vrijdag 29 oktober 2021

Een stem uit de hemel (Sytse van der Veen)


Het zal niet vaak voorkomen dat iemand een stem uit de hemel hoort. Ik ken het verschijnsel uit de Bijbel, als Saulus (die later Paulus heet) een stem hoort als hij op weg is naar Damascus: 'Saul, Saul, wat vervolgt gij mij?' Zo staat het tenminste in de Statenvertaling, de bijbelvertaling waarmee ik ben opgegroeid. Naar aanleiding daarvan gooide Saulus zijn leven radicaal om. Later heeft men wel beweerd dat Paulus een epileptische aanval heeft gehad. Dat zou wel jammer zijn voor het verhaal. 

Ik kan me voorstellen dat mensen ook moeten denken aan Knielen op een bed violen van Siebelink. In de passage waarnaar de titel verwijst, krijgt Hans Sievez een teken van de hemel (al hoort hij geen stem).

Ook in de nieuwe roman van Sytse van de Veen, Een stem uit de hemel, hoort iemand zo'n stem. Het is de vader van Arthur, een van de twee hoofdpersonen in het boek. Hij hoort: 'Ga terug!' Dat vat hij op als een teken en later zal hij predikant worden. Net als bij Paulus is de stem cruciaal voor een wending in zijn leven. 

De ik-figuur in het boek is Lennard (wiens naam op het achterplat van het boek overigens niet correct is gespeld en verderop in het stukje wordt hij zelfs Richard genoemd), eerstejaarsstudent psychologie. Hij ontmoet zijn jaar- en studiegenoot Arthur, een intelligente jongen. Lennard schrijft en Arthur leest enkele van zijn verhalen. 

Zwaar christelijk, gereformeerd

Arthur geeft daarop Lennard twee dozen vol schriften met dagboekaantekeningen en  zegt dat hij daar  een boek van moet maken en zo het verhaal van Arthur moet schrijven. Arthur is opgegroeid in een gelovige omgeving. 'Zwaar christelijk, gereformeerd.' Waarschijnlijk gaat het hier om de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt: 'Eigen scholen, een eigen krant, zelfs een eigen politieke partij.' Van dat geloof heeft hij zich losgemaakt en hij heeft zich er behoorlijk tegen afgezet, waarmee hij zich ook heeft afgezet tegen zijn ouders. 

Ongetwijfeld heeft Arthur daarover geschreven in de schriftjes, maar de lezer krijgt daar nauwelijks iets van te lezen. Ook wordt er bijna nooit verteld dat Lennard in de dagboeken leest en al helemaal niet dat hij aan het schrijven is. Op een gegeven moment is het boek grotendeels af. Waarom Van der Veen een groot deel van het lees- en schrijfproces buiten het boek gelaten heeft, is me een raadsel. 

Lennard is zonder geloof opgegroeid en hij zal zo zijn vragen gehad hebben bij wat hij leest. Maar wij weten niet wat hij leest en ook niet wat voor vragen dat oproept. We weten ook niet in hoeverre hij het verhaal naar zijn hand zet. Waarom zo'n boek er moet komen is eigenlijk niet helder en ook niet van wie het eigenlijk is als het af is. Daarover zijn geen bindende afspraken gemaakt. Ook dat is moeilijk voorstelbaar. Lennard wordt betaald, maar hij is niet een ghostwriter. Hij zal dan ook later met de roman naar een uitgeverij stappen. 

Omdat Lennard wil weten of er ook een andere kant aan het verhaal zit, zoekt hij contact met de ouders van Arthur; hij praat vooral met de vader. Ook met Arthurs zus heeft hij contact. 

Voor zijn studie verliest Lennard al gauw elke belangstelling. In het begin van de roman wordt die studie nog genoemd, later helemaal niet meer. Soms krijgt onze jonge schrijver pas laat zijn toelage van zijn vader. Over studiefinanciering wordt niet gesproken. Het lijkt erop dat Van der Veen de studie dood heeft laten bloeden omdat hij dat niet kon gebruiken in zijn verhaal. De studie is wel erg plotseling verdwenen. 

Niet ingebed in de tijd

Het verhaal is niet ingebed in de tijd. Er dringen geen berichten uit de actualiteit door tot Lennard en Arthur. Er zijn al mobiele telefoons, maar berichten worden niet verstuurd via WhatsApp. Het maakt aan de ene kant het verhaal tijdloos, maar aan de andere kant laat het ook zien hoezeer de personages met elkaar in een bubbel zitten. Daarbuiten lijkt er niets interessants te gebeuren. 

Er is verder wat gedoe met een huisbaas met paranoïde trekken en soms krijgt Lennard bezoek van Tim, een christen uit de evangelische hoek. En dan is er nog Cathy, een wat mysterieuze jonge vrouw. Lennard wordt verliefd op haar, maar bekent haar dat niet. Al deze personen zullen een rol spelen op het cruciale moment in deze roman. 

Van der Veen vertelt het verhaal vlot, in een stijl waar weinig op aan te merken is. Hij is goed in het doseren van informatie. Vaak houdt een hoofdstuk mooi op tijd op. De lezer weet dan niet precies hoe het allemaal verder gegaan is, maar dat blijkt alleen maar prettig. Op die manier blijft het verteltempo hoog.  

Compositie

Over de compositie had ik soms wel wat twijfels. De figuur van Tim voegt niet zoveel toe aan het verhaal, behalve dat ook via hem het geloof in het verhaal komt. Veel daarvan had gemist kunnen worden, naar mijn smaak, maar Van der Veen heeft Tim ook nodig omdat hij bij het etentje moet zijn waar het verhaal een wending neemt. Tijdens die maaltijd komt iets ter sprake dat een ander licht werpt op zaken, waarna Arthur naar buiten loopt. 

Eerlijk gezegd kon ik dat als lezer niet helemaal volgen. Arthur reageert vrij heftig terwijl de situatie ook wel iets grappigs heeft. Dat hij veranderd is door wat er meteen na het etentje gebeurde is weer wel begrijpelijk. Ik blijf hier wat vaag in mijn omschrijvingen, omdat ik niets van de plot wil weggeven.  

Door de manier van vertellen is Een stem uit de hemel een fris boek, dat vrij vlot leest. De relatie tussen Lennard en Arthur kun je goed navoelen. Arthur is dominant, maar Lennard geeft ook zijn grenzen aan. In de beschrijvingen is Van der Veen naar mijn smaak soms te expliciet. Zinnen als 'Ik vond hem boeiend' moeten eigenlijk niet nodig zijn. Als het verhaal verteld wordt, wordt vanzelf wel duidelijk wat het personage vindt. 

Net te

De plot tijdens het etentje is me net te geconstrueerd en de symboliek van de mantel van Arthur net te nadrukkelijk. Het personage van de huisbaas speelt een negatieve rol en dat weerspiegelt zich in hoe hij eruitziet. Dat is me weer te schematisch. 

Zo kwam ik geregeld smetjes tegen, maar dat neemt niet weg dat Een stem uit de hemel bijzonder vlot leest, als verhaal blijft boeien en niet boodschapperig overkomt, terwijl het geloof op de achtergrond wel steeds meespeelt. Mogelijk is dat voor mensen reden genoeg om toch eens met het boek kennis te maken. 

Sytse van der Veen, Een stem uit de hemel. Uitg. Manuzio, Kampen 2021; 220 blz. € 19,99.

maandag 25 oktober 2021

De kiesvereeniging van Stellendijk (Lodewijk Mulder)

Onlangs sprak ik met een collega over het humoristische werk Het leesgezelschap van Diepenbeek (1847). De inhoud stond me nog aardig bij. Het is geschreven door P. van Limburg Brouwer (1795 - 1847), die niet verward moet worden met P.A.S. van Limburg Brouwer (1829 - 1873), bekend geworden met de roman Akbar uit 1872. In het gesprek met mijn collega noemde ik echter een andere naam: Lodewijk Mulder (1822 - 1907). 

Thuis besefte ik dat ik twee werken door elkaar gehaald had: Het leesgezelschap van Diepenbeek en De kiesvereeniging van Stellendijk (1880) en dat laatste is van Lodewijk Mulder. Jaren geleden heb ik vier van de vijf delen met Verspreide geschriften van Lodewijk Mulder gekocht, maar ik heb er nooit iets van gelezen, realiseerde ik me. Dus de Kiesvereeniging maar eens ter hand genomen. 

De politieke kompasnaald

Dit is een toneelstuk, dus dat leest ook nog lekker snel. Bovendien is het humoristisch. Het gaat om de kiesvereniging van de vrijzinnige liberalen, De politieke kompasnaald, die zal gaan vergaderen in de benedenzaal van het logement De klimmende tortel. Op de vergadering zal een lid voor de Tweede Kamer voorgedragen worden. 

Er blijken slechts drie mensen aanwezig te zijn bij de vergadering: de voorzitter, de heer Schor, de secretaris, de heer Valburg en de heer Haspelstok, die voor het eerst een dergelijke vergadering bezoekt. Ondanks het geringe aantal aanwezigen wordt er gewoon vergaderd. Op de gebruikelijke manier leest Valburg de notulen voor: onverstaanbaar en in razend tempo. 

Haspelstok

Bij alles wat er gebeurt, heeft Haspelstok vragen en elke keer loopt hij aan tegen het feit dat hij niet weet wat de regels bij de vergadering zijn. Zo moet hij elke keer officieel het woord vragen en krijgen. Nadat er een tijd vergaderd is, wordt besloten om later op de dag een tweede vergadering uit te schrijven. De convocaties worden geschreven en bezorgd, maar met daarop expres de verkeerde datum. Valburg heeft het idee dat de door hem gewenste kandidaat dan meer kans heeft om gekozen te worden. 

Die kandidaat is zijn vriend Lansing, die niet staat te trappelen, maar als er een beroep op hem gedaan zal worden, zal hij de klus opknappen. Hij is getrouwd met Louise, die later een grote erfenis zal wachten van haar conservatieve oom Marksteen, grootgrondbezitter, maar die moet niets hebben van de opvattingen van Lansing. Als die toch naar de Tweede Kamer gaat, zal oom zijn nichtje onterven. 

Misverstanden, onverwachte ontwikkelingen, sneren naar de vergadercultuur en uiteindelijk komt het allemaal goed. Iedereen blij. 

Prijsvraag

Het toneelstuk werd door Lodewijk Mulder geschreven naar aanleiding van een prijsvraag, uitgeschreven door de drie directeuren van de Rotterdamse Schouwburg. Mulder was op het nippertje met inleveren. Hij had het laten overschrijven en leverde het op oudejaarsavond 1876 om elf uur 's avonds in bij een van de juryleden, Carel Vosmaer, onder het motto 'Ter elfder ure!' Het handschrift werd bekroond en het toneelstuk werd opgevoerd. In het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage van 15 oktober 1877 werd de première aangekondigd:



In Het vaderland van 18 oktober 1877 is het verslag van de succesvolle opvoering te lezen, waarbij de recensent het hele toneelstuk navertelt, inclusief alle plotwisselingen. Hij eindigt de samenvatting met: 
Ziedaar de loop van 't stuk, dat uitmunt door aardige zetten, dwaze invallen, geestige toespelingen, en dat uitmuntend gespeeld werd. 
Hij heeft wel wat aanmerkingen op het stuk (het tweede bedrijf had gemist kunnen worden), maar is toch positief. 
Wel werd hier een schitterend bewijs gegeven, dat men een volle comediezaal kan doen gieren van het lachen zonder een enkele schouwe dubbelzinnigheid of onvertogen toespeling.

In het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage van 18 januari 1878 staat een verslag van de opvoering in Den Haag door de Rotterdamsche Schouwburg-Vereeniging. Over het toneelstuk is de recensent maar matig te spreken: hij noemt het 'arm van inhoud' en de vrouwenrollen stellen maar weinig voor, maar het wordt wel goed gespeeld en daarom moedigt hij Mulder aan toneel te blijven schrijven. 


Succesvol

De kiesvereeniging van Stellendijk is een succes en trekt veel publiek. Ook bij de uitvoering in Arnhem op 9 mei zit de zaal vol, meldt de Arnhemsche Courant van 10 mei 1878: 'De schouwburg was gisteren avond zoo vol, als men zich herinneren kan dat hij ooit geweest is.' De recensent heeft het over 'het thans zoo algemeen geprezen toneelstuk'.  

Hij typeert het toneelstuk als volgt:


Het publiek is enthousiast: 

Op 13 mei 1878 wordt er een uitvoering besproken in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant. De kiesvereeniging van Stellendijk blijkt dan al algemeen bekend te zijn. De recensent vindt het dan ook 'een betrekkelijk lastigen taak iets te zeggen van een reeds zoo algemeen besproken stuk.' Het spel van de meeste acteurs wordt geroemd. 

Het jaar erop, op 29 juli 1879 wordt het stuk opnieuw opgevoerd, lezen we in dezelfde krant van 4 augustus. Het publiek is dan echter 'minder talrijk', maar het stuk verveelt nog niet, ook niet bij de recensent die het voor de tweede keer ziet: 

de vroolijke geest, die er ons uit tegenstraalt, de gulle goed Hollandsche scherts, die het geheel kruidt, en hier en daar tot humor stijgt - geeft aan het geheel een hooge waarde.

