woensdag 30 september 2020

Gips (Anna Woltz)


 Het is Kinderboekenweek! Binnenkort zal ik ongetwijfeld schrijven over het Kinderboekenweekgeschenk, geschreven door Arend van Dam. Het is een verhalenbundel. Vorig jaar schreef Anna Woltz het mooie boekje Haaientanden en twee jaar geleden was er De eilandenruzie, van Jozua Douglas, dat van een heel ander niveau was: wel wat amusement, maar inhoudelijk bood het weinig. 

Van Anna Woltz las ik, behalve het Kinderboekenweekgeschenk, Alaska, een boek over een hulphond en een jongetje met epileptische aanvallen, Sven. En meer natuurlijk. Best een goed boek, al staat Haaientanden me net iets meer aan. 

Afgelopen zaterdag was het Burendag en in onze wijk was er een kleedjesmarkt. Veel babyspullen (ja, een jonge wijk), maar er was ook een meisje dat drie boeken van Woltz te koop aanbood. Alaska had ik al, maar Gips en Mijn bijzonder rare week met Tess kocht ik. Intussen heb ik Gips gelezen. Goed boek!

Paraplugesprek

Felicia wil tegenwoordig Fitz genoemd worden. Ze is twaalf jaar en drie weken oud en haar leven staat op zijn kop. Een week geleden hebben haar ouders een 'paraplugesprek' gehouden, waarin ze vertelden dat ze uit elkaar gingen. Fitz en haar zusje Bente gaan voor het eerst een paar dagen bij hun vader wonen, met hun heen-en-weer-tas. Maar dan gaat vader met zijn fiets onderuit op de gladde weg en Bente verliest haar vingertopje. Vader Fitz en Bente gaan snel naar het ziekenhuis. Fitz met een tijgermasker op, want ze heeft uit boosheid op haar gezicht geschreven met een onuitwisbare stift. 

De rest van het boek speelt zich af in het ziekenhuis, op de dag dat het gezin daar is. Moeder komt ook, zodra ze kan, op haar nieuwe hardloopschoenen. In het ziekenhuis gaat Fitz aan het dwalen en ze ontmoet twee kinderen met wie ze die dag op zal trekken: Adam, wiens te vroeg geboren broertje Benjamin in het ziekenhuis ligt en Primula, die een hartoperatie heeft ondergaan. 

Het zijn ondernemende kinderen die wel af en toe wat overlast veroorzaken. Ze hebben zonder meer improvisatietalent en als ze zien dat de verpleegkundige Yasmine verliefd is op dokter De Gooijer, besluiten ze om die twee bij elkaar te brengen. Fitz springt overigens nog liever in een vulkaan dan dat ze daaraan meewerkt: eenderde van alle stelletjes gaat immers scheiden. 

Psychologie

De avonturen die de kinderen meemaken zijn eigenlijk de gewone dingen uit een avonturenboek. Goed gevonden, goed beschreven. Maar dat is niet de belangrijkste kwaliteit van Gips. Die zit in de psychologie in het tekenen van de verwarrende toestand waarin de kinderen zich bevinden. 

Fitz is boos op haar ouders en ze vraagt zich af wat zij en Bente betekenen voor hen. Boosheid, onzekerheid, verdriet, moeten wennen aan een nieuwe situatie dat zijn de hobbels die Fitz te nemen heeft. En dan zijn er ineens twee nieuwe kinderen: Adam, die ze eigenlijk wel heel knap en ook leuk vindt, maar ze vreest dat hij haar het stomste meisje vindt dat hij ooit heeft gezien. En Primula, die aan iedereen haar wond wil laten zien.

Ook Adam worstelt met zichzelf: hij blijft in de buurt van zijn veel te vroeg geboren broertje, van wie hij maar amper durft te houden en tegelijkertijd vindt hij het erg dat dat broertje alle aandacht krijgt van zijn ouders. Primula wil graag een gewoon kind zijn, maar dat is door haar ziekte erg moeilijk. 

Vragen

De gecompliceerde situatie van de hoofdpersonen, de verwarrende hoeveelheid van gevoelens en de manier waarop ze proberen daarmee om te gaan - dat zijn zaken die Anna Woltz erg goed kan beschrijven. Ze is daarbij net niet te expliciet, zodat er nog wat te raden overblijft. 

Ze zorgt er steeds  voor dat er vragen zijn waar je als lezer antwoord op wilt: Wat heeft Anna op haar gezicht geschreven? Wie is Benjamin? Komen de ouders van Fitz weer bij elkaar? Dat stuwt de lezer mede door het boek heen. 

Medische problemen

In de boeken van Woltz die ik tot nu toe las, zijn er steeds medische problemen: de epileptische aanvallen van Sven (Alaska), de borstkanker van de moeder van Atlanta (Haaientanden). In het Kinderboekenweekgeschenk en in Gips gaat het ook om kinderen die zich afvragen wat ze voor hun ouders betekenen en soms hebben ze ook het idee dat zij de taak hebben om voor de volwassenen te zorgen, om in te grijpen in hun levens. Dat komt in dit boek voor bij het samenbrengen van Yasmine en dokter De Gooijer. 

Kinderen willen ertoe doen: tegenover volwassenen en tegenover elkaar. In alle boeken komen er bondgenootschapjes tussen kinderen voor en daaraan vooraf gaat vaak twijfel over zichzelf. Mogelijk is in een interview wel eens ter sprake gekomen waarom Woltz zich steeds weer op die thema's richt. Aan de andere kant: het zijn ook onderwerpen waarbij kinderen zich gemakkelijk iets kunnen voorstellen of die ze herkennen. 

Een gezin in het gips

De titel Gips roept meteen het medische op: het grootste deel van het boek speelt zich af in het ziekenhuis. Op een gegeven moment zit ook de arm van Fitz in het gips. Maar belangrijker is dat Fitz het idee heeft dat het gezin waarin ze leeft geheeld moet worden. Of, zoals Fitz zegt: 'Een gezin dat echt heel nodig in het gips moet.' Een gebroken arm kan weer helen, maar geldt dat ook voor een gebroken gezin. Niet voor niets wil Fitz niet langer Felicia heten, een naam waarin het geluk zit. 

Door de nieuwe situatie is het leven lastig geworden voor Fitz. 'Twee weken gelden was ik een doodgewoon meisje. En nu wil van mezélf scheiden.' En soms zegt ze zelfs dat ze niet meer wil bestaan. In het ziekenhuis wordt ze geconfronteerd met concrete wonden, bijvoorbeeld aan de vinger van Bente. Daar moet Fitz tegen kunnen vindt ze, want ze wil later dokter worden. Maar er zijn ook andere wonden. 

De allergrootste hekel heb ik aan onzichtbare wonden., die diep vanbinnen aan het bloeden zijn zonder dat iemand ervan afweet.

Hoopvol

Fitz is een gewond kind en ze heeft een wond waar geen gips tegen helpt. Ze zal dus moeten leren om daarmee verder te leven. Dat is misschien vooral het hoopvolle in Gips: het ontkent niet dat er problemen zijn in het leven en ook niet dat sommige problemen niet op te lossen zijn, maar het laat zien hoe mensen, kinderen in dit geval, door kunnen gaan. Onhandig en soms ronduit klunzig, maar met veel energie, die ervoor zorgt dat ze echt dingen kunnen veranderen. Hoe de situatie ook is, je hebt de macht om in ieder geval iets aan te doen. 

Gips heeft in 2016 een Gouden Griffel gekregen en dat snap ik wel. Dit jaar ging de prijs naar de dichtbundel Uit elkaar van Bette Westera. Ik had gehoopt dat Gozert een griffel, al was het maar een zilveren, in de wacht zou slepen, maar dat is dus niet gebeurd.  Later deze week meer over kinderboeken. 

vrijdag 25 september 2020

Podcast: De Hilte 11, Peptalk


De Hilte 11

Er is veel oorlog in de podcasts van nu. Over enkele ervan schreef ik al: Het kamp van mijn omaDe familie RomeijnDe JodenverraadstersOpa verteltEen jongen in de oorlogOp houten bandenVerstilde verhalenMuziek tot leven. Dat zijn alleen al de podcasts waar ik dit jaar over schreef. In dit overzicht met meer dan honderd eerder besproken podcasts komen er ook nog verschillende voor die geheel of gedeeltelijk over de oorlog gaan. 

Aan die lange rij podcasts is er eentje toegevoegd: De Hilte 11. De podcast is al een tijdje online, maar ik had hem geheel gemist. Intussen loopt het tweede seizoen. 

De titel verwijst naar een adres in de gemeente Gieten. Daar woonde de familie Nijboer. Vader en zoon worden opgepakt en belanden in de gevangenis. Vader weet zich vrij te kopen, maar zijn zoon kan hij niet op die manier redden. Elders in het land wordt er nog een zoon aangehouden. 

Opnamen in het Archief

Intussen zijn we enkele generaties verder, maar het mooie is dat over deze geschiedenis er vier generaties aan het woord komen. Overgrootvader Nijboer is intussen al overleden, maar in de jaren tachtig van de twintigste eeuw zijn er in de provincie Drenthe veel opnamen gemaakt van interviews met Drentenaren over hun wederwaardigheden in de oorlog. Die opnamen bevinden zich in het Drents Archief. 

Twee podcastmakers, Marjolein Knol en Hilde Boelema, stuitten op deze schat aan materiaal. De opnamekwaliteit varieert wat en soms is er een nadrukkelijk tikkende klok te horen. Ook is af en toe duidelijk te horen dat er Drenten aan het woord zijn, maar dat is geen bezwaar. Veel is goed te verstaan en in de tekst om de fragmenten heen wordt de informatie altijd nog een keer verwoord. 

In het eerste seizoen vertellen Boelema en Knol het verhaal van deze familie, met behulp van de familieleden, die soms lang niet alles wisten. De podcastmakers hadden al behoorlijk wat onderzoek verricht toen ze contact opnamen met de familie. 

Enkele keren komt terug dat men Drenthe als provincie van collaborateurs kent. Waar dat beeld vandaan komt, weet ik niet. Ik kende het in ieder geval niet. Maar misschien komt dat wel omdat ik in de gemeente woon waar Mussert ooit zijn hagespraken hield. 

Verzetsstrijders

Mocht dat beeld bestaan, dan wordt het in ieder bijgesteld in het tweede seizoen, waarin er per aflevering een verzetsstrijder centraal staat. Ook nu is het basismateriaal de opnamen van de gesprekken in het Drents Archief en ook deze afleveringen zijn zeer de moeite waard. Ten eerste vanwege de historische relevantie, maar ook omdat je je als luisteraar er meteen bij betrokken voelt, doordat je de mensen hoort spreken. 

De Hilte 11 is een knap gemaakte podcast. De inleidende en verbindende teksten worden een beetje schools voorgelezen, maar daar heb ik me niet echt aan gestoord. Je merkt er wel aan dat de podcast strak gescript is, maar dat lijkt me meer een voordeel dan een bezwaar. Te vaak heb ik podcasts beluisterd waarin mensen maar een eind weg kletsten. 

In alle afleveringen is te horen met welke aandacht en betrokkenheid de podcast gemaakt is. De Hilte 11 is niet alleen een sympathiek project, maar ook gewoon een goede podcast. De informatie wordt zo gedoseerd dat je het verhaal goed kunt volgen, het tempo is goed, je voelt je betrokken. Wie een aflevering beluistert, wil ze allemaal horen. 

Meer informatie is te vinden op de site van RTV Drenthe.

PepTalk

Heel lang heb ik de podcast PepTalk vermeden en dat had te maken met de naam. Zonder me goed te informeren had ik de voorbarige conclusie getrokken dat dit een podcast was over zelfhulp en daarin was ik totaal niet geïnteresseerd. Maar op een gegeven moment werd PepTalk besproken in de podcast Vink en toen wist ik dat 'Pep' de afkorting was van Pepijn Schoneveld, de maker van de podcast. Het rare is dat het toen toch nog een hele tijd geduurd heeft, voordat ik een paar afleveringen geprobeerd heb. 

Intussen heb ik enkele tientallen afleveringen beluisterd en nu volg ik de podcast. Aanvankelijk dacht ik dat PepTalk een podcast over cabaret was. Dat is niet zo vreemd, want vaak is er cabaretier te gast. Of misschien moet ik wel comedian zeggen. Maar er komen ook andere gasten langs, zoals Daan Heerma van Voss of Sanne Blauw. En ook als er wel een comedian te gast is, geeft Schoneveld in de inleiding soms zijn impressie over wat er op dat moment in Nederland aan de hand is. Er is niet een heel strak format. 

Vaak gaat het wel over het werk van een cabaretier, waarbij er zowel technische als inhoudelijk als persoonlijke aspecten worden belicht. 

Oprechte belangstelling

Steeds heb ik met plezier naar de afleveringen geluisterd, vooral omdat Schoneveld zijn gasten niet in de weg loopt en zichzelf niet belangrijker vindt dan het gesprek dat hij voert. Er is altijd aandacht voor de gast, oprechte belangstelling, een zoekende manier van vragen, die soms tegelijk een manier van denken lijkt. Het gevolg is dat de luisteraar mee kan denken. 

Hoewel ik geboeid luister, elke keer weer, en bijna altijd ook de hele aflevering, blijft er niet zo heel veel hangen. Dat is bij meer podcasts het geval, maar het valt me op, nu ik terugkijk op wat ik gehoord heb. Nou ja, een detail dan, dat ik waarschijnlijk als schokkend heb ervaren. Iemand (maar wie was het ook alweer?) vertelde dat ze bij de opleiding leerden om juist niet de tongpunt-r te gebruiken. Daar snap ik dus helemaal niets van. Ik erger me juist aan de expansie van de Gooise 'r' en van de huig-r, die ik, vreemd genoeg weer wel prettig vind bij Brabanders en Limburgers. Enige redelijkheid zal dus wel niet ten grondslag liggen aan mijn voorkeuren. 

Redelijkheid, menselijkheid, betrokkenheid - ik vind het allemaal terug in de podcast van Pepijn Schoneveld. Maar misschien moet je gewoon zelf eens een aantal afleveringen proberen. Heb ik ook gedaan. Ik was meteen verkocht. 

Kijk trouwens ook even op de site van Schoneveld. Daar zie je alle afleveringen staan. Peptalk is genomineerd bij de Dutch Podcast Awards in de categorie Cultuur & Muziek. Bovendien is Pepijn Schoneveld genomineerd voor beste host. 

donderdag 24 september 2020

Zacht zijn voor elkaar


(Column vandaag voorgelezen in Cultureel Café Dante)

De herfst is eigenlijk een nazomer, er wordt met enige vertraging weer gesport, er is weer een Prinsjesdag geweest, we kunnen uit eten en naar het theater en zelfs naar het cultureel café. Het lijkt een gewone september in een gewoon jaar.

Maar dat is het niet. En nu bedoel ik niet dat elke dag bijzonder is en dat in het leven niets gewoon is, als je er maar aandacht voor hebt. Nee, ik bedoel dat het wel 2020 is en dat het een raar jaar is. We zitten met mondkapjes op in de trein, we slalommen in de winkelstraat om elkaar heen om afstand te houden, we volgen of geven colleges via een computerscherm en op onze verjaardagen komen alleen de meest nabijen op bezoek, bij voorkeur in de tuin en op ruime afstand. Het is een tijd waarin we op onze hoede moeten zijn: de anderen zijn een potentieel gevaar voor ons en wij zijn dat voor anderen.

Dat is niet prettig, want het doet onnatuurlijk aan. Het leven dient niet in allenigheid, maar in gezamenlijkheid geleefd te worden en daarom is het niet vreemd dat de afzondering ons tegenstaat, dat we er ongelukkig van worden en dat we de nabijheid van onze omgeving missen.

Er zijn mensen die zeggen dat ze dat allemaal niet meer willen, dat ze zich niet meer willen houden aan de maatregelen die afgekondigd zijn. Want die komen voort uit complotten of ze werken niet of er zijn andere redenen, die eigenlijk altijd te ingewikkeld of te simpel zijn.

Maar als je een tijdje meesurft met de suggesties die het algoritme van YouTube je geeft en als je op de sociale media alleen mensen ontmoet die net als jij denken dat er een verborgen agenda is of dat de ziekte niet bestaat of dat een pedofielennetwerk via 5G het allemaal bekokstoofd heeft, dan denk je dat alle anderen gek zijn en dat alleen jouw gemeenschapje de wijsheid in pacht heeft.

En al je meningen daarover moeten meteen openbaar gemaakt worden en liefst op een kwade toon. Anderen zullen weer boos op die meningen reageren of juichend hun instemming betuigen. Zo werkt het blijkbaar.

Van mij mogen alle mensen een mening hebben, maar ik zou het prettig vinden als ze die vaker voor zichzelf zouden houden. Laat iedereen in de beslotenheid van zijn huiskamer zijn mening op schoot nemen, haar strelen als een kat, haar koesteren, van haar genieten.

En als we naar buiten gaan, laten we onze mening in het mandje voor de kachel en zeggen we dat we het domweg niet weten. Wetenschappers die hun hele leven zich al bezighouden met deze materie hebben ook hun twijfels. Dat is inherent aan de wetenschap. Die bedrijf je omdat er dingen zijn waarvan je nog niet zeker bent.

En wij, als niet-wetenschappers op dit gebied, zijn dus leken. We weten het niet. Ook niet als we iets opgezocht hebben op Wikipedia of als we elke avond een talkshow hebben bekeken. We weten het niet en dat geeft niet. De anderen weten het ook niet.

En laten we maar niet proberen om mensen te overtuigen: daar krijgen we maar een slecht humeur van. Of die mensen het nu juist erg eens of erg oneens zijn met het regeringsbeleid, dat maakt niet uit. Mensen zijn boos, mensen zijn bang en dan roepen ze soms rare dingen. In andere tijden zou ik zeggen dat we ze zouden moeten omarmen totdat hun woede zakt of totdat ze niet meer bang zijn.

Dat kan nu niet. Maar we kunnen elkaar in de ogen kijken en zeggen: ik zie jou. Je bent niet alleen een mening, je bent geen tegenstander, maar je bent een medemens die het ook niet weet en zich daarom vastklampt aan een overtuiging, een stuk drijfhout om het hoofd boven water te houden.

We ploeteren allemaal. Hou vol. En laat al die meningen op tv en op internet maar een beetje. Er is vast nog een mooie roman te lezen, een film te zien, muziek te beluisteren. Er zijn geliefden om te omarmen, buren om mee te lachen. Laten we zacht zijn voor elkaar. En voor onszelf.


(Illustraties zijn geknipt uit advertenties tegen geluidsoverlast. De campagne daartegen, die halverwege de  jaren zeventig begon, had de slogan 'Laten we zacht zijn voor elkaar.') 

 Foto: Edwin Nieuwstraten


Nagelbrieven: De patatten zijn geschild (Eriek Verpale)

De tijd dat ik al mijn boeken in boekenkasten had, ligt al ver achter me. Er staat behoorlijk wat in kasten, er zit wat in dozen, er staat wat op stapels her en der in het huis, er zwerft wat over vloeren en op tafels. Bij verhuizingen gaan er boeken weg (bij de laatste: dertig dozen), ik leen boeken uit die ik niet terugkrijg, ik laat boeken ergens liggen en weet niet meer waar. Soms weet ik niet of ik een boek in mijn bezit heb, ooit heb gehad of nooit heb gehad. 

Een vriend dacht dat ik met hem gesproken had over een boek van Eriek Verpale (1952 - 2015), maar ik herinnerde mij niet dat ik ooit iets van hem gelezen had. Toen ik de bibliografie van Verpale bekeek, herkende ik alleen Olivetti 82, maar dat is een toneelstuk en dat heb ik niet gelezen. Wel zag ik de verfilming. 

Intussen las ik Nagelbrieven: De patatten zijn geschild, uit 1998, van diezelfde vriend cadeau gekregen. Het is een heerlijk boek. Het bevat brieven uit de periode 1975 tot en met 1980. Verpale noemde ze 'nagelbrieven', omdat hij ze bevestigde aan een spijker (nagel) in de keuken. Ze zijn geschreven voor zijn toenmalige echtgenote, Céline, met wie hij toen (samen met hun zoon Mendel) in Wachtebeke woonde. 

Tekeningen

Verpale, die naast zijn schrijverschap gewoon een baan had, schreef vaak 's nachts, waardoor hij zijn vrouw minder zag. Hij liet de briefjes als boodschap aan haar achter. Bijna alle brieven zijn verlucht met een tekening en, eerlijk is eerlijk, Verpale kon wel tekenen. Bij het eerste briefje is er een tekening van Bob Dylan. Iedereen zal de zanger herkennen. 

Elke brief is in facsimile afgedrukt, met daarnaast de transcriptie, zo nodig plus voetnoten. In de briefjes is soms nog het gaatje te zien van de spijker waaraan ze opgehangen waren. 

Verpale schrijft vaak over wat hij leest (veel Kafka), over het schrijven dat soms wel en soms niet lukt en over de relatie die niet altijd loopt als gewenst. Gaandeweg kreeg ik waardering en misschien wel bewondering voor de man die maar door bleef gaan en labeurde aan zijn roman. Soms tevergeefs:

Geschreven, maar niet tevreden. Ik kan niets. Spaar me dus niet. 

De laatste jachtpartij

Vaak gaat het over de roman De laatste jachtpartij waaraan Verpale hard werkt. Uit de voetnoten blijkt dat de roman vernietigd is:

De voltooide roman eindigde maanden later op de bodem van het langs ons huis stromende kanaal de Langelede. 

Zo lang eraan gewerkt, zo veel tijd erin gestopt en uiteindelijk voor niks. Dat is wel schrijnend. En het was al zo moeilijk om het schrijven te combineren met werk en met het familieleven. Een hele brief:

[Wachtebeke] 28 augustus 1979

L. C.,

als het zó zit, dan kan ik eigenlijk beter weggaan. Voor mij hoeft dit allemaal niet meer. (Miriam kan het vooral zeer goed uitleggen, maar daar blijft het dan ook bij.) Ik ben het hartsgrondig beu om Roel altijd maar om uitstel te vragen. Het is altijd hetzelfde: de enige die met zijn stukken nooit klaar is, dat ben ík, en waarom? Omdat we, zoals vorige week, weeral op bezoek moesten gaan bij jouw tante in Knesselare alwaar we in het zoveelste achtergebouwtje een soort soldatenkoffie moesten drinken. De ene keer Knesselare, de andere keer Adegem, al die zondagen die verloren gaan. Mijn stukken voor Koebel kan ik alleen maar tijdens de weekends uittikken want 's avonds of 's nachts zou ik Mendel kunnen wakker maken. Altijd weer moet ik me tegenover Roel verontschuldigen. Ik stop ermee, ik stop ermee. 

Liefs, 
E.V.


Moeten schrijven en dat niet voor elkaar krijgen zoals je wilt: het komt telkens terug. Aan de ene kant is Verpale gedreven, aan de andere kant voelt hij zich ook vaak slachtoffer. 

Een mooi portret van hem werd geschreven door zijn vriend Luuk Gruwez. Verpale was een verhalenverteller en een enorme fantast. Hij zei opgevoed te zijn door een 'Jiddische' overgrootmoeder en daaruit verklaarde hij zijn liefde voor de jiddische literatuur. Maar overgrootmoeder was een volksvrouw die alleen het Wachtebeeks machtig was. 

Slachtoffer

De jas van het slachtofferschap trok Verpale gemakkelijk aan: de maaimachines in de buurt van zijn huis waren er alleen om hem te pesten. Hij liet daarom zijn hele huis isoleren, maar liet wel zijn raam open staan. Hij wou ook wel graag slachtoffer zijn. 

Maar voor het schrijven heeft hij zijn best gedaan, hij heeft dapper gewerkt. In een brief schrijft hij: 

Al mijn krachten worden uit elkaar gerukt, en dit terwijl ik schrijven moet, schrijven. 

Soms vertelde hij aan Céline iets over de inhoud van zijn roman. Maar daar geeft hij achteraf weer commentaar op;

De brief, en het machteloze, humorloze gefilosofeer -zeg maar gelul- illustreren perfect de impasse waarin ik toen verkeerde. later zal ik nooit meer, aan niemand, nog uitleggen 'waarmee ik bezig ben.'

Meesterwerken

Hij heeft bij zijn leven zeker enig succes gehad en volgens Gruwez heeft hij twee meesterwerken geschreven: Alles in het klein en Olivetti 82. Maar vraag in een gemiddelde boekwinkel wat men weet van Eriek Verpale en ik vrees dat men geen titel kan noemen. Het stof is al zo ongeveer op hem neergedaald. 

In 2015 is hij dood aangetroffen door zijn werkster. Hij is in eenzaamheid gestorven. Een tragisch leven van een schrijver die wellicht een groot talent had maar die niet bereikt heeft wat hij had willen bereiken. 

Maar in deze brieven leeft hij weer. We zien zijn mooie handschrift, zijn treffende tekeningetjes, zijn briefjes die recht uit het hart lijken te komen. Een leeservaring lang kunnen we hem herdenken, de man met de mooie verhalen, de man met het zelfbeklag, de man die schrijver wilde zijn maar overdag naar zijn werk moest, de man met wie maar moeilijk te leven was. 

Ook dit boek, Nagelbrieven: De patatten zijn geschild, meer dan twintig jaar oud, zal door velen vergeten zijn. Maar er zit nog adem in en hartenklop. Wie het ooit tegenkomt, zou het toch eens moeten lezen.

woensdag 23 september 2020

Shanghai dream 2: Aandenken aan Illo (Philippe Thirault / Jorge Miguel)


De scenarioschrijver Philippe Thirault is druk aan het werk geweest. Bij uitgeverij Silvester zijn tegelijkertijd twee albums verschenen, die elk het slotstuk van een tweeluik vormen. Onlangs besprak ik  het tweede deel van De Zeearend, dat me als wat minder voorkwam dan deel 1, maar mogelijk is dat gedicteerd door de geschiedenis. 

Ook van Shanghai dream is het tweede deel verschenen, Aandenken aan Illo. Het eerste deel besprak ik hier. Waar waren we gebleven? Bernhard en Illo zouden vertrekken naar Shanghai, om te ontkomen aan vervolging door de Duitsers. Op het laatste moment besluit Illo om toch bij haar vader te blijven. 

Bernhard is dus alleen naar Shanghai gereisd, vastbesloten om het scenario dat Illo heeft geschreven verfilmd te krijgen. De Japanse kapitein Korshige Inzuka, directeur Joodse zaken in Shanghai, wil de filmwereld daar doen heropleven. De stad is sinds 1937 door Japan bezet.  

Aanpassing van het scenario

Het scenario van Illo is niet zomaar geschikt om verfilmd te worden: het is Duits en het speelt zich af in Berlijn. Het moet daarom omgewerkt worden, zodat het door Chinese acteurs te spelen is en voor Aziatische kijkers herkenbaar is. Daarmee gaat Bernhard aan de gang. 

Net als in deel 1 zijn er bladzijden in zwart/wit, waardoor het lijkt alsof we al stiekem naar de film mogen kijken, nu in de Aziatische versie. Of er werkelijk een verfilming komt, is dan nog de vraag. Het is bovendien niet zo gemakkelijk om te werken met mensen van wie je een groot deel niet verstaat. 

Het is bovendien de vraag of Bernhard aan vervolging kan ontkomen, evenals zijn naaste medewerkers. Een nieuwe verhaallijn is die van de vrouw LinLin, met wie Bernhard nauw samenwerkt. Ook zij heeft al heel wat meergemaakt. 

Meeleven

De lezer leeft ook in dit deel gemakkelijk mee met Bernhard. Europa is ver naar de achtergrond gedrongen. Ik wist aan het begin van het album bijvoorbeeld al niet meer of Bernhard op de hoogte was van wat er met Illo en haar vader is gebeurd. 

Net als bij De Zeearend is dit verhaal gebaseerd op ware feiten. Wat de bronnen van Thirault zijn, is me niet helemaal duidelijk, maar ik snap wel dat hij gegrepen werd door dit verhaal. Vooral het doorzettingsvermogen van Bernhard is bewonderenswaardig. Misschien is hij daardoor wel net een beetje te veel held, maar het doet het verhaal nauwelijks afbreuk. Het enige wat hij nog kan doen, is zorgen dat het scenario aangepast en verfilmd wordt. 

Wat ik eerder over de tekeningen van Jorge Miguel  schreef, zou ik kunnen herhalen. De tekeningen ondersteunen het verhaal, meestal zondr effectbejag. Er zijn scènes genoeg waar de tekenaar flink had kunnen uithalen, maar hij stelt het verhaal voorop en dringt zichzelf niet naar de voorgrond. 

Bekend stramien

Het stramien, man die zijn leven stelt in het teken van een enkele opdracht die hij zichzelf gegeven heeft, is niet nieuw en deze verhaallijn kent verschillende elementen die je al bij voorbaat verwacht: natuurlijk zijn er struikelblokken op de weg naar het doel. Maar misschien heeft de lezer deze herkenbaarheid ook nodig om lekker door te kunnen lezen. 

Het verhaal laat je meeleven met mensen in een bepaalde tijd, op een bepaalde plaats, zodat ook het verleden op die plaats gaat herleven. Ik wilde bijvoorbeeld wel weten hoe het nu zat met de Japanners in Shanghai. 

Het tweede deel van Shanghai dream is geen wereldschokkende gebeurtenis, maar wel een degelijke strip waarvan het verhaal goed in elkaar zit, dat goed doorleest en waarin je gemakkelijk meeleeft met de hoofdpersoon. Net stukje werk. 

Bovendien moeten we weer eens onder ogen zien hoe repressie een realiteit was, maar ook dat er mensen zijn die daardoor niet gebroken worden. Dat is een hoopgevende gedachte. 

Titel: Shanghai dream, deel 2: Aandenken aan Illo
Scenario: Philippe Thirault
Tekeningen: Jorge Miguel
Uitgever: Silvester
's-Hertogenbosch 2020, 56 blz. € 9,95; softcover


dinsdag 22 september 2020

Ruimte (Walter van den Berg)



Eigenlijk dacht ik tot voor kort dat Walter van den Berg maar twee boeken had geschreven: Van dode mannen win je niet (2013) en Schuld (2016). Maar er blijken er nog twee te zijn: De hondenkoning (2004) en West (2007). Nooit iets over gelezen. Ik zet ze op mijn verlanglijstje. 

Van dode mannen win je niet leek me zo'n boek dat geschreven moest worden. Volgens mij hebben veel schrijvers wel een dergelijk boek: een roman gebaseerd op autobiografische elementen waarvan de schrijver aanneemt dat die haar of zijn leven hebben bepaald. Het schrijven van het boek is niet alleen het tonen van dat leven, maar ook een onderzoek naar de fundamenten van het huidige leven. 

In het dodemannenboek is er een moeder, Dimphy, met haar zoon, Wesley. Moeder krijgt een nieuwe vriend, Erik, die na een tijdje gewelddadig blijkt, tegenover de moeder, niet tegenover het kind. Het boek is vanuit die vriend geschreven, gericht aan zjn stiefzoon Wesley. Het is niet alleen een zelfrechtvaardiging, maar ook een boek over onmachtige liefde, over niet kunnen ontsnappen aan de manier waarop je gebakken en opgevoed bent. En natuurlijk over blinde vlekken, over een beperkte blik op jezelf. 

Schuld

Schuld speelde met dezelfde thema's: geweld, bedrog, opereren op en over de rand van wat legaal is, relaties tussen ouders en kinderen die maar niet worden wat ze zouden kunnen of moeten zijn. En over schuld, natuurlijk. En schuldgevoel. 

Nu is er een nieuwe roman, Ruimte. Die sluit direct aan bij Van dode mannen win je niet. De personages (Dimphy, Wesley, Erik) zijn hetzelfde, al komt Erik meer op de achtergrond voor. De roman speelt zich af in twee tijdlagen: iets wat ik maar 'het heden' zal noemen en een periode van vijfentwintig jaar daarvoor. Dat is het moment waarop Dimphy met haar zoontje Wesley het huis, en daarmee Erik, ontvlucht. Ze moet weg, al is nog niet helemaal duidelijk waarheen. Ze heeft geen mensen die dicht bij haar staan en ze zal toch ergens onderdak moeten vinden. Daarna zal ze hopelijk in haar onderhoud kunnen voorzien als kapster, met knippen aan huis. 

In het heden volgen we Wesley. Hij is een teruggetrokken jongen geweest, die het liefst zo min mogelijk onder de mensen kwam, maar hij bleek goed met computers en hij heeft carrière gemaakt met het bouwen, programmeren, van games. In die games zaten, voor de goede verstaander, autobiografische elementen verwerkt. Hij kreeg een relatie met Bloem en hij schreef een boek, een soort zelfhulpboek voor mannen, dat succesvol werd. 

Viraal

De relatie met Bloem is intussen achter de rug, het boek is een succes geworden. Het wordt ook verkocht in Amerika en de kaap van een miljoen verkochte exemplaren is al gerond. Er zijn sessies waarin Wesley spreekt tot volle zalen met lezers, die intussen volgelingen geworden zijn. Omdat het boek Ruimte heet noemen die volgelingen zich astronauten. Bij een van die sessies maakt Wesley een ongelukkige opmerking, een grap. Die is gefilmd en dat filmpje gaat viraal en wekt verontwaardiging. 

Wesley wordt uitgenodigd bij een talkshow en daar maakt hij een nog foutere opmerking, waarna het tij niet meer te keren is: hij wordt uitgekotst door zo'n beetje iedereen. Hij stapt in een taxi en laat zich wat rondrijden door de taxichauffeur. Hij laat hem rijden naar en langs plekken die in zijn jeugd van belang zijn geweest. Op die manier worden de twee tijdlijnen met elkaar verbonden. 

Zowel het boek van Wesley als van Walter van den Berg heten Ruimte. Zo wordt er gespeeld met fictie en werkelijkheid. Met een knipoog wordt er een lijntje gelegd tussen het personage Wesley en de auteur. 

Ruimte innemen

Het boek heet Ruimte omdat een van de centrale noties het innemen van ruimte is. Als je weinig ruimte inneemt, en je hebt een relatie, dwing je de ander om juist veel ruimte in te nemen, wat niet prettig is voor die ander. Daarom moet je zelf ruimte innemen. 

In het verleden heeft Wesley juist zijn best gedaan om onzichtbaar te zijn en dus geen ruimte in te nemen. En je zou zijn rit met de taxichauffeur, afgescheiden van de rest van de wereld, ook kunnen zien als een manier om afstand te doen van de ruimte en onzichtbaar te worden, al laat hij nog wel af en toe een videoboodschap uitgaan, om de gevolgen van zijn opmerkingen te beperken. 

Door het succes van zijn boek heeft hij ruimte gekregen, maar hij heeft die eigenlijk nooit genomen. Niet in zijn jeugd, niet in zijn relatie. Dat heeft hij zelf nooit zo gezien, maar Bloem heeft het hem getoond. De gedachten in het boek zijn dan ook niet van hemzelf, maar van Bloem en volgens haar heeft hij haar ook nog verkeerd begrepen. 

Tegen de zaal praat Wesley ook over de ruimte:

En jullie moeten die ruimte koesteren - dit is heel belangrijk, jullie moeten koesteren dat jullie acties gevolgen hebben. Jullie ráken andere mensen met de dingen die jullie zeggen en doen.

Geen verantwoordelijkheid nemen

Maar Wesley neemt juist niet de verantwoordelijkheid voor zijn acties, voor de ongelukkig grap die hij maakt en de opmerking in de talkshow. Hij ziet zichzelf vooral als slachtoffer van de situatie. De reacties heeft hij niet veroorzaakt, de mensen doen zo om hem te pesten. 

Daarmee lijkt hij op Erik, die duidelijk een dader is, maar die ook vindt dat een ander of een situatie zijn gedrag veroorzaakt. Andersom werkt het ook: mensen die zich verantwoordelijk voelen voor situaties die door anderen zijn veroorzaakt. De schuld van wat Dimphy is aangedaan ligt bij Erik, maar ze zoekt die bij zichzelf: door haar gezeur lokte ze de klappen uit. Uiteindelijk vindt ze dat ze haar leven verzeurd heeft. Hoe schuld werkt, heeft Van den Berg ook in Schuld al laten zien. 

Gevoelens zijn vaak niet eenduidig. Dimphy was blij dat ze weg was bij Erik, bij wie ze maar twee jaar is geweest, wat niet veel lijkt op een mensenleven. Toch, als ze alles tegen elkaar wegstreept, blijkt hij misschien wel het belangrijkste in het leven geweest te zijn. Hoewel ze hem fysiek ontvlucht is, keert ze in gedachten keer op keer naar hem terug. 

Wesley heeft steeds zijn best gedaan om Erik af te leiden en zo zijn moeder te beschermen. Maar aan wat hij samen met Erik heeft gedaan, bijvoorbeeld vissen, heeft hij goede herinneringen. Als Erik Dimphy wil verlaten, barst Wesley in tranen uit, waardoor Erik gebleven is en later de gelegenheid heeft gekregen om Dimphy te slaan. Soms neemt Dimphy dat haar zoon kwalijk. Ook is ze soms jaloers, omdat hij het gezellig heeft met Erik, terwijl hij háár kind is. 

De vader van Wesley, Frank, is overleden. Dimphy mist hem niet alleen, maar ze is ook boos op hem, net als de moeder van een jongen die zelfmoord heeft gepleegd: die voelt zich door haar zoon in de steek gelaten. 

Muur

Gevoel is lastig voor Wesley. Als de taxichauffeur vraagt wat hij voelt, kan hij daar geen antwoord op geven. De keer dat hij wel gevoel toonde (toen Erik weg dreigde te gaan), pakte het verkeerd uit. Dat heeft hij zichzelf altijd kwalijk genomen. 

Als Dimphy geslagen werd, probeerde Wesley zijn gevoel uit te schakelen. Later liet hij dat terugkomen in een game, waarin iemand een muur bouwde voor zijn deur, om niet te horen hoe zijn moeder in elkaar geslagen werd door zijn drinkende stiefvader. Soms komt een gedachte over die muur nog bij hem op: 'In de nacht is de muur het dikst.' 

Wesley bouwt een muur tussen hem en de wereld en misschien ook wel tussen zichzelf en zijn gevoel. Bloem is degene die het dichtst bij hem kon komen, maar daarover wil hij niet met haar praten, 'zodat ze niet hoeft te schrikken over wat hij voelt of niet voelt.' Een groot deel van het boek speelt zich af in de nacht, tijdens een rit met een taxi. Juist de chauffeur vraagt naar Wesleys gevoel, maar de muur is zo dik dat hij daar niet bij kan. De nacht is natuurlijk niet alleen een deel van het etmaal. Door de gebeurtenissen is Wesley ineens in een nachtzwart deel van zijn leven terechtgekomen. 

Op een gegeven moment laat hij zich in elkaar slaan door een stel daklozen. Misschien is dat een poging om iets te voelen, pijn, maar je kunt het ook zien als de ultieme vorm van het niet innemen van ruimte. En natuurlijk van het omarmen van het slachtofferschap. 

Ouders en kinderen

In de boeken die ik van Walter van den Berg gelezen heb, staan relaties tussen ouders en kinderen centraal en vaak zijn ze problematisch. Wesley heeft al vroeg zijn vader moeten missen. Niet alleen omdat die jong overleed, maar daarvoor was hij baggeraar en werkte hij grote delen van het jaar in het buitenland. Toen er een sterke man in zijn leven kwam, Erik, vulde die de ruimte die de weggevallen vader had achtergelaten. Ook de astronauten zijn op zoek naar een vaderfiguur en projecteren dat op Wesley, maar net als de andere vaders neemt hij niet zijn verantwoordelijkheid. 

Bloem ziet hoe Wesley in de rol van het jongetje kruipt, bijvoorbeeld bij een garagehouder, als hij een sterke man tegenover zich heeft. Maar ook in zijn relatie met Bloem is hij een jongetje en zij leidt hem. En als hij volgt, verwijt ze hem dat hij haar niet begrepen heeft.  

Hij doet heel erg zijn best, want zonen, jongetjes, willen gezien worden. Maar een jongetje neemt per definitie weinig ruimte in, waardoor een paradoxale situatie ontstaat: gezien willen worden en tegelijkertijd weinig ruimte innemen. Heel erg je best doen en alleen maar verbitterd raken omdat dat niet gezien wordt. 

Expliciet

De ideeën in Ruimte zijn er niet zo moeilijk uit te halen, want Van den Berg is vrij expliciet. Hij vertelt niet alleen het verhaal, maar we zitten in het hoofd van verschillende personages en komen zo ook hun beweegredenen te weten. Ook in dialogen wordt veel expliciet gemaakt. Gewoonlijk vind ik dat het verhaal zijn werk moet doen en dat er niet te veel uitleg bij gegeven dient te worden, maar de auteur zorgt er op deze manier wel voor dat we heel goed kunnen meeleven. De lezer kan makkelijker empathie opbrengen dan de personages dat kunnen.

Er blijft trouwens genoeg over waarover de lezer zelf mag nadenken, zoals de vraag waarom Wesley zich in elkaar laat slaan. Met andere woorden: de lezer mag ook ruimte innemen. Aan de andere kant denk ik dat er ook uitleg geschrapt had kunnen worden. Zo kijkt Wesley naar filmpjes op YouTube van stoere mannen die klappen krijgen. Daar had niet bij uitgelegd hoeven te worden dat die mannen 'Eriks' zijn en dat zij nu niet de klappen uitdelen maar ze moeten incasseren, lijkt me. 

Bij de rol van de games die Wesley ontwikkelt, krijgen we maar een enkele keer uitleg, bijvoorbeeld over het bouwen van de muur. We moeten zelf antwoord vinden op de vraag wat het betekent dat Wesley games maakt. Hij schept daarin een eigen wereld, die hij beheersen kan, maar misschien heeft het ook tot gevolg dat hij de werkelijkheid gaat zien als een game. Als er kritiek op hem is, denkt hij dan ook dat hem dat reputatiepunten kost. 

Epidemie

Het verhaal is in de tijd geplaatst door op de achtergrond het begin van de corona-epidemie, in Wuhan te noemen. Daar heeft Wesley maar zijdelings aandacht voor. Verder wordt er een lijntje getrokken met wat Wesley veroorzaakt heeft met zijn ongelukkige opmerking. Ook dat wordt een epidemie genoemd. Mij kwam dat verband wel een klein beetje gekunsteld over. 

Aanvankelijk lees je de twee verhalen min of meer los van elkaar: dat van Dimphy, die met haar kind het huis ontvlucht en dat van Wesley, die naar de talkshow moet en wat daarop volgt. Verderop in het boek wordt vooral die laatste verhaallijn belangrijk en Dimphy verdwijnt wat meer naar de achtergrond. Daardoor lijkt het toch in de eerste plaats om Wesley te gaan. Je kunt je afvragen of het verhaal van vijfentwintig jaar daarvoor dan zoveel aandacht had moeten krijgen. Qua opbouw lijkt het boek een beetje op twee gedachten te hinken: het complete verhaal vertellen of het verhaal van Wesley weergeven. In het begin van het boek is voor de eerste optie gekozen, aan het eind van het boek voor de tweede. 

Aan de andere kant is het misschien ook wel mooi om de moeder te zien die haar kind overal doorheen sleurt, maar later er niet echt wat aan kan doen als het misgaat. 

Toon

Eigenlijk heeft de opbouw me niet zo gestoord. Het boek had me al snel te pakken en heeft me door de bladzijden gesleurd. Net als in de vorige boeken is het Walter van den Berg bij dit boek gelukt om het vertellen 'een toon' te geven, zodat je het verhaal niet alleen maar leest, maar ook het idee hebt dat het aan jou verteld wordt. 

In het vertellen zitten herhalingen, zoals die bij een gewoon gesprek ook wel voorkomen. Een voorbeeld:

Daarna zei ze: we hebben vijfentwintig jaar geleden de bus gepakt. Wist je dat niet meer? vroeg ze, en hij zei nee, ik wist niet dat dat vijfentwintig jaar geleden was. 

Nou, dat was vijfentwintig jaar geleden, zei ze.

Qua opbouw zijn er enkele zaken wel weer heel listig in het boek gevlochten: de daklozen door wie Wesley tegen het einde van het boek in elkaar geslagen wordt, worden al op bladzijde 21 genoemd, volgens de regel van Tsjechov. Maar op die plek vallen ze pas bij herlezing op. 

Ruimte is een boek dat naadloos past in het oeuvre van Walter van den Berg (voor zover ik dat ken). Aan de ene kant verdiept hij de thematiek, maar anderzijds zou je ook kunnen zeggen dat hij hamert op hetzelfde aambeeld. Zo lang dat goede boeken oplevert, lijkt me dat niet een groot bezwaar. Maar ik zou ook wel willen lezen hoe hij een compleet ander onderwerp aanpakt. 

Zelfdoding

Aan het eind van het boek maakt Van den Berg nog een opmerking over zelfdoding in dit boek. Die lijkt vooral gericht op middelbare scholieren. Misschien is dat overdreven voorzichtig (in ieder geval voorzichtiger dan zijn hoofdpersoon is), aan de andere kant kun je misschien niet voorzichtig genoeg zijn. Eerder schreef ik in dat verband over de podcast Verstrikt.

Hoe het zit met de verkoopcijfers van de boeken van Walter van den Berg is mij onbekend. Ruimte is een boek dat zeker geschikt is voor een groot publiek, een toegankelijk verhaal, waarbij je tijdens het lezen steeds wilt weten hoe het afloopt. Bovendien zit je in het hoofd van mensen die je niet elke dag tegen het lijf loopt. En misschien zet het je aan het denken over je eigen kind- of ouderschap, over de ruimte die je al dan niet inneemt in relaties of over de rol van de al dan niet sociale media. Je kunt altijd bloggen, vloggen of twitteren over wat het je opgeleverd heeft. 

Water van den Berg, Ruimte. Uitgeverij Hollands Diep, 272 blz. € 22,99.

maandag 21 september 2020

Hoe duur was de suiker / Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout (Knipoog 73)


 

NRC/Handelsblad van vrijdag 18 september 2020 heb ik het afgelopen weekend extra goed gelezen, omdat de krant van zaterdag niet werd bezorgd. In de boekenbijlage viel me het grote stuk van Toef Jaeger op over Coffeeland; A History, van Augustine Sedgewick. Of liever gezegd: de kop en het inleidende stukje vielen me op. Daarin werd namelijk tweemaal geknipoogd naar de Nederlandse literatuur. 

Cyntihia McLeod

De kop is 'Hoe duur is de koffie?' waarbij het woord 'koffie'  in bruine letters is afgedrukt. Dat doet denken aan de titel van een boek van Cynthia McLeod: Hoe duur was de suiker? (1987). Het boek speelt zich af in een tijd dat de slavernij nog niet was afgeschaft. De titel van McLeod doet (weliswaar in de verte) denken aan de beroemde zin uit Op Hoop van Zegen (1900) van Herman Heijermans: 'De vis wordt duur betaald.' Die vis werd namelijk met mensenlevens betaald. 

Het boek van McLeod laat zien dat ook de suiker een hoge prijs heeft: de tot slaaf gemaakten zijn degenen die betalen voor deze suiker:
Slaven, mensen, die een bezit waren van een groepje blanken en voor hen moesten werken en zwoegen om die zo noodzakelijke produkten te produceren. En Mini-mini vroeg zich af, of die blanken wel beseften wat ze dronken als ze dat kopje naar hun mond brachten. Of ze ooit wel beseften, hoe duur dit allemaal wel was, welke prijs er werd betaald voor de koffie en voor de suiker!

In het boek van Sedgewick wordt een uitgebreide geschiedenis van de koffie gegeven. Jaeger besteedt uitgebreid aandacht aan de familie Hill. Toen James Hill zich in 1892 in Latijns-Amerika vestigde, was de slavernij al afgeschaft, maar Hill probeerde wel het uiterste uit zijn arbeiders te halen. Dat noemt Jaeger 'de mechanisatie van de menselijke arbeid.'

Film

Het boek van Cynthia McLeod is verfilmd (2013) en er is ook een serie van gemaakt (2014). Dat heeft ongetwijfeld veel bijgedragen aan de bekendheid van de titel, maar ook het boek verkocht al goed. Toen ik in 1996 McLeod interviewde was het boek van bijna tien jaar daarvoor nog steeds goed verkrijgbaar. 

Veel varianten op deze titel ben ik echter nog niet tegengekomen. Misschien dat de knipoog van Jaeger zo goed werkt omdat het hier koffie betreft en koffie en suiker kunnen gemakkelijk met elkaar geassocieerd worden. 

Robertus Nurks

Nurks

In het inleidende stukje wordt ook nog genoemd: 'een onaangenaam mens in El Salvador.' Dat doet denken aan 'Een onaangenaam mensch in den Haarlemmerhout,' een van de verhalen in de Camera Obscura (1839) van Hildebrand (Nicolaas Beets). In het verhaal krijgt Hildebrand neef Nurks op bezoek, die zich een bijzonder onaangenaam mens betoont. Aan het eind van de dag is iedereen opgelucht als hij met de diligence weer vertrekt. 

Weliswaar brengt Beets nog wel enige nuance aan bij de introductie van het personage, maar na het verhaal herinner je je alleen de onaangenaamheid, zeker geholpen door de titel.

Ook deze knipoog van Jaeger wordt gemakkelijk herkend. Mede doordat deze wel vaker voorkomt. Enkele voorbeelden: Een onaangenaam mens in het Witte HuisEen onaangenaam mens in HaarlemEen onaangenaam mens in Combe FloreyEen onaangenaam mens op de CortenbergEen onaangenaam mens op Hampstead

Bij sommige van die knipogen wordt het personage van Beets expliciet genoemd. Dat geeft weer eens aan de Camera Obscura nog steeds leeft, al zal lang niet iedereen het boek gelezen hebben. Ik zal het niet meteen gaan herlezen, maar ik heb wel zin om nu eindelijk Na vijftig jaar te gaan lezen. De ondertitel is: Noodige en overbodige opheldering van de Camera Obscura. Beets publiceerde het in 1888 en schreef het blijkbaar nog een jaar eerder, want hij heeft het over 'achtenveertig jaar' na de Camera Obscura. Intussen leven wij meer dan 160 jaar na het verschijnen van Beets' beroemde boek. Het is nog steeds niet dood. Laten we daar een kop koffie op nemen. 



Meer geknipoog vind je hier.

vrijdag 18 september 2020

Birk (Jaap Robben)



Blijkbaar heb ik niet de neiging om de boeken van Jaap Robben meteen te gaan lezen als ze verschijnen.  Zomervacht (2018) las ik in 2019 en Birk (2014) heb ik nu pas gelezen. Als iemand ooit mijn botjes vindt (2012) las ik wel in het jaar van uitgave. Josephina moet ik ook rond die tijd gelezen hebben, maar ik heb er, voor zover ik nu kan zien, niet over geschreven. 

Waarover Birk gaat, wist ik voordat ik eraan begon: het komt geregeld voor dat leerlingen het boek op de lijst zetten. Bij een boek dat intussen zes jaar oud is, hoef ik niet krampachtig te doen over de plot, lijkt me. Wie het nog wil gaan lezen, moet deze bijdrage misschien overslaan. Aan de andere kant: ook als je de plot al weet, blijft Birk nog steeds een leuk boek, heb ik gemerkt.
 

Eiland

Mikael Hammerman woont op een klein eiland, met zijn vader Birk en zijn moeder Dora. Verder woont alleen Karl er, een visser. Een eindje verderop staat het huis van mevrouw Augusta, maar zij is al overleden. Het eiland ligt niet dicht bij een kust en vermoedelijk moeten we het situeren ergens tussen Schotland en Noorwegen. Maar er is wel elektriciteit, (vaste) telefoon, radio en tv. Hoe dat precies zit, wordt niet uitgelegd en ook weten we niet of er riolering is. Er is wel stromend water. Van tijd tot tijd komt het schip Brigitta voedsel en post brengen. 

Meteen aan het begin van de roman verdwijnt de vader, Birk. Hij gaat de zee in om de bal van Mikael op te halen en komt niet meer terug. We kunnen ervan uitgaan dat Birk verdronken is, maar het duurt wel even voor Mikael en Dora dat accepteren.

In het begin vertelt Mikael niet wat er precies gebeurd is. Hij voelt zich schuldig aan het verdwijnen van zijn vader en meent vader op allerlei plekken te zien, bijvoorbeeld als een klein mannetje dat uit de kraan komt. Pas als hij de ware toedracht aan zijn moeder heeft verteld, houden die verschijningen op. Moeder zal daarna altijd spreken van Birk en niet meer van Papa. 

Laboratoriumopstelling

Net als in Zomervacht hebben we in Birk een kleine gemeenschap. Het lijkt een soort laboratoriumopstelling. Robben brengt zijn personages in een bepaalde situatie en wij kunnen bekijken hoe ze dan reageren. Dat deed Renate Dorrestein ook, tenminste in haar vroege werk; van haar latere werk ben ik wat minder op de hoogte. Esther Gerritsen doet in sommige van haar romans iets soortgelijks. 

Wat dat betreft is Birk extreem: drie mensen op een vrij klein eiland en ze wonen er al jaren en zijn dus al die tijd op elkaar aangewezen. Mikael kreeg thuisonderwijs van zijn vader, maar dat houdt nu op. Hij zorgt ervoor dat hij de lessen niet meer toegestuurd krijgt. De enige lijn met de buitenwereld is het schip Brigitta, maar dat zijn slechts kortdurende contacten. Slechts één keer gaat Mikael mee met Karl naar het vasteland, naar de plaats Tramsund. 

Af en toe onttrekt Mikael zich aan de kleine gemeenschap. Hij gaat dan naar het huis van mevrouw Augusta. Dat is ook de plaats dat hij kan dromen dat alles nog bij het oude is gebleven en dat zijn vader niet verdronken is. 
Soms haal ik drie mokken uit de kast en zet die samen met de koffiepot op tafel. Mevrouw Augusta is dan even naar de zitkamer om iets te pakken, pap moest nodig naar het toilet en ik ziet hier. En kijk uit het raam. 

Meeuw

Hij sluit een broedende meeuw op in de slaapkamer en gaat die geregeld voeden. Hij hoopt de jonge meeuw, die uit het ei gekomen is, afhankelijk van hem te maken. Mogelijk wil hij iets (iemand?) hebben dat (die) echt van hem is. 

Dora vindt het maar niks dat Mikael zich afzondert. Mogelijk is ze bang om hem ook nog kwijt te raken. 
'Als je hier nog een keer komt...' Ze brengt haar mond naar mijn oor en fluister. 'Dan brand ik dit krot plat.' (...) 'Hier moet je zijn.' Met haar vuist slaat ze hard tegen haar eigen borst. 
De tijd gaat door. Mikael is negen jaar oud als zijn vader verdrinkt. Aan het eind van het boek is hij vijftien. Zijn lichaam ontwikkelt zich, wat bijvoorbeeld te merken is aan een beginnende snor en hij gaat roken. Op een gegeven moment zegt Dora dat Mikael een man wordt. 

Identificatie

Soms denkt hij terug aan zijn vader, al lijkt het ontbreken van de vader vaak op de achtergrond te blijven. Als hij naar een foto kijkt waarop zijn vader zeventien jaar oud is, identificeert hij zich met hem: 
Wanneer ik voor die foto sta, wordt het een spiegel. Zeker als ik mijn hoofd een knikje schever hou en zijn halve glimlach nadoe. (...) Ik durf alleen zo naar die foto te kijken als ik zeker weet dat mijn moeder me niet kan betrappen. 
Ook het roken is misschien imitatie van de vader. Helemaal aan het eind van het boek wordt vader nog een keer rokend ten tonele gevoerd. 

Aanvankelijk weet je niet zo goed hoe moeder het verlies van haar man verwerkt. Maar op een gegeven moment wil ze dat Mikael de kleren van Birk aantrekt en ze ruimt alles op wat met zijn jeugd te maken heeft, ook de dingen waar hij aan hecht. Zo heeft vader ooit een zwemdiploma voor Mikael gemaakt. Ook dat moet weg. 

Het lijkt erop dat Dora het idee heeft dat ze kan kiezen: of Birk weg of Mikael en dat ze voor het laatste gekozen heeft. Ze kruipt zelfs bij hem in bed en spreekt hem aan met Birkje. In haar verdriet of haar verlangen is Dora niet in staat om te zien wat er in een ander omgaat. Ze vindt in Mikael Birk terug.

Haar manier van doen is misschien te vergelijken met de manier waarop Mikael omgaat met het jong van de meeuw. Daarbij gaat hij meer uit van wat zijn behoeften zijn dan van wat het dier nodig heeft. De parallel tussen de hoofdpersoon en een dier deden mij trouwens denken aan de zeelt in Muidhond, van Inge Schilperoord. 

Missen

Pas helemaal aan het eind van het boek kan Mikael uitspreken dat hij zijn vader mist. Pas dan is er misschien ruimte voor iets anders dan woede of zich terugtrekken. Mikael woont op een eiland, maar hij is zelf ook een eiland. Pas aan het slot van het boek is er een mogelijkheid tot  verbinding met het vasteland of met andere eilanden. Of dat ervan komt, is nog maar te bezien. 

Robben heeft met Birk een boeiende roman geschreven, die al door veel recensenten geprezen is. Er hangt een benauwende sfeer in het boek, waaraan Mikael niet kan ontkomen. Hij probeert de regie terug te krijgen, met het voeden van het meeuwenjong, maar dat lukt hem niet. De enige die hem kan redden, is misschien zijn vader, maar die is er juist niet meer. Pas als Mikael erkent dat hij vader mist, komt er ruimte in het verhaal. Maar dan is het boek uit. 

donderdag 17 september 2020

Podcast: Moord op het Oosterveld / Kerekewere (De Standaard Podcast)


Moord op het Oosterveld

Wie van waargebeurde misdaadverhalen houdt, kan een hele tijd vooruit. De zogeheten true-crime-podcasts zijn er te kust en te keur. Eerder schreef ik hier over De kofferbakmoordDadersCokevissersIn het hart geraaktKwaad bloedDe wereld van Jan de Man. VAn die laatste kun je je overigens afvragen hoe 'true' de 'crime' is. Wel beluisterd, niet over geschreven: De moord op Patrick, De gijzeling van Gladbeck, De showbizzmoord, De Deventer moordzaak. Er zijn er meer, veel meer. Aan deze lijst is weer een podcast toegevoegd: Moord op het Oosterveld

Op 3 juli 2018 wordt de zesentwintigjarige Daan Mellee dood aangetroffen in zijn huis. Hij blijkt doodgeschoten te zijn. Tot nu toe is de moord niet opgelost. 

Gesprekken

Tom Meerbeek is opnieuw in deze zaak gedoken en maakte er een podcast van voor RTV Oost.  Hij sprak met mensen die dicht bij Daan stonden. Voornamelijk de vader, moeder en broer Chris. Daan rommelde af en toe wat in de criminaliteit, maar het is niet duidelijk of dat de aanleiding van de moord was. Een huiselijke twist met Daans vriendin Debby op de avond voor de moord liep hoog op, maar Debby blijkt nu geen verdachte meer te zijn. 

Meerbeek heeft een wat hortende manier van praten in zijn voice-overs. Dat komt wat onnatuurlijk over, maar daar luister je wel doorheen. De drie afleveringen zijn op dezelfde dag online gezet, maar misschien is het niet handig om ze meteen na elkaar te beluisteren. Dan is er wel erg veel (letterlijke) herhaling. 

Het lijkt er niet op dat Meerbeek boven water wil halen wie er nu schuldig is. Dat is in ieder geval niet de grootste verdienste van de podcast. De waarde ligt vooral in het inzichtelijk maken van wat nabestaanden moeten doormaken. Daan was zo verminkt, dat de familieleden zijn lichaam niet meer konden zien. Ze hebben alleen foto's van delen van zijn lichaam. Het was dan ook moeilijk om echt afscheid te nemen. 

Veilige sfeer

Doordat er geen dader is aangewezen, is voor hen de zaak nog steeds open en daardoor blijven ze ermee bezig. Dat brengt Meerbeek goed naar voren. De familieleden praten vrijuit, dus het is de interviewer goed gelukt om een veilige sfeer te scheppen, waarin mensen zeggen wat hen echt op het hart ligt. 

De familieleden zijn bepaald niet blind voor de moeilijke kanten die Daan had, maar het zijn bovenal mensen die geven om hun zoon en broer en die moeten leren leven met een gemis en dat blijkt erg moeilijk. 

Meer dan als een reconstructie van een misdaad heb ik de podcast beluisterd als een beeld van wat een moord doet met de naaste verwanten van het slachtoffer. Daar heeft Meerbeek een goed beeld van geschetst. 

Voor meer informatie: zie de site van RTV Oost. 


Kerekewere (De Standaard Podcast)

Sinds een tijdje beluister ik af en toe een aflevering van de podcast De Standaard Podcast. De Standaard is een Vlaamse krant. Enkele decennia geleden had ik een collega die met een Vlaamse getrouwd was. Wanneer hij op bezoek geweest was bij de familie van zijn vrouw, bracht hij voor mij altijd een stapeltje boekenbijlagen van deze krant voor mij mee. 

De podcast van De Standaard (die volgens mij eerst De Standaard Audio heette) zit meestal dicht op de actualiteit. In de podcast worden de achtergronden bij het nieuws belicht, door mensen die zich in de materie verdiept hebben. Dat kan de Brexit zijn, het coronavaccin, de onlusten in Wit-Rusland, de kunstenaar Bansky of de voetballer Messi. Ruim een jaar is de podcast aan de gang en er zijn nu al meer dan tweehonderd afleveringen. 

Kom eens terug

Soms is er een bijzondere serie en daarvoor wil ik nu aandacht vragen: Kerekewere. Dat is Vlaams-Nederlands dat in de standaardtaal zoiets als 'Kom eens terug' zou luiden. Alle afleveringen vindt u hier.

De podcastmaker is Brecht Castel en in vier afleveringen gaat hij op zoek naar het verhaal van zijn vader, die een einde heeft gemaakt aan zijn leven. Over dat onderwerp zijn al eerder indringende podcasts gemaakt, zoals WaaromVerstrikt gaat over zelfdoding en jongeren. 

Het is alweer een tijdje geleden dat ik Kerekewere heb beluisterd, maar de podcast heeft wel indruk gemaakt. Brecht weet zijn vader dicht te naderen. Hij leest dagboeken en brieven  die zijn ouders elkaar hebben geschreven en hij praat met Dirk de Wachter (die tegenwoordig overal opduikt, maar wat hij te vertellen heeft is dan ook altijd de moeite waard). Vader en moeder Castel waren ooit bij De Wachter in therapie. 

Brecht was acht jaar oud toen hij zijn vader verloor. Intussen zijn we eenentwtintig jaar verder. Door een gesprek met een computervriend van zijn vader, leert hij zijn vader kennen in een andere hoedanigheid en in een andere tijd. Het waren de pioniersjaren van het internet. 

Teleurstelling

Een studievriendin van vader Castel maakte hem mee tijdens de lerarenopleiding. Daar kreeg hij te maken met een teleurstelling. In de laatste aflevering is er een gesprek met Brechts moeder. Brecht is in dat gesprek de interviewer, maar natuurlijk ook de zoon. Het is mooi gesprek geworden, waarin blijkt dat professionaliteit en betrokkenheid goed kunnen samengaan. 

Wat me bijgebleven is, is het portret van een man die het altijd moeilijk heeft gehad, wie het vaak niet lukte om een beetje goed door het leven heen te komen. De podcastserie is met aandacht en liefde gemaakt. Het zou me niet verbazen als vader Castel gedacht zou hebben dat hij al die aandacht niet waard was. Gelukkig denkt zijn zoon daar heel anders over. 

woensdag 16 september 2020

Hortsik / Hotsjek (Woorden die je weinig hoort 11)


Eerder deze week luisterde ik,  via de podcast van Andermans veren (even scrollen) naar een concert van Marjolijn Touw. Ze zong daar een lied van net na de Tweede Wereldoorlog. Daarin kwam de zin voor: 'Hotsjek, hotsjek, ouwe trouwe merrie, / Maak wat voort, we zijn nog ver van huis'.

Ik herkende de tekst en ook de melodie, maar volgens mij had ik, lang geleden, verstaan: 'Hortsik, hortsik,' in plaats van 'Hotsjek, hotsjek.' En ik herinnerde me ook een ander versje, met dezelfde melodie:

Hortsik, Hortsik, eigenteelt is rotshag. Ik raap nog liever de peukjes van de straat. 

Dat liedje heb ik ongetwijfeld van mijn moeder geleerd. Toen ik het opzocht, vond ik hier meer informatie over eigenteelt. Ook daarbij wordt overigens 'Hotsjek, hotsjek' gegeven in plaats van het, blijkbaar foutief door mij onthouden, 'Hortsik, hortsik'. 

Peuken verzamelen en van de restjes tabak nieuwe sigaretten rollen kwam overigens veel voor. Die tabak werd bukshag genoemd. 

Hotsjek in de krant

Waar de term 'hotsjek' vandaan komt, is me niet duidelijk. Bij mij roept het de associatie op met Russisch of misschien Pools. Veel verwijzingen zijn er niet. In Delpher komt ik, in de krantenpagina's, de eerste verwijzingen tegen in kranten van net na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Steeds betreft de titel van een lied. In de Axelsche Courant van 7 april 1945 wordt verteld dat het duo Fritse-Beij 'voor amusement zorgde' met 'Hotsjek, hotsjek!' en 'Het Regiment marcheert niet meer!' Axel (Zeeuws-Vlaanderen) was toen al bevrijd en blijkbaar zong het duo liederen. 

Ik vermoed dat het lied 'Hotsjek, hotsjek!' hetzelfde lied is als wat ik vanochtend hoorde. De hele tekst:

Het lied zou bekend worden door het komische duo de Wama's, Wim van Wageningen en Dick de Maat. Zij traden af en toe op in De Bonte Dinsdagavondtrein en zo werd ook het nummer bekend. Bij het overlijden van Van Wageningen in 1986 wordt 'Hotsjek, hotsjek' als een van de bekende nummers genoemd.

Schuilnaam

Op 26 april 1945 staat er in Strijdend Nederland een rijtje namen. Er wordt verantwoording afgelegd van de giften, naar ik aanneem. Veel personen hebben duidelijk een schuilnaam aangenomen: Larf, Krokeledokus, Kanarie, Lekkerbek en ook: Hotsjek. 

Op 7 augustus 1945 in De Typhoon meldt Kleyn's Muziekhandel dat er nieuwe muziek binnen is. De titels van de nummers worden genoemd, waaronder 'Hotsjek.'


Vermoedelijk gaat het steeds om hetzelfde nummer. In De Kroniek van 15 augustus 1945 wordt zelfs een stukje van de tekst geciteerd:


Het rood door de afbeelding is overigens een deel van het woord 'Vrede!' Verwijzingen naar het lied zijn op verschillende plaatsen te vinden. In 1959 wordt het genoemd als een van de bekende oorlogsliedjes. 

Aansporing

Afgaande op de tekst lijkt mij 'Hotsjek!' de aansporing die een voerman geeft aan zijn paard. De connectie met paarden vind ik ook terug in andere krantenartikelen. In de Leeuwarder Koerier is er bijvoorbeeld een aankondiging van het optreden van Madame Rossetta en haar wonderpaard Hotsjek. 

In mijn herinnering was het dus niet 'hotsjek' maar 'hortsik.' Wat een 'sik' was, wist ik ook als kind al en ik wist ook de betekenis van 'hortsik': opschieten, vooruit met de geit. Bij het zoeken op 'hortsik' ben ik die geit overigens niet vaak tegengekomen. 

Paardenvlees/paardenslager

'Hortsik' heeft veel oudere papieren dan 'hotsjek': het wordt voor het eerst vermeld in Het vaderland van 18 november 1879. In een stukje, 'Brieven uit Amstelland,' worden mensen sprekend opgevoerd. Het gaat over vlees:

- 't Paardevleesch is nou goed genoeg voor de miliciëns, in de rats, daar proeven ze er toch niks van.

-Ken je begrijpen; de sergeant-majoor en de andere lui die van de leveranciers af en toe zoo'n ribbetje of een biestukkie krijgen voor de rikkemdasie, lusten geen hortsik!

Hier wordt 'hortsik' dus gebruikt als benaming voor paardenvlees. In een andere betekenis komt het woord voor in verthalend proza, een feuilleton van Justus van Maurik jr., in De Amsterdammer van 8 maart 1883:


Aan de aanhalingstekens te zien, is 'hortsik' niet de normale benaming. In dit geval gaat het om een paardenslager. 

Het is de vraag hoe gangbaar het woord toen geweest is voor paardenvlees of -slager. In de Provinciale Drentse en Asser Courant van 7 januari 1886 komt 'hortsik' voor, weer in spreektaal, maar wel met een voetnoot, waarin de betekenis wordt uitgelegd. 


Op 15 december 1909 komt Hortsik voor als een buitenlandse eigennaam in Het vaderland: 'Hortsik, de uitgever van Tolstoï's werk 'De goddelijke gerechtigheid en wij', is tot 12 maanden gevangenis veroordeeld.'

Amsterdams woord

In nota bene het Rotterdamsch Nieuwsblad (van 4 juli 1918) moeten we lezen dat 'hortsik' Amsterdams is. Het komt namelijk voor in opstellen van J. Wolthuis over Amsterdamse woorden. 


De twee betekenissen (paardenvlees en paardenslager) worden genoemd, evenals de aansporing van een voerman, die we ook in het lied Hotsjek tegenkomen. Die aansporing wordt wel geschreven met een streepje ertussen. Op mij komt het over alsof het paard met 'sik' wordt aangesproken en dat 'Hort' de aansporing is. Of dat 'sik' nog iets met geit te maken heeft, weet ik niet. Ik kan me wel voorstellen dat iemand die een bokkenwagen bestuurde ook 'hort-sik' zei. 

In 1920 wordt er in het Algemeen Handelsblad (14 juli) weer over 'hortsik' verteld wat we er al over weten, deze keer onder het kopje 'Uit de dieventaal'. Het woord wordt opnieuw Amsterdams genoemd en omdat het over dieventaal gaat, mogen we aannemen dat het weer over gesproken taal gaat. 

Paard

Dat ook een paard, in dit geval een speelgoedpaard, een hort-sik wordt genoemd, komen we tegen op 24 maart 1928 in de Tilburgsche Courant:


Die betekenis (paard) komt in datzelfde jaar ook voor in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (19 mei). Het is weer duidelijk spreektaal: 'Die ouwe os van mien, da's mien hortsik, mien ros....' Opmerkelijk is dat het het geen Amsterdammer is die het zegt, maar een Veluws keuterboertje. Blijkbaar reikt de expansie van het woord tot ver buiten Holland. 

Niet alle vermeldingen kunnen en hoeven genoemd te worden. In 1929 en 1930 is er een vervolgverhaal voor kinderen: 'Hortsik en Hobonk, of de wonderlijke droom van Hannes Mop. De hortsik is daar een wonderlijk stokpaard, dat ook met 'hort-sik' wordt aangevuurd en begin jaren dertig doet een zeilschip met de naam Hortsik het goed bij verschillende wedstrijden. 

Geit


Op 18 mei 1934 is er ineens toch een verwijzing naar een geit, in het Eindhovensch Dagblad waar aan kinderen geleerd wordt hoe ze een geit moeten tekenen: 


Onbeschaafd en onfatsoenlijk

Op 26 november 1951 krijgt sportverslaggever Leo Pagano op zijn kop, omdat hij bij het verslag van de voetbalwedstrijd Nederland - België zich heeft laten gaan. De verslaggever van Het Parool laat weten dat hij het optreden van Pagano 'onbeschaafd en onfatsoenlijk' vindt. Pagano had zich negatief uitgelaten over de scheidsrechter en de grensrechter. De arbiter, Harzic, had hij zelfs Hortsik genoemd. De wedstrijd eindigde overigens in 6-7. 

In 1952 komt de bokkenwagen de krant in rollen. Dat gebeurt in De Waarheid van 2 juli, in het verhaal 'Fed en Vetertje in Priktol-land'. Meneer Kwast, die de leidsels in handen heeft, zegt 'hortsik' om de bok in beweging te brengen. 

Hort, zeg ik

In 2013 besteedde Ewoud Sanders aandacht aan 'hortsik' in NRC Handelsblad van 4 maart onder de titel 'Je gedragen als een paardenvleeseter.' Hij geeft de plausibele verklaring dat 'hortsik' een verkorting zou zijn van 'hort, zeg ik'. Hij noemt ook dat gesuggereerd is dat 'hortsik' een eponiem is, afgeleid van de naam 'Mölscher' en dat lijkt hem sterk. Maar een eponiemenwoordenboek van Wim Daniëls draagt juist de naam Hortsik! Ik heb dat boek niet in kunnen zien. 

Ik ga ervan uit dat het 'hotsjek', uit het begin van deze bijdrage, een variant is op 'hortsik', dat al veel eerder gebezigd werd. Het is een aansporing voor een paard en soms ook voor een geit/bok/sik. In Amsterdam werd 'hortsik' gebruikt voor paardenvlees en paardenslager. De benaming 'hortsik' voor paard, werd in een groter deel van Nederland gebruikt. 

Ik herinner met 'hortsik' nog goed, als een aansporing om op te schieten. Daarbij had ik het idee dat het bij ons redelijk gangbaar taalgebruik was, maar mijn lief (zelfde leeftijd, twee dorpen verderop opgegroeid) kende het niet. Het lijkt me nu terecht een woord in de categorie 'woorden die je weinig hoort.'


Rotterdamsch Nieuwsblad 7 december 1921