maandag 31 december 2018

Ode aan de E-nummers (Rosanne Hertzberger)


'Waarom E-nummers, kant-en-klaarmaaltijden en conserveermiddelen ons leven beter maken' luidt de ondertitel van Ode aan de E-nummers (2017) van Rosanne Hertzberger. Ik kan mij voorstellen dat er lezers zijn die bij titel en ondertitel al afwijzend beginnen te snuiven. In de reclamespotjes zien we immers dat voedsel ambachtelijk bereid moet zijn en er moeten liefst geen kunstmatige smaakstoffen en conseveringsmiddelen aan toegevoegd zijn.

'We' willen 'eerlijk' voedsel, liefst door een boer op klompen eigenhandig geoogst, door grootmoeder (met een schort voor) gekookt, volgens een recept dat al van generatie op generatie is doorgegeven. Maar dat is emotie. Hertzberger kijkt naar de feiten: maakt het uit of de rode kleur van M&M's verkregen wordt uit bietenrood of karmijnzuur (dat uit bladluizen wordt gewonnen) dan wel of het uit een laboratorium komt? De kunstmatige kleurstof blijkt veiliger dan de natuurlijke.

Emotie

Het is maar een voorbeeld, maar het is tekenend. Ons beeld van voedsel en van wat goed voedsel is, is vaker gebaseerd op emotie, op vage indrukken, dan op feiten. Bovendien willen we die feiten liever niet horen. Iedereen weet dat stoffen die een E-nummer krijgen uitentreuren zijn gecontroleerd. Anders zouden ze immers niet zo'n E-nummer hebben gekregen. Toch beginnen mensen te fronsen bij het horen van de nummers en voedselbloggers waarschuwen voor de toevoegingen.

Het brengt voedselfabrikanten ertoe de samenstelling van hun producten aan te passen. Hero voegde bijvoorbeeld banaan toe aan het Fruitontbijt, vanwege de cellulose (E460), want banaan is een ingrediënt en dan hoef je niet te vermelden wat er allemaal in zit; cellulose is een toevoeging en als je dat los toevoegt, moet je het E-nummer vermelden. De cellulose in de banaan is dezelfde als de cellulose uit het lab, maar E-nummerfoben worden niet afgeschrikt door banaan.

Angst voor voedseltechnologie

Het is kenmerkend voor de angst die er is voor voedseltechnologie, volgens Hertzberger. We hebben echter veel aan die technologie te danken en dat mag wel eens wat vaker genoemd worden. Dat doet ze dan ook uitgebreid. Zo legt ze uit wat kunstmest betekend heeft voor de voedselproductie. Ook gaat ze uitgebreid in op het genetisch manipuleren van planten.

Dat laatste vond ik zeer verhelderend. Natuurlijk wist ik wel wat van bijvoorbeeld 'golden rice', maar mij was niet bekend dat de veredelingstechnieken die wel zijn toegestaan en die op grote schaal worden toegepast, ook voor zaden die bestemd zijn voor de biologische landbouw, maar heel weinig verschillen van wat wij genetische manipulatie noemen.

Hertzberger laat aan de ene kant zien wat wij te danken hebben aan de chemie en aan de innovaties in de voedingsmiddelentechnologie. Aan de andere kant vraagt ze ook aandacht voor de biologische landbouw. De inzichten die daarin verkregen zijn, zijn ook waardevol voor de niet-biologische landbouw.

Minder vlees eten

Als ik om me heen kijk, merk ik al dat mensen minder vaak vlees eten. Dat zal ook nodig zijn, willen we wat doen aan de uitstoot van CO2. Minder vlees eten zou daarbij helpen, aangezien vee voor behoorlijk wat uitstoot zorgt. Daarbij komt dat veertig procent van het geproduceerde voedsel aan dieren wordt gevoerd.

Een apart hoofdstuk besteedt Hertzberger aan het Paleodieet. Dat leek me aanvankelijk te veel eer. Waarom zou je een onzindieet zoveel aandacht geven? Maar Hertzberger laat zien het dieet schadelijk is. Juist in dat dieet wordt het eten van vlees aangemoedigd. Hertzberger:
Dat maakt het Paleo-dieet ongeveer het meest egoïstische dieet ooit bedacht. De bevolking groeit in de komende decennia gewoon door tot negen miljard in 2050. En die ene oervraag blijft altijd actueel: hoe gaan we al die monden voeden?
Zeker niet door het eten van meer vlees.

Drie probleemgebieden

Hertzberger ziet drie soorten landbouw waar de rendementen achterblijven en waar nog grote winsten kunnen worden behaald: de biologische landbouw, de kleine boeren in ontwikkelingslanden en de Verenigde Staten. Dat laatste klinkt misschien vreemd. In verschillende staten zijn er immers eindeloze maisvelden. Maar veel van die mais is niet bestemd (en soms zelfs niet geschikt) voor menselijke consumptie. 'De opbrengsten qua kilo's mais zijn misschien hoog, maar de rendementen qua voedselcalorieën zijn dramatisch.'

Hertzberger heeft met Ode aan de E-nummers een prikkelend boek geschreven, dat ons laat nadenken over wat we te danken hebben aan landbouwinnovaties en aan voedseltechnologie. Maar ook over hoe gemakkelijk we meegaan in trends en hoe gemakkelijk we dus gemanipuleerd worden.

Eerder besprak ik hier het boek Voedingsmythes van Martijn Katan. Dat boek is een wonder van helderheid, dat in korte hoofdstukjes ingaat op misvattingen over voedsel. Hertzberger heeft dezelfde instelling als Katan: sec kijken naar wat onderzoeken uitwijzen en de mythe scheiden van de feiten. Hertzberger heeft wel een bredere insteek en is minder gericht op de verschillende afzonderlijke voedingsproducten als Katan, maar meer op het geheel van de voedselproductie.

Onafhankelijk onderzoek?

Net als Katan verantwoordt ze waar ze de informatie vandaan haalt. Ze geeft daarbij toe dat er op sommige gebieden geen onafhankelijk onderzoek is gedaan. Veel onderzoek wordt gesponsord door bedrijven. De transparantie daarover is de laatste jaren toegenomen en ook als de onderzoeksresultaten de opdrachtgever niet welgevallig zijn, moeten ze toegankelijk gemaakt worden.

Na het lezen van de boeken van Katan en Hertzberger, krijg ik ook zin in Hamburgers in het paradijs van Louise Fresco. Maar dat is wel een pil van meer dan vijfhonderd pagina's. Ik ben er ook wel wat huiverig voor. We zullen zien of het ervan komt.


Hierboven een recensie van Maarten 't Hart, die het boek interessant vindt, maar geen van de conclusies onderschrijft. Daarbij vertekent hij wel enigszins wat Hertzberger schrijft. Haar pleidooi voor kant-en-klaarmaaltijden bepleit het laten varen van de angst voor niet-natuurlijke toevoegingen. Maar in dit soort maaltijden zit juist vaak veel zout, vet en suiker, zegt 't Hart. Hertzberger laat zien dat zout en suiker juist vaak nodig zijn vanwege het gebrek aan kunstmatige conserveringsmiddelen. 
Op veel zaken in het boek gaat 't Hart helemaal overigens niet in. 

vrijdag 28 december 2018

Andy. De vele levens van Andy Warhol (Typex)


Voor mijn gevoel was het pas een paar jaren terug, maar het is alweer vijf jaar geleden dat de stripmaker Typex een biografie van Rembrandt tekende en schreef. Op de kaft stond Typex' Rembrandt, om duidelijk te maken dat we niet alleen een beschrijving van Rembrandt zouden krijgen, maar ook een interpretatie.

Op het nieuwe boek van Typex, De vele levens van Andy Warhol, staat een soortgelijke aanduiding: 'Typex's Warhol'. De spelfout doet pijn aan de ogen. Die 's' hoort er natuurlijk niet te staan. Als zo'n bezitsaanduiding eindigt op een s-klank (Frits' gids, Max' fax, Maurice' nies) komt er alleen een apostrof. Vreemd dat dat bij het Rembrandtboek goed ging en bij het Warholboek niet. Het zal wellicht ironie zijn, maar dan gaat die aan mij voorbij.

Feitelijke fictie

Om te benadrukken dat het om de Warhol van Typex gaat, krijgen we ook nog de vermelding 'Feitelijke fictie'. Typex heeft zich natuurlijk verdiept in het leven van Warhol, maar vervolgens heeft hij er fictie, een verhaal, van gemaakt. De dialogen zijn bijvoorbeeld grotendeels verzonnen, al zijn het wel gesprekken tussen personen die elkaar ontmoet hebben en een dergelijk gesprek gevoerd zouden kunnen hebben.

De vele levens van Andy Warhol zou de suggestie kunnen wekken van een thematische biografie: Andy Warhol als beeldend kunstenaar, als filmmaker, als stijlicoon, als zakenman, als minnaar. Dat is niet het geval: Typex vertelt chronolisch. Als je de levensloop van Warhol volgt, zie je hoe hij steeds zijn leven heeft moeten oppakken in een nieuwe fase en heeft moeten zoeken naar de manier waarop hij zich in een bepaalde periode wilde uiten.

Typex heeft er een fors boek van gemaakt, van meer dan vijfhonderd bladzijden dik. Mooi uitgevoerd door uitgeverij Scratch: gebonden, zilver op snee en een vormgeving die mij doet denken aan die van een pak wasmiddel, wat aansluit bij bijvoorbeeld de 'portretten' van soepblikken die Warhol vervaardigde: iets wat je dagelijks tegenkomt in de supermarkt, maar wat toch kunst is.

Tien delen

In tien etappen doorloopt Typex het leven van Warhol. Elk van de tien delen begint met het voorstellen van de belangrijkste personen in de betreffende periode, in twaalf tekeningen van identieke grootte, die gescheiden zijn door stippellijntjes, zodat ze eruitzien als filmster- of voetbalplaatjes van vroeger. Op de achterkant van elk 'plaatje' vinden we een korte beschrijving van de geportretteerde persoon.

Voor elk deel heeft Warhol bovendien een kenmerkende stijl gekozen, met daarbij passend kleurgebruik. Het is een benadrukking van de 'vele levens' van Warhol. Wie door het boek bladert, ziet al bij eerste oogopslag de verschillende fasen met elk hun eigen sfeer.

De cirkel rond

Maar Typex deelt niet alleen Warhols leven op, hij laat ook constanten zien en aan het eind maakt hij het prachtig rond: hij toont ons het gezicht van de stervende Warhol, enkele pagina's lang, 36 tekeningen ter grootte van een domineesteentje per pagina. We zien minieme verschillen: een oog open, en weer dicht. Het doet denken aan de manier waarop Tim Enthoven in Binnenskamers tekeningen van een douchende man herhaalt.

Langzaam gaat het licht uit in de kleine portretjes van Warhol, alsof we 'live' meemaken hoe hij sterft.  Ruim een pagina lang kijken we vervolgens naar de duisternis:  meer dan zeventig zwarte vakjes. Daarna wordt het portret weer zichtbaar, nu met wit getekend op de zwarte achtergrond. De oude Andy staat op en stapt door de spiegel, die we herkennen van 'Through de looking glass,' waarin Alice hetzelfde doet.

Maar het doet ons ook terugbladeren naar het begin van De vele levens van Andy Warhol, waarin de kleine Andy Warhola door de spiegel stapt, in de wereld van de fictie. Aan het eind van het boek komt de overleden Andy in een hemel terecht waarin hij weer het kind kan zijn. Betty Boop en andere helden uit zijn jeugd wachten hem op, evenals familieleden die hem voorgingen. En dat allemaal getekend in de stijl van de oude strips van bijvoorbeeld Mickey Mouse, op een fraaie uitklapplaat. De cirkel is rond.

De tijd nemen

Je kunt je afvragen of het leven van Warhol niet in een dunner boek gepast had. Ongetwijfeld had dat gekund, maar ik ben blij dat Typex de tijd en de ruimte genomen heeft. Het lijkt hem in De vele levens van Andy Warhol niet te gaan om de exacte gebeurtenissen, maar om de hoofdpersoon, die hij ons tekent in de gesprekken, de sfeer die opgeroepen wordt, zijn verhouding tot zijn omgeving. Nergens is er haast in het vertellen, nergens zijn er samenvattingen zodat je met grote stappen snel thuis zou zijn.

Ik vind het heerlijk dat Typex de tijd neemt, dat hij Warhol laat praten en niet altijd over grote zaken, maar ook over de dagelijkse beslommeringen. Daardoor wordt de held een mens. Warhol was niet altijd gemakkelijk, maar hij heeft ook niet gemakkelijk geleefd. Ondanks alles is hij doorgegaan en hij heeft een oeuvre en een leven nagelaten dat we nog steeds kennen.

Daarnaast geeft Typex een mooi beeld van de tijd waarin Warhol leefde. Er wordt niet eens zo veel groot krantennieuws genoemd, maar toch wordt Warhol in zijn tijd geplaatst.

Geen nieuwtjes

Veel nieuwe feiten zijn er niet te ontdekken  in Typex' Andy, al verbaasde het me wel dat ik Donald Trump in het boek tegenkwam. Het gaat in deze stripbiografie natuurlijk ook niet om de nieuwswaarde. Het leven dat we al uit andere  bronnen kennen, wordt verteld op een manier die we nog niet kennen: namelijk door Typex. Hij is betrokken, hij leeft mee, maar hij is niet kritiekloos en laat Warhol ook zien op momenten dat we liever niet met hem meeleven.

Als we het boek dichtslaan, is Andy Warhol nog steeds in ons hoofd. In hoeverre dat de echte Warhol is, kun je je afvragen, zoals je ook kunt strijden over het antwoord op de vraag wat de echte Warhol dan is. Maar wie dit boek gelezen heeft, zal in het vervolg bij Warhol (ook) denken aan Typex' Andy.





maandag 24 december 2018

De beste strips van 2018


Strips hebben mijn hart, maar ik doe ze er altijd bij. Naast mijn werk als docent en het lezen van en schrijven over literatuur, bedoel ik. Ik kijk met bewondering (en in mijn slechtere momenten ook met jaloezie) naar recensenten die een nagenoeg compleet overzicht hebben over het Nederlandse striplandschap.

Dat heb ik niet en soms kom ik er pas maanden later achter dat er nieuw werk op de markt is van bijvoorbeeld Brecht Evens. Diens nieuwste boek zag ik onlangs voorbijkomen, maar zijn vorige was al een jaar uit voordat ik het zag.

Ik moet het dus doen met mijn beperkte blik. Uit wat ik in 2018 heb gelezen, kon ik gelukkig wel tien werken selecteren die me bijgebleven zijn. Ik kwam tot de volgende lijst.

1. Maaike Hartjes, Burn-out dagboek (recensie
2. Nikolas Wouters/Michael Ross) Totem (recensie
3. Typex, Andy. De vele levens van Andy Warhol (recensie
4. Mawil, Kinderland (recensie
5. Peter van Dongen, Familieziek (recensie
5. Lo Hartog van Banda / Tjé Tjong Khing, Iris (recensie
6. I.R. Ineke, Malpertuis (recensie
7. Zidrou/Aimée de Jongh, Bloesems in de herfst (recensie
8. Frank Flöthmann, Stille nacht (recensie verschijnt binnenkort) 
9. Dirk-Jan Hoek, De Hemingway triatlon (recensie
10. Jasper Rietman, Exodus (recensie)

Strikt genomen hoort Familieziek thuis in het lijstje van 2017, maar ik las het dit jaar. En Iris is nog veel ouder, maar het is opnieuw uitgegeven en ik heb er zo van genoten dat ik het niet buiten deze lijst kon houden.

Verder zijn er weer veel integrale uitgaven geweest: zo'n beetje elke serie van vroeger komt nu gebundeld in hardcover opnieuw op de markt. Hoe mooi en hoe goed ook, dit jaar koos ik ervoor om ze buiten de lijst te laten.

Bij Maaike Hartjes heb ik overwogen het boek in de lijst met de beste boeken van 2018 op te nemen. Ook in die lijst zou ze hoog geëindigd zijn. Maar ik denk dat Hartjes zich meer thuisvoelt bij Typex, Van Dongen en Aimée de Jongh.

De Stripmaker des Vaderlands, Margreet de Heer, hield dit jaar een pleidooi voor het opnemen van strips op de literatuurlijst. De gids, met goede tips, kun je hier downloaden.

Er staan ook titels en namen op die in bovenstaand lijstje voorkomen of die in de lijstjes van voorgaande jaren stonden. Linkjes naar die lijsten vind je onderaan.

Of strips op een literatuurlijst moeten, weet ik nog niet zo. Dat ze ook een plekje krijgen in het onderwijs: graag, maar ik ben ook een beetje bang om ruimte voor de literatuur prijs te geven. Ik kom daar ongetwijfeld nog eens op terug.

Eerst maar een nieuw stripjaar in. Ik ben nog wat achter met schrijven. Daarom ontbreken bij enkele van de bovenstaande boeken de recensies nog. Die komen nog.

De voorgaande lijstjes met beste strips:
2017 (nr. 1: La Casa)
2016 (nr. 1: Hier)
2015 (nr. 1: The white people)
2014 (nr. 1: Blast 4)
2013 (nr. 1: Blast 3)
2012 (nr. 1: Habibi)

vrijdag 21 december 2018

De beste boeken van 2018 (die ik niet gelezen heb)



Eigenlijk kun je niet weten wat de beste boeken zijn die je ongelezen hebt gelaten. Het is inschattingswerk, nattevingerwerk, intuïtie, onderbuik- of voorhoofdsgevoel, kortom: het is op weinig gebaseerd.

Ik las recensies, beluisterde interviews, zag een paar omslagen. In sommige boeken kreeg ik zin, maar ik kocht ze niet en las ze dus niet. En soms vergat ik de boeken weer half. Maar voor dit lijstje heb ik ze uit het moeras van mijn geheugen gevist.

Dit werd het lijstje:
1. Ilja Leonard Pfeijffer, Grand Hotel Europa
2. Rob van Essen, De goede zoon
3.Marita Mathijsen, Een bezielde schavuit, Jacob van Lennep 1802 - 1868
4. Tomas Lieske, De vrolijke verrijzenis van Arago
5 Jan van Aken, De ommegang
6. Arnon Grunberg, Goede mannen
7. Lieve Joris, Terug naar Neerpelt
8. Hans Münstermann, De onderstroom
9. A.F.Th. van der Heijden, Mooi doodliggen
10.Hanneke Hendrix, Aswoensdag

Bij de beste romans van 2014 (zie hier de lijst) stond Ilja Leonard Pfeijffer bovenaan met La Superba. Na de lovende recensie van Grand Hotel Europa in NRC Handelsblad plofte het boek meteen aan de top van de lijst met boeken die ik wil gaan lezen.

De boeken van Rob van Essen en Marita Mathijssen worden alom geprezen. Van Van Essen heb ik al heel lang niets gelezen (Kwade dagen was het enige) en in Jacob van Lennep ben ik toch al geïnteresseerd, net als in de tijd waarin hij leefde. Goede redenen om de boeken hoog op de lijst te zetten.

Tomas Lieske is altijd interessant. Dat De vrolijke verrijzenis van Arago was verschenen, was mij geheel ontgaan, maar ik vertrouw er blind op dat het goed is. Zelfs de minder geslaagde boeken van zijn hand wil ik graag lezen.

Over Jan van Aken las ik veel goeds en ook een collega was enthousiast over De ommegang. Het is mooie historische roman, vernam ik.

Grunberg lees ik altijd met plezier. Lieve Joris hoorde ik in een interview en ik heb goede herinneringen aan Terug naar Kongo. Hans Münstermann is mij, net als bijvoorbeeld Lieske, nooit tegengevallen.

Bij Van der Heijden speelde schuldgevoel me parten. Van Van der Heijden heb ik best wat gelezen en ook van toen hij zich nog Canaponi noemde las ik zijn werk. Veel van die boeken vond ik goed. Ik geloof dat ik alleen over Asbestemming indertijd wat minder tevreden was. Toch heb ik veel van zijn romans ongelezen gelaten.

Kwaadschiks nam ik op in de lijst met beste boeken die ik niet las in 2016, De ochtendgave in die van 2015 en in 2013 noemde ik De helleveeg. Het voornemen was er steeds wel, maar na Tonio las ik niets meer van zijn hand.

Van Hanneke Hendrix las ik De verjaardagen. Misschien geen briljant boek, maar het is me toch bijgebleven: een aangename leeservaring. Over haar nieuwe boek sprak ze in een recent interview en daar heb ik een uur lang met plezier naar geluisterd.

Een lijstje moet beperkt blijven, dus er zijn altijd afvallers: Marente de Moor, Jaap Robben, Peter Terrin, Anna Enquist, Mirjam van Hengel met haar ongetwijfeld mooie boek over Campert, de biografie van Thorbecke (Remieg Aerts), het boek van Martine Bijl (Rinkeldekink). Ik sluit niet uit dat ik sommige daarvan toch meeneem als ik ze zie liggen. Bij Ik, J. Kessels van Thomése, weet ik dat bijna zeker.

We zullen zien. Mogelijk staan enkele van bovenstaande boeken volgend jaar in mijn lijst van wel gelezen boeken.


















De beste boeken van 2018 vind je hier.
Hier de lijst met de beste strips van 2018. Nr. 1: Burn-out dagboek van Maartje Hartjes.

donderdag 20 december 2018

Podcast: In mijn tijd - was 't beter



Soms grasduin ik wat in iTunes in het podcastaanbod, in de hoop iets tegen te komen waarvan ik nog niet eerder had gehoord. Ik download dan enkele afleveringen om te beoordelen of ik de rest wil horen.

Zo kwam ik ook terecht bij In mijn tijd - was 't beter. Ik viel wel over het apostrofje. Zonder dat hadden we een mooie, jambische titel gehad.

Vlaams

We hebben hier te maken met een Vlaamse podcast. Meestal is dat geen bezwaar. De taal die veel Nederlanders 'Vlaams' noemen, is meestal niet anders dan Nederlands met een Vlaamse tongval en soms een bijbehorende woordkeus. Dan wordt er niet gesproken over 'een jurkje met bloemetjes erop', maar 'een kleedje met bloemkes op'. Ik vind dat alleen maar prettig.

Maar in deze podcast wordt wel degelijk (aan het begin van elke aflevering) het Vlaamse dialect gesproken. Dat is (voor mij) moeilijk verstaanbaar, al heb ik wel enige ervaring met het Vlaams, doordat ik bijvoorbeeld luisterde naar het komische duo Gaston en Leo.

Nederlandse luisteraars moeten zich echter niet af laten schrikken door het Vlaams. Er is altijd wel iets uit op te maken en in elke aflevering is het grootste gedeelte in het Nederlands, met dat mooie Vlaamse sausje dus.

Formule

De formule is heerlijk helder. Aan vrouwen uit verschillende generaties wordt gevraagd wat hun ervaringen zijn op verschillende gebieden, bijvoorbeeld oorlog, daten, mode, rages, muziek, geloof, drugs, winkelen, tv. Een aflevering gaat over één onderwerp.

De oudste geïnterviewde is Godelieve, die geboren is in 1926. Daarna springen we over naar iemand uit 1956 en daarna komen jongere generaties aan de beurt. Je krijgt, door de chronologische volgorde, een beeld van de ontwikkeling in de loop der decennia.

Oja-gehalte

In mijn tijd - was 't beter is een heerlijke podcast. Veel dingen weet je wel (zo ongeveer), maar je geheugen wordt ook opgefrist. Zo was ik bijvoorbeeld helemaal vergeten dat er een tijd was (jaren tachtig) waarin meisjes in wielrenbroeken liepen. Dat geeft de podcast een hoog oja-gehalte.

Ook de geÏnterviewden vinden het leuk om samen herinneringen op te halen, wat de gesprekken enthousiast maakt. Dat maakt het luisteren prettig.

Door de podcast leer je bovendien over verschillen tussen Vlaanderen en Nederland. We kennen 'Johnny en Anita', in Vlaanderen heten die 'Johnny en Marina'. De wijde pijpen bij broeken heten in Vlaanderen 'olifantenpijpen', een prachtige benaming.

De podcast is meestal een half uurtje lang. Je kunt een aflevering dus gemakkelijk even snel tussendoor beluisteren.

Geen nieuwe afleveringen

Tot nu toe zijn er tien afleveringen, plus een bonusaflevering. Die is echter al van februari 2018, wat doet vrezen dat er geen nieuwe afleveringen meer zullen komen. Dat zou jammer zijn. Het lijkt me dat er nog genoeg onderwerpen zijn (telefoon, wielrennen, milieuzorg, misdaad, vervoer, gezondheidszorg, theater, huisdieren en nog veel meer) waaraan verschillende generaties verschillende herinneringen kunnen ophalen.

Hopelijk pakken de makers ooit de draad weer op. Tot die tijd kunnen we genieten van de al bestaande afleveringen.

dinsdag 18 december 2018

De beste boeken van 2018


December: lijstjestijd. Zoals gebruikelijk plaats ik hier de lijstjes van het jaar: de beste boeken die ik gelezen heb, de beste die ik niet gelezen heb en de beste strips. De poëzie sla ik dit jaar over. Te weinig bundels gelezen. Ben wel in enkele bundels begonnen, maar ik kom er niet doorheen. Het ligt ongetwijfeld aan mij.

Vorig jaar publiceerde ik een lijstje met de tien beste boeken die ik niet gelezen had. Dat is meestal een goed geheugensteuntje bij de aankoop van boeken. Het boek van Verbogt ligt intussen op de stapel met 'Te lezen', twee andere boeken staan in het lijstje met de beste boeken van dit jaar. Ze zijn van vorig jaar, maar ze horen tot dit leesjaar.

Ik heb de neiging om vooral recente boeken in die lijst op te nemen. Dus niet Het glinsterend pantser van Simon Vestdijk of Debielen en demonen van Willem Brakman en ook niet De samoerai van Shusaku Endo. Wel met plezier en bewondering gelezen, overigens.

Uiteindelijk kwam ik tot deze lijst:
1. Annet Schaap, Lampje (recensie)
2. Jan Vantoortelboom, Meester Mitraillette (recensie)
3. Nina Polak, Geluk is een groot woord (recensie)
4. Esther Gerritsen, De trooster (recensie)
5. K. Schippers, Straks komt het (recensie)
6. Tommy Wieringa, De heilige Rita (recensie)
7. Tjerk de Reus, Ad den Besten, deelbiografie 1923 - 1955 (recensie)
8. Peter Terrin, Monte Carlo (recensie)
9. Joris van Casteren, Het glas van Casanova (recensie)
10. Elly Biesters, Ongemakkelijke mensen (recensie)

De romans van Vantoortelboom en Terrin zijn van 2014, maar ik vond dat ik ze nog wel in mijn lijst mocht smokkelen. Het boek dat eigenlijk ook in mijn lijst had moeten staan, heel hoog, is het Burn-out dagboek van Maaike Hartjes, maar dat komt in de lijst met beste strips.

Enkele boeken vielen af, omdat ik me tot tien boeken moest beperken, maar ik genoot ook zeer van boeken als Raadselvader van Jolande Withuis, Heel de tijd van Leo Pleysier en Mazzel tov van Margot Vanderstraeten. En van het jeugdboek 67 seconden van Jason Reynolds.

In het lijstje is ook non-fictie opgenomen: de boeken van De Reus en Van Casteren. Omdat ik vond dat het toch overwegend een fictielijst moest blijven, vielen Oorlogsenthousiasme van Ewoud Kieft en Voedingsmythes van Martijn Katan af.

Vorig jaar stonden deze boeken in mijn lijstje met de beste boeken.
Ook toen stond er een wat ouder boek in de top drie: van Stefan Hertmans. De andere twee podiumplaatsen waren toen voor Maarten van der Graaf en Marjolijn van Heemstra.


De beste boeken van 2018 die ik niet gelezen heb, vind je hier
en hier de beste strips van 2018.

vrijdag 14 december 2018

Podcast: Oordop, een podcast over podcasts



Voor wie zich wil oriënteren op het aanbod aan podcasts is Oordop een mooi begin. Er zijn op het moment dat ik dit typ zeventien afleveringen beschikbaar. Daar kwam ik nog niet zo lang geleden achter en ik heb in enkele weken tijd ze alle zeventien beluisterd.

Dat is overigens geen straf, want Oordop luistert lekker weg en de afleveringen zijn ook niet zo lang: zo'n twintig minuten.

Interview

In elke aflevering is er een kort interview met een Vlaamse of Nederlandse podcastmaker. Het interview is in twee delen geknipt. Omdat een aflevering van Oordop niet zo lang is, is het interview ook vrij kort. Soms is dat lang genoeg, omdat je toch wel een indruk van de behandelde podcast krijgt, soms is de tijd echt aan de korte kant. Maar misschien maakt dat juist de nieuwsgierigheid naar de podcasts groter.

De nadruk ligt op podcasts uit Vlaanderen, wat niet zo vreemd is: dat is ook de thuisbasis van de podcastmakers. Veel van die podcasts (Relaas, Zwijgen is geen optie, Bob, Palaver, Iemand, Mijn gedacht, De bende van het boek) waren mij bekend en over sommige zal ik zeker nog eens schrijven. Andere (Filmenzo, Vuile lakens, Oordeur, Check Dees, De volksjury) kende ik niet en soms zelfs niet van naam.

Podclash

Elke aflevering begint met een 'Podclash': twee podcasts worden met elkaar vergeleken. Soms wordt er een voorkeur voor een van de twee uitgesproken, soms worden alleen maar typeringen gegeven. We krijgen fragmentjes te horen, zodat we ons nog beter een beeld kunnen vormen.

Er werden bijvoorbeeld twee podcasts over bier genoemd: Strange Brews en The Beerists Podcast. Bij de laatste worden steeds vijf biertjes geproefd en aan het eind van het uur is dat ook duidelijk aan de proevers te merken. Tenminste in het fragment dat we konden horen. Het klonk gezellig.

Veel van de behandelde podcasts zijn Amerikaans. Daar is het aanbod zo groot, dat het goed is dat er af en toe iemand tips geeft.

Dr. Pod

Het interview wordt onderbroken door Dr. Pod, die een vraag van een luisteraar behandelt. Meestal vraagt zo'n luisteraar om tips: podcasts in het Frans, over poëzie, over moeders, audiowandelingen.  Soms ook zijn het technische vragen, bijvoorbeeld 'Wat heb je nodig om een podcast te maken?' De tips behelzen vaak zowel Nederlandstalige als Engelstalige podcasts.

Aan het eind van het interview wordt de gast gevraagd om nog wat tips te noemen, podcast die de podcastmaker zelf beluistert. Ook daarbij worden zowel Engelstalige als Nederlandstalige voorbeelden genoemd. Zeker als een podcast vaker wordt genoemd (This American Life, Heavyweight) krijg je toch de neiging die eens op te zoeken.

Makers

Over de makers kan ik niet zo veel vinden. Voor zover ik weet, zijn het studenten uit Gent, maar corrigeer me gerust als dat niet klopt. Ze doen de presentatie ontspannen en stellen goede vragen. Ik hou erg van Nederlands met een Vlaamse tongval, dus ik luister bij voorbaat al met enige sympathie. De mix van zaken die nieuw zijn en podcasts die je herkent is aangenaam. Wel speelt er tijdens de gesprekken steeds een achtergrondmuziekje. Dat had van mij achterwege gelaten mogen worden.

Mijn ervaring is dat er zoveel interessante podcasts zijn, dat het ook wel eens ontmoedigend kan zijn: je kunt nu eenmaal niet alles beluisteren. Maar wie nog tijd over heeft, zal waarschijnlijk in Oordop een aangename gids in podcastland vinden.

donderdag 13 december 2018

Familieziek (Peter van Dongen)


De Stripschapprijs heeft aardig wat aanzien. Het is alleen de eer, want een bedrag is er niet aan verbonden, maar het is voor een stripmaker mooi als hij in het rijtje prijswinnaars terechtkomt. Dit voorjaar viel die eer Peter van Dongen te beurt.

Het was goed voor de verkoop van zijn werk. Familieziek, Van Dongens verstripping van de gelijknamige roman van Adriaan van Dis had al snel een volgende druk nodig. Deze graphic novel kwam eind 2017 uit. Indertijd heb ik er niet over geschreven. Dat maak ik bij dezen (een beetje) goed.

Van Dongen is al jaren een grote naam, voornamelijk gebaseerd op het tweedelige Rampokan (2004/2006). Over Drie dagen in Rio was de pers minder eenstemmig positief. In 2014 verscheen Weg uit Indië. Dit jaar trok hij de aandacht met een album van Blake and Mortimer in samenwerking met Teun Berserik.

Indertijd ging Rampokan aan mij voorbij: te veel met andere dingen bezig dan met strips. Wel las ik er het een en ander over. De tekeningen die ik zag, deden mij denken aan die van Joost Veerkamp, die ik in mijn jeugd in Vrij Nederland zag. Misschien ook vanwege het onderwerp: ik herinnerde me de afbeelding 'Javaanse jongens'.

Klassieke stijl

Van Dongen hanteert een klassieke, heldere tekenstijl: de lijnen altijd even dik, weinig kleurnuances, realistische weergave. Technisch is het tekenwerk uitstekend en het klassieke past goed bij het onderwerp: Indische Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog in Nederland moesten zien te aarden.

Het jongetje dat de hoofdpersoon is in Familieziek houdt zich staande door figuren te fantaseren: een 'schaduwbroer' en een 'spiegelpiloot'. Zo vlucht hij in zijn hoofd, als de omgeving hem te hard valt. Het gezin woont in het Koloniehuis, samen met andere gezinnen. De man in het gezin, meneer Java, is getraumatiseerd en dat is voor iedereen zwaar.

De situatie van de hoofdpersoon, de jongen, de poetser, is goed opgeroepen door Van Dongen. Eenduidigheid is 'gemakkelijk' weer te geven, maar veel dingen in Familieziek zijn juist niet eenduidig, zoals de verhouding tussen de jongen en meneer Java. Meneer Java kan hard en zelfs gewelddadig tegen de jongen zijn, maar die heeft ook sympathie en misschien zelfs bewondering voor hem. Dat dubbele komt goed over bij de lezer.

Mooie oplossingen

Bovendien kiest Van Dongen verschillende keren mooie oplossingen: Meneer Java kijkt uit het raam als de dochters en zijn vrouw het huis verlaten, maar eigenlijk ziet hij hen niet. Moeiteloos wordt de lezer meegenomen van het raam in de kustplaats in Nederland, naar een veranda in Nederlands-Indië. We zien het uitzicht dat meneer Java in zijn hoofd heeft.

Als de buurt klaagt over de swingende jazzmuziek die te hard staat in het Koloniehuis, zien we Glenn Miller die afwacht, met de trombone uit zijn mond. De twee voorbeelden zijn daarom zo goed getroffen omdat ze direct te maken hebben met het thema van het boek: dat er een wereld binnen het hoofd, in de verbeelding, is en een wereld daarbuiten. Die binnenwereld is misschien zelfs het belangrijkst.

Verder geeft het verhaal een goed beeld van de positie van de Indische Nederlanders in Nederland: ze horen er niet echt bij en voor zoiets als een trauma is geen begrip. De oorlog? Die is toch voorbij?

Nergens bij horen

De jongen heeft bovendien de moeilijkheid dat hij ook niet bij de Indische wereld hoort. Tussen de Indische mensen is hij degene met een witte huid. Zoals Van Dis schreef over de hoofdpersoon in zijn debuut Nathan Sid: Nathan was er wel gemaakt, maar niet geboren. Tussen de Nederlanders is de jongen Indisch, tussen de Indische mensen is hij Nederlander. Hij zal in zijn eentje zijn weg moeten zoeken.

Het is altijd lastig om de verstripping van een roman te lezen als een zelfstandig boek, terwijl de oorspronkelijke roman bij het lezen in je hoofd ziet. Maar Peter van Dongen heeft van Familieziek wel echt zijn eigen boek gemaakt, met veel respect voor het werk van Adriaan van Dis.

Nostalgie

De verhaallijn is helder, zodat je goed kunt doorlezen. Dat is altijd prettig voor een eerste lezing. Bij een tweede lezing vallen de details in de tekeningen meer op. Ik vroeg mij af hoe nostalgisch Familieziek is. Voor mijn gevoel wel een beetje, maar misschien komt dat doordat ik een sentimentele oude man ben. Alleen al het zien van zo'n gebouw als het Koloniehuis doet mij goed. Waarschijnlijk omdat de bouwstijl mij herinnert aan gebouwen die ik in mijn jeugd zag.

Ook het verhaal heeft nostalgische trekken: omdat het leven in Nederland hard is, wordt het leven in Nederlands-Indië verheerlijkt. Soms zijn het de mooie herinneringen, die plotseling opkomen, soms wordt erover gefantaseerd. De jongen kent het land immers alleen uit de verhalen.

Nostalgie heeft de neiging een zoetheid aan een boek te geven. Dat is alleen te verteren als er ook een andere kant is. Die is hier zeker. Net als de verbeelding is de nostalgie een mogelijkheid om te ontsnappen aan de werkelijkheid.

Eigenlijk wordt in Familieziek de kiem getoond van het schrijverschap van Adriaan van Dis (als we even zo vrij mogen zijn om 'de jongen' gelijk te stellen aan de schrijver. Ook in Nathan Sid zagen we al dat Nathan zich verkleedde als piloot, om op die manier de rest van het gezin te vermaken. Ook  toen al wendde hij zich tot de fictie, zou je kunnen zeggen.

Uiteindelijk heeft dat een fors oeuvre aan romans en verhalen opgeleverd. Dat dat werk aansluit bij Van Dongen ligt voor de hand: ook hij put uit zijn persoonlijke geschiedenis, door in de onderwerpkeuze dicht bij zijn Indische roots te blijven. Dat zal hem geholpen hebben om met betrokkenheid dit verhaal in tekeningen te vertellen.

Familieziek toont aan dat Van Dongen terecht in het rijtje met grote stripmakers is opgenomen.



Familieziek is verschenen bij uitgeverij Scratch.

woensdag 12 december 2018

Hazes, de stripbiografie (De Vries / Westervoorde)




Een liefhebber van de muziek van André Hazes ben ik nooit geweest, al ben ik er natuurlijk wel aan blootgesteld geweest en van sommige liedjes (her)ken ik dan ook stukjes tekst. In 1995 verscheen de documentaire Zij gelooft in mij en dat vond ik een ontroerend portret. Wat ook het oordeel over zijn werk moge zijn, dat hij een fenomeen was, kan niet ontkend worden.

Aan de muziek van André Hazes en aan zijn persoon is na zijn dood (2004) op verschillende manieren aandacht besteed en in de Top-2000 van 2018 komt hij maar liefst tien keer voor. Waarschijnlijk is zo'n beetje alles over het leven van Hazes intussen bekend.

Je zou kunnen zeggen dat een stripbiografie niets meer toe kan voegen aan wat we al weten. Maar de makers geven in het eerste deel (Bloed, 2016) aan dat zij er alle informatie in willen samenballen. Het tweede deel, Zweet, verscheen onlangs. Het scenario is van Jan-Willem de Vries, de tekeningen zijn van Ben Westervoorde.

Bloed

Deel 1 beslaat de periode 1951 - 1976, het jaar dat Hazes zijn eerste hit had, Eenzame Kerst. Het is in de loop der jaren een bekend nummer gebleven en daarom is het ook extra storend dat in de strip de tekst niet exact wordt weergegeven.

In dat eerste deel zijn wel meer smetjes te signaleren. De kleine André is bijvoorbeeld in een kruidenierszaak en wijst een pak op een schap aan. De kruidenier vraagt: 'Bedoel je de pannekoekenmix?' De man moet een vooruitziende blik hebben gehad: pannenkoekmix bestond nog niet in die tijd.

In de tekst achter in het eerste deel worden de makers voorgesteld. Van de tekenaar wordt gezegd dat hij 'met een kritische, romantische en nuchtere blik' kijkt naar het leven van Hazes. Hm. In de toelichtende tekst staan meer dubieusheden op taalgebied. Bijvoorbeeld dat Hazes moeilijke gesprekken 'vermijdde'.

De pagina's waarop duidelijk gemaakt wordt hoe de tekenaar de stap(pen) van scenario naar eindproduct heeft gezet, zijn overigens wel interessant. We krijgen hierin een kijkje in de keuken van de striptekenaar.

Heldere verteltrant

Het goede van Hazes, de stripbiografie is de heldere verteltrant. Overal is de verhaallijn duidelijk. Hier en daar is er tekstueel wel een aanmerking te maken. Er glipt wel eens een zin door als 'Doe niet alsof je die kinderen iets interesseert!'

De verkoop van het plaatje De vlieger valt tegen. Enkele pagina's verder lezen we: 'Na een tijdje neemt zijn succes weer af'. Dat schrijf je niet na een tegenvaller. Het zijn slordigheden die vermeden hadden kunnen worden.

Zoals gezegd: de verhaallijn is helder. De tekeningen zijn dat ook en dat past bij de eenvoudige teksten en de muziek van Hazes. Soms snapte ik de keus van de tekenaar niet. Zo zijn de eerste twee partners van André, Annie en Ellen, qua uiterlijk niet uit elkaar te houden. Zou hij daarmee willen zeggen dat de partners inwisselbaar waren?

De biografie zal drie delen gaan beslaan, zodat we uiteindelijk Bloed, Zweet en Tranen naast elkaar in de kast kunnen zetten. Je zou kunnen bedenken dat deel 1 over het 'bloed', de afkomst, gaat en deel 2 over het zweet, het harde werk, maar misschien moeten we niet zo diep willen zoeken.

Afstand

De twee delen geven een aardig beeld van het leven van een man met een talent, die moest leren omgaan met het leven waarin hij terechtgekomen was. Voor de Hazesfans zal alle informatie wel welkom zijn, voor anderen is de serie van drie minder interessant. Weliswaar krijgen we een aardig beeld van de persoon Hazes en zijn carrière, maar we blijven als lezer ook een beetje op afstand. Echt aangrijpend wordt het nergens.

De muziek van Hazes leeft nog, ondanks de niet altijd geslaagde teksten. Blijkbaar wist hij bij mensen iets te raken. In tijden van voetbalgekte zullen mensen nog wel een tijdje zingen dat ze van Oranje houden 'om zijn daden en zijn doen', zonder zich af te vragen wat het verschil tussen die twee is.

Het leven van zo'n volksheld kan keer op keer verteld worden en daar zal ook wel publiek voor zijn. De strip is een genre waarin dat bij Hazes nog niet gebeurd was. Tot nu toe. We wachten het derde deel af. Dan kan bij de liefhebbers de complete serie in de boekenkast.




Titel: Hazes, de stripbiografie
Delen: Deel 1, Bloed (1951 -1976), Deel 2, Zweet (1977 - 1990)
Scenario: Jan-Willem de Vries
Tekeningen: Ben Westervoorde
Uitgever: Silvester Strips,
Den Bosch 2018, 80 blz. hardcover
€ 19,95 per deel. Twee delen samen voor € 35,- (voordeelactie)

dinsdag 11 december 2018

Burn-out dagboek (Maaike Hartjes)



‘Van de ene op de andere dag kon ik niets meer. Dus deed ik wat ik altijd deed: ik zette mezelf aan ‘t werk. Ik ging een dagboek tekenen.’ Dat lezen we op een binnenflap van het Burn-out dagboek van Maaike Hartjes.

Maaike Hartjes is een geprezen en gelauwerd striptekenaar (of mogen we nog ‘striptekenares’ zeggen?). In 2016 kreeg ze bijvoorbeeld De Stripschapprijs, een prijs waar nog altijd niet een fiks bedrag aan vastzit. Al jaren daarvoor was haar naam in de jury genoemd, maar toen ging de prijs aan haar neus voorbij.

Hartjes tekent onder andere 'live' cartoons bij congressen en soortgelijke bijeenkomsten. Na een wel heel lastige klus stortte ze in. Ze werd gedwongen haar agenda leeg te maken om de zaken weer op een rijtje te krijgen. Wel tekende ze steeds in haar dagboek en dat resulteerde in het Burn-out dagboek, dat in april van dit jaar verscheen.

Daar had ik natuurlijk al lang over moeten schrijven, maar misschien is het goed om er nu, na de eerste publiciteitsgolf, aandacht voor te vragen. Het is namelijk een erg mooi boek.

Tekeningen, tekst, collage

De bladzijden van het boek zijn bruin en doen mij denken aan bruin karton. Daarop is getekend, geschreven, geplakt. Hartjes heeft veel gewerkt met gedecoreerd tape, dat ze soms gebruikt om een pagina wat op te halen, of om de indeling nadrukkelijker te maken, maar vaker nog om erop te schrijven, in het van haar bekende handschrift: een toonbeeld van helderheid.

Als bladerboek is Burn-out dagboek al beeldschoon. Achter in het boek, als het dagboek al zo ongeveer klaar is, zien we Maaike (ik laat vanwege het autobiografische karakter personage en auteur maar even samenvallen) met het dagboek naar de uitgever gaan, bang dat het geheel rommelig zal overkomen. De uitgever vindt het prachtig en we kunnen alleen maar concluderen dat die dat goed heeft gezien.

Op de bruine ondergrond zijn labeltjes, gescheurde stukken papier, systeemkaarten, post-it’s, delen van landkaarten, stukken van een belastingenvelop, grafiekpapier, labels, en nog veel meer geplakt. Die zijn weer beschreven en betekend. Het geeft een mooi vreemd effect. Als het niet zo paradoxaal zou klinken, zou je zeggen dat je de indruk krijgt van ‘bewerkte ready-mades’.

Het lappendekeneffect geeft ook goed weer hoe de hoofdpersoon zich in een groot deel van het boek voelt: druk bezig met de dingen die zich opdoen, van moment tot moment, van dag tot dag er het beste van makend. Juist deze vorm vraagt de aandacht voor de afzonderlijke momenten.

Grote lijn

Langzaam begint Hartjes de grote lijn te ontdekken: het geen maat kunnen houden in het aannemen van opdrachten, het geen ‘nee’ durven zeggen, het bang zijn anderen voor het hoofd te stoten of teleur te stellen en daarbij te weinig aan zichzelf te denken. Ze heeft de tijd van de burn-out nodig gehad om te leren wat haar valkuilen zijn en hoe ze die kan vermijden.

Achteraf zegt ze dan ook dat ze blij is geweest dat ze een burn-out heeft gehad en ze weet ook hoe zoetsappig dat kan klinken. Daarom heeft ze er in grote letters ‘Megacliché’ bij geschreven.

Geen lezer die zo’n cliché erg vindt, vooral ook omdat het boek van Hartjes helemaal niet clichématig is. We hebben haar gevolgd op haar zoektocht, tijdens haar vallen, opstaan, weer struikelen, een tijdje blijven liggen, maar vooral toch weer doorgaan.

Scherpe observaties

Hartjes is, wellicht mede doordat ze het dagboek bijhield, een scherp observator van zichzelf. Dat was ze natuurlijk al in haar werk, waarin vaak haar eigen leven, haar eigen wederwaardigheden, uitgangspunt was/waren.

Ik vermoed dat wat Hartjes heeft meegemaakt een bredere geldigheid heeft. Elke burn-out zal wel persoonlijk zijn, maar er zullen ook kenmerken zijn die de individuele burn-out overstijgen. Ik kan me voorstellen dat iemand die opgebrand op de bank zit, gemakkelijk dingen herkent in het dagboek en ik kan me ook voorstellen dat een dergelijke lezer iets aan het boek heeft.

Maar Burn-out dagboek is niet in de eerste plaats een therapeutisch werk. Het is kunst en sommigen zullen het boek misschien wel literair noemen. In ieder geval is het een boek dat de oppervlakte beschrijft (de gebeurtenissen), maar dat daarna steeds peilt wat onder die oppervlakte zit. Een boek vol vragen, waarop mogelijke antwoorden gegeven worden, maar ook die antwoorden staan weer ter discussie. Al vragend en zoekend voert Hartjes zichzelf tot inzichten.

Het is een mooi zelfportret geworden en ongetwijfeld is het een van de betere strips die ik dit jaar heb gelezen. Ook over dat woord ‘strip’ kun je discussiëren. Dat doe ik hier maar even niet.

Milde nietsontziendheid

Ik weet niet of het mij helemaal duidelijk is waarom het boek zoveel indruk op mij heeft gemaakt. Als ik die vraag wil beantwoorden, kom ik waarschijnlijk toch weer uit bij een paradox: milde nietsontziendheid. Hartjes is nietsontziend tegenover zichzelf, maar er blijft ook altijd iets milds in haar, ook tegenover anderen, ondanks de boosheid die anderen soms oproepen. Het zal de aard wel zijn. Die is dan in ieder geval aangenaam.

Burn-out dagboek is een zeer menselijk boek. Maar het is ook esthetisch, origineel van vorm, mooi van stijl en dosering. Het verdient een hele rits bollen of sterren. Topboek!



Burn-out dagboek is verschenen bij Nijgh en Van Ditmar. 

maandag 10 december 2018

Nils deel 1: De Elementalen (Hamon/Carrion)


Achter op het eerste deel van de strip Nils zien we dat het complete verhaal drie delen zal beslaan. Het eerste is nu uit: De Elementalen. Het scenario is geschreven door Jerôme Hamon, de tekeningen zijn van Antoine Carrion.

Het verhaal begint in een sombere wereld: een eenvoudige dorpsgemeenschap, waarin de landbouw een belangrijk middel tot levensonderhoud is. De mensen wonen in rietgedekte vakwerkhuizen en lijken te leven met de natuur. Technologische ontwikkeling staat op een laag pitje.  De inkleuring zorgt voor een wat mistroostige sfeer: veel donkere blauwen en bruinen.

Vervloekte grond

De dorpsgemeenschap maakt zich zorgen: de zaden ontkiemen niet. Het lijkt alsof de grond vervloekt is. Jonah, die de mensen naar deze plek geleid heeft, gaat uitzoeken wat er aan de hand is. Hij zal zijn zoon Nils meenemen. Nils is een avontuurlijke jongen, die vooral meegaat omdat hij een valk denkt te krijgen.

Jonah en Nils gaan op pad, reizend naar een streek die nog wel vruchtbaar is. Ze bereiken een wonderlijk lichtgekleurd plantje, een toonbeeld van vitaliteit. Er blijkt meer wonderlijks te zijn: kleine, lichtgevende mensachtige figuurtjes, die eruitzien als kleine wandelende neonbuisjes.

Natuurgeesten

Dat was waarschijnlijk het moment dat ik het verhaal minder serieus begon te nemen. De figuurtjes  blijken natuurgeesten te zijn, die yôkai worden genoemd. Maar ze zien er vreemd genoeg wel mensachtig uit, met armpjes en beentjes, zij het sterk vereenvoudigd. Waarom ze er zo uitzien is niet duidelijk. De vorm lijkt geen functie te hebben.

Nils is degene die ze duidt en Jonah zegt: 'Deze vreemde wezentjes bestaan waarschijnlijk al langer dan onze legendes. Het is aanneembaar dat onze voorouders zich door hen lieten inspireren.'

Voor we het weten, zitten we in een wereld waarin de goden kunnen ingrijpen, en we krijgen wijsheden als: 'Alle wezens hebben twee dingen nodig om te groeien: organische materie en een bewustzijn.' De natuurgeesten zijn de elementalen die voor het bewustzijn moeten zorgen. Zonder hen dus geen groei. En ze zijn in hoog tempo aan het verdwijnen. Het vijandige rijk Cyan is de grote boosdoener.

Nils blijkt, in een soort droom, contact te hebben met een andere werkelijkheid. Hij zal dus degene zijn van wie we het moeten verwachten. Hij heeft namelijk een blik geworpen op Ygdrasil, de boom des levens. 

