vrijdag 30 oktober 2020

Waagstukken (Charlotte Van den Broeck)



Als je het in de hand houdt, weet je het al: dit is niet een gemiddeld boek. Waagstukken van Charlotte Van den Broeck is bijzonder vormgegeven: het ziet eruit alsof het een open ruggetje heeft. Het is gebonden met twee kleuren garen (Is dat het goede woord?), goud en blauw en bij het lezen valt het heerlijk open. Qua uiterlijk wijkt het af van alle andere boeken die ik heb. De vormgever is -wie anders?- Steven van der Gaauw. 

Waagstukken is in oktober 2019 verschenen. Ik las er goede dingen over, maar toen duurde het toch nog een tijdje voor ik het kocht, daarna weer een tijdje voor ik het las en toen nog weer even voor ik erover ging schrijven. Maar het is er dus toch van gekomen. 

Van den Broeck schrijft over dertien bouwwerken en hun dertien architecten. Het is niet goed met hen afgelopen. Ze pleegden zelfmoord, of het verhaal ging dat ze zelfmoord pleegden, teleurgesteld in wat ze ontworpen hadden of wat ervan gemaakt werd.  Van den Broeck reisde naar de gebouwen en deed onderzoek.

Aan het begin van elk hoofdstukje staat een polaroidfotootje. Te klein, te weinig duidelijk. Ik had best mooie foto's gewild van de gebouwen waarover ik las, maar blijkbaar gaat het daar niet om. Het gaat om het verhaal. En om degene die het verhaal schrijft. 

Persoonlijk

Alle verhalen zijn namelijk persoonlijk. Dat begint al met het zwembad waarin Van den Broeck als kind heeft gezwommen. Maar het geldt ook voor de andere gebouwen. Daar is de auteur immers naartoe gegaan en dat beschrijft ze, dus ze is automatisch onderdeel van het verhaal. Daartussendoor beschrijft ze dingen over haar eigen leven. 

Het is een wonderlijke, maar heerlijke combinatie. Niet alleen de gebouwen die ze beschrijft zijn waagstukken, maar de stukken die ze schrijft ook. Ze is niet bang wat op het spel te zetten. Daardoor is Waagstukken een heel persoonlijk boek geworden, zoals de gebouwen voor de architecten persoonlijk waren of tot een persoonlijk falen werden gemaakt. 

Ik kwam Charlotte Van den Broeck al eerder tegen, in het boek Kamer in Oostende van Koen Peeters. Daar liep ze mee met de twee Koenen, benieuwd naar Gaston Eysselinck, ontwerper van het P.T.T./R.T.T.-gebouw in Oostende. Er was veel gedoe bij de bouw en de onaangenaamheden liepen zo hoog op, dat Eysselinck niet meer op de bouwplaats mocht komen. Nog voor het gebouw voltooid was, was Eysselinck overleden. Al vrij snel zou het gebouw tot monument worden. 

Middelen van de fictieschrijver

Veel trieste, maar mooie verhalen. Bij het vertellen gebruikt Van den Broeck vaak de middelen van de fictieschrijver. Bijvoorbeeld als ze vertelt over de hevige sneeuwval in Washington DC, 28 januari 1922. De manier waarop ze de omstandigheden van die nacht oproept, zorgt ervoor dat je meeleeft met het personage (een arts). Toen me duidelijk werd wat er gebeurd was met het Knickerbocker, heb ik nog tijden op internet gezocht naar foto's, die er in overvloed waren. Niet alleen van de ramp, maar ook van de sneeuw. 

Van den Broeck beschrijft de architecten met empathie, misschien vergelijkbaar met de manier waarop Jeroen Brouwers in De laatste deur de schrijvers beschrijft die noodlottig aan hun eind zijn gekomen. Daardoor leef je als lezer met hen mee. Ze vertelt de feiten redelijk kaal en in ieder geval zonder effectbejag. 

Dat ze met haar verhaal postuum nog wat voor de architecten wil doen, blijkt uit bijvoorbeeld deze passage:

Het voelt alsof ik, die juist naar hem op zoek was, hem harder vergeet dan hij al die tijd al in de tijd verdwenen was, door zo weinig voor zijn verhaal te kunnen betekenen. 

Na zo'n opmerking ben je je er ineens van bewust waarom je Waagstukken zo'n liefdevol boek vindt.  

Overkoepelende vragen

Het gaat Van den Broeck niet alleen om het vertellen van de verhalen. Ze zoekt ook antwoorden op overkoepelende vragen, zoals:

Wanneer is een mislukking de moeite waard om voor te sterven? Eigenlijk wil ik vragen; wanneer wordt een fout groter dan het leven, of zo allesomvattend groot dat het leven zelf mislukking wordt? Waar loopt de naad tussen maker en werk?

Het is niet verwonderlijk dat het geregeld over het schrijverschap gaat. De relatie van een schrijver met zijn schrijfwerk zal vergelijkbaar zijn met die van een architect met een door hem ontworpen gebouw. Van den Broeck legt uit dat het werk altijd in een zekere mate met de maker is besmet. Bij stukjes en beetjes krijgen we de weg te lezen die de auteur heeft afgelegd om tot het schrijverschap te komen. 

Waagstuk

Ze legt ook uit waarom het maken van een gebouw een zo groot waagstuk is:

De architecten maakten tenminste grote gebaren, waagstukken, werk op grote schaal, en plein public, concrete massa en oppervlakte die verhouding afdwingen en onverschilligheid te slim af zijn. Een architect die faalt in de openbare ruimte, faalt onverholen voor duizenden ogen, en dat gedurende een langere periode in de tijd. Wie zich op het waagvlak van de geschiedenis begeeft, daagt de vergankelijkheid uit. Zoveel branie moet sommigen wel de ogen uitsteken. 

De opzet van de verschillende stukken lijkt op elkaar: een reconstructie van wat er met een gebouw en de architect ervan gebeurd is en dat in verband gebracht met de auteur. Maar binnen die stukken experimenteert Van den Broeck er lustig op los. Het stuk over de Rossauer Kaserne is van begin tot eind een brief. 

Intiem

In die brief vraagt ze zich af waarom ze zich met deze architecten bezighoudt. Zoekt ze de aanleidingen voor zelfmoord, waarmee de daad verantwoordbaar wordt? Wil ze hen begrijpen? Is het mededogen? Of: 

Zoek ik in de zelfdodingen van de architecten naar afgoden, voorgangers, bondgenoten, die een gelijkaardige afloop aanmoedigen voor wanneer de totale mislukking mij zal treffen?

Juist doordat Charlotte Van den Broeck in haar zoektochten ook zichzelf onderzoekt, is Waagstukken een intiem boek geworden. Het is een onderzoek naar zichzelf, als kunstenaar en als mens. En wij mogen daar getuige van zijn, meekijken, meedenken, ook de vragen stellen aan onszelf. 

Waagstukken is niet minder dan een imposant bouwwerk, waar wij naar mogen kijken, zoals Van den Broeck keek naar de dertien gebouwen. Als je er zo dichtbij komt, zie je pas hoe indrukwekkend het is. 

donderdag 29 oktober 2020

De engelen van Elisabeth (Els Florijn)


In een boek van Els Florijn heb ik eigenlijk altijd wel zin, al vind ik niet al haar boeken even goed. Op Rode papaver had ik bijvoorbeeld best wat aan te merken. Maar het Actieboek uit 2018, Zeeglas, was heel behoorlijk en in ieder geval een stuk beter dan het Boekenweekgeschenk van dat jaar. 

Onlangs verscheen De engelen van Elisabeth. Het past netjes in het oeuvre van Florijn, een historisch onderwerp, gebaseerd op iets wat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en verteld in twee tijdlagen: een heden en een verleden, en de hoofdpersoon is een vrouw.

In dit geval heeft Florijn zich wel gebaseerd op toestanden uit het verleden, de hoofdpersoon, Elisabeth de Lange, is een fictief personage. 

Met de hoofdpersonen van Florijn is vaak wat: in Rode papaver spreekt de hoofdpersoon niet, in Zeeglas heeft ze smetvrees en in deze roman meent ze af en toe een engel te zien. Je zou kunnen zeggen dat op die manier de hoofdpersoon bijzonder wordt, afwijkend van de anderen. Maar in de meeste gevallen kan die bijzonderheid ook gemist worden en voegt dat element te weinig aan het verhaal toe. 

Dode dochtertjes

In dit boek ligt het wat gecompliceerder. Aan het begin van het boek wordt Elisabeth, die dan 23 jaar oud is, opgepakt. Ze heeft dan al vier kinderen gebaard. De twee jongens leven, maar de meisjes zijn kort na hun geboorte gestorven. De verdenking is dat Elisabeth de hand heeft gehad in hun dood. 

De engelen uit de titel verwijst natuurlijk ook naar de dode kinderen, de engeltjes in het hiernamaals. Maar de verschijning van de gestalte, die een engel wordt genoemd, is wel zwaar aangezet en die heeft ook onmiddellijk gevolg. Wat dat gevolg precies is, is niet helemaal duidelijk. Elisabeth omschrijft het als 'dat donkere gat dat pulserend en levend in mijn binnenste huist'. Dat gat voelt ze bij haar middenrif. 

Florijn spreekt vaker over licht en duisternis in overdrachtelijke zin. Je zou het zwarte gat kunnen zien als een depressie, of als een gemis. Misschien lijdt ze aan waandenkbeelden en meent ze dingen te zien die er niet zijn. Helemaal helder is het niet, en dat geeft ook eigenlijk niet. 

De overeenkomst tussen de bijzonderheid van de hoofdpersonen lijkt me dat het psychische zich uit in het lichamelijke. Heel vaak wordt wat er gebeurt in het hoofd beschreven aan de hand van gewaarwordingen van het lichaam. De beelden daarvoor lijken vrij intuïtief gekozen.  

Inrichting

Elisabeth komt terecht in een inrichting. Het leven daar is bepaald geen pretje en dat wordt uitgebreid beschreven. Daarvoor baseerde Florijn zich op historische bronnen, die overigens niet alleen betrekking hebben op de Nederlandse situatie. De scènes doen denken aan Linda, een boek uit eind jaren zeventig, schat ik. Daarin vertelt een meisje over haar leven in inrichtingen voor jongeren. Boudewijn Büch beschreef in Het dolhuis ook een inrichting vanbinnenuit. 

Maar Florijn gaat veel verder terug in de tijd: eind negentiende eeuw. In de ene verhaallijn lezen we hoe Elisabeth zich staande probeert te houden in de inrichting. In de andere verhaallijn wordt verteld over haar jeugd: een leven in armoede, in een sousterrain, met een vader die niet wil deugen en veel geld verbrast. Moeder en dochter (Elisabeth) maken er het beste van door handwerken: borduren en kantklossen. Later zal Elisabeth daardoor terechtkomen op de naaikamer van het tehuis. 

Het tehuis is christelijk, gezien de bijbeltekst die aan de muur hangt. Het is wel vreemd dat Elisabeth feilloos ziet welke bijbeltekst het is, hoewel ze eerst beweert dat ze niet kan lezen en wat later dat ze nauwelijks kan lezen. 

Toegankelijk verhaal

De engelen van Elisabeth is een toegankelijk verhaal. De lezer zit vanaf het begin met een vraag: heeft Elisabeth daadwerkelijk haar kinderen gedood? Je hoopt dat die vraag aan het einde van het boek beantwoord wordt en dat stuwt je door het verhaal. Of dat antwoord komt, laat ik, omwille van de plot, in het midden. 

Verder neemt Florijn je met gemak mee in de wereld van Elisabeth, die hoopt haar leven te kunnen sturen, maar die daartoe nauwelijks bij machte is. In het begin omdat ze nog maar een kind is en later omdat ze vrouw is en daarom al weinig invloed heeft. En dan is ook haar maatschappelijke positie nog zwak. 

Maar er zit wel kracht in haar en een sterke wil. Ze is bijvoorbeeld vastbesloten om haar zoontje nog een keer te zien en ze wil niet afwachten of dat ook gebeurt, maar zelf actie ondernemen. 

Een stem geven aan vrouwen

Het lijkt erop dat Florijn met dit boek vrouwen die niets te zeggen hadden, een stem heeft willen geven. Zowel tegenover haar vader als tegenover haar man als tegenover het tehuis heeft Elisabeth weinig in te brengen. De manier waarop haar man met haar naar bed gaat, zou nu gezien worden als verkachting binnen het huwelijk. 

In de volgende scène wordt haar vader beschreven:

Ik kon voelen dat hij zich steeds verder over me heen boog, zijn schaduw slokte me op en hij nam bezit van me, kroop in mij, nestelde zich onder mijn huid - overal was hij, hij stroomde door mij heen als smerig water door een goot. Ik wilde hem niet aankijken, want dan zou hij via mijn ogen nog verder naar binnen kunnen, zich nestelen in het gat bij mijn maag en van daaruit zijn grijze grijparmen in mijn lijf vastzetten.

Vader wil Elisabeth dwingen hem iets te vertellen, maar zonder die context zou de beschrijving ook kunnen slaan op het gewelddadige van een verkrachting. Ook in dit geval beschrijft Florijn het mentale op een fysieke manier. De hoofdpersoon dreigt zichzelf te verliezen en verzet zich daartegen met alles wat in haar is. 

Drama

Soms zet Florijn de scènes wel zwaar aan, met veel drama. Dat benadrukt natuurlijk het heftige van die situaties, maar er zit ook een geur van effectbejag aan. Juist een iets soberder beschrijving had waarschijnlijk nog meer effect gesorteerd. 

Boek na boek ontwikkelt de schrijfster zich.  De zintuiglijkheid van de beschrijvingen lijkt me scherper dan in de vorige boeken. Stilistisch laat ze zich net iets meer laat gaan dan in de vorige boeken. Dat pakt niet altijd goed uit, maar veel gaat ook wel goed. De personages zijn geloofwaardiger dan in bijvoorbeeld Rode papaver. Sommige bijfiguren, zoals enkele oppasseressen in het tehuis zijn meer een type dan een karakter en Elisabeth idealiseert haar Jantje wel heel erg, maar dat is ook haar enige houvast. De hoofdpersoon lijkt een groot deel van het boek te deugen, maar ze heeft duidelijk ook duistere kantjes.

Stiekem denk ik dat Els Florijn een veel wildere schrijfster is dan ze nu laat merken en dat ze in elk boek aan het verkennen is wat ze durft. Ik ben benieuwd wat dat nog gaat opleveren. 

Els Florijn, De engelen van Elisabeth. Uitg. Mozaïek, 256 blz. € 21,99

woensdag 28 oktober 2020

Podcast: Ervaring voor beginners, Mysterieus België


Ervaring voor beginners

Een gesprek tussen twee mensen - dat is een vorm die aan heel wat podcasts ten grondslag ligt. Enkele voorbeelden: De Grote Harry Bannink PodcastMet Groenteman in de kastCredoDe mens achter de lachDrie boekenDe Rotonde. Ook Ervaring voor beginners, een podcast van Theo Maassen, is niet meer (maar zeker ook niet minder) dan dat. 

Maassen gaat in zijn podcast in gesprek met 'makers', die in dit geval te maken hebben met theater en tv, maar mogelijk gaat hij ook andere gebieden verkennen. Tot nu zijn er zes afleveringen verschenen. 

Aan het begin van elke aflevering zet Maassen een eierwekker, wat doet denken aan de podcast Rauw van Ruud de Wild. Alleen loopt daar de wekker na half uur af en bij Maassen na een uur. 

Gesprek

Het mooie van Ervaring voor beginners is dat het een echt gesprek is en geen interview. Het begint altijd wel als een interview, maar Maassen vraagt niet alleen, hij reflecteert ook op wat er verteld wordt, onderzoekt hoe dat eigenlijk bij hem zit en voor je het weet zitten er twee mensen samen hardop na te denken. 

Een uur is lang, voor de meeste podcasts, maar bij deze podcast werd ik elke keer verrast door het aflopen van de wekker en dan wilde ik dat het nog doorging, doorging. 

De gasten zijn interessant: naar Jeroen van Merwijk, Laura van Dolron, Paulien Cornelisse of Adelheid Roosen wil ik altijd wel luisteren. Van Ruut Weissmann wist ik wat minder, maar ook zijn bijdrage was zeer verhelderend. Van de eerste aflevering is mij wat minder bijgebleven, maar dat zal wel aan mij liggen. 

De luisterervaring deed mij denken aan sommige afleveringen van de Fokcast als Fokke van der Meulen er met zijn gast probeert achter te komen wanneer iets werkt in stand-up comedy. Fokcast is heel divers en gaat ook over films, comics en meer, maar in ieder geval is daar ook vaak een echt gesprek. 

Zelfvertrouwen en twijfel

Mooi is de conclusie van Maassen dat je eigenlijk zowel zelfvertrouwen moet hebben als zelftwijfel, en eigenlijk ook tegelijkertijd. Het gaat ook over jezelf zijn. In het gesprek met Jeroen van Merwijk gaat het over het zijn van een podiumpersonage, wat iets anders is dan jezelf zijn. Maar ook zo'n personage zegt natuurlijk veel over wie je bent. 

Meteen heb ik een verlanglijstje: zouden die en die niet uitgenodigd kunnen worden? Ik zou bijvoorbeeld Alex Roeka of Manon Uphoff wel willen horen. En kunnen we de tijd een aantal jaren terugspoelen en alsnog Maarten van Roozendaal met Theo Maassen laten praten?

Ervaring voor beginners is een podcast waarin een opgewekte sfeer hangt, maar het gesprek is ook intiem en de twee mensen durven ook kwetsbaar te zijn (wat ze natuurlijk tegelijkertijd sterk maakt). Leerzaam, verhelderend en nooit zijn de mensen in deze podcast bang om dieper te boren. Mooi, mooi. Gauw gaan luisteren als je dat nog niet hebt gedaan. 


Mysterieus België

Mysterieus België is een podcast van Patrick Bernauw. Op zijn pagina op Wikipedia staat de lezen dat Bernauw een lange lijst aan publicaties op zijn naam heeft staan. Hij is vooral geïnteresseerd in mysteries, sterke verhalen, legenden. Daarover maakt hij al enkele jaren deze podcast. Intussen zijn er al zo'n veertig afleveringen verschenen. 

Bernauw heeft duidelijk een brede interesse: van het altaarstuk Het Lam Gods (tot genezende kruiden, van de moord op Albert I tot een engelenleger in de Eerste Wereldoorlog. Fascinerende verhalen, waarvan het goed is dat ze nog eens verteld worden. 

Bovendien besteedt Bernauw altijd zorg aan de manier waarop hij het vertelt. De ene keer is dat op een documentaireachtige manier, de andere keer als een soort luisterspel, met geluidseffecten. Eigenlijk weet je nooit helemaal wat je te wachten staat als je een aflevering gaat beluisteren. 

Naar deze oude verhalen van Bernauw heb ik over het algemeen met plezier geluisterd. Veel afleveringen zijn ongeveer een half uur lang en dat is ook een mooie lengte. 

Stemmetjes

Wel heeft de maker de neiging om met 'stemmetjes' te werken. Dan wordt een verhaal op een (in mijn oren) overdreven dramatische manier verteld. Ik kreeg dan het idee dat ik naar aflevering van een podcast voor kinderen aan het luisteren was. Eigenlijk denk ik dat kinderen niet het publiek zijn voor Mysterieus België, maar mogelijk zitten er ook afleveringen tussen die voor hen geschikt zijn. 

De onderwerpen voor de podcast doen wel wat denken aan die van Verborgen verhalen waarover ik nog niet geschreven heb. Maar Bernauw heeft zich in sommige complexe verhalen veel meer verdiept. Over sommige onderwerpen heeft hij dan ook verschillende afleveringen gemaakt. Dat zijn soms ook de afleveringen waar je je aandacht goed bij moet houden, omdat het verhaal ingewikkeld is. 

Over alle afleveringen publiceert hij ook op zijn website. Ook als je niet van plan bent om alles van deze podcast te beluisteren zijn er zeker wel afleveringen te vinden die je toch eens wilt proberen, lijkt me. En misschien smaakt dat naar meer. 

vrijdag 23 oktober 2020

De val van Thomas G. (Nelleke Noordervliet)


Een uitgever, Thomas Geel, brengt een controversieel boek uit, Hedendaags fanatisme, van Rudolf Merkelbach. Er ontstaat onenigheid binnen de uitgeverij en dat wordt openbaar, waarna er landelijke ophef volgt. Niet veel later vindt Thomas de dood in een auto-ongeluk. Er wordt gedacht aan zelfmoord. 

Dat is zo'n beetje wat voorafgaat aan het begin van De val van Thomas G., de nieuwe roman van Nelleke Noordervliet. Het is een beetje vreemd dat het de achternaam van Thomas wordt afgekort. Dat duidt wel aan dat hij een verdachte of een veroordeelde is, maar iedereen kende zijn volledige naam. 

De titel Hedendaags fanatisme is natuurlijk een knipoog naar Hedendaags feminisme (1971) van Renate Rubinstein, wat weer knipoogde naar Hedendaags fetischisme (1925) van Carry van Bruggen. Ophef rond een uitgave deed me een beetje denken aan het rumoer dat er ontstond rond een uitgave van Abu Jahjah bij De Bezige Bij, in 2016, maar er zijn meer ophef veroorzakende publicaties geweest. 

Personages

De weduwe van Thomas, Isa(belle) trekt zich een tijdje terug in hun huis in Ierland. Er zijn nog twee kinderen, Arthur en Leonie. De laatste doceert filosofie aan de universiteit. Ze geeft onder andere colleges over het kwaad in kunst en cultuur. Dat kwaad doet nogal van zich spreken in deze roman. 

Een jonge freelancejournalist, Joris de Groot, vat het plan op om de affaire uit te spitten. Hij neemt contact op met Anne Benraad, degene die het binnen de uitgeverij niet eens was met Thomas, en met Leonie, onder valse voorwendselen. 

In de roman volgen we afwisselend Isa, Joris en Leonie. Joris heeft een map met aantekeningen aangelegd en zo krijgen we ook het verhaal van Anne te lezen. Tegen het eind van het boek krijgen we via Isa het verhaal van Thomas' kant. 

De verschillende perspectieven bieden afwisseling, omdat het personen zijn die elk hun eigen doelen nastreven. Jammer genoeg is het de auteur niet gelukt om ze echt een eigen stem te geven. Alleen Anne, in de weergave van Joris, heeft duidelijk een eigen toon. Toch blijven de drie stemmen interessant, omdat je op die manier van verschillende kanten stukjes van de puzzel krijgt aangereikt.

Isa bevindt zich ver van de wereld van ophef en vertier, in een kleine gemeenschap, waarin de waan van de dag afwezig lijkt te zijn. Het is een compleet ander soort leven dan waar zij de afgelopen tijd zo van te lijden heeft gehad. Vreemd is dat ze af en toe een imaginaire redacteur commentaar laat leveren op haar gedachten. Dat zou nog gekund hebben bij geschreven tekst, bij wat iemand denkt is dat minder waarschijnlijk. 

Onwaarschijnlijkheden

Waarschijnlijkheid van gebeurtenissen lijkt me het zwakke punt van deze roman. Hoe waarschijnlijk is het dat Anne, die een hoge positie heeft binnen een uitgeverij, helemaal leegloopt bij een jonge journalist en daarbij zegt dat hij het niet mag gebruiken? Dat komt als niet erg professioneel over. 

Joris neemt twee telefoons mee als hij geluidsopnamen wil maken, omdat hij dan nog een telefoon achter de hand heeft als de batterij van de eerste leeg is. Een oplader of een powerbank ligt meer voor de hand. Met zijn tweede telefoon weet Thomas geluidsopnamen te maken terwijl het apparaat in zijn zak zit. Blijkbaar hoeft hij het niet te ontgrendelen en hoeft hij alleen maar op een knopje te drukken. En dan blijkt het ook nog geleid te hebben tot een bruikbare opname. 

Als het relaas van Thomas wordt voorgelezen door Isa, zijn daar niet alleen de kinderen bij, maar ook Anne en Joris. Ook dat ligt niet voor de hand. Dat verhaal van Thomas neemt overigens wel een erg groot deel van het slot in. Ik snap dat er bepaalde informatie nodig is om Thomas en zijn handelwijze te snappen, maar zo krijg je wel een erg grote klont als de pap al bijna op is. 

Van sommige verhaalelementen (zoals de doodgeboren dochter die aan Arthur en Leonie voorafging) kun je je afvragen in hoeverre ze functioneel zijn. De foto's van die Isa met die dochter doen Leonie naar Ierland reizen, maar het is wel een zwaar element om zo'n reisje noodzakelijk te maken. 

Het verhaal op zich overtuigde me dan ook niet zo erg. Het boek leest overigens niet onplezierig. In het begin moest ik er even in komen, maar toen wilde ik best doorlezen. Ik geloof dat ik het wat rammelende verhaal op de koop toe heb genomen. 

Ideeën

Belangrijker dan het verhaal zijn de ideeën in de roman. De conservatieve ideeën van Rudolf zijn ook nu op sommige media prominent aanwezig. Thomas verdedigt het boekje met een beroep op de vrijheid van meningsuiting, ook al is het niet met geschrift eens en vindt hij het niet eens goed geschreven. 

Leonie karakteriseert Hedendaags fanatisme als volgt:

Dat boek ridiculiseerde alle heilige huisjes van de moderne maatschappij: vrijheid, gelijkheid, broederschap, het verklaarde en verdedigde racisme, antisemitisme, seksisme. Het was niet zomaar een conservatief boek, het was een beledigend manifest tegen de tijdgeest, tegen de nieuwe idealen van zelfverwerkelijking en groei, idealen van trots en diversiteit. 

Anne vindt zelfs dat een rechter uitspraak had moeten doen over het boek.

Maar de gedachte dat de verschillen tussen mensen in ras en geslacht bedoeld zijn door een opperwezen of oerscheppingskracht om een hiërarchie aan te brengen, en dat binnen die hiërarchie de stabiliteit van een samenleving is gewaarborgd, dat revolte en revolutie kwade krachten zijn die altijd geweld oproepen en in geweld ondergaan, dat wijst op een minachting voor zwarte en Aziatische mensen en voor vrouwen die tot haat aanzet. 

Anne is een niet-witte vrouw. Joris beschrijft haar uiterlijk op een wat merkwaardige manier: 'Hindoestaanse, creoolse en blanke elementen combineren haar gezicht tot een sprekend eigenzinnig geheel.'

Vaag

Over wat die ophef rond het boek nu inhield, wordt nogal vaag gedaan. Er wordt een site genoemd, wiewatwaar.nl, er wordt vermeld dat er twittertrollen waren, maar verder wordt dat deel zo ongeveer overgeslagen. Thomas is zijn baan kwijtgeraakt door de affaire, maar hoe was de storm van die over hem heen ging en hoe was hij daaronder? Je zou kunnen zeggen dat De val van Thomas G. laat zien hoe iemand door de media kapotgemaakt wordt. Maar het verhaal toont vooral het gevolg, niet het proces. 

Behalve over de macht van de media en de schadelijkheid van ideeën als die van Merkelbach gaat het boek van Noordervliet over loyaliteit, over de relatie tussen ouders en kinderen en over rouwen. Over al die elementen zijn interessante dingen te lezen, zonder dat het allemaal te prekerig wordt en zonder dat je te veel uit het verhaal raakt. 

Dat maakt dat De val van Thomas G. veel biedt en dat je dus een goede leeservaring kunt hebben, zonder dat het een echt goed verhaal is. Blijkbaar heeft deze roman andere kwaliteiten. 

donderdag 22 oktober 2020

Tot ziens daarboven (Pierre Lemaitre / Christian De Metter)


De Eerste Wereldoorlog loopt ten einde, aan beide kanten wachten soldaten op de wapenstilstand. Maar voor luitenant Pradelle komt het einde van de oorlog net te vroeg. Hij heeft nog een stunt nodig om tot kapitein bevorderd te worden. Hij stuurt twee van zijn soldaten op verkenning, die, tegen elke verwachting in, meteen worden neergeschoten. Er ontbrandt een gevecht. 

Twee soldaten, Edouard Péricourt en Albert Maillard komen erachter dat Pradelle zijn eigen mannen heeft neergeschoten. Ze overleven het gevecht maar nauwelijks: Maillard wordt door zijn vriend nog net op tijd uitgegraven uit een ingestorte bomkrater en van Péricourt wordt de onderkaak weggeschoten. Bovendien zal Pradelle er alles aan doen om zich van hen te ontdoen. 

Zwendel

Dan begint er een reeks van oplichterspraktijken. Maillard bezorgt zijn vriend een andere identiteit. Dat betekent ook dat hij de ouders van Edouard moet berichten dat hun zoon is omgekomen. Edouard die kunstenaar is, ontwerpt oorlogsmonumenten die hij verkoopt aan de verschillende gemeenten. Hij strijkt het voorschot op, maar levert niet. Met het geld wil hij naar de koloniën vluchten. 

Ook Pradelle tracht zich door zwendel te verrijken. Hij vervoert omgekomen soldaten naar officiële begraafplaatsen, maar dat gaat bepaald niet volgens de regels. Intussen wordt hij ook zelf beduveld: zijn vrouw blijkt hem alleen nodig gehad te hebben als zaaddonor. Ze wilde alleen maar een kind. 

Dat is in korte trekken het verhaal van Tot ziens daarboven, de strip naar de bekroonde roman Au revoir là-haut van Pierre Lemaitre. De verschrikkingen van de Grote Oorlog vormen het begin en daarna voelen de mannen die bijna hun leven hebben gegeven voor hun land zich verraden door de samenleving en schrikken ze niet meer terug voor zelfverrijking.

Een knauw door de opvoeding

Ze hebben gestreden voor een groot doel, maar vragen zich af of het dat allemaal waard is geweest. Maillard doet eigenlijk niet voor zichzelf mee, maar voor zijn vriend, die zijn leven heeft gered. Hij heeft weinig zelfvertrouwen: altijd heeft zijn moeder commentaar op hem gehad. In zijn hoofd geeft ze nog steeds commentaar. 

Ook Edouard heeft een knauw gekregen door zijn opvoeding. Zijn vader probeerde hem met harde hand te krijgen waar hij hem hebben wilde, maar Edouard ging zijn eigen weg. Dieptepunt blijkt het moment dat vader hem in bed betrapte met een andere man. 

Dat lijkt ook de reden dat Edouard niet terug wil naar zijn ouderlijk huis. Pradelle blijkt overigens de zwager van Edouard Péricourt te zijn. Je kunt dat een streek van het lot noemen, maar mij was dat net iets te toevallig. Ook zonder dat is het verhaal al schrijnend genoeg. 

Illusies kwijtraken

Hoewel er ook wel wat vrolijkheid zit in Tot ziens daarboven is het vooral een boek dat laat zien hoe mensen hun illusies kwijtraken. Zo'n beetje alle levens storten in. Tegen de klippen op en ten koste van anderen proberen mensen er iets van te maken, maar tevergeefs. De enige die het misschien gaat redden is Albert Maillard, die door zijn moeder altijd als een mislukkeling werd gezien. 

Hij is degene die in zijn leven zichzelf nooit op de eerste plaats heeft gesteld, maar ook hij is terechtgekomen in omstandigheden die hij eigenlijk zelf niet gewild heeft. 

Tot ziens daarboven geeft een ontluisterend beeld van de mens. We proberen te overleven, maar dat toen we ten koste van anderen. We veroorzaken pijn en voelen pijn. Edouard weigert een prothese: hij wil niet dat het leven er mooier uitziet dan het is. Hij ziet er gruwelijk uit, ook voor de lezer. 

Later ontwerpt hij fantasierijke maskers, maar maskers helpen maar voor een tijdje. Uiteindelijk doet het leven zich in alle uitzichtloosheid weer aan je voor. 

Tekeningen

Christian De Metter heeft een tekenstijl die uitstekend past bij de thematiek van het boek. In zijn tekeningen aan het begin komt het morsige, het vuile, van de oorlog goed tot uitdrukking. Zijn lijnen zijn niet strak: altijd is de tekenende hand erin te zien. In de tekeningen is een gemengde techniek gebruikt. De inktlijnen zijn zowel met pen als met penseel gedaan, ook zijn er potloodlijnen te zien. De inkleuring is met waterverf en bij de tekeningen die dekkend ingekleurd zijn, zal er wellicht andere verf gebruikt zijn. Mijn kennis van de techniek is niet toereikend om dat scherp te zien. 

In ieder geval is het strakke en het klinische altijd vermeden. Dat past goed bij het slordige leven dat de personages leiden en bij de duistere kant die het verhaal blootlegt. 

De omslag van het album zette me een beetje op het verkeerde been. Een man, versierd met pauwenveren, lijkt op te stijgen naar de hemel. Misschien staat het voor de illusie die de mensen op de been moet houden. In het album heeft de scène veel meer zwaarte. 

Tot ziens daarboven legt de vinger pijnlijk op een zere plek. Het is vrede, maar de mensen zijn niet bevrijd. Ze proberen op de been te blijven, maar ten koste van zichzelf en van anderen. Hier op aarde zal het allemaal niet lukken. Hopelijk wordt het 'daarboven' beter. 

Titel: Tot ziens daarboven
Scenario: Pierre Lemaitre
Tekeningen: Christian De Metter
Uitgever: Scratch
z.pl. 2020, 164 blz. € 29,90 hardcover. 

woensdag 21 oktober 2020

Hamburgers in het paradijs (Louise O. Fresco)


Ook bij het lezen van boeken, laat ik me maar al te vaak leiden door wat actueel is. Maar er zijn natuurlijk veel meer boeken die niet recent uitgekomen zijn. En soms blijken die dan ineens verrassend actueel te zijn. Zo'n boek is Hamburgers in het paradijs (2012) van Louise O. Fresco, de huidige bestuursvoorzitter van de universiteit in Wageningen. 

Voeding is een onderwerp waarover veel te lezen is. Eerder besprak ik hier Voedingsmythes van Martijn Katan en Ode aan de E-nummers van Rosanne Hertzberger. Voeding heeft niet meer alleen te maken met het stillen van honger of trek, we vragen ons ook af wanneer voedsel gezond is en welk voedsel moreel verantwoord is, als we letten op bijvoorbeeld duurzaamheid of arbeidsomstandigheden. 

Paradijs

Fresco begint bij de mythe van het paradijs, het verhaal van Adam en Eva. Daar was in ieder geval voedsel in overvloed. Juist in een tijd van schaarste zal een overvloed van voedsel als het ultieme geluk gezien worden. Fresco laat ons kijken naar de ecologie van het paradijs: hoe zat het daar met de voedselketen? Er worden geen dieren gegeten en er hoeft niet bemest te worden. 

Het beeld van het paradijselijke komt in de cultuur, bijvoorbeeld in literatuur en beeldende kunst veelvuldig terug en we zijn er diepgaand door beïnvloed. Ook door het verlies van het paradijs overigens. 

In de westerse wereld lijkt het paradijs teruggekeerd, vanwege de overvloed aan voedsel die er is. Vandaar de hamburgers uit de titel. Maar de overvloed is niet alleen een zegen: we worden obees, putten de aarde uit, verspillen voedsel en met de huidige pandemie in gedachten kunnen we zelfs zeggen dat wat we eten de wereldgezondheid kan bedreigen. 

Grote lijnen

De ondertitel van het boek is: Voedsel in tijden van schaarste en overvloed en die tijden komen alle aan bod. Fresco houdt namelijk van de grote lijnen: van de prehistorie tot nu, maar ook van het ene einde van de wereld naar het andere. Ze heeft brede kennis van de ontwikkelingen weet die met elkaar in verband te brengen. Ze laat zien hoe de landbouw zich ontwikkeld heeft en besteedt dan aandacht aan brood, vlees vis, biotechnologie, biologisch voedsel, biodiversiteit, voedselbereiding, voedsel in de stad, de voedselketen, schaarste en duurzame voedselproductie. 

Het verrassende van Hamburgers in het paradijs vond ik de brede zwaai: niet alleen over gezondheid, niet alleen over hoe we de aarde gebruiken, maar ook over de culturele kant van voeding. Daarbij beperkt Fresco zich niet tot de westerse cultuuruitgingen, maar ze maakt haar overzicht zo breed mogelijk, zodat je ziet dat zo'n beetje alle mensen in alle tijden met dezelfde soort zaken worstelden op het gebied van voedsel. 

In nagenoeg alle godsdiensten zijn er bijvoorbeeld voedselvoorschriften. Aan de ene kant bedoeld om een groepsgevoel te creëren, om mensen in- en anderen uit te sluiten, maar ook op basis van hygiëne- of gezondheidsoverwegingen. 

Optimistisch

Fresco toont ons de problemen, de uitdagingen, maar ze is niet pessimistisch over de mogelijke oplossingen. Daarbij heeft ze oog voor hoe we dienen om te gaan met onze aarde. Ze pleit wel voor meer ruimte voor de genetische modificatie van voedsel. Rosanne Hertzberger liet ook in haar boek zien dat de veredeling die nu wel is toegestaan niet radicaal verschilt van het manipuleren van genetisch materiaal. 

Ook laat Fresco zien dat biologische landbouw uiteindelijk geen oplossing kan zijn, vanwege het grote areaal aan grond dat daarvoor nodig is. Wel heeft ze oog voor de positieve effecten, zoals het niet preventief toedienen van antibiotica. 

Om verder te komen in een verantwoorde voedselproductie, zullen we, volgens haar niet dogmatisch moeten zijn, maar open moeten staan voor een diversiteit aan oplossingen. Het is niet het een of het ander. Er is bijvoorbeeld best een weg tussen de overconsumptie van vlees en het geheel afzien van het eten van vlees. Soms kan het gematigd eten van vlees een goede manier zijn om voedingsstoffen binnen te krijgen. 

Weetjes

Voor wie na wil denken over voeding is Hamburgers in het paradijs een uitstekend boek: het maakt inzichtelijk wat er door de tijden heen aan de hand is geweest op het gebied van voedselproductie en consumptie en hoe dat zich heeft vastgelegd in onze cultuur. Het staat vol met allerlei weetjes die bij veel mensen niet bekend zullen zijn, of bij voor de hand liggende gedachten die misschien toch niet bij je waren opgekomen. 

Het boek dient in zijn geheel gelezen te worden om te zien hoe alles met alles samenhangt, maar ook het lezen van afzonderlijke hoofdstukken is prima mogelijk. Achterin is een handig register opgenomen voor ieder die de informatie bij elkaar wil zoeken over bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen, calorieën, insecten, melk, pizza of voedselkilometers. En er is een literatuurlijst van meer dan dertig pagina's plus een lijst van handige links voor wie zich nog verder in het onderwerp wil verdiepen. 

In 2019 publiceerde Fresco een boek voor kinderen: Hamburgers uit de moestuin



maandag 19 oktober 2020

De koerier van Casablanca. Deel 1: Christina (Pascal Davoz & Philippe Tarral)



Auto's, schepen en vliegtuigen - blijkbaar krijgen stripliefhebbers er geen genoeg van. Het zal wel rolbevestigend zijn als ik zeg dat dat mannenonderwerpen zijn, maar in de tijd dat stripfestivals nog waren toegestaan, liepen daar ook veel meer mannen dan vrouwen rond. 

Over vliegtuigen die de post bezorgen zijn al veel strips verschenen, ook bij uitgeverij Silvester. Die komt nu met een nieuw tweeluik, De koerier van Casablanca, waarvan nu deel 1 (Christina) is verschenen. 

Luchtpostmaatschappij

Het is vlak na de Eerste Wereldoorlog, waarin heel wat luchtgevechten plaatsvonden. In 1918 is er een Frans zakenman die commerciële luchtpostmaatschappij opzet. Hij wil naar Afrika vliegen en neemt daartoe piloten van verschillende nationaliteiten in dienst. Franse, Belgische, maar ook Duitse. 

Een van de piloten met wie hij contact legt, is Robert Billaret. Die wil echter alleen als hij zijn oude maatje Adrien Delamare mee mag nemen. Met hem gaat het niet goed. Hij is getraumatiseerd door de oorlog en probeert zijn spookbeelden te verjagen met drank. 

De Christina uit de titel is de vrouw van de zakenman. Zij wil graag leren vliegen. Een vrouw in een mannenwereld - dan ruik je al gauw een vleugje romantiek. 

Verder gaat het verhaal zo'n beetje zoals je kunt verwachten: concurrentie, noodlanding, vijandig gebied. Het zijn de gebruikelijke hobbels die het verhaal spannend moeten maken. Tegelijkertijd wordt er een tijdsbeeld gegeven. De luchtvaart is in een fase dat er nog gepionierd moet worden en daarin zit altijd een zekere heroïek. 

Karakters

De liefhebbers van vliegtuigen komen vanzelfsprekend ruimschoots aan hun trekken. Voor hen maakt de plot wellicht wat minder uit. De andere stripliefhebbers zullen het voornamelijk moeten hebben van de karakters. 

Adrien Delamare is een duistere figuur, die af en toe overvallen wordt door zijn herinneringen. Samen met Robert (Bobby) vormt hij een goed team, maar de twee verschillen behoorlijk van elkaar. Bobby kan heel charmant en vrolijk zijn, maar de omstandigheden zijn niet altijd zo vrolijk. De dood is altijd iets om rekening mee te houden. 

Eigenlijk ben ik niet speciaal een liefhebber van het genre, maar ik vond Christina een aardig album. Ik wil wel weten hoe het de personages verder vergaat. De emoties kennen immers geen houdbaarheidsdatum: die kunnen ook nog van nu zijn. De luchtvaart is in honderd jaar tijd wel erg veranderd en ook dat is boeiend om te zien. 

Gemiddeld genomen komen de tekeningen van Philippe Tarral vrij statisch over, ook als er wel actie of beweging wordt uitgebeeld. In de meeste gevallen vond ik dat niet zo'n groot bezwaar dat het hinderlijk werd. In zijn scenario geeft Pascal Davoz voldoende prijs en houdt hij voldoende achter. Er zijn steeds een paar vragen waarop de lezer antwoord wil en dat houdt hem gaande. 

In zijn genre is het eerste deel van De koerier van Casablanca heel behoorlijk en liefhebbers van het genre zullen het met plezier lezen. 

Serie: De koerier van Casablanca
Deel 1: Christina
Scenario: Pascal Davoz
Tekeningen: Philippe Tarral
Inkleuring: Véronique Gourdin
Uitgever: Silvester
's-Hertogenbosch 2020, 48 blz. softcover, € 9,95

zaterdag 17 oktober 2020

Wachten op K... (Marc-Antoine Mathieu)


Een jaar geleden schreef ik over De Oorsprong, een album van Marc-Antoine Mathieu. We volgden daarin Maurits Cornelis van Esk in zijn wereld. Het is een strip die tegelijk een metastrip is: het verhaal laat de lezer nadenken over het medium waardoor het tot hem komt. 

Iets soortgelijks zien we bij Wachten op K..., waarin we het vervolg op het avontuur van Van Esk lezen. We zijn meteen weer in zijn wereld, waarin de natuurwetten anders werken dan in die van ons. Na een soort oerknal start het verhaal. 

Eigenlijk moet Van Esk nog in het verhaal komen. Hij valt in onze werkelijkheid (een stukje fotostrip), wat natuurlijk helemaal klopt. In de mensenwerkelijkheid is er een striptekenaar en daarmee begint het verhaal. Maar deze striptekenaar steekt net op dat moment een pagina van het stripverhaal in brand. De ijzeren logica van Van Esk zorgt ervoor dat hij zich daarover geen zorgen maakt: 'Vrees niet, Hilarion! Hij zal het vuur zo wel doven! Dat moet wel, het is volstrekt logisch, anders zouden we er nu niet meer zijn.'

Kafka

Even later zit Van Esk in het verhaal, in een kafkaëske wereld, waarin ambtenaren komen opmeten of je niet te veel ruimte in beslag neemt en waarin het laten openstaan van een lade je al fataal kan worden. 

Deel 3 van deze reeks zal Het proces gaan heten, wat ook een verwijzing kan zijn naar het werk van Kafka. Maar ook in dit deel komt al een proces voor, met rechters die wel erg hoog boven de verdachte uit torenen en met een zingende jury. Het zijn absurde elementen, geredeneerd vanuit onze wereld. Van Esk accepteert ze als vanzelfsprekend. 

Het is wellicht te vergelijken met de logica in dromen. In dit album zijn de dromen van Van Esk net zo werkelijk als de wereld buiten de dromen. Strikt genomen bestaat Van Esk alleen in dromen. Wij lezen wat de striptekenaar bedacht of misschien wel gedroomd heeft. De laatste tekst in het album is: 'Dromen kan altijd.'

Hilarion vraagt aan Van Esk of ze in zwart-wit dromen. Dat moet wel, want ze zijn immers in zwart-wit getekend. Maar een droom impliceert ook dat er een werkelijkheid buiten de droom is, een werkelijkheid waarin gedroomd wordt. Dat zou dus kunnen betekenen dat er in die werkelijkheid kleur is. We knikken bevestigend, terwijl we in onze gekleurde wereld een album in zwart-wit lezen. 

K...

Het album heet Wachten op K..., Ik schrijf 'K' met een hoofdletter, maar omdat de hele titel in hoofdletters is, is het de vraag of dat terecht is. Wel als 'K' een persoon is, zoals in Wachten op Godot van Samuel Beckett. Maar wie of wat 'K' is ontdekken we pas als we bijna door het album heen zijn. 

Net als De Oorsprong is Wachten op K... een album dat ingenieus in elkaar zit. Het verhaal van Van Esk is wonderlijk, maar ook spannend: je wilt weten wat hij allemaal zal beleven. Op metaniveau is het ook interessant: wat is droom en wat is werkelijkheid? Door wie worden wij gedroomd en wie leest het album waarin wijzelf de hoofdpersonen zijn? Dit soort lagen in een strip brengt Marcel Ruijters ook wel aan. In zekere zin zit je als lezer dan niet alleen een stripverhaal te lezen, maar ook een getekend essay over de strip. 

Wachten op K... is zeker ook te lezen als gewoon een leuk stripverhaal. Maar het is meer. Eigenlijk heb je twee producten voor de prijs van één. Ik zou zeggen: Grijp die kans. 



Titel: Wachten op K... Maurits Cornelis van Esk, gevangen in dromen
Auteur: Marc-Antoine Mathieu
Uitgever: Sherpa
Haarlem, 2020; 48 blz. hardcover € 19,95

vrijdag 16 oktober 2020

Podcast: Credo, BinnensteBuiten

 Deze week lag mijn weblog stil, door drukte op school en daardoor drukte in mijn hoofd. Maar nu de herfstvakantie aanbreekt, is er weer ruimte!

Twee podcasts deze week: een over de zanger Ede Staal en een met natuurgeluiden. Binnenkort meer. 


Credo - Het leven van Ede Staal

Sinds Normaal en Skik/Daniël Lohues is het niet vreemd meer om in een dialect te horen zingen. Ook veel mensen die het dialect niet machtig zijn, luisteren naar Gé Reinders, Gerard van Maasakkers, Twarres, Nynke Laverman, Rowwen Hèze of Broeder Dieleman. Een van de pioniers van het lied in streektaal was de Groninger Ede Staal (1941 - 1986).

Ooit heb ik enkele nummers van hem gehoord en het kan zijn dat ik ook een documentaire over hem heb bekeken, maar dat was allemaal wel een beetje weggezakt. Toen ik las dat er een podcast van RTV Noord over hem was, ben ik toch maar eens gaan luisteren. 

Presentator Erik Hulsegge praat met mensen die Ede Staal hebben gekend. Niet iedereen weet evenveel van de zanger. Een oud-docent van de middelbare school weet eigenlijk niet zo heel veel meer te melden dan dat Ede een onopvallende leerling was, maar soms zijn er ook in zulke afleveringen een paar opmerkingen die het beeld iets completer maken. En alle geïnterviewden kennen de muziek van Staal en hebben binnen dat oeuvre hun eigen voorkeuren. 

Opzet

De opzet is te vergelijken met die van de Grote Harry Bannink Podcast. Staal is maar vierenveertig jaar oud geworden en veel mensen in de podcast hebben hem dus minder lang gekend dan de mensen die in de podcast van Gijs Groenteman geïnterviewd worden over Harry Bannink. Ook is het oeuvre van Bannink veel en veel groter. Maar het grondpatroon is hetzelfde; interviews met hier en daar een lied. 

Voor Groningers zijn de liedjes van Ede Staal wellicht net zo bekend als de klassiekers van Harry Bannink, maar voor mij zijn ze dat niet. Vaak wordt er in de podcast maar een deel van een lied gedraaid of er wordt behoorlijk doorheen gepraat, waardoor je de muziek moeilijker kunt volgen. Ik had graag gehad dat er meer liederen tijdens de podcast te horen waren geweest. Maar goed, Spotify biedt natuurlijk uitkomst. 

In het Gronings

Een (groot) deel van de podcast is in het Gronings en dat lijkt me een goede keuze. Ede Staal zong immers in het Gronings en het publiek van RTV Noord bestaat uit Groningers. Maar de podcast zal ook door niet-Groningers beluisterd worden. Hadden die niet beter bediend kunnen worden met een podcast in het Nederlands?

Dat vind ik niet. Als je mensen aan het woord laat over iemand die dicht bij hen gestaan heeft, kan dat het best in hun eigen taal en dat is het Gronings. De afstand is dan minder en dat hoor je in sommige interviews. Het Gronings is soms lastig voor een buitenstaander. Toen ik dacht dat het over een tune ging ('Mien toentje'), bleek het over een tuin te gaan, maar meestal is de drempel niet te hoog om te nemen. En als iemand geïnteresseerd is, mag hij ook best wat moeite doen. 

Binnen het dialect is er overigens ook variatie. De interviewer spreekt bijvoorbeeld de achternaam van de zanger uit als 'Staal', maar er zijn ook mensen die 'Stoal' zeggen. 

NSB'er

Staals vader was NSB'er en hij heeft na de oorlog ook een behoorlijke straf gehad. Uiteindelijk heeft hij twaalf jaar van zijn straf uitgezeten. Dat heeft het leven Ede Staal natuurlijk getekend: in zijn vroege jeugd was zijn vader er niet. 

Behalve zanger en docent was Ede Staal medewerker van Radio Noord. Voor die zender had hij ook een column. Verschillende keren wordt er in de podcast verwezen naar die columns, die, dacht ik, verhaaltjes of vertelseltjes, worden genoemd, maar in de eerste tien afleveringen wordt er nooit echt op ingegaan. Intussen zijn er negentien afleveringen online gezet. Die ga ik wel allemaal beluisteren. Mogelijk dat een latere aflevering er aandacht aan besteedt.

Melodieën

De liederen van Ede Staal liggen gemakkelijk in het gehoor. De melodieën zijn niet bijzonder interessant. Vele ervan zitten zelfs tegen het clichématige aan. Ze zijn overigens wel goed geproduceerd, met het gebruik van verschillende instrumenten die de liederen body te geven. 

Het is muziek die iets eerlijks heeft: Staal zingt over de gewone dingen in zijn omgeving, de dingen die hem aan het hart liggen. Hij is in zijn liederen dicht bij huis gebleven. Daartussendoor heeft hij ook liedjes voor de lol, waar het maakplezier overigens altijd doorheen klinkt. Er zijn ook nummers waarvan je je kunt afvragen waarom hij ze ooit heeft opgenomen, zoals 'Amsterdam', geheel in het Nederlands. Daar is niet zo veel aan te beleven, in mijn ogen, of eigenlijk in mijn oren. 

Maar de podcast Credo ga ik wel helemaal beluisteren. Erik Hulsegge is geen Gijs Groenteman, maar hij weet veel van het werk van Staal en zijn betrokkenheid is groot. Dat lijkt me een voorwaarde voor een podcast als deze. Groningers zullen zich intussen wel geabonneerd hebben. Het is te hopen dat ook mensen buiten Groningen de moeite nemen om de afleveringen te beluisteren. 


BinnensteBuiten - Het geluid van de Nederlandse natuur

Een 'innovatieve 3D-audio-ervaring' wordt het op de website genoemd. De streepjes in het lange woord zijn van mij. Hoe innovatief audio in 3D is, weet ik niet, maar het geluid in de podcast BinnensteBuiten is wel heerlijk. 

Het mooie is dat er niet te veel in gekletst wordt. Een inleidinkje, af en toe een zinnetje en dat is het. Voor de rest luister je alleen naar geluiden: van de Biesbosch, van Texel, van de boerderij, van kikkers. Geluiden uit de natuur en zo opgenomen dat je er als vanzelf beelden bij krijgt: bij gezoem zie je de bij om een bloem vliegen en bij de geluiden van de boerderij kun je de activiteiten die erbij horen voor je zien. 

De geluiden zijn rijk: je hoort kwakende kikkers, maar ook plonsjes in het water , zoemende muggen en veel vogels. De zinnetjes tussendoor liggen meestal op een bedje van gitaarmuziek, die goed combineert met de geluiden. Bij het begin van een stukje tekst is er eerst al even muziek, waardoor je voorbereid wordt op de menselijke stem. 

Koptelefoon

Het effect van het geluid ervaar je het best met een koptelefoon of met oortjes in, maar een aflevering op je laptop beluisteren kan ook goed. Je hebt nog steeds het idee dat het geluid om je heen is. 

Natuurlijk is BinnensteBuiten heel geschikt voor natuurliefhebbers, maar wie is dat eigenlijk niet? Volgens mij vindt iedereen het prettig om naar natuurgeluiden te luisteren. 

Waarom de podcast BinnensteBuiten heet, was mij aanvankelijk niet duidelijk, omdat de geluiden vooral over buiten gaan. Maar er blijkt ook een tv-programma te zijn dat zo heet. Wat dat met deze podcast te maken heeft, weet ik niet. Het wordt een lifestyleprogramma genoemd. Gespeld als twee woorden, trouwens. Zo'n programma lijkt me dan weer minder interessant. 

De derde aflevering wijkt een beetje af. Ook hier hoor je wel vogels en andere dierengeluiden, maar je hoort ook de geluiden van een boerenbedrijf, wat iets minder  'Nederlandse natuur' is.

Maar ook die aflevering heb ik met plezier beluisterd. BinnensteBuiten is een podcast om een keer te proberen. Als het bevalt, wil je waarschijnlijk alle afleveringen horen. Tot nu toe zijn er vier verschenen. 

zaterdag 10 oktober 2020

De jongen, de mol, de vos en het paard (Charlie Mackesy)


Waarom je het ene doet en niet het andere is niet altijd gemakkelijk te achterhalen. Al maandenlang heb ik De jongen, de mol, de vos en het paard in de winkel zien liggen. Ik heb er niet in gebladerd, ik heb niet overwogen om het te kopen. Misschien (maar ook dat weet ik niet zeker) mede omdat duidelijk voor op het boek staat: 'vertaald door Arthur Japin'. 

Waarom zou je in vredesnaam reclame moeten maken met de vertaler? Een slecht boek wordt door een goede vertaler niet beter. Bovendien weet ik helemaal niet of Japin een goede vertaler is. Ik ken hem alleen als schrijver. 

Misschien kreeg ik een aankoopduwtje door een moeder van een leerling. Ik had het over een verhaal waarin de zin 'Het paard weet de weg' voorkomt en ze vertelde dat dat ook staat in 'dat boek dat vertaald is door Arthur Japin.' Dat verbaasde mij een beetje en misschien dat ik daarom, toen ik wat kinderboeken kocht, ook ineens dit boek op mijn stapeltje legde. Voor de goede orde: het verhaal waarover ik het tegen die moeder had, staat niet in dit boek, dat overigens geschreven is door Charlie mackesy

Tekeningen

Het boek ziet er prachtig uit. Mackesy kan gewoon goed tekenen. Hij heeft een mooie lijn, waarin je de hand nog herkent: losjes, goed gewerkt met dik en dun. Hier en daar zijn de afbeeldingen ingekleurd. Er is veel ruimte om de tekeningen, zodat het wit van het papier veel kan doen en soms zijn er grapjes: de afdruk van een theekopje ('Is het de maan?') of een tekening met iets morsigs waarvan we moeten geloven dat er een hond overheen gelopen heeft. 

De letters wekken de suggestie dat ze met de hand geschreven zijn. Dat zal wel niet, maar daardoor krijgt het boek wel iets persoonlijks: alsof iemand het voor jou heeft geschreven (en getekend). 

Vriendschap

Het verhaal gaat over vriendschap. Een jongen ontmoet achtereenvolgens een mol, een vos en een paard. Ze praten met elkaar en ze verplaatsen zich, maar verder is er niet zoveel verhaal. Het praten bestaat vooral uit levenswijsheden. 

Heel positief en warm en aangenaam. Verschillende teksten kunnen zo op een tegeltje: 'Wees nieuwsgierig'; 'Om hulp vragen beteken niet dat je opgeeft,' zei het paard. 'Het betekent dat je weigert op te geven;'Degene die je het moeilijkst kunt vergeven, ben je vaak zelf.'

Tegelijk zit ook juist daar het punt van ergernis: alles wordt uitgelegd, alles wordt expliciet gemaakt. Liever had ik een verhaal gehad, waar de levenswijsheden de conclusies waren die ik zelf had moeten trekken. 

Voor kinderen is het misschien wat minder erg dat er wat meer wordt uitgelegd, maar het boek is duidelijk niet alleen voor kinderen bedoeld. Of zouden kinderen ook meteen naar een boek grijpen als er op de voorkant staat dat het door Arthur Japin is vertaald?

Maar goed, er blijkt publiek voor  De jongen, de mol, de vos en het paard  te zijn en hopelijk zijn er veel lezers die er iets aan hebben. Zoals er ook mensen zijn die zeggen veel te hebben aan de gedichtjes van Toon Hermans, zelfhulpboeken of de muziek van Jan Smit. Aan mij is het wat minder besteed. 


woensdag 7 oktober 2020

3Pak 2020 (Bakhuis / Lanen / Fretz / Van het Nedereind)


De Boekenweek voor Jongeren is alweer achter de rug: die was van 18 tot en met 27 september 2020. Vorig jaar kreeg ik nog doos met geschenkboeken gestuurd voor mijn leerlingen, maar dit jaar is dat niet gebeurd, mogelijk door mijn eigen onoplettendheid. De hele week is een beetje aan mij voorbijgegaan.

Je kunt je ook afvragen voor wie zo'n boekenweek geschikt is. We hebben al de Kinderboekenweek. Die is niet alleen bedoeld voor de basisschool. De boeken voor de oudste jeugd zijn zeker ook geschikt voor de onderbouw van het middelbaar onderwijs. Voor de bovenbouw hebben we de gewone Boekenweek al. 

Het Boekenweekgeschenk voor Jongeren heet sinds enkele jaren 3Pak, omdat er drie verhalen in staan. Dat van vorig jaar besprak ik hier. Het eerste verhaal van Margje Woodrow was goed, maar wel duidelijk jeugdliteratuur. Het tweede, van Joost Klein, was ronduit slecht en het derde was goed op niveau. Mooi werk van Karin Amatmoekrim. 

Dit jaar is de opzet vergelijkbaar: het eerste verhaal is een jeugdverhaal, het laatste is literair. Het tweede is deze keer een strip. Eigenlijk is alleen het laatste verhaal, van Johan Fretz, gelukt. 

Jeugdverhaal

Daniëlle Bakhuis tekent voor het jeugdverhaal, met de titel 'De Virgin'. Waarom er niet is gekozen voor 'The virgin' of 'De maagd' is me niet duidelijk. De titel verwijst naar een tv-programma, waaraan Hannah meedoet. Ze draagt een kuisheidsgordel. De andere deelnemers zijn 'heren'. Elke ronde valt er eentje af en in de finale zal ze ontmaagd worden. 

Zo'n onderwerp zou een interessant programma kunnen opleveren. Er zijn intussen heel wat amusementsprogramma's waarin kandidaten een voor een afvallen. Bakhuis laat zien dat de deelnemers voor de programmamakers niet van belang zijn. Het gaat om het programma, om de kijkcijfers en daarvoor mogen mensen blijkbaar opgeofferd worden. 

Een verhaal over zo'n thema heeft een zekere actualiteitswaarde, al is de gedachte dat het spel ten koste van de mensen gaat nu ook weer niet zo origineel. Zo'n beetje iedereen vermoedt wel dat dergelijke programma's niet draaien om het integer omgaan met gevoelens. Dat Hannah op die manier de liefde van haar leven denkt te vinden is dan ook nogal naïef. 

Dystopisch

Bakhuis heeft van 'De Virgin' een dystopisch verhaal gemaakt. De personages leven in een maatschappij waarin iedereen dezelfde kleding draagt en hetzelfde voedsel eet. Hoe dat voedsel verstrekt wordt is niet helemaal duidelijk en ook is niet helder waarom op het menu de ene dag de groente wordt genoemd die gegeten moet worden en de andere dag het verplichte vlees. 

De maatschappij heet het Collectief, maar ook de machthebbers worden het Collectief genoemd. Er blijkt ook een muur om het land heen te staan. Ingewikkeld, weinig geloofwaardig gemaakt en bovendien: volstrekt onnodig voor het verhaal. 

Er wordt ook niet uitgelegd waarom het televisieprogramma niet valt onder de wetten van het Collectief: daar worden namelijk wel afwijkende kleren gedragen en is er voedsel te eten dat in de rest van de maatschappij verboden is. 

Te veel gedoe, niet genoeg doordacht en een stijl die ook al niet uitblinkt. Bakhuis schrikt niet terug voor zinnen als 'Mijn hart raast als een bezetene' of 'Ik voel de zeewind me omarmen.' 

Strip

Het tweede verhaal is een strip: de tekst is geschreven door Pepijn Lanen, de tekeningen zijn gemaakt door Floor van het Nederend. De titel is 'De afzat-knalavonturen van Faber Wilhelm'. Eigenlijk is het meer een heel rijk geïllustreerd verhaal dan een echte strip. Veel tekst van de verteller en weinig dialoog. De plot is mager. We volgen een ridder, in een harnas, maar verder ongewapend en rijdend op een ongezadelde ezel. Hij heeft wel een smartphone, want dat is blijkbaar grappig. 

De tekeningen kloppen niet altijd met de tekst. De ridder zou een maliënkolder aan moeten hebben maar die is niet getekend. De ezel heeft verder poten waarvan de gewrichten soms net andersom gaan dan bij echte ezels en de ogen staan aan de voorkant van zijn kop in plaats van aan de zijkant. De plaatjes zijn nogal statisch. Het lukt de tekenaar niet goed om vloeiende bewegingen in zijn tekeningen te krijgen. 

Maar een groter bezwaar is het scenario met een dunne rode draad die uitloopt op een teleurstellende plot. Het door elkaar lopen van de tijd (Bono en Elton John in de riddertijd) is ongetwijfeld geestig bedoeld, maar er is mij niet duidelijk wat dat eigenlijk toevoegt aan het verhaal. 

De vorige Stripmaker des Vaderlands heeft heel veel moeite gedaan om graphic novels binnen de literatuurlessen te krijgen. In Nederland zijn er uitstekende stripmakers, die hun sporen ruimschoots hebben verdiend. Juist in een boekje voor jongeren hadden die kunnen uitpakken met een goede strip. Nu moeten de jongeren het doen met een verhaaltje dat ze, gok ik, niet tot het einde zullen lezen. 

Naar Mancora

Gelukkig is er ook nog het derde verhaal, van Johan Fretz. Eerlijk gezegd had ik hiervoor nog nooit wat van deze schrijver gelezen, al kende ik wel zijn naam. 'Naar Manorca. Een tori voor 3Pak' is een goed verhaal. Die ondertitel had voor mij niet gehoefd. Het verhaal is ook buiten de context van dit bundeltje goed leesbaar. 

Hoofpersoon in het verhaal is Benji (Benjamin), 21 jaar oud, vastgelopen in zijn studie en eigenlijk ook in zijn leven. Hij gaat backpacken, al heeft hij een hekel aan het woord. Hij wil niet dat zijn identiteit bepaald wordt door zijn rugzak. Hij ontmoet een jonge vrouw die een jaar ouder is en is meteen verkocht. Dat is niet bepaald een nieuw thema, maar Fretz geeft het diepte door het te verbinden met de doodsangst (levensangst?) van Benji.

Zijn moeder is verongelukt toen hij nog een baby was en daarover heeft hij zich altijd schuldig gevoeld. Het meisje, Lupe, brengt hem ertoe zijn doodsangst in de ogen te zien en gelukkig is Benji daarna niet meteen van de problemen af. Die gemakkelijke afslag heeft Fretz niet genomen. 

'Naar Mancora' is een verhaal dat zeker geschikt is voor jongeren. Er zit een spannende fietstocht in, waarin het leven van de hoofdpersoon gevaar loopt, er zit een relatie in waarvan je niet weet of die op iets meer dan een kortstondig pleziertje zal uitlopen en de hoofdpersoon heeft een karakter dat niet al te plat is. 

Zo'n verhaal kan bij jongeren de interesse voor literatuur wekken en het lijkt me dat dat een van de belangrijkste redenen is waarom 3Pak verspreid is. De andere twee verhalen moeten we dan maar op de koop toe nemen. 

dinsdag 6 oktober 2020

Zwanendrifters (Dido Drachman)


Gezinnen waar iets mee is - ze komen in de literatuur veelvuldig voor.Bijvoorbeeld in De avond is ongemak (Marieke Lucas Rijneveld), Zomervacht (Jaap Robben) of Kinderen van het ruige land (Auke Hulst). Ook in Zwanendrifters van Dido Drachman. Treffen we zo'n gezin aan: moeder is er niet meer, vader krijgt zijn leven niet goed op orde, zoon glijdt af naar de criminaliteit en dochter moet zich maar zien te redden. 

De dochter is Bettie. Ze zit nog op de basisschool (in het boek gespeld als 'basischool') en begint vragen te stellen bij de afwezigheid van haar moeder. Haar is altijd verteld dat moeder dood is, maar ze weet dat dat niet zo is. Haar moeder heet Zwaantje, vandaar ook de titel. Een zwanendrifter is ook iemand die zwanen houdt, als een vorm van pluimveehouderij. Ik zie wel het verband met de naam van de moeder en misschien ook wel met het op drift zijn van het gezin, maar niet met wat een zwanendrifter is. 

Het verdwijnen van de moeder is voor vader blijkbaar nogal traumatisch, want hij wordt al boos als het woord 'zwaan' valt. Dat leek me een beetje sterk. 

Het verhaal stelt op gebeurtenisniveau niet zo heel veel voor: kleine gebeurtenisjes, die Bettie steeds meer ingeven dat ze op zoek zou moeten gaan naar haar moeder. Maar in Zwanendrifters draait het ook niet in de eerste plaats om die gebeurtenissen. Het is per slot van rekening geen avonturenboek. 

Onmacht

De verhouding tussen de personages is het interessantst. De leden van het gezin hebben het moeilijk met elkaar, maar er is ook een zekere genegenheid. De vader schiet aan alle kanten tekort, maar hij zegt wel dat het maar goed is dat Bettie de pasta met rode saus maakt. Als haar broer dat doet, is het niet te eten. Met de broer (Lukas/Luuk) kan Bettie ruzie maken, maar hij haalt wel 's avonds op als het nodig is. Er is vooral onhandigheid in de omgang met elkaar en weinig van wat ze voor elkaar voelen wordt uitgesproken. Je voelt de onmacht van alle personages. 

Verder is er vaders broer, van wie Bettie niet veel moet hebben en zijn vrouw, met wie ze zich juist wel verbonden voelt. En de vrouwen Dina en Neel, van wie Bettie informatie krijgt over haar moeder. Neel wil graag dat Bettie meegaat naar de kerk, maar dat draadje blijft in het verhaal een beetje los hangen. 

Zachtheid

In de tekeningen zit een zekere zachtheid. Dat heeft te maken met het materiaal en met kleurgebruik. Ik ben geen kenner, maar ik vermoed dat er waterverf gebruikt is. Er komen veel pasteltinten voor. De lijnen zijn niet geïnkt en soms zijn er zelfs nauwelijks lijnen. Er zijn ook geen kaders, waardoor de tekeningen soms lijken uit te vloeien op de pagina. 

Dat past wel bij de sympathie die de lezer heeft voor Bettie. We leven met haar mee, kijken door haar ogen, zitten in haar hoofd en raden hoe zij zich voelt. 

Soms hebben de tekeningen iets onbeholpens: dan is bijvoorbeeld een onderlijf aan de korte kant of zit een been wat onhandig aan een romp. Een vuist die op tafel slaat zou krachtig moeten zijn, maar door de manier van tekenen heeft die eerder iets aandoenlijks. Het tekenen van fietsen is ook lastig voor Drachman en dat is nogal onhandig, want Bettie gebruikt haar fiets nogal vaak. Een poging om dat op te vangen is de fiets recht van voren tekenen. Meestal blijft het iets ongemakkelijks houden. 

Heel erg is dat nu ook weer niet. Sfeer en psychologie bepalen meer het verhaal dan gebeurtenissen en realistische weergave. Mooi zijn soms de details die Drachman eruitlicht: de handen van vader die een shaggie rollen, een rugzak die klaar staat. Je kijkt dan als lezer mee met de hoofdpersoon of je blik wordt gericht naar dingen die voor haar belangrijk zijn. 

Witte zwanen, zwarte zwanen

Het liedje 'Witte zwanen, zwarte zwanen,' een oud kinderlied, speelt ook een rol. Het lied staat bol van symboliek: wit/zwart, leven/dood en Engeland is misschien wel engel-land. Gelukkig wordt dat door Drachman niet expliciet gemaakt. Voor en achter in het boek is de binnenkant van het kaft en het schutblad gevuld met een soort mozaïek van witte en zwarte zwanen. Het is een mooie manier om de symboliek van de zwanen te verbinden met moeder Zwaantje. 

Zwanendrifters is een aardige beeldroman. Het verhaal had voor mijn gevoel wat krachtiger gekund. Je kabbelt er een beetje doorheen.  Je blijft er wel bij, maar het grijpt je niet direct aan, althans mij niet. Het is wel een sfeervol boek, dat empathie oproept. Een sympathiek debuut. 

Titel: Zwanendrifters
Tekst en tekeningen: Dido Drachman
Uitgever: Scratch Books
z.pl. 2020, 136 blz. € 24,90 hardcover



maandag 5 oktober 2020

Reizigers van een nieuwe tijd (Abdelkader Benali)

 


Het is de Maand van de Geschiedenis en daarbij hoort een essay. Dit jaar is dat Reizigers van en nieuwe tijd van Abdelkader Benali. De titel zegt nog niet zo duidelijk waarover het boek gaat, maar de ondertitel verklaart meer: 'Jan Janszoon, een Nederlandse piraat in Marokkaanse dienst. 

Jan Janszoon was een Nederlandse kaper, die zonder werk kwam te zitten toen in 1609 de wapenstilstand werd getekend in de oorlog tussen de Republiek en Spanje. Het zou het begin zijn van het Twaaljarig Bestand. Vanaf dat moment waren de Spaanse schepen taboe. 

Op de dezelfde dag waarop het verdrag werd getekend tussen Spanje en wat later Nederland zou worden, werd er opdracht gegeven om de nazaten van de Moren uit Spanje te verdrijven. Velen waren trouwens al vertrokken: de laatste Moorse stad, Granada was al in 1492 ingenomen. 

Naar Noord-Afrika

Jan Janszoon gaat naar Noord-Afrika. Hij wordt moslim en laat zich besnijden. Vanaf Marokko en Algerije gaat hij schepen kapen. Daarbij worden ook Nederlandse schepen het slachtoffer en ook de bemanningsleden van die schepen worden tot slaaf gemaakt. Benali zegt relativerend dat velen weer vrijgekocht zijn, maar hoe erg indertijd de slavernij al dan niet was, wordt niet uitvoerig verhaald. 

Jan Janszoon neemt de naam Moerad Raïs aan en maakt carrière in de streek waar hij terechtgekomen is. Hij heeft veel verstand van schepen en scheepvaart en dat heeft daar ongetwijfeld bij geholpen. Hij wordt admiraal van Salé en later gouverneur van het kasteel bij het kustplaatsje Oualida. Daarbij heeft hij zich ook ingezet om Nederlandse gevangenen vrij te krijgen. Hij was dus nog loyaal aan zijn vaderland. 

Het is een opmerkelijke geschiedenis. Eerlijk gezegd had ik nog nooit gehoord van deze Jan Janszoon en ook wist ik niet veel van slavernij in Noord-Afrika en van de piraterij aldaar. Salé kende ik alleen uit het gedichtje over admiraal De Ruyter in Woutertje Pieterse. 

Persoonlijke geschiedenis

Abdelkader Benali verbindt het verhaal over Jan Janszoon met zijn persoonlijke geschiedenis. De plaats waarvandaan de kapers vertrokken, ligt vlak bij het dorp waar Benali opgroeide. In de loop van het essay volgen we hem op zijn zoektocht: hij vertelt met welke mensen hij praat en welke informatie hij van hen krijgt. 

Daarnaast, en dat verraadt de titel ook wel, wil hij laten zien dat het van alle tijden is dat mensen zich in veiligheid willen brengen over zee, in dit geval de Middellandse Zee. Die zee krijgt ook al aandacht in het begin van De dood van Murat Idrissi. In het heden gaat het om de vluchtelingen die Italië of Griekenland proberen te bereiken, in het verleden om mensen die Spanje moeten zien te verlaten om Marokko of Algerije te bereiken. 

Voor in het boekje staat een oude afbeelding van Salé. Graag had ik ook een kaartje gezien met de kustplaatsen van Noord-Afrika, zodat ik mij tijdens het lezen iets beter had kunnen oriënteren. 

Kort door de bocht

In het begin springt Benali wat heen en weer in de tijd. Dat maakt het essay wat minder overzichtelijk. Ook zijn sommige opmerkingen wat kort door de bocht. Over het protestantisme aan het begin van de zestiende eeuw schrijft hij dat daarin de beleving van de het geloof persoonlijker is. Maar ook binnen ons land werd het protestantisme soms van boven opgelegd en had het niets te maken met een persoonlijke keuze. 

Net als Jente Posthuma citeert hij een lichtelijk corrupte variant van het lied 'Kap'ren varen'. Oorspronkelijk komen daar niet de namen Piet en Joris in voor, maar Pier en Tjores. ('Jan, Pier, Tjores en Corneel'). En verder had een oplettende redacteur er nog wel wat foutjes uit mogen halen. Benali heeft het bijvoorbeeld verschillende keren over het strijken van de vlag als hij het hijsen van de vlag bedoelt. De uitdrukking 'Turks gaan' voor moslim worden, is net iets te joviaal voor mijn taalgevoel. En zo zijn er meer kleinigheden. 

Maar het verhaal van Jan Janszoon in de context van de kaperij in Noord-Afrika staat en bevat wonderlijke details. Zo werden er zelfs rooftochten naar IJsland en Ierland georganiseerd. Voor mij was dat een minder bekend stuk van de geschiedenis. Het is mooi dat Abdelkader Benali dat nu voor een groot publiek toegankelijk heeft gemaakt en ook dat het een persoonlijk verhaal is geworden. Veel boeken over historische onderwerpen zijn het gevolg van een fascinatie; Benali maakt dat  ook expliciet. 

Het essay voor de Maand van de Geschiedenis is voor een prikje te koop in elke boekhandel, evenals het blad dat ter gelegenheid van deze Maand is uitgekomen. Daarin staan interessante tips, maar ook artikelen die de moete waard zijn. 
Van de boeken die genomineerd zijn voor de Libris Geschiedenisprijs las ik alleen het boek van Enny de Bruijn. Hier schreef ik daarover. 

vrijdag 2 oktober 2020

Uit elkaar (Bette Westera / Sylvia Weve)


Kinderen houden van versjes en gedichten. Denk ik. In ieder geval ken ik nog gedichten uit het hoofd die ik op de lagere school heb geleerd, zoals het versje over Juffrouw Pierewiet en haar groene grasparkiet. Ik weet niet hoe het nu is in het onderwijs, maar vroeger werden er ook wel dingen aangeleerd via een liedje of een gedichtje: 'Rood, wit en blauw zijn de kleuren van de vlag.'

Gelukkig is er ook nu nog aardig wat kinderpoëzie. Eerder schreef ik hier over Edward van de Vendel en Jaap Robben. En dit jaar kreeg Bette Westera de Gouden Griffel voor de dichtbundel Uit elkaar. 

Nog nooit had ik iets van Westera gelezen, maar dit boek heb ik toch maar gekocht. Ook omdat het er schitterend uitziet: speelse en uitgekiende tekeningen van Sylvia Weve en prachtig typografisch werk van Bockting design. De bladzijden zijn dubbel, alsof ze nog niet opengesneden zijn. Dat ziet er mooi uit en het bladert ook prettig. Bovendien is het handig bij het drukken, als je bijvoorbeeld tekst van de ene pagina wilt laten overlopen op de volgende. 

Relaties

De titel doet meteen denken aan het lied (en de film) van Herman van Veen en je weet al meteen dat het in dit boek over relaties gaat. In de meeste gedichten ligt het perspectief bij het kind. Het traditionele gezin, vader, moeder, kind(eren), wonend in hetzelfde huis, voor eeuwig en altijd, is bepaald niet meer vanzelfsprekend. Vaders en moeders scheiden, gaan hun eigen weg, krijgen nieuwe partners, er zijn half- en stiefbroers en -zussen. En verder kan een kind twee vaders of twee moeders hebben of meer opa's of oma's dan twee. Over de verwarring (en de woede) die een scheiding kan veroorzaken gaat bijvoorbeeld het boek Gips van Anna Woltz waarover ik onlangs schreef. 

Westera kruipt in de gedichten vaak in het kind en laat de verwarring, het schuldgevoel, maar ook het plezier zien dat een kind kan beleven dat zich een weg moet kappen door de relatiejungle van zijn ouders. 

De kant van het kind

In alle gedichten ligt de sympathie van Westera onvoorwaardelijk bij het kind en dat hoort ook zo. Als in een gedicht een kind zich afvraagt of hij misschien iets had kunnen doen (of laten) om de scheiding te voorkomen, staat er een groot kruis door de bladzijde en het gedicht heet 'Onzin'.

Onzin 
Zou het anders zijn gegaan
als hij liever had gedaan?
Als hij nooit met vuile schoenen
op de stoelen was gaan staan? 
Als hij nooit had lopen zeuren
of gesmeten met de deuren
of gemopperd op het eten?
Nooit zijn gymtas was vergeten?
Niet bij Brian was gaan spelen 
en zijn fiets had laten stelen?
Nooit zijn iPhone was verloren
ook een keertje wél zou scoren,
zelf zijn zakgeld zou verdienen,
altijd negens had en tienen,
al zijn toetsen goed zou leren, 
zelf zijn meeneembrood zou smeren, 
nooit meer onzin uit zou kramen? 
Waren ze dan nu nog samen?

Tussen de gedichten over mensen door staan er gedichten over dieren: over de monogame gieren en zwanen (die eigenlijk niet helemaal monogaam zijn in dit gedicht, maar wel bij elkaar blijven), over twee mannetjespinguïns die een ei adopteren, over een koekoeksjong, over een spin die het mannetje doodbijt na de paring. De dierenwereld troost soms (het kan altijd nog erger) of is een spiegel van hoe het gaat in de mensenwereld. 

Metrum

De gedichten zijn bijzonder strak van metrum. Wat dat betreft is Westera net zo streng als Annie M.G. Schmidt indertijd was. Ze wisselt door de bundel heen wel af: soms hebben haar zinnen iets weg alexandrijnen en in andere gedichten zijn er juist weer korte zinnen. Ook een minder gangbaar metrum als de dactylus ('Op een wat mistige dinsdag in mei / kroop ik nog nat van het struif uit mijn ei.') of de amfibrachys ('Hij wilde de borden, zij wilde de glazen / hij wilde de stamper en zij de vergiet.') worden door Westera gebruikt en altijd lopen de zinnen even soepel.

Ze zorgt ervoor dat een gedicht geen dreun wordt, door handig gebruik te maken van enjambementen. Daardoor komt er stroming in het gedicht, waarmee je tijdens het lezen of voorlezen gemakkelijk meegaat. Ik bleef alleen wat haperen bij het gedicht 'Halfzus', maar wellicht ligt dat aan mij. 

Uit elkaar is een bundel die gericht is op inclusiviteit. Elk kind hoort erbij, in welke gezinssituatie het ook opgroeit. Grappig is een gedicht over een meisje wier ouders niet gescheiden zijn. Dat wordt daar namelijk mee gepest.

Lichte toon

Hoewel de onderwerpen niet altijd licht zijn, is de toon dat vaak wel. Dat maakt, samen met de vrolijke tekeningen, dat dit geen zwaar boek is geworden. Er valt heel wat te lachen, zonder dat de problemen gerelativeerd worden. Erg grappig vind ik 'Goede antwoorden op foute vragen'. Een kind met twee moeders krijgt bijvoorbeeld de vraag wie nu de echte moeder is en als vader een nieuwe vriendin krijgt wordt er gevraagd of het kind die vriendin nu 'mama' gaat noemen. De antwoorden zijn heel gevat:

Ga je haar nu mama noemen?
Mama? Nee, dat denk ik niet.
Rosalinde vind ik mooier. 
Maar ze heet gewoon Margriet. 

Op de tekst is weinig aan te merken. Toen ik voor de tweede keer 'in voor- en tegenspoed' las, vond ik dat net een keer te veel. En dat er twee verschillende Irenes in de bundel voorkomen leek me ook niet handig. Het onderwerp van 'Neef Guillaume', de man die zijn eigen grootvader is, is misschien net iets te bekend. Maar misschien niet bij kinderen en het is wel voor het eerst dat er een gedicht van gemaakt is. Ach het zijn kleinigheden.  In de bundel staan gewoon veel mooie, lieve, grappige en vooral goede gedichten. 

Totaalbeleving

De kwaliteit van Uit elkaar schuilt niet alleen in de gedichten. Het lezen van de bundel is een totaalbeleving, waarbij de tekeningen een wezenlijk onderdeel uitmaken van waar je je in onderdompelt. In het gedicht 'Mijn vader' wordt verteld dat er in huis zoveel verdwenen verdwenen is dat aan de vader herinnert. Sylvia Weve heeft daarbij voor een tekening gezorgd waarin de vader bijna helemaal doorgekrast is. Bovendien wordt vader min of meer vallend getekend, met zijn koffers in de handen. Blijkbaar heeft hij in huis geen grond meer om op te staan. Zelfs de geur van de macaroni die hij altijd op vrijdag maakte, is doorgekrast. 

Het gedicht werkt al goed: juist in zijn afwezigheid is de vader aanwezig, maar de tekening maakt het compleet. Niet alleen is vader weg, hij is verwijderd, geëlimineerd. De pijn die dat doet, wordt nog duidelijker door de agressie van het doorkrassen. 

De tekeningen zijn zorgvuldig afgestemd op de gedichten: in een gedicht over een breiende tante, bestaan de getekende figuren uit draadjes, in het gedicht 'Nooit blij' reist een kind heen en weer tussen de huizen van vader en moeder. De hoofden van de ouders zijn huizen. Huis en ouder vallen op die manier samen. Hetzelfde gebeurt bij 'Even thuis'. 

Typografie

Ook de typografie helpt bij het beleven van de bundel. Titels staan meestal niet boven het gedicht, maar op een andere plaats op de bladzijde, zodat ze niet alleen een labeltje voor het gedicht zijn, maar zelfstandig betekenis krijgen. In het gedicht 'Niets gemeen' is de titel zelfs opgenomen in het gedicht.

De lettergrootte verschilt per gedicht, de strofen staan soms naast elkaar in plaats van onder elkaar. De woorden zijn altijd goed leesbaar, ook tegen een gekleurde achtergrond. En vooral: de pagina's zijn altijd een geheel. Het zijn geen gedichten met plaatjes, maar er is goed nagedacht over de compositie van elke bladzijde. 

Uit elkaar is een heerlijk boek, om te lezen, om te hebben, om doorheen te bladeren. Het moet maar veel gelezen en bekeken worden. Volgens mij snapt iedereen het dat het een Gouden Griffel en Zilveren Penseel heeft gekregen. Juichen mag niet meer in deze tijden van corona, maar we kunnen wel een diepe buiging maken en blij en dankbaar kijken. Laten we dat dan maar doen. 

Vooruit, nog een toetje:

Scheve schalen 
Als Madelon voor Moederdag
iets maken moet of maken mag,
dan komt ze altijd tijd tekort, 
waardoor haar werk heel slordig wordt. 
Ze maakt een schaal en nog een schaal. 
Ze horen rond en niet ovaal. 
Wanhopig knijpt ze in haar klei.
Het knutseluurtje vliegt voorbij. 
Twee scheve schalen, groen en rood.
Totaal mislukt, ze schaamt zich dood.
Twee scheve schalen, rood en groen. 
Soms is twee moeders niet te doen.

Uit elkaar is verschenen bij uitgeverij Gottmer. Het werd eerder dit jaar bekroond met de Woutertje Pieterseprijs.






Klik voor een grotere afbeelding