maandag 25 oktober 2021

De kiesvereeniging van Stellendijk (Lodewijk Mulder)

Onlangs sprak ik met een collega over het humoristische werk Het leesgezelschap van Diepenbeek (1847). De inhoud stond me nog aardig bij. Het is geschreven door P. van Limburg Brouwer (1795 - 1847), die niet verward moet worden met P.A.S. van Limburg Brouwer (1829 - 1873), bekend geworden met de roman Akbar uit 1872. In het gesprek met mijn collega noemde ik echter een andere naam: Lodewijk Mulder (1822 - 1907). 

Thuis besefte ik dat ik twee werken door elkaar gehaald had: Het leesgezelschap van Diepenbeek en De kiesvereeniging van Stellendijk (1880) en dat laatste is van Lodewijk Mulder. Jaren geleden heb ik vier van de vijf delen met Verspreide geschriften van Lodewijk Mulder gekocht, maar ik heb er nooit iets van gelezen, realiseerde ik me. Dus de Kiesvereeniging maar eens ter hand genomen. 

De politieke kompasnaald

Dit is een toneelstuk, dus dat leest ook nog lekker snel. Bovendien is het humoristisch. Het gaat om de kiesvereniging van de vrijzinnige liberalen, De politieke kompasnaald, die zal gaan vergaderen in de benedenzaal van het logement De klimmende tortel. Op de vergadering zal een lid voor de Tweede Kamer voorgedragen worden. 

Er blijken slechts drie mensen aanwezig te zijn bij de vergadering: de voorzitter, de heer Schor, de secretaris, de heer Valburg en de heer Haspelstok, die voor het eerst een dergelijke vergadering bezoekt. Ondanks het geringe aantal aanwezigen wordt er gewoon vergaderd. Op de gebruikelijke manier leest Valburg de notulen voor: onverstaanbaar en in razend tempo. 

Haspelstok

Bij alles wat er gebeurt, heeft Haspelstok vragen en elke keer loopt hij aan tegen het feit dat hij niet weet wat de regels bij de vergadering zijn. Zo moet hij elke keer officieel het woord vragen en krijgen. Nadat er een tijd vergaderd is, wordt besloten om later op de dag een tweede vergadering uit te schrijven. De convocaties worden geschreven en bezorgd, maar met daarop expres de verkeerde datum. Valburg heeft het idee dat de door hem gewenste kandidaat dan meer kans heeft om gekozen te worden. 

Die kandidaat is zijn vriend Lansing, die niet staat te trappelen, maar als er een beroep op hem gedaan zal worden, zal hij de klus opknappen. Hij is getrouwd met Louise, die later een grote erfenis zal wachten van haar conservatieve oom Marksteen, grootgrondbezitter, maar die moet niets hebben van de opvattingen van Lansing. Als die toch naar de Tweede Kamer gaat, zal oom zijn nichtje onterven. 

Misverstanden, onverwachte ontwikkelingen, sneren naar de vergadercultuur en uiteindelijk komt het allemaal goed. Iedereen blij. 

Prijsvraag

Het toneelstuk werd door Lodewijk Mulder geschreven naar aanleiding van een prijsvraag, uitgeschreven door de drie directeuren van de Rotterdamse Schouwburg. Mulder was op het nippertje met inleveren. Hij had het laten overschrijven en leverde het op oudejaarsavond 1876 om elf uur 's avonds in bij een van de juryleden, Carel Vosmaer, onder het motto 'Ter elfder ure!' Het handschrift werd bekroond en het toneelstuk werd opgevoerd. In het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage van 15 oktober 1877 werd de première aangekondigd:



In Het vaderland van 18 oktober 1877 is het verslag van de succesvolle opvoering te lezen, waarbij de recensent het hele toneelstuk navertelt, inclusief alle plotwisselingen. Hij eindigt de samenvatting met: 
Ziedaar de loop van 't stuk, dat uitmunt door aardige zetten, dwaze invallen, geestige toespelingen, en dat uitmuntend gespeeld werd. 
Hij heeft wel wat aanmerkingen op het stuk (het tweede bedrijf had gemist kunnen worden), maar is toch positief. 
Wel werd hier een schitterend bewijs gegeven, dat men een volle comediezaal kan doen gieren van het lachen zonder een enkele schouwe dubbelzinnigheid of onvertogen toespeling.