Prekerig

Op de uitvoering van Nils is niet zoveel aan te merken: hardcover, aardige tekeningen van Carrion. Maar het soort verhaal is niet zo aan mij besteed. Achter op het album wordt het verhaal 'een sprankelende ecologische saga' genoemd, maar dat is juist wat ik erop tegen heb: het is me te prekerig. Steeds heb je het idee dat de schrijver eigenlijk iets over deze tijd wil zeggen en over het feit dat we op moeten passen dat we niet de ondergang van ons milieu bewerkstelligen. 

Ik gebruik niet voor niets het woord 'prekerig': er lijkt een bijna religieuze overtuiging achter het verhaal schuil te gaan, die me op het ene moment doet gapen en op het andere moment jeuk bezorgt. Het gevolg van zo'n insteek is namelijk dat je nogal duidelijk de tweedeling deugers/niet-deugers krijgt. De deugers zijn natuurlijk wel mensen, maar er hangt ook iets heiligs om hen heen. Het zijn de verzetsstrijders op wie je eigenlijk geen kritiek kunt hebben. 

We kunnen alleen maar meeleven met de deugers, waardoor we zelf natuurlijk ook een beetje goede mensen worden. Heel aangenaam voor de lezer, maar niet zo spannend. Ik heb liever een strip die me uit het lood slaat, dan een strip waarin ik veilig kan meeleven. 

Dat wil misschien niet zeggen dat Nils een slechte strip is, maar wel dat Nils een strip is voor andere lezers dan ik. 

Serie: Nils
Titel: Deel 1, De Elementalen
Scenario: Jerôme Hamon
Tekeningen: Antoine Carrion
Uitgever: Silvester Strips
Den Bosch 2018; hardcover, 56 blz. € 16,95


vrijdag 7 december 2018

Podcast: De Poëziepodcast



Er zijn meer podcasts dan men kan beluisteren. En dan heb ik het alleen nog maar over de podcasts in de Nederlandse taal. Ik volg er aardig wat en sommige andere podcasts heb ik geprobeerd. Soms ben ik al snel gestopt.

Bij De man met de microfoon ging de eerste aflevering over het maken van een podcast. Ik redde het niet de hele uitzending af te luisteren. Toen ben ik meteen afgehaakt, al heb ik later veel goeds over deze podcast gehoord. Ook De bende van het boek beviel mij niet. Te veel geklets over thee en taart tussendoor, te weinig over het boek. Er zullen ongetwijfeld mensen die het gezellig vinden, maar na enkele afleveringen heb ik mijn abonnement opgezegd.

Poëziepodcast

Van gedichten heb ik altijd gehouden, al kom ik nu te weinig aan het lezen ervan toe. Daarom begon ik ook met interesse aan De Poëziepodcast. Deze podcast wordt mogelijk gemaakt door Vrij Nederland en de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam. Presentator Daan Doesborgh.

Dat is wel wennen. Van sommige mensen wordt wel gezegd: je hebt een kop voor de radio. Bij Doesborgh zou je kunnen zeggen: je hebt een stem voor de stomme film. Doesborghs stem doet vermoeden dat hij een chronische keelontsteking heeft. Zijn stem is hees en slaat over. Zoals gezegd, dat is wennen.

Maar na een tijdje valt het niet meer op of niet meer zo erg op. En Doesborgh kan wel goed een gesprek voeren, zodat je graag door blijft luisteren.

Formule

Er zijn enkele afleveringen die qua opzet iets afwijken, maar gemiddeld genomen ziet een aflevering er als volgt uit: Doesborgh praat met een dichter (vaak ten aanhoren van een publiek). De dichter heeft twee gedichten bij zich: een van een ander en een van zichzelf.

De dichter leest een gedicht voor, presentator en dichter praten erover, zodat de luisteraar meer inzicht in het gedicht heeft en daarna wordt het gedicht nog een keer voorgelezen. Zo gaat het ook met het tweede gedicht.

Het is een simpele formule, die goed werkt. Altijd pik je door het gesprek het een en ander op en verdiept zich het inzicht in het gedicht. Als de dichter over het eigen gedicht praat, wordt ook iets duidelijk over het maakproces, over de keuzes die gemaakt moesten worden, over de drijfveren.

Goed interviewer

Daarbij komt dat Doesborgh een goed interviewer is. Hij heeft verstand van poëzie. In de gesprekken merk je dat hij nauwkeurig leest en luistert. Nu ik een zoekmachine op zijn naam heb losgelaten, weet ik dat hij dichter is. Dat wist ik hiervoor niet.

Verder is de interviewer echt geïnteresseerd in de antwoorden. Hij stelt geen vragen waarop hij al stiekem het antwoord weet en hij wil zo nauwkeurig mogelijk formuleren wat hij wil weten. Soms herformuleert hij het antwoord van de dichter om te controleren of hij nu echt begrepen heeft wat die hem wil zeggen. De concentratie in het gesprek is groot.

Doesborgh houdt het gesprek licht, door de ironie, de grapjes soms. Maar dat gaat niet ten koste van de diepgang. De aandacht blijft steeds bij het gedicht en er wordt niet te veel over andere dingen gekletst (zoals bijvoorbeeld wel gebeurt bij De bende van het boek, die ik al noemde). De sfeer in het gesprek is altijd goed. En altijd krijgt Doesborgh de dichter zo ver, dat die nadenkt over wat haar of hem gevraagd wordt, waardoor er een echt antwoord komt.

Ongedwongen

Of er een voorgesprek is geweest, is mij niet duidelijk. De indruk is dat het gesprek redelijk spontaan is. De dichter gaat zitten, enkele inleidende zinnen, het gedicht wordt voorgelezen en we zijn begonnen. De rest rolt wel.

Eerlijk gezegd heeft De Poëziepodcast mij nog niet zo ver gekregen dat ik naar de boekhandel ben gerend om een bundel te kopen. Maar dat ligt niet aan de podcast, denk ik.

Of er veel poëziepodcasts zijn, weet ik niet. Dit is de enige Nederlandstalige die ik ken. In het Engels zijn er veel meer. Kijk bijvoorbeeld hier. Gedichten kennen een orale traditie en zeker met de opkomst van de 'poetry slams' is poëzie weer meer om te horen geworden en niet alleen om te lezen.

Mogelijkheden genoeg

Poëzie is dan ook heel geschikt voor een podcast. De beperkte omvang van een gedicht zorgt ervoor dat je het voorgelezene kunt bevatten en onthouden. Eigenlijk vreemd dat er niet meer gedichtenpodcasts zijn. Mogelijkheden zijn er genoeg: gedichten uit een bepaalde periode voorlezen, met een inleiding erbij; gedichten van een bepaalde dichter voorlezen, met een introductie in het oeuvre van de dichter; gedichten over een bepaald thema; een poëziebattle, compleet met stemronde; een gedicht voorgelezen door drie verschillende mensen. Laat ze maar komen, die podcasts!


O ja, nog even over De bende van het boek: dat is een gezellige podcast, hoor en de meiden zijn enthousiaste lezers. Maar het is niet een podcast voor mij. Maar wie proberen wil: klik hier. Ik heb de podcast al een tijdje niet meer gevolgd, dus wie weet hoe die zich ontwikkeld heeft.

donderdag 6 december 2018

Raadselvader (Jolande Withuis)


De namen van Berry Withuis en Jolande Withuis kende ik afzonderlijk van elkaar en het heeft lang geduurd voor ik ze met elkaar in verband bracht. Jolande Withuis kende ik (van naam, tenminste) van gaar boek over Juliana, van andere historische zaken waarover ik haar, waarschijnlijk bij het radioprogramma OVT, hoorde en van een aflevering van Zomergasten waarbij ze zich niet goed voelde.

Berry Withuis (1920 - 2009) kende ik uit de schaakwereld: toen ik in de jaren tachtig jeugdleider was op een schaakclub gaf ik les uit het boek Jeugdschaak waarvan hij de auteur was. Verder kocht ik in de jaren zeventig een stel schaakboeken over Nederlandse kampioenschappen. Die waren door Withuis samengesteld. Ze moeten nog ergens in een doos bewaard zijn. Voor zover ik weet, heb ik die nooit weggegooid.

Communist

Berry is dus de vader van Jolande. Berry Withuis was communist. Dat heb ik ooit gehoord in een interview met Jolande Withuis. Waarschijnlijk was dat bij het marathoninterview in 2017. Ik heb indertijd met verbazing naar sommige passages geluisterd.

Vlak na de oorlog (ja, de Tweede Wereldoorlog) hadden de communisten veel goodwill in Nederland. De Russen hadden ons land immers mede bevrijd. De oplage van de communistische krant De Waarheid was hoog. In september 1945 was die bijna 350.000. (zie hier).

Dat werd compleet anders na 1956, de inval in Hongarije. Ik schreef ooit over het kinderboek Barendje en het Hongaartje, dat over Hongaarse vluchtelingen gaat. Er waren in Amsterdam anti-communistische rellen, die ook nog een rol spelen in de roman De aanslag van Harry Mulisch. Jolande Withuis vertelde in het interview over een onderwijzer die een jongen uit een communistisch gezin met zulk geweld door de gang van de school smeet, dat diens arm brak. Niet omdat de jongen vervelend was, maar omdat hij uit een communistisch gezin kwam. Er kraaide geen haan naar het gedrag van de meester.

Vatersuche

In haar boek Raadselvader gaat Jolande Withuis op zoek naar haar vader. Ten eerste naar wat er in diens leven gebeurd is, want over veel dingen sprak hij niet. Maar vooral wil ze weten wie hij nu was en wat hem nu dreef. Door de geschiedenis van Berry te reconstrueren, geeft ze ons ook een beeld van de grotere geschiedenis: de geschiedenis van het communisme in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.

Jolande Withuis is wel lid geweest van de CPN (Communistische Partij Nederland), maar op een gegeven moment heeft ze afstand genomen van het gedachtegoed en kwam ze daar kritisch tegenover te staan. Maar ze is er wel mee opgegroeid en ze kan nog goed inleven in mensen die indertijd opgroeiden in deze overtuiging.

Altijd op je hoede

Eigenlijk moest iemand uit een communistisch gezin altijd op zijn hoede zijn: er werd op je gelet. Er waren mensen die De Waarheid dan ook lieten bezorgen in een neutrale bruine envelop. Dat die alertheid niet voor niets was, bleek toen Jolande Withuis het dossier dat de BVD over het gezin Withuis had aangelegd mocht inzien. Er was heel veel over Berry bekend.

Berry Withuis is getekend door twee oorlogen: de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. Berry werd tewerkgesteld in Duitsland, wat ook een gelegenheid was om spionage uit te voeren bij de vijand. Een tante van Jolande verklaarde over Berry na zijn terugkeer: 'Het was na de oorlog onze Berendje niet meer. Het gezellige was eraf.'

De Koude Oorlog bestond vooral uit twee machtsblokken die tegenover elkaar stonden, waarbij het overgrote deel van Nederland aan de ene kant stond en alles wat communistisch was aan de andere kant. Bij de rellen in 1956, waarbij het gebouw Felix Meritis werd bestormd werd dat al heel duidelijk.

Onbeantwoorde vragen

Het was in zo'n gespannen situatie beter om niet het achterste van je tong te laten zien. Ook binnen de  partij waren spanningen en tegenstellingen en ook daar werd soms een machtsstrijd gevoerd. Het gevolg was dat Jolande een vader had die veel dingen niet vertelde. Ze vroeg er ook niet naar, omdat ze voelde dat ze er niet naar kon vragen. De vragen stelt ze nu, na zijn dood, en ze formuleert mogelijke antwoorden.

Ze komt tot de conclusie dat haar vader ook na de oorlog nog in de illegaliteit leefde. 'De oorlog was nooit voorbij en de wereld bleef lang onveilig.'

Veel dingen die ze vertelt over communisten wist ik niet of niet meer zo goed. Dat er bijvoorbeeld een beroepsverbod werd ingesteld waardoor de communisten werden uitgesloten van functies in overheidsdienst. En passant zien we de geschiedenis voorbijkomen.

Schaakjournalist

Berry werkte bij De Waarheid. Later stapte hij over naar het schaken. Hij schaakte zelf op hoofdklasseniveau en gaf veel simultaanseances. Bij allerlei toernooien verzorgde hij de dagbulletins en de toernooiboeken en in verschillende kranten deed hij verslag van schaakevenementen. Dat heeft hij lang volgehouden.

Met veel liefde schrijft Jolande Withuis over haar vader. Ze heeft voor sommige kanten van zijn karakter bewondering en ze wil hem graag naderen. Tegelijkertijd erkent ze dat hij altijd een vader op afstand is geweest, zeker nadat Jolande zich vijand van de partij toonde. In het gezin was weinig ruimte voor emoties en genegenheid: 'De hond was het enige levende wezen bij ons thuis dat werd aangeraakt.' Naast de liefde is er ook het besef dat vader nooit een werkelijke poging heeft gedaan die afstand te overbruggen.

'Zutphen' werd in de beleving van Jolande Withuis een prettige plaats, die paradijselijke trekken vertoonde: een plaats waar je niet op je hoede hoefde te zijn. Berry kwam daarvandaan en Jolande kon er altijd uit logeren bij oma of andere familieleden. Op hogere leeftijd zou Berry de cirkel rondmaken door weer in Zutphen te gaan wonen.

Het duivelse schaken

Berry kwam uit een godsdienstig gezin met strenge regels. Op zondag ging men ter kerke en las men stichtelijke lectuur. Alle spellen waren zondig, dus ook het schaken. Alleen dammen en domino  waren toegestaan. Berry's vader overleed aan een hersentumor, wat volgens Berry's moeder door het duivelse schaken kwam. Berry verklaarde niet meer in God te zullen geloven als zijn vader toch zou overlijden, ondanks zijn vurige gebeden. Zo is het ook gebeurd.

Withuis kon tegendraads zijn en hard tegen anderen ingaan. Zijn dochter ziet dat als hun grootste verschil: hij was een rebel, zij onderwierp zich. Beiden kwamen ze ermee in de problemen. Berry met de wereld om hem heen, Jolande kreeg last van paniekaanvallen. Pas toen ze professionele begeleiding kreeg en ging praten over wat er in haar leefde, kwam ze erachter dat er nog oud zeer zat wat betreft gezin waarin ze opgroeide. Dat gezin en die ouders waren minder perfect dan ze zich altijd had voorgehouden.

Raadselvader is mooi, subtiel boek. Een verslag van een zoektocht, waarin Jolande Withuis zowel haar vader, de geschiedenis als zichzelf als dochter recht heeft gedaan, voor zover ik dat kan beoordelen. Het is een particulier verhaal, maar door de context waarin het geplaatst wordt, krijgt het bredere geldigheid.

Vooruit, een klein puntje van kritiek. Aan het eind van zijn leven maakte Berry spontaan gedichtjes, rijmpjes, die Jolande genoteerd heeft. Ze geven een beeld van hem, maar ze zijn niet zo interessant. Misschien dat daardoor de ontluistering nog duidelijker wordt, maar die was al wel helder. Ik had de versjes wel kunnen missen.

Maar verder heb ik Raadselvader met interesse gelezen. Jolande Withuis heeft een aangename en heldere stijl, ontziet zichzelf en haar vader niet, maar verliest niet de empathie. Mooi gedaan.

Jolande Withuis, Raadselvader. Kind in de Koude Oorlog. Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2018. gebonden, 256 blz. 

dinsdag 4 december 2018

Totem (Nikolas Wouters / Michael Ross)


Het is een bekend recept om drama in een verhaal op gang te brengen: zet mensen op een geïsoleerde plek, als in een soort laboratoriumopstelling, en kijk wat er gebeurt. In de literatuur zien we dat in de vroege boeken van Renate Dorrestein, bijvoorbeeld Buitenstaanders, in Alles wat er was van Hanna Bervoets en in een klassieker als Lord of the flies van William Golding.

Een scoutingkamp is ook zo'n geïsoleerde wereld, met eigen wetten. In de graphic novel Totem (van scenarist Nicolas Wouters en tekenaar Mikaël Ross) gaat Louis naar zo'n kamp. Hij heeft er niet zoveel zin in ('Ze hebben daar allemaal een hekel aan me') en bovendien ligt zijn broertje Thomas met een mysterieuze aandoening in het ziekenhuis.

Vos

Het kamp is inderdaad niet makkelijk voor nieuweling Louis, net als voor de andere nieuwelingen. Zij zullen een inwijdingsritueel ondergaan, waarbij ze een totem krijgen. Dat zal een dier zijn. Bij Thomas wordt het de vos. Het stuk hout met zijn naam erop wordt verbrand. Voortaan is hij Vos.

Het kamp verloopt tumultueus, vooral als er brand uitbreekt, juist als de vrouwelijke leider Goudvink (Mila) niet in het kamp is, maar bij haar geliefde, een jonge vrouw die samen met haar hond uit Frankrijk gekomen is om Goudvink op te zoeken.

Bij de brand raakt een andere leider, de broer van Goudvink, gewond. Het is duidelijk dat daarna het kamp voorbij is, maar enkele jongens doen hun rugzak om en gaan het bos in, waarin Louis zich ook bevindt. Zij zijn misschien de echte scouts, of hebben in ieder geval een beeld van wat scouts zijn waaraan ze willen voldoen.

Louis doet zijn masker niet meer af en wordt steeds meer de vos van zijn totem. Datgene wat hem menselijk maakt, zoals zijn kleren, laat hij steeds meer achter zich. Hij vereenzelvigt zich zo met zijn totem dat hij eigenlijk Vos wordt. In het bos loopt een wild dier, misschien een panter, die ontsnapt is uit een dierentuin. Dat verklaren de ambulancemedewerkers die de broer van Goudvink op komen halen.

Het is jammer dat het roofdier zo'n concrete link met de werkelijkheid krijgt. Het zou prima geweest zijn als de lezer had moeten raden of de panter nu wel of niet bestaat. Het dier heeft namelijk ook een symbolische betekenis. Het ligt voor de hand om het dier de materialisatie van de angst te noemen, maar het is ook het dier dat de vos Louis volgt en waartegen hij zich aan kan schurken.

Duistere bus

De angst van Louis is groot. Niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats voor wat er in het kamp gebeurt. Als vos kan hij veel meer aan dan als jongen. Maar vooral wat betreft zijn broertje. In een visioen- of droomachtige scène gaat hij zijn broertje achterna, die op weg is naar een duistere bus. Hij kan niet verhinderen dat zijn broertje instapt. Die scène doet denken aan de animatiefilm One past two van Aimée de Jongh, waarin ook de bus de pendeldienst naar het hiernamaals is.

Louis moet in het reine zien te komen met het verlies van zijn broer. Je ziet hem als vos in een ruimte, waarin hij bijna alle grond verliest waarop hij nog kan staan. De vloer wordt een groot gat. De enige die hem nog kan bereiken, is Goudvink, die zelf ook in verwarring is. Ze is tekortgeschoten, maar ze zal, wat er ook gebeurt, de jongens in het bos opsporen en ze is vastbesloten om Louis mee terug te brengen.

Veel van wat er in zo'n scoutingkamp gebeurt, zou je als spel kunnen zien, maar voor Goudvink en Louis staat er echt wat spel. Sterker nog: ze zetten zichzelf op het spel. Goudvink (Mila) heeft een bijzondere positie als meisje bij de scouting. Ook weet ze intussen dat ze op meisjes valt. Wie is ze nu? Je kunt even de goudvink zijn, maar wie is ze in het werkelijke leven?

Ook Thomas moet verder. Hij kan niet altijd alleen maar de vos zijn. Met zijn broertje speelde hij imaginatiespelletjes en nu moet hij de werkelijkheid aankijken, hij moet verder zonder zijn broer. Die heet niet voor niets Thomas, tweeling. Louis en Thomas waren geen tweeling, maar het is wel of er een helft van hem weg is.

De totemisatie is een inwijdingsritueel, binnen de wereld van de scoutinggroep. Maar ook het echte leven kent zijn overgangen waaraan je niet kunt ontkomen. Mila zegt: 'Elke keer als ik denk dat ik weet hoe de dingen lopen, besef ik dat ik er eigenlijk niks van begrijp.' Daar zal zij zich mee moeten verzoenen. Daar moeten wij ons mee verzoenen.

Totem is een prachtig boek over een jongen die moet leren omgaan met het verlies van wat hem het dierbaarst is. Hij moet verder met het leven en met zichzelf. En ook Mila moet verder. Mila met het korte haar draagt op de laatste pagina een jurk: een jonge vrouw, die niet meer alleen 'one the guys' is.

Scenario en tekneningen

Nicolas Wouters heeft een fraai scenario geschreven, waarin het verlies en de rouw vooral concreet gemaakt zijn in symbolen. Dat blijkt veel beter te werken dat het expliciet maken van bijvoorbeeld een verdrietige stemming. Het toont ook meer hoe iemand juist in zijn zwakheid sterk kan zijn en bovenzichzelf uit kan stijgen. Juist door het verdriet en de crisis niet rechtstreeks weer te geven, maar door er een verhaal over te vertellen, wordt de kern geraakt. Je voelt wat er gebeurt.

Het tekenwerk van Mikaël Ross is dienstbaar aan het verhaal en uiterst effectief. De metamorfose van Louis tot vos heeft geen uitleg nodig, omdat we zien wat er gebeurt. De naakte Mila/Goudvink, die achterblijft in het bos als haar sterke geliefde met haar hond weer is weggegaan, is een toonbeeld van kwetsbaarheid en ingekeerdheid.

De dunne lijntjes waarmee de figuur is opgezet, het gebogen hoofd, het dovende kampuur, de grote schaduwvlakken, die maar weinig licht overlaten: alleen al door deze ene tekening weten we hoe het ervoor staat met Mila. En even later weten we dat ze haar hoofd heeft opgericht. Ze heeft iets weggeslikt en ze is op pad gegaan. Haar missie moet voltooid worden.

Ik heb weinig terughoudendheid betoond bij het weergeven van de verhaallijn. Sommigen zouden misschien vinden dat ik ze alert had moeten maken op spoilers, maar ik ben het niet met ze eens. Totem is een boek dat ook bij herlezen overeind blijft. Het gaat niet om de plot. Niet meer tenminste dan om de afzonderlijke tekeningen. Plaatje voor plaatje gebeurt het verhaal en bij herlezing ontvouwt het zich. Dan pas zie je de schedels waarover Louis loopt als hij zijn broertje volgt naar de bus.

Pas bij herlezen zie je dat ook de plek waarop het kamp zich bevindt al de dood ademt: het is vlak bij de Maginotlinie. De oorlog zit er in de grond, zoals de oorlog woedt in de personages.

Misschien is het lezen van Totem een manier om de vos in ons leven te laten dringen. Maar ook de kleine Louis die het allemaal niet meer weet en eveneens de Louis die, met een gat in het hart, maar met zijn hoofd rechtop, verder gaat in het leven. Schrijnend. Troostend. Maar bovenal prachtig.

Titel: Totem
Scenario: Nicolas Wouters
Tekeningen: Mikaël Ross
Uitgever: Soul Food Comics
Arnhem, 2018. Gebonden, 128 blz. € 27,50



maandag 3 december 2018

De trooster (Esther Gerritsen)



De roman De trooster van Esther Gerritsen begint met een motto, een citaat van C.S. Lewis:
Ik onderzocht mijzelt voor het eerst met een serieus praktische bedoeling. En daar trof ik ontstellende dingen aan: een dierentuin vol begeerten, een gekkenhuis vol ambities, een kleuterschool vol angsten, een harem vol gekoesterde haatgevoelens. 
Naar het motto te oordelen gaat De trooster over zelfonderzoek en over de ontstellende resultaten die dat oplevert.

Grensfiguur

Het verhaal speelt zich af in een klooster en de spil van de geschiedenis is Jacob. Jacob is de koster van het klooster, maar hij is geen geestelijke. Hij is een grensfiguur die staat tussen de wereld van het klooster en die daarbuiten. Dat doet denken aan de hoofdpersoon van Het hout van Jeroen Brouwers die in een vergelijkbare positie verkeert.

Hij vergelijkt zich met de hond: die mag wel rondlopen, wordt misschien ook wel geknuffeld, maar hoort er niet echt bij: 'Officieel besta ik in hun gemeenschap niet.'

Jacob heeft een scheef gezicht, dat gewoonlijk de mensen afschrikt. Hij zegt erover: 'De mensen glimlachen naar me als naar iemand die troost nodig heeft.' Je kunt je ook afvragen wat het ware gezicht van Jacob is.

Henry Loman

Behalve de broeders zijn er retraitegasten in het klooster en bij het begin van het boek is er een nieuwe gast, Henry Loman, staatssecretaris, die wat op zijn kerfstok heeft en nu blijkbaar de luwte opzoekt. Zo'n bekende gast veroorzaakt enige opschudding. En zeker het leven van Jacob wordt opgeschud, want Henry zoekt steeds het gezelschap van Jacob op.

In Henry's omgeving zijn er weinig mensen die hem voldoende tegengas geven en daarom gaat hij naar Jacob: 'Ik heb iemand nodig die me tegenspreekt. Iemand die me niet per se mag. Een onafhankelijke geest.'

Henry stelt Jacob vragen die deze anders nooit krijgt: ''Stel jij je wel 's voor,' vroeg hij, 'dat je iemand genadeloos in elkaar trapt?'' Het is maar een gedachte en het gaat om wat je doet, niet om wat je denkt, is zijn redenering. Dat lijkt Jacob wel erg comfortabel. Tegelijkertijd weet hij dat zijn gedachten er door de jaren heen niet liefdevoller op geworden zijn.

Tussen Henry en Jacob ontwikkelt zich een vriendschap. Jacob leidt al jaren een gelijkmatig leven, maar nu duikt ineens, na lange tijd, het geluk weer op.

Veertig dagen

In het klooster breekt de veertig-dagen-tijd aan, de aanloop naar Goede Vrijdag en Pasen. Het zijn dagen van inkeer, van vasten. Maar Jacob heeft genoeg van verdriet en van nederigheid. Hij geeft zichzelf de opdracht Henry tot inkeer te brengen. Die heeft namelijk aardig wat op zijn geweten, maar kan nog steeds onbekommerd zeggen dat hij een goed mens is.
Toen het kruis op mijn hoofd werd getekend, begreep ik dat het misschien niet míjn tijd was voor inkeer, maar wel voor Henry en dat ik hier een rol in had. 
Jacob heeft steeds meer het idee dat hij in het klooster het leven aan zich voorbij heeft laten gaan. Als er, naar dorpsgebruik, er een paasvuur is, waar een judas wordt verbrand, gaat hij er met Henry heen. Hij raakt hem kwijt in de loop van de avond en drinkt veel te veel. Dan zijn het wel de broeders die zich over hem ontfermen.

Niet alles over de inhoud kan ik vertellen, omdat er voor de lezer nog wat te ontdekken moet zijn. Er komt in ieder geval een moment waarop Jacob zich een judas voelt, omdat hij zijn vriend verraden heeft. En in de loop van het boek wordt de vraag dwingender wie nu 'de trooster' is.

De trooster

Henry vindt zeker rust bij Jacob en hij luistert geïnteresseerd naar wat de koster te vertellen heeft. Maar komt hij tot inzicht? Wordt hij getroost? En bij Jacob wordt het geluk wakker. Maar wordt hij door zijn vriendschap niet ook afhankelijk van Henry? En hoe troostend is eigenlijk het inzicht dat hij in zichzelf verwerft?

En dan is er natuurlijk het geloof. Jacob wil de geschiedenissen uit de Bijbel zo letterlijk mogelijk nemen, maar hij heeft ook behoefte aan symbolen. Wie is de Jezusfiguur in de relatie tussen Jacob en Henry? Offert iemand zich op? Jacob keert zich af van de broeders en hun geloof, maar misschien kan hij niet zonder hen.

Uiteindelijk vertrekt Henry weer vertrekt uit het klooster. Jacob blijft achter.
Ik zag ertegen op, vrezend dat na hun vertrek de ellende pas echt zou beginnen. Henry nam plaats op de bijrijdersstoel. Hij ging en liet de misdaad bij mij. Het is een griezelig wonder hoe iemand zijn zonden zo kan overdragen. Liever was ik met hem meegegaan. Er was een plek vrij op de achterbank, daar past nog wel een hond. 
Is het wel zo dat Henry zijn zonden overdraagt? En zijn zonden wel overdraagbaar? Blijven je zonden je achtervolgen? En is dat dan iets goeds? Het zijn vragen die bij de lezer opkomen.

Zondaars

Jacob heeft ooit tegen Henry gezegd dat alle mensen zondaars zijn, waarop Henry antwoordde dat hij niet snapte dat Jacob met dat besef kon leven. De vraag is in hoeverre Jacob toen besef had van zijn zonde, zijn tekortschieten. Het lijkt erop dat het vooral woorden zijn, als hij zegt dat iedereen een zondaar is, en niet een diep besef.

De strekking van De trooster is niet eenduidig, maar dat lijkt me geen bezwaar. Waarschijnlijk is het  een kwaliteit. Dit boek stelt ons vragen. Is er vergeving? Moeten we iemand vergeven die opnieuw een misstap begaat? Zijn we niet geneigd onszelf te gemakkelijk te vergeven?

Uit het motto, van C.S. Lewis, blijkt dat zelfinzicht ons laat inzien dat er weinig moois in ons leeft. Ook Jacob komt tot het inzicht dat hij geleefd heeft ten koste van het geluk van anderen. Dat hij op anderen is gaan staan om zich beter te voelen. Dat is geen prettig besef. Maar is het toch beter om de waarheid onder ogen te zien, dan je leven leefbaar te houden met een leugen, ook als die leugen niet bewust is?

Het is niet voor niets dat De trooster zich afspeelt in het klooster en niet voor niets in de periode naar Pasen toe. De vragen die het boek oproept, zijn religieuze vragen en het is niet duidelijk of de religie er voor Jacob ook een antwoord op heeft.

Al in eerder werk is Esther Gerritsen in de slag geweest met geloof. In Een kleine miezerige god wilde de hoofdpersoon een god, een getuige in haar leven. Na een louterende ervaring vindt de hoofdpersoon de weg omhoog. Ook in Roxy moet iemand diep dalen om weer te kunnen klimmen. Het zijn geen vrolijke boeken, maar er gloort hoop.

Familie

Henry heeft aangegeven dat hij familie nodig heeft. De broeders in het klooster hebben zich tegenover Jacob gedragen als een familielid. Juist tegenover hem, de man met het slappe gezicht, of misschien juist wel de man met twee gezichten. De man die als een verloren zoon de gemeenschap wilde verlaten.

In het evangelie naar Marcus (hoofdstuk 7) komt een niet-Joodse vrouw voor die Jezus vraagt om de duivel uit haar dochter te drijven. Jezus antwoordt dat het brood voor de kinderen bedoeld is, niet voor de honden. Waarop de vrouw zegt dat de honden toch onder de tafel eten 'van de kruimkens der kinderen'.

Misschien is Jacob zo'n hond, die het moet doen met kruimeltjes genade. En misschien is dat genoeg. Maar misschien zijn de kruimels niet genoeg om het knagende gevoel van leegte weg te nemen.

Gerritsen geeft ons heel wat om op te kauwen.


Eerder schreef ik over andere boeken van Esther Gerritsen:
Superduif
Twee keer over Dorsthier en hier
Roxy
Broer