Eerlijk gezegd hou ik de hedendaagse jeugdliteratuur niet zo bij. Van Daan Remmerts de Vries heb ik het een en ander gelezen (zie hier en hier) en van Francine Oomen las ik indertijd het Kinderboekenweekgeschenk (maar dat is ook al meer dan tien jaar geleden). Iemand zei me dat ik dan toch in ieder geval iets van Anna Woltz moest lezen. Haar boek Gips kreeg dit jaar de Gouden Griffel, dat zal dus wel in orde zijn. Ik las het boek dat daarna verscheen: Alaska.
Met de hoofdpersonen van Alaska is iets, zoals met meer personages van Woltz. Sven heeft epileptische aanvallen en het meisje Parker was getuige van een gewapende overval op de zaak van haar ouders, waarbij haar vader gewond raakte. Ze krijgt de beelden maar niet uit haar hoofd:
Ik zoek in mijn hersens naar grappige dingen, maar meteen kom ik bij filmpjes die ik helemaal niet wil zien. Ze zijn absoluut voor boven de zestien, en toch zitten ze al weken in mijn hoofd.Beiden beginnen aan een nieuw schooljaar en komen in dezelfde brugklas terecht. Sven wil in ieder geval niet het zielige jongetje zijn. Hij profileert zich ten koste van Parker: omdat ze blaft, noemt hij haar Barker. Je voelt het dan al een beetje aankomen: twee tegenpolen die toch iets gemeen hebben en uiteindelijk elkaar vinden. Het is niet een bijster origineel gegeven, maar het gaat erom wat je er als schrijver mee doet.
De verbinding tussen Parker en Sven is de hond Alaska, die ooit bij Parker in huis was, maar die nu hulphond voor Sven is. Anoniem bezoekt Parker Sven en Alaska in het holle van de nacht.
Uiteindelijk komt alles goed, maar bij de weg daarnaartoe kreeg Woltz me toch te pakken. Sommige scènes zijn spannend (Parker gaat op zoek naar de overvallers) en er zijn ook ontroerende passages (Parker probeert Sven over te halen weer naar school te gaan).
Die wil dat alles weer goedkomt is me net iets zoetig, maar terwijl ik dat opschrijf twijfel ik alweer. Zo heel zoet is het einde toch ook weer niet? En een kinderboek mag best positief zijn; er is al genoeg journaal. En de ellende wordt niet buiten het boek gehouden, gezien de epilepsie en de gewapende overval.
Uiteindelijk gaat het om het accepteren van je leven, inclusief de ongemakken. Het leven kent zijn moeilijkheden en zelfs zijn rampen, maar er is altijd een manier om door te gaan. Dat is zo'n beetje de boodschap die in Alaska wordt uitgedragen. En dat je dat vooral samen met anderen doet, vermoed ik. Je moet je niet laten verlammen door je wat je vreest, maar het leven onbevangen tegemoet treden. In de woorden van Parker en dus van Woltz:
Maar vannacht dacht ik opeens: oké. Elk moment kan alles dus gebeuren. Je weet nooit wat je gaat meemaken. Je kunt neergeschoten worden, je kunt verstijfd op de grond vallen, je kunt voor gek staan omdat je in de allereerste les begint te blaffen.Ik kan me voorstellen dat kinderen van dit soort boeken houden. Alaska zit goed in elkaar. Het laat de lezers zich verplaatsen in kinderen die het moeilijker hebben dan de gemiddelde lezer, terwijl hun situatie toch herkenbaar is: ieder kind denkt wel eens na over de plaats die hij in de klas heeft en over hoe het nu allemaal verder moet met zijn leven. Verder speelt Alaska een heldenrol, wat het altijd goed doet sinds Lassie en Snuf de hond.
Maar je kunt ook Alaska terugvinden.
Je kunt Sven leren kennen.
En je kunt ontdekken dat er meer mensen op Mars wonen dan je dacht.
Bovendien heeft Anna Woltz een aardige manier van schrijven. Haar dialogen hebben vaart en 'klinken', en af en toe is er een zinnetje dat je bijblijft. Bijvoorbeeld dat Parker het gevoel heeft dat ze afbrokkelt.
Helemaal voluit juichen kan ik niet, merk ik. Maar misschien komt dat doordat ik een oude, narrige man ben, die al voor de klas stond toen Anna Woltz nog geboren moest worden. Ik behoor niet tot het beoogde publiek. Maar er zijn genoeg passages die ik met plezier gelezen heb.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten