Johanna Breevoort is zo onderhand wel onder het stof verdwenen. Na lang nadenken en veel op het hoofd krabben weet iemand misschien te bedenken dat ze uit de christelijke hoek kwam en dat ze ook kinderboeken schreef, maar daarna houdt het meestal wel op.
Breevoort, die eigenlijk M.G. Bakhoven-Michels heette, was een productief auteur. Ze schreef meer dan zestig kinderboeken, ruim vijfentwintig romans en novellen en dan nog een stuk of tien 'Werken van Algemeenen Aard', waaronder Stomme zonden, Afschaffing van den Rotterdamsche kermis, Vader Cats en de vrouw en De Christenvrouw en het herhaald moederschap. Verder illustreerde ze ook boeken.
Breevoort heeft veel energie gestoken in de vrouwenbeweging. Ze vroeg zich af waarom een slechte man dingen mocht die een goede vrouw niet geoorloofd waren. Al in 1903 schreef ze in Ons Tijdschrift het artikel 'Waartoe een Chr. Vrouwenbond' en verder heeft ze in allerelei artikelen en boeken steeds weer aandacht gevraagd voor de positie van de vrouw.
Om een beetje een indruk van haar werk te krijgen, heb ik drie jeugdboeken van haar gelezen: In de vlegeljaren (1923), Onder Gods vaandel (1925) en Teruggeroepen (1926). Ach, met enige ironie zijn Breevoorts boeken nog wel te verteren. Eentje dan. Als je drie boeken leest, heb je toch het idee dat je drie keer hetzelfde boek leest, met iets andere personages en iets andere omstandigheden.
Grofweg gaat de loop van de verhalen als volgt: een jonge man of jonge vrouw uit een christelijk gezin dwaalt af, komt tot inzicht, dwaalt weer af, komt opnieuw tot inzicht en maakt een radicale keuze. Eind goed, al goed.
In elk boek komt een gezin voor waarin de vader overleden is. De moeder heeft moeite om aan de kost te komen. Breevoorts moeder overleed overigens toen haar dochter tien jaar oud was. Behalve een overleden ouder is er meer ellende: armoede, ziekte en nog meer dood.
De dood of de ziekte van een geliefde blijkt een goede katalysator om iemand weer op het rechte pad te krijgen. De armoede heeft de personages vaak op dat pad gebracht. In twee van de drie boeken komt diefstal voor. In Onder Gods vaandel steelt Laurens rentezegels, omdat hij een regenjas nodig heeft en in In de vlegeljaren steelt Rudolf (Ru) een zilverzegel om het lidmaatschap van een voetbalclub te kunnen bekostigen.
Diefstal is wellicht nog niet het ernstigste. Breevoort laat haar personages wegdwalen van de principes waarmee ze zijn opgegroeid. Rudolf komt sterk onder de invloed van (o, schrik!) het socialisme en Charlotte (Teruggeroepen) lijkt veilig te zijn als ze omgaat met een gezin dat ook dolerend is, maar het gaat van kwaad tot erger: het begint met schaatsen onder kerktijd en bijna komt het zover dat Charlotte gaat dansen, maar dan trekt ze de streep, ook al weet ze dat ze daarmee het feest bederft. Reactie van de gastvrouw: ‘Ja, wij zijn hier de goddelooze beesten, Lot Ga jij maar.’ Men zal haar ook wel uitgescholden hebben voor 'fijne beschuit'.
Lot ziet wel in dat niet elke christen hetzelfde is. Haar moeder schrijft haar: ‘Je ziet nu weer dat uiterlijke Reformatie niet helpt wat je ziel betreft.Wat de Doleantie betreft, het gaat er net mee als met den uittocht van de kinderen Israëls, er liep toen veel ‘vreemd’ volk mede.’
In het begin van de vorige eeuw kon je nog heel andere ziekten krijgen dan tegenwoordig. Ik herinner me dat ook wel uit de boeken van Couperus. Als iemand zich eens behoorlijk in had moeten spannen, kon hij daarvan een terugslag krijgen, waardoor hij weken op bed moest liggen. In Teruggeroepen moet een klein meisje een paar liedjes zingen op het feest van haar ouders. Ze moet daarvoor veel oefenen en dat is voor het zwakke meisje te veel. Na de uitvoering (waarbij ze ook nog een liedje als toegift heeft gezongen) komt ze zwaar ziek op bed te liggen. Zenuwziek, waarschijnlijk. Ze zou ook last kunnen hebben van zenuwkoortsen. Gehyperventileerd werd er indertijd nog niet.
Drie keer Breevoort en nu is het wel even genoeg, vind ik; het is allemaal erg moralistisch. Wel krijgt Breevoort het voor elkaar om je mee te laten leven met de personages. En ook als de hoofdpersoon een jongen is, dan is er toch altijd een meisje (meestal een zus), die slim en gevat is en die zeker niet onderdoet voor de jongens. Dat neemt me dan toch voor Breevoort in. Naar dat boek Stomme zonden ben ik wel benieuwd. Maar ik weet niet of ik het op kan brengen het ook daadwerkelijk te gaan lezen. Voorlopig maar even niet.
Stomme zonden wordt genoemd door Jan Wolkers in De walgvogel, hst Tijgerkoppen
BeantwoordenVerwijderen