Driejaarlijkse medaille

Bij de algemene vergadering van het Nederlandsch Toneelverbond wordt het toneelstuk ook nog genoemd, lezen we in Het Vaderland van 11 november 1879. Vanwege de krapte der financiën overweegt het bestuur namelijk om de driejaarlijkse medaille af te schaffen. Maar de afdeling Rotterdam protesteert en noemt De kiesvereniging van Stellendijk als een stuk dat een bekroning verdient. 

Het Vaderland heeft een 'feuilleton' over het toneel, een soort mix tussen column en informatie over het toneel.  Als er in een Frans weekblad wordt beweerd dat het het Nederlandse toneel niet zoveel voorstelt, in tegenstelling tot het proza (Lidewyde van Busken Huet en Het verloren kind van Jan ten Brinke worden genoemd), reageert de schrijver van het feuilleton, A.C. Loffelt, op 4 december 1879:

Op tooneelgebied zijn De kiesvereeniging van Stellendijk, Uitgaan, De roofvogels, ja zelfs Een bittere pil vrij wat belangrijker dan de zooëven genoemde romans, die weinig kenmerkend Nederlandsch bezitten.

Een bittere pil is geschreven door Justus van Maurik, Uitgaan door Glanor (Hugo Beyerman) en De roofvogels door H.G. Roodhuyzen. Het is overigens opmerkelijk hoe vaak 'Nederlandsch' als een aanbeveling geldt. Hierboven wordt De kiesvereeniging ook al 'een echt Nederlandsch blijspel' genoemd. 

Uitvoering in Londen

Het Nieuws van den Dag van 10 mei 1880 meldt dat het Rotterdams toneelgezelschap het toneelstuk van Mulder gaat opvoeren in Londen, samen met twaalf andere stukken, waaronder Vorstenschool van Multatuli. Uit de Londensche brieven in die krant, van 29 juni 1880. Blijkt dat de voorstellingen (in het Nederlands!) een succes waren. Van De kiesvereeniging werd maar een enkel bedrijf opgevoerd en de schrijver van de brieven noemt het een 'failure'. Dat is te begrijpen: het toneelstuk moet het hebben van de dialogen en niet van de handelingen. Veel van die dialogen zal niet aangekomen zijn bij het Engelse publiek. 

Toneelstuk gedrukt

In 1880 verschijnt het toneelstuk in druk. We lezen in de Arnhemsche Courant van 13 november 1880:


De laatste woorden van het toneelstuk waarnaar verwezen wordt, zijn  ''t goed succes van de Stellendijksche kiesvereeniging' waarop oom Marksteen een dronk uitbrengt. 

Voortdurend op het programma

Het stuk wordt dan overigens nog steeds opgevoerd, door de Vereeniging het Nederlandsch Tooneel en het trekt nog steeds volle zalen, zoals blijkt uit de Arnhemsche Courant van 31 december 1880. Voor de goedkoopste plaatsen betaalde men toen veertig cent, voor de duurste twee gulden. Zie bijvoorbeeld (hier).

Maar ook het Rotterdamse gezelschap speelt het stuk nog af en toe, steeds met succes, bijvoorbeeld bij de opening van het seizoen in Zwolle in 1885. En als er een actrice ziek is, zodat er een gepland toneelstuk (Gevaarlijk spel van A.Th. Boelen) niet kan doorgaan, wordt meteen De kiesvereeniging van Stellendijk op de planken gebracht als goede vervanger:

Rotterdamsch Nieuwsblad 24 november 1885

Na tien en twintig jaar

Zelfs in 1887, tien jaar na de première, speelt het Rotterdamse gezelschap het stuk van Lodewijk Mulder nog bij de opening van het seizoen. Het blijspel is blijkbaar een ware succesmachine. In 1889 wordt het gespeeld ter gelegenheid van de algemene vergadering van het Nederlandsch Tooneelverbond. Als het in 1890 nog eens wordt gespeeld meldt de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 31 juli dat het blijspel 'nog steeds onaangevochten zijn roem handhaaft'. Maar het stuk veroudert toch 'een weinigje' en de satire verbleekt. Dat heeft misschien ook te maken met de wisseling van spelers. 

Ook twintig jaar later wordt het nog gespeeld, ter viering van een jubileum. In Het Nieuws van den Dag van 3 februari blikt J.H. Rössing terug op het stuk en vermeldt dat het zelfs aanleiding is geweest om een artikel in de grondwet aan te scherpen. Ook hij heeft het over het typisch Nederlandse van het stuk.


Overlijden

Tot zijn dood in 1907, dertig jaar na de eerste opvoering van De kiesvereeniging van Stellendijk, heeft Lodewijk Mulder meegemaakt dat zijn stuk met succes werd opgevoerd. 


Bij de uitvaart was er, volgens Het Vaderland van 17 mei 1907, 'Eene groote schare belangstellenden' en er spraken verschillende mensen aan het graf.

In hetzelfde jaar nog verschijnen de vijf delen met Verspreide geschriften

Honderd jaar na de geboorte van Lodewijk Mulder verschijnt er een artikel in Het Vaderland (8 april1922). Er wordt in vermeld dat de uitgave van De kiesvereeniging van Stellendijk zeven drukken beleefde en dat het toneelstuk in 1913 nog is opgevoerd. Bijna elk jaar stond het wel ergens in Nederland op het programma. 

Daarna komt het overigens nog geregeld terug op het toneel. Ik vond uitvoeringen in 1924 en 1925, waar het op twee opeenvolgende avonden in Rotterdam wordt gespeeld. Daarna is het ook wel zo'n beetje afgelopen. 

Na vijftig jaar

Vijftig jaar na de première krijgt het stuk uitgebreid aandacht in Het Vaderland (14 oktober 1927). Hoewel het een beetje verouderd wordt geacht, wordt het toch gekenschetst als 'een kranig stuk werk (...), echt Hollandsch, van vreemde smetten vrij; in goede, beschaafde spreektaal, met bij elken persoon zijn persoonlijke wijze van uitdrukking.'

In literatuurgeschiedenissen

De kiesvereeniging in Stellendijk is een enorme toneelhit geweest. In de Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XIXe eeuw (1888) schrijft Jan ten Brink: 'De Kiesvereeniging van Stellendijk schijnt mij (...) bestemd een klassiek blijspel te worden, dat eene zekere periode uit het Nederlandsch maatschappelijk leven in alle kleuren en geuren voor het nageslacht zal bewaren.'

G. Kalff schrijft in het zevende deel van zijn Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (1912) dat De kiesvereenging van Stellendijk en Op glad ijs (1901) beter zijn dan de twee andere toneelstukken van Lodewijk Mulder, Een vriendendienst en Een lief vers (1880) 'doordat zij naar iets hoogers grijpen. In zijn eerste stuk hekelde Mulder den parlementairen omslag, de vergader-zucht, de dwaze deftigheid en holheid van het politieke leven; in het tweede trachtte hij het streven der sociaal-democraten tegen te gaan en verdacht te maken'.

Dr. G.P.M. Knuvelder noemt de twee toneelstukken nog wel, in deel III van het Handboek tot de de geschiedenis der Nederlandse letterkunde (zevende druk, 1980) en zegt erbij dat ze hun verdiensten hadden, maar dat ze het niet halen bij het werk van Heijermans. 

Ander werk

Van Mulder moet ik ook nog zijn historische roman Jan Faessen (1856) noemen, die veel waardering kreeg en Stockvisch-orders (1850), waarin hij de draak stak met de militaire wereld. Daar wist hij overigens alles vanaf. Hij bezocht de Militaire Academie in Breda, waar hij ook kennismaakte met Mark Prager Lindo), die een goede vriend van hem zou worden. Die werd als schrijver bekend onder de naam Den ouden heer Smits. Eerder schreef ik over zijn roman Clementine.

Intussen lijkt me Lodewijk Mulder wel vergeten, net als zijn toneelstuk De kiesvereeniging van Stellendijk. Dat is wel begrijpelijk, maar ik heb me toch niet verveeld bij het lezen van het stuk en sommige delen zijn nog steeds geestig. 

Beeld van de tijd

Je krijgt in het stuk ook een goed beeld van wat er speelt in die tijd. Dat er mogelijk een spoorlijn wordt aangelegd door het grondgebied van Stellendijk speelt bijvoorbeeld een rol. De heer Valburg is ingenieur en betrokken bij de aanleg van spoorwegen. Oom Marksteen is ook zeer voor de spoorweg. Verder wordt bijvoorbeeld de 'lijkenverbranding' genoemd. De Vereeniging voor Lijkenverbranding was in 1874 opgericht, maar de eerste crematie in Nederland zou pas in 1914 zou plaatsvinden. 

De kiesvereeniging van Stellendijk is nog steeds een aardig stuk. Hopelijk stuit nog af en toe iemand erop, gaat het lezen en heeft daarmee een leuk avondje. En misschien is de historische roman Jan Faessen nog iets, al moet daar meer tijd voor uitgetrokken worden. Als iemand het kent, hoor ik het graag. 

Laat ik besluiten met een citaat uit het slot van Mulders successtuk:

En nu, laten we er allegaar samen een pleizierigen avond van maken, en doen alsof er geen politiek in de wereld was. 

Het portret van Lodewijk Mulder heb ik gejat van de Wikipediapagina die aan hem gewijd is, in de hoop dat er geen rechten meer aan de afbeelding kleven.

vrijdag 22 oktober 2021

Crossroads (Walter van den Broeck)


Het is een mechanisme dat ik hier al eerder heb gesignaleerd en dat ik nog steeds niet goed snap: soms raak ik schrijvers kwijt. Ik volg hun werk een tijdje, soms zelfs vrij intensief en dan besluit ik ineens het nieuwe boek niet meer te kopen, het boek daarna koop ik ook niet en langzaam verdwijnt zo'n schrijver een beetje uit het zicht. 

Dat is mij ook gebeurd met Walter van den Broeck. In de jaren tachtig en negentig heb ik zijn werk zeer intensief gelezen. Zestien van zijn boeken staan in mijn boekenkast, telde ik net en ik zet het zeventiende er straks bij. Ach, wat heb ik genoten van boeken als De dag dat Lester Saigon kwam (1974), Aantekeningen van een stambewaarder (1977) en Brief aan Boudewijn (1980). Jong en onbezonnen als ik was, schreef ik daarover zelfs een briefje aan de grote schrijver, die mij een vriendelijk handgeschreven briefje terugstuurde. 

Het beleg van Laken (1985) is zo'n beetje de tegenhanger van Brief aan Boudewijn. Nadat Boudewijn in het boek dat aan hem gericht is rondgeleid door de kleine Walter, nodigt hij Walter uit op het paleis in Laken. Goed boek, grappig ook. 

Anagrammen

Daarna verschenen er een stel boeken waarvan de titel een anagram was van Het beleg van Laken: Gek leven na het bal (1990), Het gevallen baken (1991), Het leven na beklag (1992). Het eerstgenoemde heb ik wel gelezen, maar pas jaren later, de andere twee heb ik nog steeds niet gelezen. Waarom kocht ik die boeken niet? Had ik het idee dat het meer van hetzelfde was?

Van verdwaalde post (1998) heb ik nog zeer genoten, maar Een lichtgevoelige jongen (2001) en De beiaard en de dove man (2004) vond ik wat mindere boeken. Als mijn geheugen mij tenminste niet bedriegt. En daarna las ik dus niets meer van Van den Broeck. 

Daarmee heb ik niet alleen de schrijver tekortgedaan, maar ook mezelf. Nu ik opzoek waarover De veilingmeester (2007) gaat, lijkt het me een boek dat ik graag zou lezen. En toen ik een lijstje maakte met de beste boeken van 2019 die ik niet gelezen had, zette ik daar wel Niets voor de familie in, maar ik kocht en las het niet. 

Het voorlopig laatste mankement

Maar nu heb ik Crossroads wel gekocht en gelezen en het is me goed bevallen. Nog niet aan het begin, waarin Van den Broeck schrijft over hoe het gegaan is na de big bang: 'Het voorlaatste mankement was: Het Leven; Het voorlopig laatste: De Mens. 

Daarna legt hij uit hoe mensen in groepen gaan leven en dat die groepen soms weer een samenleving gaan vormen. Het is een manier om uit te komen bij Olen, de plaats die we kennen uit veel boeken van Van den den Broeck. Maar ook Olen is weer te verdelen in buurtschappen en over een van die buurtschappen gaat Crosroads

Zo'n begin vind ik eigenlijk veel te ronkend. Het doet me denken aan De dood van Murat Idrissi van Tommy Wieringa, waarin eerst met veel poeha uitgewijd wordt over de Middellandse Zee voordat het eigenlijke verhaal begint. 

Bij Van den Broeck snap ik de functie wel: hij kadert het verhaal in. Wat hij gaat vertellen is maar een van de verhalen. Er zijn meer verhalen te vertellen over andere plaatsen, andere gemeenschappen, maar de principes blijven gelijk. Ook in het laatste hoofdstuk zoomt Van den Broeck uit. Zelfs de epidemieën die België voorbijgingen en de laatste die het land wel raakte komen dan voorbij. Maar toch is me dat begin net iets te pompeus. 

De zusjes

De slotzin van het boek is: 'Gelukkig dat de zusjes dat allemaal niet meer moeten meemaken.' Die zusjes zijn Jen en Maria Boeckxc. Ze zijn altijd ongehuwd gebleven, min of meer op bevel van hun moeder, nadat vader omkwam bij een motorongeluk. Maria werd kleuterjuf en Jen (Emilienne) baatte het cafë In de Kroon uit. Dat stond tegenover  In de Vlaamse Leeuw, een café dan nog had toebehoord aan de opa van de gezusters.  De naam veranderde in Crossroad.

Op het voorplat van Crossroads zijn de beide cafés afgebeeld. Vreemd genoeg wordt de naam van de kunstenaar die de afbeelding gemaakt heeft, niet door de uitgever vermeld. De titel van de roman verwijst niet alleen naar het café, maar ook naar de weg die dwars door Olen loopt (de Lichtaartseweg) en mogelijk ook naar het feit dat de levens van de beide zussen ooit het leven van de verteller kruisten. 

Dicht op de werkelijkheid

Voor in het boek staat: 'Al wie in het boek voorkomt is een romanpersonage, ikzelf inbegrepen.' We lezen immers een roman. Dit soort disclaimers komt meestal juist voor bij boeken die dicht op de werkelijkheid zitten. Wie even googelt, komt er al gauw achter dat veel van wat in Crossroads staat, werkelijk gebeurd is. Het tragische einde van de zussen haalde in 2019 de landelijke kranten. 

Natuurlijk heeft Van den Broeck naar sommige zaken moeten gissen, maar meestal is hij daar expliciet in. Op de bladzijden 83 tot ten met 86 lezen we bijvoorbeeld: 'schoot mijn verbeelding op gang'; 'zo beeld ik me in'; 'Ik kan me inbeelden.' 

Zo stelt hij zich voor dat de zussen uit het raam neerkijken op wat er in de wereld gebeurt, als waren zij ballonvaarders. Dat doet hem terugdenken aan de tijd dat de amandelen van hem en zijn zus geknipt waren en dat zij door het raam keken naar de spelende kinderen buiten, die niet wisten dat ze bekeken werden. Het is het gevoel dat je (als in een mand onder een ballon) boven de wereld zweeft. Dat is de positie van de schrijver, die boven zijn personages zweeft. 

Ontwikkelingen

Maria en Jen bleven hun hele leven ongetrouwd, al dienden zich wel huwelijkskandidaten aan. Jos V. was vaste gast aan de toog en hij heeft het Jen vaak genoeg gevraagd. Tevergeefs. Jen voerde vaardig het bewind over In de Kroon en leek alleen daarmee bezig, maar de tijd ging sneller dan zij. De nieuwe ontwikkelingen, BTW, de euro, maakten het haar lastig. Uiteindelijk sloot ze het café, maar ze bleef wel met haar zus boven de gesloten zaak wonen. 

De veranderingen in de maatschappij worden duidelijk uit bijvoorbeeld de naamsverandering van In de Vlaamse Leeuw. Ook vestigen zich migranten in de buurtschap. Alles verandert, maar aanvankelijk lijkt het café hetzelfde te blijven. Tot ook dat niet meer kan. 

Terugkeer

Van den Broeck is met Crossroads teruggekeerd naar de plaats waar hij is opgegroeid en hij neemt ons mee naar een tijd die al vervlogen is. Beide dingen kan hij heel goed. Je ruikt het café en hoort de biljartballen. Een goede 130 bladzijden telt het boekje, waarmee het bescheiden in omvang is en ook het verhaal over de twee zussen is bescheiden. Maar het waren wel deze twee mensen en het was wel deze plaats waar het allemaal gebeurde. Een beetje weemoed, wat humor, goede dialogen, precieze beschrijvingen - en dat geheel levert een mooi boekje op, dat ik met veel plezier gelezen heb. En meteen krijg ik weer zin om nog meer van Van den Broeck te lezen. 

De schrijver is dit jaar tachtig jaar geworden. Hij heeft in het verleden twee keer de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap ontvangen (voor toneel en voor proza) en de Henriëtte Roland Holstprijs. Maar de Prijs der Nederlandse Letteren had hij toch onderhand ook wel mogen hebben. Bij de P.C. Hooftprijs is misschien eerst Jeroen Brouwers aan de beurt, maar van mij mag Van den Broeck de volgende in de rij zijn. 

donderdag 21 oktober 2021

Nou je d'r toch zo mooi benne... (Jan Reitsma)



Jan Reitsma (1948) is zijn leven lang werkzaam geweest als veearts. Samen met zijn vrouw runde hij een praktijk, waarbij hij zich toelegde op de het vee (koeien, paarden, schapen) en zijn vrouw op honden, katten en andere dieren die mensen in huis halen. Intussen is Reitsma gepensioneerd, wat hem niet belet om af en toe nog in te springen in de praktijk. 

Wie zoveel werkervaring heeft, kan daar natuurlijk veel over vertellen en dat doet Reitsma ook, in het boek Nou je d'r toch zo mooi benne... dat als ondertitel heeft: 'Over belevenissen in een dierenartsenpraktijk in Noord-Holland'. Reitsma was zo vriendelijk mij het boek toe te sturen en ik heb het met plezier gelezen. 

Dekker

In mijn jeugd kwam op de boerderij geregeld de veearts langs. Mijn levendigste herinneringen heb ik aan veearts Dekker, een grote man met een hoedje op. Hij moest geregeld opdraven, bijvoorbeeld als er een kalf met een keizersnee geboren moest worden, als er een beer (mannetjesbig) met een breuk was of als er koe plat lag vanwege kopziekte of melkziekte. 

Mijn moeder heeft nog verhalen over een koe die 'het lijf' naar buiten werkte. Ze had na afloop het bloed in haar laarzen staan. Toen ik wat ouder was, assisteerde ik ook wel, bijvoorbeeld als bij een keizersnee het kalf uit de koe getild moest worden. 

Dekker had altijd mooie verhalen, die hij graag vertelde, als hij na afloop van een behandeling een brandewijntje of jonge jenever dronk bij ons in de keuken. Bijvoorbeeld over een stier die rotte appels had gegeten en stomdronken was geworden. De boer had het in de gaten, maar wou zien of 'meneer' het kon diagnosticeren. 

Facetten

Het zijn dit soort verhalen die Reitsma met smaak vertelt. Hij laat zoveel mogelijk facetten aan de orde komen, van verlossingen tot voorlichting aan boeren en van het gedoe (soms) met stagiaires tot de omgang met collega's, die soms hartelijk was, maar sommigen hadden een verborgen agenda. 