In het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage van 18 januari 1878 staat een verslag van de opvoering in Den Haag door de Rotterdamsche Schouwburg-Vereeniging. Over het toneelstuk is de recensent maar matig te spreken: hij noemt het 'arm van inhoud' en de vrouwenrollen stellen maar weinig voor, maar het wordt wel goed gespeeld en daarom moedigt hij Mulder aan toneel te blijven schrijven. 


Succesvol

De kiesvereeniging van Stellendijk is een succes en trekt veel publiek. Ook bij de uitvoering in Arnhem op 9 mei zit de zaal vol, meldt de Arnhemsche Courant van 10 mei 1878: 'De schouwburg was gisteren avond zoo vol, als men zich herinneren kan dat hij ooit geweest is.' De recensent heeft het over 'het thans zoo algemeen geprezen toneelstuk'.  

Hij typeert het toneelstuk als volgt:


Het publiek is enthousiast: 

Op 13 mei 1878 wordt er een uitvoering besproken in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant. De kiesvereeniging van Stellendijk blijkt dan al algemeen bekend te zijn. De recensent vindt het dan ook 'een betrekkelijk lastigen taak iets te zeggen van een reeds zoo algemeen besproken stuk.' Het spel van de meeste acteurs wordt geroemd. 

Het jaar erop, op 29 juli 1879 wordt het stuk opnieuw opgevoerd, lezen we in dezelfde krant van 4 augustus. Het publiek is dan echter 'minder talrijk', maar het stuk verveelt nog niet, ook niet bij de recensent die het voor de tweede keer ziet: 

de vroolijke geest, die er ons uit tegenstraalt, de gulle goed Hollandsche scherts, die het geheel kruidt, en hier en daar tot humor stijgt - geeft aan het geheel een hooge waarde.

Driejaarlijkse medaille

Bij de algemene vergadering van het Nederlandsch Toneelverbond wordt het toneelstuk ook nog genoemd, lezen we in Het Vaderland van 11 november 1879. Vanwege de krapte der financiën overweegt het bestuur namelijk om de driejaarlijkse medaille af te schaffen. Maar de afdeling Rotterdam protesteert en noemt De kiesvereniging van Stellendijk als een stuk dat een bekroning verdient. 

Het Vaderland heeft een 'feuilleton' over het toneel, een soort mix tussen column en informatie over het toneel.  Als er in een Frans weekblad wordt beweerd dat het het Nederlandse toneel niet zoveel voorstelt, in tegenstelling tot het proza (Lidewyde van Busken Huet en Het verloren kind van Jan ten Brinke worden genoemd), reageert de schrijver van het feuilleton, A.C. Loffelt, op 4 december 1879:

Op tooneelgebied zijn De kiesvereeniging van Stellendijk, Uitgaan, De roofvogels, ja zelfs Een bittere pil vrij wat belangrijker dan de zooëven genoemde romans, die weinig kenmerkend Nederlandsch bezitten.

Een bittere pil is geschreven door Justus van Maurik, Uitgaan door Glanor (Hugo Beyerman) en De roofvogels door H.G. Roodhuyzen. Het is overigens opmerkelijk hoe vaak 'Nederlandsch' als een aanbeveling geldt. Hierboven wordt De kiesvereeniging ook al 'een echt Nederlandsch blijspel' genoemd. 

Uitvoering in Londen

Het Nieuws van den Dag van 10 mei 1880 meldt dat het Rotterdams toneelgezelschap het toneelstuk van Mulder gaat opvoeren in Londen, samen met twaalf andere stukken, waaronder Vorstenschool van Multatuli. Uit de Londensche brieven in die krant, van 29 juni 1880. Blijkt dat de voorstellingen (in het Nederlands!) een succes waren. Van De kiesvereeniging werd maar een enkel bedrijf opgevoerd en de schrijver van de brieven noemt het een 'failure'. Dat is te begrijpen: het toneelstuk moet het hebben van de dialogen en niet van de handelingen. Veel van die dialogen zal niet aangekomen zijn bij het Engelse publiek. 

Toneelstuk gedrukt

In 1880 verschijnt het toneelstuk in druk. We lezen in de Arnhemsche Courant van 13 november 1880:


De laatste woorden van het toneelstuk waarnaar verwezen wordt, zijn  ''t goed succes van de Stellendijksche kiesvereeniging' waarop oom Marksteen een dronk uitbrengt. 

Voortdurend op het programma

Het stuk wordt dan overigens nog steeds opgevoerd, door de Vereeniging het Nederlandsch Tooneel en het trekt nog steeds volle zalen, zoals blijkt uit de Arnhemsche Courant van 31 december 1880. Voor de goedkoopste plaatsen betaalde men toen veertig cent, voor de duurste twee gulden. Zie bijvoorbeeld (hier).

Maar ook het Rotterdamse gezelschap speelt het stuk nog af en toe, steeds met succes, bijvoorbeeld bij de opening van het seizoen in Zwolle in 1885. En als er een actrice ziek is, zodat er een gepland toneelstuk (Gevaarlijk spel van A.Th. Boelen) niet kan doorgaan, wordt meteen De kiesvereeniging van Stellendijk op de planken gebracht als goede vervanger:

Rotterdamsch Nieuwsblad 24 november 1885

Na tien en twintig jaar

Zelfs in 1887, tien jaar na de première, speelt het Rotterdamse gezelschap het stuk van Lodewijk Mulder nog bij de opening van het seizoen. Het blijspel is blijkbaar een ware succesmachine. In 1889 wordt het gespeeld ter gelegenheid van de algemene vergadering van het Nederlandsch Tooneelverbond. Als het in 1890 nog eens wordt gespeeld meldt de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 31 juli dat het blijspel 'nog steeds onaangevochten zijn roem handhaaft'. Maar het stuk veroudert toch 'een weinigje' en de satire verbleekt. Dat heeft misschien ook te maken met de wisseling van spelers. 

Ook twintig jaar later wordt het nog gespeeld, ter viering van een jubileum. In Het Nieuws van den Dag van 3 februari blikt J.H. Rössing terug op het stuk en vermeldt dat het zelfs aanleiding is geweest om een artikel in de grondwet aan te scherpen. Ook hij heeft het over het typisch Nederlandse van het stuk.


Overlijden

Tot zijn dood in 1907, dertig jaar na de eerste opvoering van De kiesvereeniging van Stellendijk, heeft Lodewijk Mulder meegemaakt dat zijn stuk met succes werd opgevoerd. 


Bij de uitvaart was er, volgens Het Vaderland van 17 mei 1907, 'Eene groote schare belangstellenden' en er spraken verschillende mensen aan het graf.

In hetzelfde jaar nog verschijnen de vijf delen met Verspreide geschriften

Honderd jaar na de geboorte van Lodewijk Mulder verschijnt er een artikel in Het Vaderland (8 april1922). Er wordt in vermeld dat de uitgave van De kiesvereeniging van Stellendijk zeven drukken beleefde en dat het toneelstuk in 1913 nog is opgevoerd. Bijna elk jaar stond het wel ergens in Nederland op het programma. 

Daarna komt het overigens nog geregeld terug op het toneel. Ik vond uitvoeringen in 1924 en 1925, waar het op twee opeenvolgende avonden in Rotterdam wordt gespeeld. Daarna is het ook wel zo'n beetje afgelopen. 

Na vijftig jaar

Vijftig jaar na de première krijgt het stuk uitgebreid aandacht in Het Vaderland (14 oktober 1927). Hoewel het een beetje verouderd wordt geacht, wordt het toch gekenschetst als 'een kranig stuk werk (...), echt Hollandsch, van vreemde smetten vrij; in goede, beschaafde spreektaal, met bij elken persoon zijn persoonlijke wijze van uitdrukking.'

In literatuurgeschiedenissen

De kiesvereeniging in Stellendijk is een enorme toneelhit geweest. In de Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XIXe eeuw (1888) schrijft Jan ten Brink: 'De Kiesvereeniging van Stellendijk schijnt mij (...) bestemd een klassiek blijspel te worden, dat eene zekere periode uit het Nederlandsch maatschappelijk leven in alle kleuren en geuren voor het nageslacht zal bewaren.'

G. Kalff schrijft in het zevende deel van zijn Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (1912) dat De kiesvereenging van Stellendijk en Op glad ijs (1901) beter zijn dan de twee andere toneelstukken van Lodewijk Mulder, Een vriendendienst en Een lief vers (1880) 'doordat zij naar iets hoogers grijpen. In zijn eerste stuk hekelde Mulder den parlementairen omslag, de vergader-zucht, de dwaze deftigheid en holheid van het politieke leven; in het tweede trachtte hij het streven der sociaal-democraten tegen te gaan en verdacht te maken'.

Dr. G.P.M. Knuvelder noemt de twee toneelstukken nog wel, in deel III van het Handboek tot de de geschiedenis der Nederlandse letterkunde (zevende druk, 1980) en zegt erbij dat ze hun verdiensten hadden, maar dat ze het niet halen bij het werk van Heijermans. 

Ander werk

Van Mulder moet ik ook nog zijn historische roman Jan Faessen (1856) noemen, die veel waardering kreeg en Stockvisch-orders (1850), waarin hij de draak stak met de militaire wereld. Daar wist hij overigens alles vanaf. Hij bezocht de Militaire Academie in Breda, waar hij ook kennismaakte met Mark Prager Lindo), die een goede vriend van hem zou worden. Die werd als schrijver bekend onder de naam Den ouden heer Smits. Eerder schreef ik over zijn roman Clementine.

Intussen lijkt me Lodewijk Mulder wel vergeten, net als zijn toneelstuk De kiesvereeniging van Stellendijk. Dat is wel begrijpelijk, maar ik heb me toch niet verveeld bij het lezen van het stuk en sommige delen zijn nog steeds geestig. 

Beeld van de tijd

Je krijgt in het stuk ook een goed beeld van wat er speelt in die tijd. Dat er mogelijk een spoorlijn wordt aangelegd door het grondgebied van Stellendijk speelt bijvoorbeeld een rol. De heer Valburg is ingenieur en betrokken bij de aanleg van spoorwegen. Oom Marksteen is ook zeer voor de spoorweg. Verder wordt bijvoorbeeld de 'lijkenverbranding' genoemd. De Vereeniging voor Lijkenverbranding was in 1874 opgericht, maar de eerste crematie in Nederland zou pas in 1914 zou plaatsvinden. 

De kiesvereeniging van Stellendijk is nog steeds een aardig stuk. Hopelijk stuit nog af en toe iemand erop, gaat het lezen en heeft daarmee een leuk avondje. En misschien is de historische roman Jan Faessen nog iets, al moet daar meer tijd voor uitgetrokken worden. Als iemand het kent, hoor ik het graag. 

Laat ik besluiten met een citaat uit het slot van Mulders successtuk:

En nu, laten we er allegaar samen een pleizierigen avond van maken, en doen alsof er geen politiek in de wereld was. 

Het portret van Lodewijk Mulder heb ik gejat van de Wikipediapagina die aan hem gewijd is, in de hoop dat er geen rechten meer aan de afbeelding kleven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten