13 februari 1954 staat in Het Parool  de aankondiging van een lezing, met de titel 'Mythe als werkelijkheid der moderne poëzie'. Toen waren de recensies die De Reus noemt nog niet verschenen. Het zal dus niet alleen vanwege de recensies zijn dat Den Beste zich (nogmaals) over de moderne poëzie wilde uitspreken.

Appendix

Het boek van De Reus loopt tot 1955, als de nasleep van het verschijnen van de inleiding Stroomgebied zo'n beetje achter de rug is. Daarna zou Den Besten nog jaren actief zijn als redacteur, vertaler, dichter, liedtekstdichter. In het 'Appendix' geeft De Reus daar een kort overzicht van. In 2015 overleed hij, 92 jaar oud. Ik besteedde er hier aandacht aan.

'Men heeft de neiging een dik boek overmatig te prijzen, alleen al omdat men het uitgelezen heeft.' Van wie het citaat is, weet ik niet meer (Groucho Marx?), maar ik ga dit dikke boek (576 pagina's) prijzen en niet omdat het lezen veel werk was. De Reus heeft een heldere stijl. In het verleden heb ik het een en ander van hem gelezen, toen hij nog niet al die stukken geschreven had die intussen in zijn bibliografie staan. Indertijd had hij niet de helderheid die de stijl in deze biografie kenmerkt. De formuleringen zijn uiterst precies en alles wordt verantwoord, zoals het bij een dissertatie ook hoort.

Via het leven naar de poëtica

De keuze om in te steken op het leven van Den Besten om uiteindelijk diens poëtica helder te krijgen ligt misschien niet voor de hand, maar achteraf kunnen we zeggen er door dit boek ruimschoots bewezen is dat het een goede keuze geweest is. Die poëtica wordt helder verwoord en doordat we zicht hebben op het leven van Den Besten snappen we ook de weg die hij afgelegd heeft om tot inzichten te komen.

De literaire wereld rond Den Besten is door De Reus tot leven gebracht en vooral door de citaten uit de brieven merk je ook hoe de dichters met elkaar omgingen. Het is opvallend hoe serieus de dichtkunst genomen wordt. Er blijkt echt wat op het spel te staan en er worden principiële discussies gevoerd. Dichten is niet maar een bezigheid, maar is midden in het leven staan en je houding bepalen. Tegenover jezelf, tegenover je omgeving, tegenover de literatuur, tegenover de taal. De ernst waarmee gesproken wordt over de literatuur verschilt enorm van de oppervlakkige media-aandacht die de literatuur tegenwoordig oproept.

Het is ook mooi om te zien hoe de veranderingen zijn gegaan in een tijd waarin de poëzie zich vernieuwde. Indertijd (1979) las ik Het komplot der Vijftigers van R.L.K. Fokkema, maar daar is alweer een hoop van weggezakt en het boek van Brems (Altijd weer vogels die nesten beginnen, 2006) staat in mijn kast, maar ik heb er selectief in gelezen. De gefragmenteerde kennis die ik had over de beginperiode van de Vijftigers is mooi aangevuld door het degelijke werk van De Reus.

De cadeaumaand is aanstaande. Een prima excuus om dit boek aan te schaffen en cadeau te doen aan jezelf of anderen. Ik hoop dat velen dat excuus niet nodig hebben: een goed boek is immers nooit een miskoop.