Reitsma haalt herinneringen op, maar ze zijn ook min of meer gefictionaliseerd, doordat hij de namen veranderd heeft, ook die van hemzelf. Hij heet in het boek Foeke Schootsma en zijn vrouw Miek heet Hannelies. Dat heeft hij gedaan 'om herkenning van personen en plaatsen te voorkomen', schrijft hij in het voorwoord. Waarom je je eigen naam verandert 'om herkenning te voorkomen' is mij niet duidelijk en ik snap wel dat je geen gedoe wilt, maar ik vermoed dat het veranderen van een naam er niet voor zorgt dat iemand zich niet meer herkent. 

Ongetwijfeld heeft Reitsma zijn redenen gehad, maar ik vraag me af of hij niet nog dichter op zijn herinneringen had kunnen gaan zitten, door bijvoorbeeld hier en daar een naam weg te laten, maar voor de rest gewoon weer te geven wat er gebeurd is. Maar misschien is Reitsma daar gewoon te aardig voor en wilde hij niet dat mensen zich ongemakkelijk zouden voelen. 

Toegankelijk

Nou je d'r toch zo mooi benne... is een toegankelijk boek: je hoeft geen voorkennis te hebben om het te kunnen volgen en voor de duidelijkheid heeft Reitsma ook nog twee woordenlijsten achter in het boek opgenomen: van veterinaire vaktermen en van streektaal en agrarisch jargon. De meeste termen worden overigens uit de context al duidelijk. 

Het is een boek over de praktijk geworden en ik las daar veel dingen in die ik nog niet wist. Bijvoorbeeld dat je bij een verlossing niet  vooraf je handen met gewone zeep moet wassen, maar met boorzeep. Ik geloof niet dat dat vroeger bij ons thuis gebeurde. Maar bij de verlossing van schapen luistert het wellicht wat nauwer dan bij die van koeien. 

Door die praktijkverhalen werden bij mij herinneringen wakkergeroepen, ook aan zaken die niet in het boek voorkomen. Bij het kalven is het het handigst als een koe ging liggen, maar sommige koeien bleven staan. Mijn vader en de veearts gingen dan aan weerszijden van de koe staan. Ze hielden beiden het uiteinde van een juten zak vast die onder de koe door liep. Ze tilden dan die zak op en meestal ging de koe dan alsnog liggen, blijkbaar door de druk op borst en buik. 

Ook moest ik denken aan het gebruik van een krik bij de geboorte van een kalf. Nu is zo'n krik volgens mij verboden, maar er is een tijd geweest dat die wel gebruikt is. Bij ons gebeurde dat niet zo heel lang. Mijn vader zwoer bij het gebruik van klosjes met een koereep eraan. De lus in de koereep werd om het pootje van het kalf gedaan en je trok aan de klos. 

Hoogwater

Boeiend is het hoofdstuk over het hoogwater in 1995, toen gevreesd werd voor dijkdoorbraken, bijvoorbeeld in Ochten. Niet alleen mensen moesten geëvacueerd worden, maar ook dieren. Dat was nog best lastig, want overal stonden files. Reitsma neemt ons moeiteloos mee naar die tijd. 

Het boek is niet chronologisch geordend: Reitsma koos bij de indeling in hoofdstukken min of meer voor een thematische aanpak. Over het algemeen werkt dat wel, al spring je soms ineens terug in de tijd. Die tijd staat soms nauwkeurig aangegeven, soms wordt die in het midden gelaten. Over het algemeen werkt dat wel goed. 

Door het hele boek heen zijn er foto's opgenomen. Niet altijd in hetzelfde formaat, niet altijd van dezelfde kwaliteit en niet altijd voegen ze wat toe. Maar door de foto's wordt Nou je d'r toch zo mooi benne... ook een bladerboek. Hier en daar is er een taalfout blijven zitten, soms ook in de spelling van de werkwoorden, maar dat is vergeeflijk: voorin staat wel uitgeverij Pirola vermeld, maar alleen bij de technische realisatie. Ik neem aan dat het meeste in eigen beheer gebeurd is.  

Afwerking

Verder is het boek heel fraai afgewerkt: harde kaft, gebonden, glanzend papier, leeslint in de kleur van de hoofdstuktitels en de bladzijnummers (groen). De bladspiegel doet rustig aan en de tekst is gedrukt in letters die prettig lezen. Ergens is een brief afgedrukt, in een blauwe cursieve letter, zodat ook de suggestie van een brief wordt gewekt. Uit dat alles blijkt de aandacht waarmee het boek gemaakt is. 

Reitsma kan na meer dan veertig jaar terugkijken op een mooie loopbaan en je merkt uit het boek dat hij het werk met liefde heeft gedaan. Natuurlijk waren er ook veel lastige dingen, maar die leveren dan weer goede verhalen op. Zo'n boek lijkt me een mooie bezegeling van decennia werken op het boerenland. 

In West-Friesland zal het boek wel goed verkrijgbaar zijn, daarbuiten wordt het wellicht lastiger. In dit artikel las ik nadere informatie over de verkooppunten: 
Het boek is voor 24 euro verkrijgbaar bij supermarkt Spar in ‘t Zand, Smaakgilde Groenland in het Makado Centrum in Schagen, tegenover de roltrap, Bij VCHN, aan de Doorlaat 6 in Anna Paulowna, VCHN, Hoornse weg 31 te Middenmeer en Paardenkliniek Hollands Kroon, Waardweg 1 te Middenmeer.

Naschrift

Het boek is intussen toe aan een tweede druk. Het is ook te bestellen door een mail aan rietschootboek@gmail.com.


Mogelijk bent u ook geïntereseerd in wat ik schreef over:

Of mijn herinneringen aan mensen die op de boerderij aan de deur kwamen:

woensdag 20 oktober 2021

Tiril en de toverdrank (Bette Westra)


Een jaar geleden schreef ik enthousiast over Uit elkaar van Bette Westera en Sylvia Weve. Mooie gedichten en tekeningen en een heerlijke vormgeving. Dat het Kinderboekenweekgeschenk door Bette Westra zou worden, leek mij dan ook een goed idee. Intussen heb ik Tiril en de toverdrank gelezen en het is een een heel aardig boekje, maar daar houdt het wel mee op. 

Westera neemt ons mee naar de Noordse godenwereld en dat is een interessante setting. Het lijkt me goed om kinderen kennis te laten maken met Odin, Thor, Freya en Loki. Zo'n stukje cultuurgeschiedenis is mooi meegenomen. Het verhaal start in het godenrijk. Dat kennen we ook uit de Bijbel (God die met de duivel praat over Job) en uit De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch. 

Godenwereld

Het is het jaar 862, wat suggereert dat de goden eenzelfde tijdrekening hebben als de mensen. Het is moord en doodslag in de mensenwereld, wat Odin doet verzuchten: 'Als de mensen elkaar uitmoorden is er straks niemand meer om in ons te geloven en dan houden we op te bestaan'. Dat is een hedendaagse gedachte: de goden zijn verzonnen door de mensen en ze bestaan dus bij gratie van de mensen. Je zou dat een anachronisme kunnen noemen, maar het is ook een knipoogje. Zo heb ik het tenminste opgevat. 

De goden zijn niet almachtig en onfeilbaar en dat beseffen ze. Odin, alweer zuchtend: 'Wij goden geven bepaald niet het goede voorbeeld de laatste tijd.' Misschien dat ook daarom de mensen zich de laatste tijd meer laten leiden door hun hart dan door de goden. 

Harald Haardos moet van het noorden een geheel maken, dus niet meer allerlei rijkjes die elkaar beoorlogen. Als hij dat vervoverenderwijs moet doen, vergt dat eerst nog heel wat geweld. Maar met een toverdrank kan een volk misschien zo ver komen dat ze Harald zien als een soort verlosser. Door die drank kan Sivert, de vader van Tiril, een geweldig dichttalent krijgen en daarmee kan hij het volk beïnvloeden. Naar die toverdrank gaan het meisje Tiril en haar vriend Thialf op zoek. 

Queeste

Tiril heeft de eigenschap dat ze van vorm kan veranderen, net als haar grote voorbeeld Loki. Dat zal haar nog van pas komen bij de tocht die ze samen met Thialfi gaat ondernemen. De tocht heeft verder de klassieke vorm van een queeste: moeilijkheden onderweg, maar uiteindelijk komt alles goed. 

Tot de tocht begint, schiet het verhaal van Westera niet zo erg op, vind ik. Als Tiril en Thialfi vertrokken zijn, krijgt het allemaal wat meer vaart. Vanaf dan lukte het me om goed door te lezen. 

De setting van het verhaal is bijzonder, maar het verhaal op zich ontstijgt de middelmaat niet. Dat ik veel strips heb gelezen met eenzelfde structuur beïnvloedt mogelijk mijn oordeel. Westera weet er verder wel een degelijk verhaal van te maken, zonder losse eindjes. 

Gedicht

Aan het begin van elk hoofdstuk is er een gedicht en dan merk je pas wat Westera op haar best kan. Metrische verzen, statig van vorm, maar op redelijk lichte toon en de zinnen lopen soepel, zodat je de gedichten gemakkelijk leest. Mooi gedaan. Bij de zin 'Ik rijg niet graag barbaren aan mijn degen' vind ik het anachronisme wel storend. Mogelijk is het door rijmdwang ontstaan.

Zoals gezegd, loopt het goed af en er zit nog een mooi plotje in om het verhaal echt af te ronden. Goed verhaal. Niet uitzonderlijk misschien, maar technisch wel goed gedaan. De illustraties van Pyhai, van wie ik nog niet eerder gehoord had, zijn mooi: ze ondersteunen de sfeer in het boek en hoewel ze eenvoudig zijn, kun je er lang naar kijken. 

vrijdag 15 oktober 2021

Vele hemels boven de zevende (Griet Op de Beeck)

 



Griet Op de Beeck heeft in boekenland haar tienduizenden verslagen. Van elk boek dat verschijnt, worden er stapels ingekocht door de boekhandels en die gaan grif over de toonbank: ik vermoed dat Op de Beeck met al haar boeken in de top tien heeft gestaan. 

Ik las tot nu toe alleen maar het BoekenweekgeschenkGezien de feiten, en dat was geen goed boek. Van de laatste tien Boekenweekgeschenken lijkt me dit het minst geslaagde. Maar het is niet helemaal eerlijk om iemand af te rekenen op een boekje dat in korte tijd geschreven moet worden. Daarom heb ik ook het debuut gelezen, Vele hemels boven de zevende. Dat is zeker beter dan Gezien de feiten. Maar het voluit een goed boek noemen, gaat me ook weer ver. 

Vijf personen

In Vele hemels boven de zevende (2013) maken we kennis met vijf personen: Jos (71 jaar oud) is de vader van Elsie (42) en Eva (36). Kleindochter Lou (12) is een dochter van Elsie en gaat vertrouwelijk om met Eva. En dan is er nog Casper (46), goede vriend van Eva. Hij zal een verhouding aangaan met Elsie. 

Het boek telt elf afdelingen en binnen zo'n afdeling heeft elk personage zijn eigen hoofdstuk. De volgorde waarin de personages aan bod komen verschilt. Elke afdeling heeft een titel, die vrij willekeurig lijkt. Bijvoorbeeld: 'Alsof zelfopoffering een kunst was', 'Het is altijd wel ergens nacht', 'Omdat nooit meer wel heel erg lang is.' Die titels komen altijd wel ergens in de afdeling voor, maar ze zeggen (voor zover ik dat kan zien) niet iets overkoepelends over de afdeling. 

Dat lijkt ook zo te zijn bij de titel van het boek. Die komt voor als een uitspraak van Eva en ze verwijst er in naar een geluksmoment. Maar deze roman gaat niet over geluk. Hoogstens over de zoektocht naar geluk. 

Drank en schuld

Qua leeftijd zijn Jos en Lou de uitersten. Jos heeft een drankprobleem en kampt met een schuldgevoel. Na verloop van tijd kom je erachter waar dat door veroorzaakt is. Soms maakt hij zijn zinnen niet af. Dan staat er ineen een liggend streepje. Is dat sufheid? Durft hij niet verder te denken? Ik heb het idee dat het een manier is om hem een soort eigen stem te geven, maar dan is het een wat opzichtig en onhandig middel. 

Lou heeft meer een eigen stem, maar zij heeft ook zo'n opzichtig kenmerk: ze maakt lijstjes. Verder heeft ze wat zorgen over de omgang met medeleerlingen en ziet ze wel dat het niet zo lekker loopt tussen moeder Elsie en vader Walter. Gelukkig is er Eva, met wie ze het goed kan vinden. Lou verwijst een paar keer naar 'die ramp' en de lezer wil dan natuurlijk weten wat er gebeurd is. Mij werd eigenlijk niet duidelijk wat die ramp dan was, maar misschien heb ik met te weinig aandacht gelezen. 

Voor mijn gevoel is Eva de centrale figuur. Halverwege het boek kreeg ik de indruk dat dit personage misschien wel dicht bij de auteur staat. Eva herinnert zich weinig uit haar jeugd en dat zal wel niet voor niets zijn. Elsie zegt daarover:

'Weten ze thuis dat ge naar een shrink zijt gegaan, Eva, en wat die heeft gesuggereerd? Weten ze eigenlijk wel dat gij u nauwelijks iets herinnert van uw jeugd omdat het zo fucking pijnlijk was dat uw hersenen uit zichzelf de onthoudmodus hebben uitgeschakeld?'

Later, bij het verschijnen van haar vierde roman, zou Griet Op de Beeck wat ophef veroorzaken vanwege wat zij vertelt over hervonden herinneringen. Anderen betwistten het bestaan ervan. Zij gingen, in mijn ogen, niet altijd even kies om de auteur. 

De geciteerde passage is overigens niet de aanleiding waarom ik het personage dicht bij de auteur plaats. Ze komt natuurlijker over dan de andere, minder geconstrueerd. Tegen het einde van het boek zijn er allerlei ontwikkelingen omtrent Eva en die doen mij twijfelen aan de voorzichtige conclusie die ik eerder tijdens het lezen trok. 

Vele hemels boven de zevende heeft mij niet helemaal overtuigd. De personen krijgen te weinig een eigen stem. De stijl in het eerste hoofdstukje sprak met tijdens het lezen wel aan, maar verderop viel die me niet meer zo op. En sommige ontwikkelingen gingen wel heel snel, waardoor ze voor mij aan geloofwaardigheid inboetten. 

Ook had ik af en toe twijfels over de beschreven tijd. Er kan een tijdsprong zitten tussen de afdelingen, maar binnen de afdeling ervoer ik het alsof de personages op ongeveer dezelfde tijd beschreven waren. Maar soms klopte dat ineens niet; dan werd bij het ene personage iets geschreven wat meteen aansloot bij de vorige afdeling en bij een ander personage leek er meer tijd verstreken te zijn. 

Ik heb met tijdens het lezen niet verveeld, maar ik was ook niet erg onder de indruk. Toen ik dat aan iemand vertelde, zei ze me dat Kom hier dat ik u kus beter is. Misschien moet ik dat in de toekomst maar eens gaan lezen. Maar ik heb nog een heel stapel liggen die ik voor laat gaan. 

donderdag 7 oktober 2021

Saïdjah en Adinda (Dick Matena)

Misschien is Multatuli wel de grootste schrijver uit de Nederlandse literatuur en zijn belangrijkste boek is Max Havelaar, vaak aangeduid als de Max Havelaar. Binnen dat boek zijn er verschillende alom bekende passages, zoals het begin, waarin Batavus Droogstoppel steeds vertelt dat hij makelaar in koffie is en waar zijn bedrijf gevestigd is, en het slot, waarin 'ik, Multatuli', de pen grijpt. 

Een ander hoogtepunt is het verhaal Saïdjah en Adinda, dat nu 'in beeld gebracht' is door Dick Matena. Matena is gepokt en gemazeld in het verstrippen van literatuur. Hieronder plaats ik enkele links naar Matenaboeken die ik eerder heb besproken. 

Buffels

Het verhaal is bekend, neem ik aan. Steeds weer wordt de buffel van de vader van Saïdjah in beslag genomen. Aan een van die buffels is Saïdjah bijzonder gehecht, omdat die hem eens het leven heeft gered. Op een gegeven moment moet vader vluchten, omdat hij de 'landrente' niet meer kan betalen. Saïdjah trekt weg om geld te verdienen en belooft aan Adinda dat hij over drie jaar terug zal komen. Als hij terugkomt, blijkt Saïdjahs vader vermoord te zijn en Adinda woont niet meer in het dorp. Saïdjah gaat naar haar op zoek maar zal haar niet meer levend aantreffen. 

Die grote lijn stond me nog goed bij, maar Matena neemt altijd zoveel mogelijk van de oorspronkelijke tekst op in zijn verstripping, zodat je alle details meekrijgt. Aan de ene kant zou ik graag zien dat het vertellen meer door de afbeeldingen gebeurde, zodat veel tekst achterwege kon blijven, maar aan de andere kant doet het me ook deugd met hoeveel respect Matena de oorspronkelijke tekst behandelt. 

In dit verhaal heeft hij overigens wel kleine ingrepen verricht: waar nodig spelling en interpunctie aangepast en enkele kleine gedeelten weggelaten omdat ze niet in de strip pasten. Maar grofweg lezen we Multatuli, zeer rijk geïllustreerd door Dick Matena. 

Voorleessessie

Die heeft de persoon Multatuli binnen het verhaal getrokken. In Max Havelaar is Saïdjah en Adinda een verhaal binnen een groter verhaal en ook in de strip is er een raam: Multatuli leest zijn verhaal voor aan een gezelschap. Dat is een handige manier om tekst die als een soort voice-over over het verhaal ligt kwijt te kunnen. 

Matena maakt weer indruk met zijn tekeningen, die de wereld van Saïdjah en Adinda oproepen. Dat Matena goed kon tekenen is uit zijn gehele werk al wel duidelijk, maar in dit boek viel me ook de inkleuring op. Soms is Matena daar heel sober in, zoals in De jongen met het mes en ook in dit boek maakt hij in sommige tekeningen gebruik van de witte ondergrond. Maar andere tekeningen  zijn heel rijk van kleur, bijvoorbeeld die van een zonsopgang. Ik gok erop dat alle tekeningen met de hand zijn ingekleurd, wat veel aandacht vereist en die aandacht zie je terug in de tekeningen. Opnieuw was ik daarvan onder de indruk.

Maar dat ben ik ook van Multatuli. Saïdjah heeft met Adinda afgesproken bij een boom en hij denkt de hele tijd aan hun aanstaande ontmoeting en aan hoe die zal zijn. Multatuli is hier een meester van de vertraging. De ontmoeting wordt maar uitgesteld, want Saïdjah moet wachten. In de tussentijd fantaseert hij door. 

Tragisch

De meeste lezers zullen de afloop van het verhaal kennen. Dat maakt het extra tragisch: je weet dat Saïdjah tevergeefs wacht, maar hij kan alleen maar verlangen naar Adinda. De details van dat wachten en dat fantaseren was ik kwijt, maar door deze uitgave staan ze me weer helder voor ogen. Het is me weer helemaal duidelijk waarom Multatuli in de literatuur zoveel status heeft. 

Vorig jaar kwam de verstripping uit van de volledige Max Havelaar (scenario Jos van de Waterschoot, tekeningen Eric Heuvel), waarin Saïdjah en Adinda ook behoorlijk wat ruimte krijgt. Ook mooi gedaan, in een heel andere tekenstijl en gelukkig hoeven we geen keuze te maken; we kunnen genieten van allebei. 

In ieder geval heeft Matena weer een fraai stukje werk geleverd. Er zit nog geen enkele sleet op wat de oude meester doet. Hopelijk kan hij daar nog een tijdje mee doorgaan. 

Eerder schreef ik over de volgende boeken van Dick Matena: