maandag 6 augustus 2018

Het glas van Casanova (Joris van Casteren)


De klacht zal hier vaker terugkomen: ik lees te weinig. In ieder geval minder dan ik zou willen.  Jeroen Dera kwam tot de conclusie dat dat geldt voor veel docenten Nederlands. Een reden om nog dieper het hoofd te buigen.

Boeken

Zo had ik tot voor kort niets gelezen Joris van Casteren. Wel over hem, want ik kijk wel eens een krant in, kom wel eens in boekhandel, bezoek wel eens website. Zo kende ik zijn boeken Lelystad (en hoe weinig sommigen dat in die plaats konden waarderen -2008), Het been in de IJssel (de speurtocht naar de herkomst van een gevonden been - 2013) Mensen op Mars (over het project Mars One - 2016) en Een botsing op het spoor (over een aanrijding van een trein met een moeder met kinderen, een familiedrama -2017). Allemaal boeken die wortelen in de journalistiek, reportages. Voor zover ik weet, tenminste.

Op de site van Van Casteren zie ik dat hij nog meer schreef, bijvoorbeeld Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf (2006), interviews met schrijvers die het niet gemaakt hebben. Dat boek zou ik eigenlijk moeten lezen. Ik heb altijd zeer genoten van de stukken van Jeroen Brouwers en Stefan Brijs over schrijvers die in de vergeethoek terecht zijn gekomen. Hier schreef ik over Boeken die men niet meer leest van Jan Walch en voor het blad Liter maakte ik de korte serie Onder het stof over dichters als Joannes Reddingius, H.W.J.M. Keuls, Martien Beversluis, Niek Verhaagen en Willem Brandt.

Van de stukken van Van Casteren heb ik er indertijd wellicht een paar gelezen. Was hij degene die niet Judicus Verstegen interviewde? Ik las van hem alleen Een kurk in de rit. Andere romans wachten in de boekenkast. Maar dat artikel herinner ik me. Wellicht heb ik nog het een en ander aan los werk gelezen.

Het glas van Casanova

Terug naar Van Casteren. Zijn werk heeft alles om door mij gelezen te worden, maar het is er dus nooit van gekomen. Tot voor kort. Want ik heb Het glas van Casanova gekocht. En gelezen. Na het beluisteren van een interview met de schrijver, vermoed ik. Dat zal dan wel bij OBA live zijn geweest.

'Sebald en de anderen achterna' is de ondertitel van Het glas van Casanova en dat is wat Van Casteren gedaan heeft: schrijvers achterna reizen. W.G. Sebald en Joseph Roth (twee keer), maar ook Frans Coenen, Simenon, Frederik van Eeden, Aldous Huxley en Curzio Malaparte. En meer; het boek bevat  vijftien stukken, waarvan er veertien eerder gepubliceerd zijn.

De titel wordt verklaard in het eerste stuk (over Sebald):
In Duizelingen -dat vier jaar voor De ringen van Saturnus verscheen- haalt Sebald Giacomo Casanova aan. Die schrijft, in het verslag van zijn gevangenschap in het Venetiaanse Dogenpaleis, dat een mens slechts zelden krankzinnig wordt, maar dat het meestal niet veel scheelt. 'Er is slechts een geringe verschuiving nodig en niets is meer wat het was.' Casanova vergelijkt het met een glas dat niet breekt als het niet gebroken wordt. 'Maar hoe gemakkelijk gaat het kapot. Een verkeerde beweging is genoeg.'
Dat bij sommige schrijvers het lijntje tussen krankzinnigheid en niet-krankzinnigheid dun is, wordt misschien duidelijk uit sommige stukken, maar het verwijst ook naar de schrijver, die ook last heeft van de 'verlammende angsten' waar Sebald over schreeft en hij hoopt op 'een helende werking' als hij de plaatsten aandoet waar Sebalds angsten zich hebben voorgedaan.

Dat Van Casteren 'de anderen achterna' gaat, is daardoor wellicht niet alleen een fysieke verplaatsing, maar ook een mentale weg (of de vrees daarvoor).

In het titelverhaal, waarmee de bundel opent, is de verteller samen met zijn dochtertje. Van dat achterna reizen komt eigenlijk niet veel: veel van de voorgenomen plannen konden niet uitgevoerd worden. Maar daarmee is de reis niet tevergeefs geweest: 'Pas in Amsterdam besef ik dat ik dieper dan ooit in Sebalds universum ben doorgedrongen.'

Slotzin

Dat is een duidelijke slotzin, die het einde van een stuk helder aangeeft. Vaak houden de stukken van Van Casteren zomaar op. Ik had dan het idee dat er nog wat kon volgen (of dat het stuk wellicht korter had gekund). Ik snap ook wel dat in het werkelijke leven veel markeringen niet duidelijk zijn en dat de ene verhaallijn doorloopt in een volgende, maar het lukt mij niet om zo te redeneren dat ik mezelf overtuig. Voorlopig blijf ik het toch maar zien als een minpuntje.

'Is dat even verkeerd opgenomen!' gaat over een vriendschap (ik weet niet of dat het goede woord is) tussen W.F. Hermans en Hans van Straten (die van De omgevallen boekenkast). Het liep verkeerd, zoals het vaak verkeerd liep tussen Hermans en anderen. Van Casteren bezocht Van Straten in 2001 en vertelt hoe dat bezoek ging. Van Stratens vrouw krijgt het laatste woord:
'Ach, je hebt veel meer gedaan,' suste Joke. 'Je vriendschap met Max de Jong, je correspondentie met Ab Visser. Ab was veel meer een echte vriend.' 
Stuk afgelopen. Je kunt zeggen dat het we zo toch nog mooi even meekrijgen dat Hermans geen goede vriend is geweest, maar ik voel me meer iemand die op de gang luisterde naar een gesprek in de kamer, waarbij ineens iemand de kamerdeur sluit.

Ik denk dat Van Casteren zich overigens niet zo druk maakt over een hechte structuur in zijn stukken. Er is altijd iets uit het verleden en daar zijn altijd teksten bij en in het heden reist Van Casteren naar plekken die in verband gebracht kunnen worden met de schrijver. Dan krijg je vanzelf verband tussen de teksten, het verleden en het heden. Dan hoeft een verhaal misschien niet altijd 'rond' gemaakt te worden.

Lulligheid

Er staan overigens heerlijke stukken in Het glas van Casanova. Bijvoorbeeld over Frans Coenen, die in Onpersoonlijk herinneringen een niet vleiend beeld gaf van een echtpaar dat een museum naliet. Het museum bestaat nog en kampt nog steeds met de gevolgen van wat Coenen schreef. Dat boek las ik trouwens ook al niet; ik kwam nooit verder dan Zondagsrust en Verveling. Van Casteren laat zich rondleiden door het museum.

Of over Simenon, die in Delfzijl afgewezen werd door een meisje en haar vervolgens portretteerde als een slet. Van Casteren bezoekt Delfzijl en spreekt haar.

Hilarisch is ook het uitstapje met de hoogbejaarde leden van het Frederik van Eeden-Genootschap, onder wie een kleindochter van de schrijver. We krijgen niet alleen een beeld van Van Eeden, maar ook van het groepje mensen, over wie Van Casteren verder niets hoeft te zeggen: hij geeft weer wat hij ziet en hoort en daaruit blijkt dat hij een scherp oog en een even scherp oor heeft. Hij weet de mensen uitstekend te typeren, door ze alleen maar te beschrijven. Hetzelfde doet hij met een groepje dat zich bezighoudt met Joseph Roth.

Het gaat om kleine mensen die zich belangrijk voelen doordat ze zich bezighouden met iets/iemand dat/die boven henzelf uit stijgt. Je kunt zeggen dat Van Casteren vooral de lulligheid wil laten zien, maar dat is dan wel de lulligheid die ons allen aankleeft, vrees ik. Er zit een zekere treurigheid in dat er van een afdeling die uitgenodigd is voor een tocht slechts een enkel persoon is komen opdagen, maar dat zijn de verhalen die we liever lezen dan de succesverhalen. Ik in ieder geval wel.

Historische sensatie

In het stukje achteraf, 'Literair toerisme', schrijft Van Casteren dat hij op pad is gegaan om de 'historische sensatie' te zoeken: een verbinding te leggen met een wereld die er niet meer is of, zoals Van Casteren schrijft: 'de vaak veranderde wereld van een verdwenen betekenis voorzien, om zodoende dieper te kunnen doordringen in werk en persoon van de auteur. En, uiteraard, om daar een nieuwe laag -het verhaal zelf- aan toe te voegen.

Dat is wel gelukt, denk ik. Over en van Gerard Bilders las ik bijvoorbeeld al veel in het voortreffelijke, door Wiepke Loos bezorgde boek Gekleurd grijs (zie hier). Veel van wat Van Casteren schrijft over Bilders, wist ik dus al. Maar hij gaat op zoek naar de plekken in Amsterdam waar misschien nog een restje Bilders te vinden is en dat heb ik toch met veel plezier gelezen. Dat krijg je niet mee als je alleen maar de oude teksten leest.

Als Van Casteren spreekt met de vrouw achter een personage bij Simenon (in 'De borsten van Beetje'), realiseer je je hoe kort geleden het is dat de schrijver in Delfzijl rondgelopen heeft en dat dat schrijfhuisje van Van Eeden nog bestaat, zij het in niet al te beste staat, is ook heerlijk.  De hut (met de huidige eigenares) komt ook voor in onderstaand filmpje.


Smullen. Voor wie van literatuurgeschidenis houdt. Maar eigenlijk is dat niet eens nodig. Je ontmoet mensen die spreken nadat zij gestorven zijn, zoals het bij ons thuis heette als het overleden dominees ging met hun 'overjarig koren'. Er is niets aan te doen, vrees ik. ik zal meer van Van Casteren moeten gaan lezen.

En nu ervoor zorgen dat er ook iets van komt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten