Toen ik onlangs iets schreef naar aanleiding van het overlijden van Gerrit Komrij, kon ik het tekstboekje niet meer vinden van zijn toneelstuk Het chemisch huwelijk. Intussen ben ik druk in de weer geweest met het opruimen van boekenkasten en het boekje is boven water. De poster van de voorstelling zat er voorin. Op de speellijst kan ik zien dat ik op donderdag 17 of vrijdag 18 februari naar de voorstelling geweest moet zijn.
Dat tekstboekje zocht ik vanwege een claus van Manfred, gespeeld door Huib Rooijmans. Hij begint met een prachtige homerische vergelijking, die ik nog vaak als illustratiemateriaal in mijn lessen heb gebruikt. Ook de rest van het citaat mag er zijn, trouwens:
Mijn jaloezie? Bewaar me. JaloezieIn dat eerder genoemde blogbericht vertelde ik ook nog dat ik naar De redders was geweest, 'wat ik, geloof ik, wel aardig vond'. Nu besef ik dat dat niet klopt: ik heb De redders helemaal niet gezien. Wel ging ik naar De stem van het water, wat ik helemaal niet noemde, omdat het op dat moment niet omhoog borrelde uit het moeras van mijn geheugen. Maar nu weet ik het weer.
Is als een geile, vette worm die om
Zijn kroost te voeden in ons lichaam kruipt.
Hij boort en knaagt en rolt zich in de etter.
Dat voel ik niet. Dat is een kleinigheid.
De jonge wormen doen zich aan ons hart
Te goed, ze zwemmen in die zee van slijm,
Ze knagen oorverdovend aan de wanden.
Dat voel ik niet, dat is een kleinigheid.
Een hele horde plant zich voort, er komt
Geen einde aan hun kindertal, de een
Heeft zich net volgevreten of de ander
Springt uitgehongerd in de rotte bron
Van long en nier en tong en speekselklier.
Dat voel ik niet. Dat is een kleinigheid.
Ons hele lichaam jeukt. De maagwand sist.
De hersens worden gek. De mergpijp smelt.
En niemand weet wat meer pijn doet, de worm
Die vol en dood is of de worm die knaagt,
Nog steeds op zoek naar flarden gillend vlees.
Dan valt in de poreuze ingewanden
- De lever is nog maar een hazelip,
Het is één wormennest van schurftig bloed -
Ineens een blinkend slagersmes. Loodrecht.
Dat voel ik niet. Dat is een kleinigheid.
Het roert en roert, het mes. De wormen muiten.
Ze slaan op hol. Er breken rellen uit.
Het koude mes maakt van het brullend bloed
Een draaikolk. Niemand weet meer wie wie eet.
En alles - speelt zich af in één seconde.
Dit is de jaloezie. Ik voel het niet.
Het is veel erger wat ik voel. Het is
Of ik maar half besta. Ik mis een helft.
Ik tol in een verloren ruimte rond
En vind geen houvast. Jou ontbeer ik.
Je bent, Max, van me weggerold - en zelf
Ben ik geen eenheid meer. Elk deel van mij
Is half, mijn woorden, mijn gedachten
Zijn half en half zijn al mijn moleculen.
Er zullen later dokters opstaan die
Beweren dat wij alles in ons hebben,
Dat wij onszelf, waar iets ontbreekt, aanvullen,
Dat wij wat in ons sluimert door ontbering,
Verdringing, amputatie en verlies
Naar boven kunnen halen, dat de geest
Naar gaafheid streeft, naar evenwicht, de ziel
Haar tegenhanger vindt op eigen kracht
En in zichzelf. Geloof die dokters niet. -
Ik ben op zoek en wat ik nodig heb
Ligt buiten mij. Jou of een ander, Max.
Naar De stem van het water ging ik met een groep leerlingen. Vooraf kregen we uitleg van iemand van Theater van het Oosten. Ik herinner me dat er iets verteld werd over de tegelvloer die we te zien zouden krijgen. En natuurlijk over de opmerkelijke personages: Kniertje, Piet Heyn, Kortjakje, Meester Pennewip, P.A. Saaije Azn. en Jan Rap. De première was in 1991. Ik zal het stuk dus wel in 1992 hebben gezien, in De Reehorst in Ede.
De oerhollandse personages verblijven allemaal in Pension Kniertje. Kortjakje heeft een baantje aan de kassa bij de Hema en Meester Pennewip begint aan het eind van het stuk iets met Jan Rap. Verder veel satirische en dus hilarische scènes.
Een claus van Meester Pennewip:
Een vrouw hoort niet op het toneelAch, er staat zoveel moois en zoveel leuks in De stem van het water. Het zou mooi zijn als het weer eens ergens te zien zou zijn.
Ze zijn zichzelf dat is erg genoeg
Jongedochters ouwe moeren
Als vrouwen botsen ze botsen meestal
Botsen ze met een lichte plof
Met vuur dat sneller dooft dan het kwam
Van smart is nog nooit een vrouw gestorven
Als mannen botsen ze botsen meestal
Ik bedoel die bijzondere botsing
Slaat daar vuur uit dat laait en laait
Lekkend met nameloze tongen
Vuur dat de meest gevoelloze hoort
Zonder de bron van het vuur te kennen
Een knal
Wat doet een vrouw op het toneel?
Een vrouw kan breien haken tornen
Wol afwinden met een vriendin
Vriendschap en vrede die betekenen
Die betekenen bij twee vrouwen
Dat de ene doof is de andere blind
Toneel was altijd een zaak van mannen
het liefst zie ik mannen op het toneel
Toneel moet een zaak van mannen blijven
Vuur gaat boven zwakke sintels
Kunst gaat boven kunstigheden
Wie weet hoe nu een zekere man
Nog onbewust nog half bewust
De sintels aan de kant zal schuiven
Om voor zijn vuur een waardig doel
Een doel te vinden dat verlangt
Dat er onstilbaar naar verlangt
Verbrand verschroeid verteerd te worden
Aldus
Piet Heyn (Jules Croiset) en Meester Pennewip (Carl Ridders) foto: Kees de Graaff |
Kniertje (Rick Nicolet) en Kortjakje (Majorie Boston) foto: Kees de Graaff |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten