vrijdag 26 april 2024

Afgestoft: Hamerstukken (Jeroen Brouwers)

Het is bijna Koningsdag en dat roept Koninginnedag in herinnering. Op die dag verjaarde niet alleen mijn collega Duits, maar ook de schrijver Jeroen Brouwers. Ik begon Brouwers in 1980 te lezen. Zijn Kladboek trof me midscheeps. Zo geestig, zo goed geschreven, zo persoonlijk ook. Ik moest daarna alles van Brouwers lezen dat ik maar te pakken kon krijgen. 

Toen Brouwers overleed in 2022 had ik eigenlijk over hem moeten schrijven, maar het kwam me niet uit. Precies herinner ik het me niet meer, maar ik zal het druk gehad hebben en ik wilde niet een kort flodderstukje over hem schrijven. Daarom stelde ik het even uit en van dat uitstel kwam afstel. Misschien moet ik alsnog een keer mijn leesgeschiedenis van het werk van Brouwers schrijven. 

Op Literom vond ik verschillende recensies die nog niet op Bunt Blogt staan. Onderaan plaats ik de links naar de bijdragen die er wel staan. Recensies van bijvoorbeeld Datumloze dagen (2007) en Het leven, de dood (2003) hou je nog tegoed. 

Hieronder een recensie van Hamerstukken - alle polemieken en korzeligheden (2010), het verzamelde polemische werk van Brouwers, een heerlijk boek, van meer dan 750 bladzijden. In mijn recensie noem ik ook nog het nummer van De Parelduiker over Brouwers. Het stuk verscheen op 25 juni 2010 in het Nederlands Dagblad.


Confettiregens van hoon

Op Koninginnedag dit jaar werd Jeroen Brouwers zeventig jaar. Of het journaal daar die dag aandacht aan besteedde, weet ik niet. Als het niet zo is, had het gemoeten. Brouwers behoort immers tot onze grote schrijvers. 

In de ruim van vijfenvijftig jaar dat hij publiceert, heeft hij een oeuvre bij elkaar geschreven dat omvangrijk is (de bibliografie beslaat enkele pagina's), coherent en van hoog niveau. Als zo iemand een mooie ronde leeftijd bereikt, dient er gezorgd te worden voor saluutschoten, vuurwerk en champagne. 

De redactie van De Parelduiker begreep dat en wijdde een themanummer aan Brouwers. Brouwerskenner Johan Vandenbroucke interviewde de schrijver, Stefan Brijs en Benno Barnard schreven fraai over hun contact met Brouwers en -om niet meer te noemen- er is een prachtig artikel van Arjen Fortuin over Brouwers en Geert van Oorschot. 

Ook de uitgever van Brouwers zag in dat er wel weer eens op de trommel geslagen mocht worden: er is een herdruk van de roman Bezonken rood, de drie Indiëromans werden uitgegeven in één band en Brouwers' polemieken werden gebundeld in Hamerstukken

Na de dood van Willem Frederik Hermans zijn er eigenlijk maar twee auteurs die een pennenstrijd kunnen voeren op het niveau van Mandarijnen op zwavelzuur: Gerrit Komrij en vooral Jeroen Brouwers. Diens stukken waren verspreid over meer dan vijftien bundels en het is mooi dat ze nu bij elkaar in één boek staan. 

Brouwers' polemieken behoren tot de kern van zijn werk. Hij is daarin stilistisch minstens even virtuoos als in zijn fictionele werk, hij maakt erin duidelijk waarvoor hij staat en wat hij afwijst en hij weet daarin ook nog eens aansluiting te vinden bij de rest van zijn oeuvre. Wie werk van Brouwers leest, van welk genre dan ook, leest niet alleen dat werk, maar leest een auteur wiens handschrift altijd herkenbaar is. 

Sommige van Brouwers' strijdschriften zijn bij zo'n beetje elke literatuurliefhebber bekend: de polemiek met Rudy Kousbroek over Japanse oorlogsmisdaden; zijn stukken over Vlaanderen, het Vlaamse Nederlands en de Vlaamse literatuur; De nieuwe Revisor, over de 'jongetjesliteratuur' aan het eind van de jaren zeventig; zijn 'feuilletons' over redacteur Ronald Dietz en nog niet zo lang geleden over Ronald H. Plasterk. 

Waarheidsgetrouw

Dat die polemieken zo bekend geworden zijn, heeft niet alleen te maken met de hoeveelheid stof die de publicatie ervan deed opwaaien. Dat stof is intussen wel gaan liggen, maar nog steeds blijken de stukken bij herlezing te fonkelen en ze staan nog als een huis. Brouwers is een uitmuntend polemist. 

In 'Plasterk in plakjes', een vervolg op 'Sysiphus' bakens', legt hij nog maar eens uit aan welke eisen een goede polemiek moet voldoen. 

Zij moet geestig zijn: polemiek moet spetteren van vrolijkheid, de per polemiek aangevallen persoon, instantie, toestand (het onderwerp als het ware) dient te worden bedolven onder confettiregens van hoon, dient taarten in het gezicht te krijgen, dient te sidderen van het gesis, geknal, geknetter van vuurwerk dat alle misstanden en stommiteiten in het sproeilicht zet en met lawaai extra accentueert. Net als bij cabaret. 

Verder moet polemiek waarheidsgetrouw zijn. Brouwers is (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de door hem op dit punt aangevallen Karel van het Reve) altijd precies in het geven van citaten, vindplaatsen, data. Alles moet te controleren zijn. 

Daarom ook is Brouwers altijd overtuigend. Zelfs een onwillige lezer kan niet onder de argumenten uit die Brouwers staaft met exacte gegevens. Brouwers is niet alleen overtuigd van zijn eigen gelijk, ook wie zijn dwingend geschreven stukken leest, kan niet anders zeggen dan: Brouwers heeft gelijk. 

Uitslaande vlammen

Natuurlijk is Brouwers soms kwaadwillend of kwaadaardig. Maar dat neem je voor lief, aangezien hij daarnaast altijd voldoende degelijke argumenten aanvoert. Bij het voetbal zou men in zo'n geval spreken van 'noodzakelijke overtredingen'. 

Brouwers polemiseert buitengewoon geestig, maar hij doet het niet voor de lol. Je merkt dat hij zijn onderwerpen serieus neemt. Als bijvoorbeeld Vlaanderen, het Vlaamse Nederlands en de Vlaamse literatuur hem niet zoveel hadden kunnen schelen, had hij toch niet de moeite genomen er zo uitputtend over te schrijven? Je krijgt er immers alleen maar gedoe van. Maar de zaak is het gedoe blijkbaar waard. Het is heerlijk om een schrijver te lezen waarin het vuur met uitslaande vlammen brandt. Geen lezer zal er koud onder kunnen blijven. 

woensdag 24 april 2024

De Buizerd 2 - Voor de eeuwigheid (Jean-Yves Delitte)

In de kinderboeken die ik in de jaren zestig van de vorige eeuw las, waren piraten altijd een gevaar. Kapers, zeerovers - de handelsschepen naar en van de koloniën moesten er weinig van hebben. Je moest ze bestrijden of aan hen ontkomen en het liefst blijf je bij hen uit de buurt. 

In verschillende strips spelen piraten de hoofdrol en leef je juist met hen mee. In die verhalen heeft het piratenleven iets aantrekkelijks. Het zal wel te maken hebben met de autonomie van piraten. Ze gehoorzamen geen overheden, kiezen hun eigen weg, doen wat hun goeddunkt. De zee, waar je zelf je route kunt kiezen, roept ook al een associatie op met vrijheid. Misschien leeft die drang naar vrijheid in ieder van ons, maar doen we daar niets mee. Maar we bewonderen wel de vrijbuiters die de grenzen van hun vrijheid verkennen. 

Zeerovers zijn uit op buit, dus er moeten schepen beschoten en geënterd worden. Dat daarbij doden en gewonden vallen is een gegeven. De piraat kan er niet zo mee zitten. Hij moet ook uitkijken voor zijn eigen hachje, want vaak wordt er op hem gejaagd. Het nemen van de vrijheid heeft zo zijn prijs. Dat nemen we voor lief als we ons vereenzelvigen met de zeeschuimers. 

Olivier Levasseur

In strips en films varen veel piraten rond, van Roodbaard tot Pirates of te Caribbean en van Brammetje Bram tot Black Sails. In het striptweeluik De Buizerd staat Olivier Levasseur (ca. 1680 - 1730) centraal, een legendarische piraat, die naar verluidt een gigantische schat verzamelde. Hij werd uiteindelijk gevangengenomen en veroordeeld. Op het schavot pakte hij zijn ketting met medaillon en wierp die in het publiek. Het medaillon zou een code van zeventien regels bevat hebben. Wie die zou kunnen kraken, zou de schat kunnen vinden. 

Als grootste verovering van Levasseur/de Buizerd geldt het schip Nossa Senhora do Cabo, De maagd van de Kaap, dat bezit was van de Portugese onderkoning van de Indiën, Xavier de Meneses. Het schip zat vol goud, robijnen en juwelen. Als het tweede deel van de strip begint, is dat schip al veroverd, maar de buit moet nog geborgen worden. 

Graf van Levasseur op Reunion
herkomst beeld: Wikipedia

Libertalia

We bevinden ons in Libertalia, een staatje in het noorden of noordoosten van Madagaskar. De vertaler van de strip maakt daar 'ten noorden van Madagskar' van, wat in ieder geval niet klopt. De verhalen over Libertalia zijn niet te controleren en we weten niet eens zeker of het wel bestaan heeft. Volgens het verhaal zou de kolonie gesticht zijn door piraten. De zeerovers vielen schepen aan, lieten gevangenen leven en bevrijdden slaven. 

De schatten worden verborgen, er wordt gevreesd voor samenzweringen, er wordt een schip veroverd en aan het eind van het album wordt De Buizerd gevangengenomen. Dat zou spannend genoeg kunnen zijn, maar het verhaal is duidelijk niet op de spanning geschreven. Zelfs bij de passages die spannend zijn, blijf je als lezer wat op afstand. De gruwelijkheid van de verovering van een schip, waarbij ook met schroot wordt geschoten, komt wel over, maar voor de rest heeft het verhaal een vrij laag verteltempo. 

Er is ook niet een dwingende verhaallijn door het album heen. Het lijkt er eerder op dat er afzonderlijke scènes na elkaar zijn geplaatst. Tussen de stukken verhaal in, wordt in vrij grote tekstblokken uitleg gegeven. Daarbij heb je meer het idee dat je in een boek over de geschiedenis aan het lezen bent in plaats van piratenstrip. 

Waarschijnlijk vindt de stripmaker Jean-Yves Delitte die historische werkelijkheid belangrijk, maar daarbij had het verhaal wel wat meer aandacht mogen krijgen. Meer vaart zou ik prettig gevonden hebben. Nu kabbelt het voort. Niet onaangenaam, maar de lezer had meer meegesleurd mogen worden. 

Tekeningen

Het tekenwerk van Delitte is trouwens heerlijk. Uit zijn tekeningen blijkt de liefde voor schepen, die ongetwijfeld historisch zullen kloppen. Als je de zeilen ziet die Delitte tekent, merk je hoe schematisch die van veel andere tekenaars zijn. De stofuitdrukking is bij Delitte echt heel goed. 

Er zijn veel vrij donkere tekeningen, wat passend is voor een strip waarin veel zaken het daglicht niet kunnen verdragen. Aan de lichtval is altijd veel aandacht besteed, waarbij Delitte nooit voor de gemakkelijke oplossing kiest. Hij schrikt niet terug voor veel werk en tekent bijvoorbeeld een gedetailleerde schaduw van een boom op een huis of licht dat door kleine ruitjes in de kajuit valt. 

Het zijn de details die indruk maken: een sloep waarvan je ook een stukje onder water ziet, omdat water nu eenmaal doorzichtig is, water dat nog in straaltjes van een schip druipt,  katrollen en touwen die allemaal precies kloppen. 

De houding van de mensfiguren is ook altijd natuurlijk, maar ik moest altijd goed kijken welk personage er getekend was. Ook dat zorgt ervoor dat je als lezer toch wat op afstand blijft. 

De Buizerd is een geweldig getekende strip, maar het verhaal heeft weinig vaart en het sleept de lezer niet echt mee. Dat is wel een minpunt. 

De Buizerd deel 2 - Voor de eeuwigheid. Tekst en tekeningen Jean-Yves Delitte. Vertalling: James Vandermeersch. Standaard Uitgeverij; 48 blz. € 19,99

dinsdag 23 april 2024

Alles wordt lichter (Janke Reitsma)


Begin 2022 schreef ik over Niets ontgaat ons van Janke Reitsma. Over dat boek was ik behoorlijk enthousiast. Nu is haar tweede roman uit en daar was ik dan ook nieuwsgierig naar. Ik heb het boek meteen gelezen.

De titel is Alles wordt lichter en hoewel 'alles' en 'niets' tegenstellingen zijn, vind ik toch dat de twee titels erg op elkaar lijken, misschien ook omdat ze allebei uit drie woorden bestaan. Die drie woorden vormen beide keren een zinnetje dat begint met het onderwerp en de persoonsvorm. En dan lijken de covers ook nog een beetje op elkaar. De plaats van handeling verschilt wel per boek: vlak bij de Waddenzee en in Noorwegen. De overeenkomst is dat de locaties vrij afgelegen zijn. 

Verhaallijnen

Net als de eerste roman heeft Alles wordt lichter twee verhaallijnen, een in het heden (2022) en een in het verleden (2012/2013). Ylva, eenendertig jaar oud, werkt in 2022 's nachts: ze maakt treinen schoon. Met Lehla. Ze moet bijvoorbeeld de wc's in die treinen boenen. Maar er is meer op te kuisen, waarover ze altijd gezwegen heeft. 

Dat kan ze ineens niet meer voor zich houden en ze bekent aan Lehla dat ze een kind heeft, een zoontje van negen jaar oud. Nu ze dat verteld heeft, staat de deur naar haar verleden opeens wagenwijd open en moet ze ook iets met wat er in dat verleden gebeurd is. Ze besluit om op reis te gaan, naar de boerderij waar ze haar eerste liefde heeft ontmoet. 

In 2011 overleed de moeder van Ylva. Aan haar had ze beloofd dat ze niet alleen zou blijven. Een jaar lang probeert ze haar leven op orde te krijgen of te houden en daarna stapt ze zomaar in een bus, niet wetend waar ze naar toe zal gaan. Ze komt terecht op de afgelegen boerderij van Jakob. Op het erf staat een huisje dat ze betrekt. Ze ruimt het erf en het huis op, terwijl Jakob onverstoorbaar verder gaat met zijn werk. 

Jakob voert een gemengd bedrijf: hij heeft schapen, maar doet ook aan tuinbouw. Daarover is Reitsma wat vaag, ze spreekt steeds over 'de gewassen'. In ieder geval zijn er aardbeien, uien en venkel en er zijn kassen met exotische planten en cactussen. Ylva heeft vooral oog voor de ram, die een deel van het jaar in een klein hok moet verblijven. 

Magnus

Of Jakob de ware Jakob is, is lange tijd niet duidelijk, ook voor Ylva en hem niet, denk ik. Uiteindelijk krijgen ze wel samen een kind, Magnus. Blijkbaar valt er iets voor, want Ylva laat haar kind bij Jakob achter. Het is een open plek die de lezer graag ingevuld ziet. Dat houdt de gang in het verhaal. 

In 2022 gaat Ylva terug naar de boerderij. Het is maar vijf uur rijden van haar woonplaats, maar ze doet er verschillende dagen over, omdat ze een deel van de tocht te voet maakt, door de bergen. Op die tocht vergezelt haar een jongetje, van wie je je al in het begin afvraagt hoe werkelijk hij is. Al gauw blijkt dat hij vooral in haar hoofd bestaat. Dat deed Toine Heijmans in Op zee geraffineerder. 

Die tweede tocht wil tijdens het grootste deel ervan maar niet boeiend worden. Er wordt in het begin bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan een hooiwagen, een spinachtig dier, dat Ylva vervoert in een koffiebekertje. Vanaf het begin voel aan je water dat het beestje alleen van belang is vanwege de symboliek. 

Nadrukkelijke symboliek

Dat geldt overigens ook voor de ram, die steeds maar weer terugkomt in het verhaal. Die overnadrukkelijke symboliek stoort me wel en eigenlijk geldt dat ook voor dat imaginaire jongetje, het jongetje dat ze in haar hoofd heeft, en dat een beeld is van wie haar zoontje nu zou kunnen zijn. 

Ylva wil terug naar de boerderij, maar er is ook genoeg dat haar tegenhoudt en dat haar laat twijfelen. Daarom moet de tocht een tijdje duren. Het gevolg is wel dat ook de lezer, deze lezer althans, moeite moet doen om door dit deel van het verhaal te komen. Natuurlijk zijn er wel wat ontmoetingen onderweg, maar veel vaart zit er niet in deze lijn. 

Het verleden is een stuk interessanter. Dat komt ook door Jakob, een intrigerend personage. Hij is bepaald geen prater en heeft een hoekige onverstoorbaarheid. Een stil water, waarbij je moet raden naar de diepe grond. Dat werkt goed. Er is een zekere afstand tussen Ylva en Jakob van wie het in het begin helemaal niet duidelijk is of hij de ware Jakob wel kan zijn. Door zijn stabiliteit verschaft hij wel de rust waar Ylva naar op zoek is. 

Huilbaby

Magnus wordt geboren en na een tijdje blijkt hij een huilbaby te zijn. Aanhoudend babygehuil kan gekmakend zijn. Niet voor niets is er in Nederland een hulplijn speciaal voor ouders van huilbaby's. Jakob werkt overdag op het land en Ylva wordt soms wanhopig van Magnus. Waartoe is ze in haar wanhoop in staat? Dat is de vraag die de lezer voortdrijft door het verhaal. 

Om het leesplezier niet te bederven ga ik daar niet nader op in. Ik zal ook niet vertellen hoe Jakob reageert als Ylva terug is en of Magnus zijn moeder nog herkent. 

In het slot van Alles wordt lichter wordt het een en ander afgerond, maar die afhechting vind ik net te netjes en eigenlijk ook een beetje te zoet. Dat einde had voor mij wel wat meer open mogen zijn. 

Gedachtestroom

Alles wordt lichter bevat goede passages. Reitsma is op haar best als ze een gedachtestroom beschrijft. Daarin voert ze de lezer gemakkelijk mee, welke vreemde sprongen de gedachten ook maken. De zinnen worden dan aan elkaar geregen, zonder punten, zodat er geen adempauze valt en je laat je maar meedrijven met de stroom. 

Ook is ze goed in laatste zinnen van alinea's, die soms net een tikje meer lading krijgen dan wat daarvoor beschreven is. Een voorbeeld:

Op het moment dat ik de tent weer dichtrits zodat hij nog even kan slapen, voel ik het verdriet van de afstand tussen hem en mij in mijn lijf. Ik moet niet te veel hopen. Hopen is voor mensen die daar recht op hebben. 

Uit het verhaal raken 

Maar soms lukt het me niet om lekker in het verhaal te blijven. Meestal komt dat doordat ik me afvraag of het wel klopt wat ik lees. Haar moeder komt kijken bij de dierentuin die Ylva als kind gemaakt heeft. Er zijn geen apen en giraffes, maar wel insecten, omdat die 'betekenisvol' zijn. Dat hoor ik een kind nog niet zeggen of denken. 

De schapen lopen nog buiten als de sneeuw al bijna een meter dik op het land ligt. De kou zullen ze wel kunnen verdragen, maar hoe komen ze aan hun eten? Is het niet logischer dat ze in een soort schaapskooi verblijven? Dat soort vragen haalt me uit het verhaal. 

Soms heeft de verstoring te maken met stijl en taalgebruik. Ylva kan zeggen dat iets haar geen fuck uitmaakt, maar ook dat ze bij de ram de uitwerpselen uit het verblijf schept. Iemand op een boerderij schept stront en geen uitwerpselen, denk ik. 

Storende zinnen

Rare zinnen en zinsneden zijn er geregeld in deze roman en ze zijn altijd storend: 'We zijn een draadloze verbinding die we niet kunnen waarnemen', 'een landschap dat vleiend naar de horizon beweegt', 'zo geruisloos mogelijk', 'Als ik mijn gezicht naar achter kantel', 'Het was te groot voor een wolf, dus gevaarlijk is het zeker niet.' Grappig vind ik: 'Ik sluip langs het huis, dat een groot in slaap gevallen dier lijkt, dat waakt over het land.' Vergelijkingen zijn niet het sterkste punt van Reitsma. 

De corrector heeft veel steken laten vallen of gevallen steken niet opgeraapt. Heel vaak gaat het mis met constructies als 'Hij is een eindje het bos ingelopen', 'een zandpad dat de heuvel oploopt', 'Als ik de badkamer uitkom', 'hoe hij met zijn ogen de bergen opklimt'. Het gaat in deze voorbeelden niet over inlopen, oplopen, uitkomen en opklimmen, maar over lopen, komen en klimmen. Zie ook hier.

En dan zijn er nog verschillende verwijsfouten. Ik neem ze niet de auteur kwalijk, maar de uitgever had hier beter werk moeten leveren. Misschien zijn de fouten op zich niet zo erg, maar ze verstoren het verhaal en zetten me op afstand van wat er gebeurt. 

IJsberen en wegrennen

Over het algemeen zijn de personages in Alles wordt lichter interessant, juist doordat je ze niet helemaal doorgrondt. Aan de andere kant kiest Reitsma soms ook voor een gemakkelijke oplossing. Dan ijsbeert Jakob heen en weer of Ylva trapt tegen een stoel of rent hard weg. Ik zie dan slechte acteurs voor me in plaats van dat ik met de personages meeleef. 

De beste gedeelten in Alles wordt lichter zijn heel goed; Reitsma kan goed schrijven en ze kan de lezer daarbij helemaal meesleuren. Maar voor mij waren er te veel gedeelten waarbij ik uit het verhaal raakte of hoofdstukken waar ik mij doorheen moest worstelen. 

Maar misschien zijn dit gewoon de stappen die de auteur moet zetten op het schrijverspad en het is mooi dat ze daarvoor de gelegenheid krijgt. Hoe dat pad verder zal verlopen, moeten we afwachten, maar ik ben wel benieuwd. 

Janke Reitsma, Alles wordt lichter. Uitg. Mozaïek, 2023. 288 blz. € 23,99

maandag 22 april 2024

Vaarwel Birkenau (JDMorvan/Victor Matet/Cesc/Efa)


Een vader, een moeder, een baby. De baby groeit op, leert lopen en voetballen en is gelukkig in de nabijheid van zijn moeder. Zijn moeder blijkt een nummer op haar onderarm te hebben en het jongetje denkt dat alle moeders dat hebben, maar dat is niet zo. Op een gegeven moment komt hij erachter wat dat nummer betekent. 

Het jongetje is Richard Kolinka, zoon van Ginette Kolinka, die Auschwitz overleefde. In de graphic novel Vaarwel Birkenau wordt haar verhaal verteld. 

In 2020 is Ginette hoogbejaard, maar nog goed ter been. Haar agenda loopt vol. Bij allerlei gelegenheden vertelt ze aan jongeren over haar verleden. 

Ginette is de jongste van zes dochters. Zes jaar later wordt er nog een jongetje geboren. Het joodse gezin krijgt in Parijs in de oorlog te maken met beperkende maatregelen en ze moeten ook de gele sterren gaan dragen. Na een waarschuwing proberen ze in de vrije zone te komen, in groepjes. Uiteindelijk kunnen ze niet uit de handen van de Duitsers blijven. 

Deportatie

Ginette en haar familie worden op 1 april 1944 op transport gesteld naar het kamp van Drancy. Een paar weken later worden ze gedeporteerd naar Auschwitz. Een klein deel van de mensen op het transport wordt 'arbeidsgeschikt' verklaard. Het zijn mensen van tussen de 15 en 50 jaar. De selectie wordt uitgevoerd door SS-artsen, die na een enkele blik beslissen wie sterft en wie mag blijven leven. Onder die laatste groep bevindt zich Ginette. 

Ginette vertelt haar verhaal aan een groep scholieren met wie ze Auschwitz bezoekt. Het verhaal van het bezoek wordt afgewisseld met beelden uit het verleden en soms zie je het verleden op de achtergrond terwijl de scholieren zich op de voorgrond bevinden. Zo wordt aangegeven hoe aanwezig in het nu de gruwelijkheden zijn die in de oorlog gebeurd zijn. 

De selectie wordt door Ginette zeer levendig verbeeld: 'Jij ziet er bijvoorbeeld te jong uit. Dus... jij mag niet door. Jij wel. Jij sterft. Jij ook. Jij blijft nog even leven. Jij niet. Jij en jij mogen door. Jij dan weer niet.' Ze wijst de leerlingen aan en met het aanwijzen zou meteen hun lot bezegeld zijn, als ze in de oorlog op die plek geweest waren. 

Schuldgevoel

Een ander aangrijpend moment is kort daarvoor, als de trein aankomt in Auschwitz. Degenen die moe of ziek zijn mogen mee met de vrachtwagen van het Rode Kruis. Dat wordt tenminste gezegd. Ginette zegt tegen haar vader en haar broertje dat zij maar met de vrachtwagen mee moeten gaan. Degenen die met de vrachtwagen mee gingen, werden meteen omgebracht. 

Ginette beseft dat haar vader en broertje toch omgebracht zouden zijn, maar dat zij geadviseerd om mee te gaan met de vrachtwagen is een last die ze al 76 jaar met zich meedraagt. 

Scenario en tekeningen

De strip Vaarwel Birkenau is gebaseerd op het leven van Ginette Kolinka. Het scenario is geschreven door JDMorvan en Victor Matet, de tekeningen zijn van Cesc en Efa. Tijdens het lezen komt de lezer dicht bij het leven van Ginette en bij de gruwelijkheid van Auschwitz. Heden en verleden kruipen naar elkaar en de tussenliggende decennia lijken weg te vallen. 

Ginette is een vriendelijke vrouw, die goed is in het contact met de jongeren. Ze maakt daarbij af en toe een grapje, zodat haar verhaal verteerbaar blijft. Maar juist de noodzaak om af en toe een beetje lucht in het verhaal te brengen, benadrukt de ernst en de zwaarte ervan. 

Op de cover zie je een tekening van de oudere Ginette, die Auschwitz verlaat, lopend over de bielzen van een spoorlijn. Ze passeert haar jongere zelf, die haar tegemoet komt, Auschwitz in. Ze zal zichzelf nog verschillende keren tegenkomen in haar leven en altijd weer moet ze kijken naar wat er met de jonge Ginette is gebeurd.

Geen effectbejag

Het verhaal wordt zo verteld door JDMorvan en Victor Matet dat het in de eerste plaats indruk maakt. Daarbij is er geen enkel effectbejag. De weergave van de gebeurtenissen is eerder sober te noemen. Voor jongeren, die waarschijnlijk niet heel veel weten van wat er in de oorlog gebeurt, is het verhaal informatief. Net als de jongeren die Ginette rondleidt, komen ze te weten tot waar de spoorlijn liep, waar de gaskamers waren, hoe het kamp verdeeld was in sectoren. 

De tekeningen van Cesc en Efa zijn toegankelijk en hebben iets vriendelijks. Ook hierbij is er geen effectbejag. Soms wordt er zelfs duidelijk afgezien van het effect, als mensen in het verleden vaag, als schimmen, worden weergegeven. Dat getuigt ook van respect: de lezer hoeft geen voyeur te zijn en de mensen uit het verleden hoeven in hun moeilijkste momenten niet achteraf nog bekeken worden door ogen van mensen die alleen maar nieuwsgierig zijn. 

Dossier

Achter in het album is er een dossier opgenomen. Daarin staan foto's die ons nog eens bepalen bij het feit dat we niet zomaar een verhaal hebben gelezen, maar dat het gaat over mensen die werkelijk hebben bestaan en over gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden. Daartoe zijn ook fiches afgedrukt die bij aankomst in Drancy werden opgesteld, met daarop de deportatiedatum. Verder zijn er tekeningen opgenomen die indertijd gemaakt zijn door gevangenen. 

Vaarwel Birkenau is een indrukwekkend geheel geworden, waarvan je eigenlijk moeilijk kunt zeggen dat het mooi is, omdat het een aangrijpend onderwerp is. Dat kun je niet met een esthetische blik bekijken en dat is maar goed ook. Maar een goed album is het wel. 

titel: Vaarwel Birkenau
tekst: JDMorvan/Victor Matet
tekeningen: Efa/Cesc
inkleuring: Roger
dossier: Tal Bruttmain
vertaling: James Vandermeersch
uitgever: Standaard Uitgeverij
112 blz. € 25,99 (hardcover)
gebaseerd over het leven van Ginette Kolinka


dinsdag 16 april 2024

Geduld, geduld!


Het is druk, dus je moet even wachten op een bijdrage hier. Mijn dagen zitten vol en mijn avonden soms ook, zodat ik nauwelijks aan lezen en schrijven toekom. Die drukte is tijdelijk, volgende week is het weer rustiger. Maar ik wilde je toch even laten weten waarom ik niet de gebruikelijke drie bijdragen per week lever. Voor Bunt Blogt komt al die drukte niet zo goed uit, maar ik geniet van de werkzaamheden die ik heb, dus dat ik even wat minder schrijf, heeft een prettige reden. 

Deze week hoop ik nog wel een recensie te plaatsen van de indrukwekkende novel Vaarwel Birkenau. Maar als het even snel tussendoor moet, stel ik dat uit tot volgende week. 

Wat zit er verder in het vat? Ik lees op dit moment Alles wordt lichter van Janke Reitsma. Daar had ik me erg op verheugd; over haar vorige boek was ik nogal enthousiast. Haar nieuwe boek heb ik half uit, maar ik heb wat meer reserves, geloof ik, al staan er mooie passages in. 

Ook ben ik (eindelijk, eindelijk) begonnen aan De meisjes van Annet Schaap. Dat had ik natuurlijk al veel eerder moeten lezen. Ik lees nu af en toe een verhaal. 

En ik geniet van de brieven van en aan Willem Witsen. Op een stuk daarover moet je nog even wachten. Ik lees elke avond een paar brieven, zodat ik lang over het boek doe. Dat werkt overigens wel goed, dus ik hou dat tempo maar vol. 


Ik zal ook wel weer een oude recensie afstoffen, maar dat wordt ook volgende week en ik overweeg nog een stel wat persoonlijker bijdragen met jeugdherinneringen. Maar daar ben ik nog niet helemaal uit. 

Er komt dus nog best wat, maar je moet even geduld hebben. In de tussentijd zou je bijvoorbeeld een mooi boek kunnen lezen. Op mij liggen er ook nog heel wat te wachten, die ik misschien binnenkort wel lees, maar misschien komen er andere boeken tussen. 

Ik heb bijvoorbeeld wel zin in In het oog van Marijke Schermer. Verder wil ik ook wel weer wat ouder werk lezen van bijvoorbeeld Simon Vestdijk, Top Naeff of Bep Vuyk en er liggen ook nog boeken van Gijs IJlander, Kristien Hemmerechts en Robbert Welagen op me te wachten. 

Er liggen altijd tientallen boeken klaar, maar die moeten ook maar even geduld hebben. Het geduld van boeken is onbeschrijflijk. Sommige wachten al decennia en enkele daarvan zijn nog steeds niet aan de beurt. Het is niet anders. Ik vind het alleen maar prettig dat ik nog zoveel moois voor de boeg heb. 

Volgende week hoor je dus meer van me. Misschien deze week nog, maar dat kan ik niet beloven. 

donderdag 11 april 2024

Klokgelui (Leo Pleysier)


Onlangs werd Klokgelui van Leo Pleysier bekroond met de Hans Vervoortprijs. Zo'n gebeurtenis is in ieder geval een aanleiding om de naam Hans Vervoort weer eens te noemen. Leest iemand zijn werk nog wel eens? In mijn hoofd zit hij in het vakje met realisten, zoals er nogal wat waren in de jaren zeventig, maar misschien doe ik hem onrecht met die categorisering. 

De 'ondertitel' van de Hans Vervoortprijs is dat het een prijs is voor literatuur van neerslachtige en toch opbeurende aard. Wil een boek in aanmerking komen voor de prijs, dan moeten gebeurtenissen en personages realistisch zijn. Verder is een enkelvoudig perspectief een eis, zelfspot geldt als een pluspunt, net als een zekere weemoed. Het is een raar bijeenraapseltje van eigenschappen, maar in ieder geval is Klokgelui bekroond en dat is mooi. 

Wit is altijd schoon

Het werk van Pleysier mag wat best wat meer bekendheid krijgen. Indertijd was Wit is altijd schoon (1989) een succes en het werd bekroond met de Bordewijkprijs, maar een echte doorbraak betekende het, in Nederland althans, toch niet. Hierbij ga ik af op mijn gevoel. Als mijn haperende geheugen het een beetje goed heeft, kregen De kast (1991) en De gele rivier is bevrozen (1993) wel aandacht, ze kwamen op longlists terecht en de laatstgenoemde roman kreeg drie jaar na verschijnen nog een prijs. 

Volgend jaar in Berchem (2000) werd voor zo'n beetje iedere prijs genomineerd, maar kreeg er geen. Het lijkt wel of steeds de aandacht voor het werk van Pleysier even opflakkert en dat die daarna weer zakt. Waarom dat gebeurt, snap ik niet zo goed. Pleysier schrijft redelijk toegankelijke boeken en eigenlijk zijn ze altijd goed. 

In deze eeuw schreef ik nog over Dieperik (2010). Die recensie zal ik een keer afstoffen en hier plaatsen. Hier vind je wat ik schreef over Heel de tijd (2018). 

Vriendengroep

Klokgelui begint met een vriendengroep op een terras. De vrienden hebben het goed samen en ze kletsen dat het een lieve lust is. Tot en met bladzijden 37 gaat het maar door, de conversatie springt van het ene onderwerp op het andere. Al die bladzijden vormen een enkele alinea, als om te laten zien dat er eigenlijk geen pauzes zijn in het gesprek. 

Daar moest ik wel even inkomen. De groep is vrij groot. Ik heb de namen niet geteld, maar het zullen er ergens tussen de vijftien en de twintig zijn en het is moeilijk de mensen uit elkaar te houden. Alma Van Dijk heeft een verliteratuurd hoofd en ziet steeds verbanden met wat ze gelezen heeft en we zouden misschien ook een profieltje op kunnen stellen van al de andere terraszitters, maar daar gaat het eigenlijk niet om. 

De vrienden genieten van de hapjes, de drankjes en de andere mensen op het terras. Toch plopt af en toe de dood op in de gesprekken. Een schrijver die overleden is, de film The dead, een droom over overleden ouders, twee broers die omgekomen zijn in het verkeer, iemand die zegt dat hij niet meer naar begrafenissen gaat. Tussendoor vraagt iemand wie er vandaag gestorven is, gezien het luiden van de kerkklokken eerder op de dag. 

Verteller

Dan pas komt er een 'ik' in het verhaal. Alsof hij al de hele tijd op het terras zat, maar niks gezegd heeft. Ineens zijn we niet meer 'live' aanwezig bij de gesprekken op het terras, maar de 'ik' vertelt achteraf dat het ook nog even ging over een ouder echtpaar verderop in de straat, Josef (Jef) Braspennings en Germaine Van Boxel. 

Niemand ziet de twee nog. Overdag zijn de rolluiken maar half opgehaald en de brievenbus puilt uit van de reclame. Maar het leven gaat verder, de gesprekken gaan verder. 

In het tweede deel van het boek doet de verteller navraag naar Jef en Germaine. Het verhaal gaat dat Germaine gezondheidsproblemen heeft en dat Jef voor haar zorgt. Maar niemand lijkt er het fijne van te weten. 

Buurvrouw

Ludwina Pans, de buurvrouw van het echtpaar, weet meer en dat vertelt ze aan de 'ik'. Bijna het hele tweede deel door is ze aan het woord. Ze geeft weer wat Jef tegen haar verteld heeft en ook wat ze met eigen ogen heeft gezien. Het zullen verschillende gesprekken geweest zijn, want de tijd verstrijkt en de ontwikkelingen gaan niet de goede kant op in het huis van Jef en Germaine. Ludwina ratelt maar door en vertelt het.

De verteller is betrokken: hij gaat steeds naar Ludwina om te vragen hoe het met haar buren is. Ludwina zegt verschillende keren dat Jef het maar moet zeggen als zij wat voor de twee kan betekenen, maar zoiets zegt Jef niet. Je zou kunnen zeggen dat de buurt het goed bedoelt, maar dat de twee oude mensen toch aan hun lot worden overgelaten. 

Het tweede deel van Klokgelui deed me denken aan Wit is altijd schoon dat ook bestaat uit een monoloog: de stem van de overleden moeder blijft maar doorgaan in het hoofd van de zoon. Het is ook nu weer knap gedaan door Pleysier. We horen Ludwina praten en krijgen zo een vrij helder beeld van haar. 

Tot stof wederkeren

In het korte, laatste deel is de vriendengroep weer aan het woord en gaat het weer over de gewone dagelijkse dingetjes, met hier en daar een verwijzing naar de dood. Aan het eind van het boek komt het Saharazand ter sprake dat naar Europa geblazen is.
En dan lijkt het wel alsof de woestijnwind die stofwolken deze kant op heeft geblazen om ons eraan te herinneren dat we zelf ook stof zijn, zegt Alma Van Dijk. En dat we tot stof zullen wederkeren, zegt Brigitte Vermeer. 
Amen, zegt Frank Blockx. 
Het gezelschap dat zich zo tegoed doet aan de geneugten van het leven wordt geconfronteerd met de eigen sterfelijkheid, zoals een doodsklok de dorpsgemeenschap herinnert aan de eindigheid van het leven.

Heden ik, morgen gij

In Klokgelui is de verteller eigenlijk de klokkenluider, die aandacht vraagt voor de twee oude mensen die alleen elkaar hebben en maar moeten zien dat ze het rooien. Misschien is deze roman ook wel een manier om de lezers eraan te herinneren dat ze stof zijn en tot stof zullen wederkeren. Heden ik, morgen gij. 

Klokgelui lijkt me weer een typisch Pleysierboek. Het onderwerp is begrensd: Pleysier schrijft niet over de grote wereldproblemen, maar over waar kleine mensen mee kunnen worstelen. Maar misschien heeft juist dat een bredere strekking en toont het het algemeen menselijke. Niet alleen de levens van Jef en Germaine zijn eindig, maar ook die van de vrienden op het terras, van de lezers van de roman en van alle mensen. In de verte horen we de doodsklokken luiden. 


Eerder schreef ik over:
Heel de tijd (2018)

dinsdag 9 april 2024

Afgestoft: Nee (Armando)


Over Armando heb ik veel geschreven, op verschillende plekken, maar hier nog niet zo veel. Misschien heb ik dat een beetje goedgemaakt door het stuk dat ik schreef na zijn dood, in 2018. 

Op Literom vond ik recensies die ik ooit schreef voor Nederlands Dagblad. Op goed geluk heb ik er eentje uitgekozen. Deze gaat over nee of misschien Nee (daar twijfel ik over). Die stond op 11 april 2008 in de krant. 

Mocht je nooit wat van Armando gelezen hebben, dan wordt het eigenlijk wel tijd. Hij heeft een bijzonder oeuvre bij elkaar geschreven, van uitzonderlijke kwaliteit volgens mij. Mocht je zijn korte stukjes wat te absurd vinden, begin dan bij zijn romans De straat en het struikgewas (1988). Of lees, om je te oriënteren wat ik na zijn dood schreef. 

En zijn schilderijen en zijn beelden moet je natuurlijk ook bekijken. Ja, ja, er is werk aan de winkel. Nu de oude recensie, die hopelijk niet te stoffig is. 


Wat volgt hieruit? Niets

Een man wiens armen in de knoop zitten, iemand die op maatstaven loopt, monniken die overwegen een worm in de adelstand te verheffen, iemand die ineens stopt met hemelbestormen, iemand die de deur opendoet en een nijptang op de stoep ziet staan, iemand die veroordeeld wordt tot levenslang leven - in de verhalen van Armando komen ze voor met een achteloze vanzelfsprekendheid. 

Ook de 109 heel korte verhalen in de nieuwe bundel nee bevatten heel wat absurde passages. De 'ik' in de verhalen verbaast zich er niet over en de lezer dus ook niet. Zo vreemd is het leven blijkbaar. We buigen ons over het leven heen, bekijken het aandachtig, signaleren hoe het in elkaar zit en reageren met nauwelijks meer dan een peinzend 'hm'.

In het verhaal 'Letters' buigen we ons over een boek:

'Kijk, daar ligt een boek.'
'Ja, warempel, je hebt gelijk.'
'Wat nu.'
'Kijk er maar niet in.'
'Nee, want voordat je het weet, ben je aan het lezen.'
'Staan er dan letters in?'
'Ik ben bang van wel.'
'En bladzijden, bladzijden?'
'Misschien.'
'Ik heb daar altijd een hekel aan gehad?'
'Waaraan.'
'Aan letters en bladzijden.'
'O, ik ook.'

Het kan een gesprek zijn tussen twee mensen bij de bushalte. Mensen die elkaar nauwelijks kennen, die alleen het gesprek een beetje gaande willen houden, waarbij het niet uitmaakt of het gaat over het weer, een voorbijkomende hond of een boek dat op de grond ligt. 

Flarden

Al enkele decennia terug tekende Armando flarden van gesprekken op in de boeken die hij in Berlijn schreef. Toen had je het idee dat het gesprekken waren die de schrijver zelf gehoord of gevoerd zou kunnen hebben. In de laatste bundels (De haperende schepping (2003), Het wel en wee (2005), Gedoe (2006), Soms (2007)), wekken de gesprekken bevreemding in plaats van herkenning. Een gesprek kan beginnen met 'Bent u goedschiks of kwaadschiks?' of met 'Heeft u mijn zielenroerselen wel eens gezien?' Wie zo'n gesprek opvangt, spitst meteen de oren, zeker als je gaandeweg het gesprek de indruk hebt dat de sprekers vrij normale mensen zijn. 

De vanzelfsprekendheid waarmee het absurde getoond wordt, maakt dat de lezer niet in de eerste plaats vragen stelt bij wat hij leest, maar bij zichzelf. Als het vanzelfsprekend is dat een snelweg vingers heeft 'en misschien zelfs een hand', dan is het vreemd dat we daar nooit bij stilgestaan hebben. Slecht een deel van de verhalen in nee heeft de duidelijke vorm van een gesprek, maar de dialoogvorm klinkt ook in de andere verhalen vaak door. Het lijkt dan of de schrijver praat tegen de lezer, die zwijgend luistert. Soms spreekt hij de 'jij' direct aan: 'Zei ik het niet? Ik wou dat je me eindelijk es geloofde.'

Allure

De vraag is wat Armando wil met zijn verhalen. De 'ik' uit het verhaal 'Streng' eindigt zijn relaas met: 'Wat volgt hieruit, wat leren wij van deze meningen? Niets.' Het lijkt of ok Armando niet uitdrukkelijk iets wil. Hij toont ons de werkelijkheid in al haar absurdisme. Verder niets. Verschillende keren zegt de 'ik' zinnen als 'ik bemoei me er niet meer mee' en 'Het gaat je namelijk niets aan.' Blijkbaar moeten we de werkelijkheid maar laten voor wat die is. De werkelijkheid gaat haar eigen gang en wij moeten dat ook maar doen. 

Die werkelijkheid is niet een hedendaagse werkelijkheid. In Armando's verhalen kom je geen pinpasjes, geen multiculturele samenlevingen, geen popmusici en geen digitale camera's tegen. Wel herbergiers, zeepzieders, landlopers en marskramers. Figuren die voorkomen in oude verhalen, die van alle tijden zijn, omdat ze de actualiteit ontstijgen. Wie rondloopt in de verhalen van Armando, wandelt altijd in het heden en tegelijkertijd in de middeleeuwen of de negentiende eeuw. Het doet er eigenlijk niet toe, zoals het niet uitmaakt in welke tijd sprookjes of mythen zich afspelen. Meer en meer krijgen Armando's verhalen die allure.