woensdag 16 februari 2022

Ring Circus Integraal (David Chauvel / Cyril Pedrosa)

 


Vaak moet iemand lang worstelen voor hij uiteindelijk succes heeft. Als het succes er eenmaal is, wordt vaak gezegd dat het talent ook al zichtbaar was in het eerdere werk. Dan krijgt het vroege werk met terugwerkende kracht waarde in het licht van het latere werk. 

Cyril Pedrosa werd bekend met Drie schimmen (2008), een verhaal over het verliezen van een kind en over het leren loslaten. Een mooi boek, met wel heel nadrukkelijke symboliek. Het was mij ook iets te veel boodschapperig, maar ik snap dat het succesvol was en ook dat mensen er troost aan ontleend hebben.  Maar ik houd meer van Portugal (2011), over een tekenaar die vastzit in zijn werk en in zijn leven en die langzaam loskomt in Portugal. 

Maar voor Drie schimmen was Pedrosa ook al actief. Hij begon met vier albums van de strip Ring Circus, die verschenen tussen 1998 en 2004. Het scenario werd geschreven door David Chauvel, die al enkele titels op zijn naam had. Deze vier delen zijn nu door Silvester integraal uitgegeven. Mooie hardcover met stofomslag. 

Op een van de flappen zijn korte biografieën opgenomen van Chauvel en Pedrosa. Ze zijn een beetje lastig te lezen (lichter groen op een donkergroene achtergrond) en het is de enige achtergrondinformatie bij deze uitgave. De oorspronkelijke omslagen staan op de andere flap, maar het jaar van uitgave van elk afzonderlijk album wordt niet vermeld en er wordt ook geen context geschetst. Dat is jammer, maar het belangrijkste is dat de strips weer toegankelijk zijn. En de uitgave ziet er verder mooi uit. 

Jerold en Anthonin

Ring Circus gaat over twee mannen, Jerold en Anthonin, die mee gaan trekken met een circus. Jerold is nogal onder de indruk van Blanche, een amazone die alles met paarden kan. Hij wordt dierenverzorger en Anthonin doet zich voor als dierenarts, wat hem redelijk goed af gaat. 

Ring Circus vertrekt naar Ruskovia, een tocht die natuurlijk met moeilijkheden gepaard gaat. Bovendien is er een in het wit geklede man, wiens bedoelingen niet al te best zijn en hij heeft ook bijzondere krachten. Wat zijn beweegredenen zijn, is niet helemaal duidelijk, maar het is iemand voor wie je op je hoede moet zijn. 

Het is een aardig verhaal, maar eigenlijk ook niet zoveel meer dan dat. De reis is lang en het circus zit al die tijd zonder inkomsten, maar blijkbaar is dat geen probleem. Ook het voedsel voor de dieren is blijkbaar onuitputtelijk. Dat maakte het voor mij niet zo geloofwaardig. Verder heeft het verhaal aardige wendingen en het slot krijgt nog een lading als blijkt welke keuze Jerold maakt en wat de gevolgen voor Blanche zijn. Blanche heeft een verleden, wat haar tot een tragische figuur.

Verder verwacht je bij het circus ontsnappende dieren en andere dingetjes die misgaan. Ja hoor, die staan erin. Gelukkig zijn de personages redelijk interessant. Soms is er veel 'voice-over' uit het reisverslag van Anthonin. 

Groeien in de reeks

Het is wel mooi om Pedrosa aan het werk te zien, zo helemaal aan het begin van zijn loopbaan. Je ziet hem groeien in de reeks. In de latere albums is zijn manier van visueel vertellen helderder geworden. In het begin zijn de tekeningen vol en druk, later heb je meteen de focus bij het juiste punt in de tekening. Ook de inkleuring (die in het laatste album is gebeurd door Christophe Araldi) is rustiger geworden. Daardoor leest het verhaal lekkerder weg, wat ook wel zal komen doordat je als lezer steeds beter in het verhaal zit. 

Maar het is mooi dat er nu een Nederlandse uitgave is, zodat we kunnen zien wat de voetstappen zijn die Chauvel en Pedrosa gezet hebben om te komen tot waar ze nu zijn. 

Titel: Ring Circus Integraal
Tekst: David Chauvel
Tekeningen: Cyril Pedrosa
Uitgever: Silvester
's-Hertogenbosch 2021, 192 blz. € 49,95 (hardcover, stofomslag)

vrijdag 11 februari 2022

De wonderbare genezing (Marianne Philips)


Had iemand mij een half jaar geleden gevraagd naar de auteur Marianne Philips (1886 - 1951), dan had ik misschien na lang nadenken de titel Bruiloft in Europa (1934) kunnen noemen en daarna had ik er het zwijgen toe moeten doen. Niet alleen wist ik weinig over haar en had ik niets van haar werk gelezen, ik had ook nooit de behoefte gehad om iets van haar te lezen. 

Maar onlangs trof ik in de wisselkraam op het station De wonderbare genezing (1929) aan, het debuut van Philips, en ik nam het mee. Niet al te dik boek. Kon ik een keer tussendoor lezen. En dat heb ik gedaan. 

Dagboek

In deze korte roman houdt Johanna Vaassen een dagboek bij. Ze is 32 jaar oud, woont op kamers bij juffrouw De Groot en werkt op een kantoor, waar ze zich bezighoudt met archiveren van stukken die niemand ooit nog zal inzien. 

Haar ouders zijn overleden en een groot deel van het kapitaal van haar moeder is vervluchtigd in de Eerste Wereldoorlog. Van de twintigduizend gulden die ze had, is er nog driehonderd over. 

Johanna lijdt aan tuberculose, waardoor ze een aantal weken niet naar haar werk kan. Ze wordt geregeld bezocht door dokter Frans Soerde, op wie ze verliefd wordt. Ze weet dat hij getrouwd is en ze doet ook niet zoveel met haar verliefdheid, maar die kleurt wel haar leven. 

Verderop in het boek treffen we nog een brief van Soerde aan een collega aan en nog een stukje dagboek. Daarin zitten nog enkele plotwendingen, al moet De wonderbare genezing het niet van de plot hebben. Uit de brief blijkt dat Soerde degene is die achter de publicatie zit van  het dagboek van Johanna. 

Gecompliceerd personage

Wat me bij zal blijven, zullen niet de gebeurtenissen zijn, maar wel de hoofdpersoon, denk ik. Ze is een gecompliceerd figuur, die zich los moet maken van ideeën uit haar verleden. Zo hoort ze soms nog de stem van haar moeder, die zegt dat ze iets niet mag. Johanna zoekt haar weg en haar inzichten rijpen, waardoor ze zich kan verzoenen met haar bestaan. 

Een boek van bijna honderd jaar oud heeft natuurlijk wel wat gedateerds. De nadruk op de gedachten, waarin veel wordt uitgelegd over Johanna, komt soms wat belegen over en het slot is behoorlijk zweverig, met veel symboliek van licht en donker. 

Maar veel in het boek is fris gebleven en je wilt steeds weten hoe het verder zal gaan tussen Johanna en Frans Soerde. Verder zijn er interessante nevenfiguren, zoals het mannetje Pedertje die op de bovenverdieping woont met zijn kanaries en een van de zoontjes van de hospita, Jantje, die wat traag reageert, maar het goed met Johanna kan vinden. 

Kettingringetje

In het verleden heeft Johanna een vriend gehad, maar hoe hecht dat geweest is, is niet duidelijk. Hij heeft haar in ieder geval een 'kettingringetje' gegeven. Een tijdje terug is hij naar Nederlands-Indië gegaan. Johanna had opgeschreven wat ze hem wilde zeggen, maar dat heeft ze indertijd verscheurd: 'Ik ben niet zo brutaal.' 

En nu heeft ze Rob achter zich gelaten:

Ik heb Rob's kettingringetje maar afgedaan. Natuurlijk heb ik daarbij gehuild. Niet om Rob. Maar om mezelf. Ik heb nu zulke leege handen. 

Johanna heeft een eenvoudige, heldere manier van formuleren:

Er zijn twee mogelijkheden, ik kan beter worden en ik kan doodgaan. Maar ik hoef zelf niet te kiezen. Dat is heel rustig. 

 Die helderheid zorgt er ook voor dat het boek nog steeds goed te genieten is. 

Muur

Op een gegeven moment verhuist Johanna van de voorkamer naar de achterkamer. Haar bed staat bij een muur en ze weet dat daarachter een stel de liefde bedrijft. Om daar geen last van te hebben, zal ze later het bed naar een andere ruimte verplaatsen. De muur, tussen haar en de rest van het leven, zal ze nog lang ervaren. 

Het koppel dat zich kan overgeven aan de liefde en luxueus kan leven, is een tegenhanger van Johanna, die niemand heeft en sober leeft. Pedertje heeft een tijd achter de rug dat hij leefde met een vrouw aan wie hij lichamelijk verslaafd was, maar die hem verder niets te bieden had. Hij wil zuiver leven. Ook door hem komt Johanna scherper naar voren. 

Later blijkt overigens dat het koppel niet zo'n ideale relatie heeft en dat Johanna eigenlijk haar bed voor niets verplaatst heeft. Maar ze voelt nog wel de noodzaak om door de muren van haar leven te breken. 

Enkele van de opvattingen van de hoofdpersoon zijn ook terug te vinden bij de schrijfster. Die was een van de eerste vrouwelijke gemeenteraadsleden in Nederland (in Bussum). Twee keer zat ze in de raad, twee keer maakte ze haar termijn niet vol. De tweede keer ging het haar steeds meer tegenstaan dat ze tegen andere standpunten was als ze voor het ene koos. Dezelfde overweging heeft Johanna in het stemhokje. 

Uit het boek spreekt sociale bewogenheid, met bijvoorbeeld Pedertje, maar ook met de hospita, die op een gegeven moment in geldnood komt. Ook die is terug te vinden in het leven van Marianne Philips. 

Tijdsbeeld

De wonderbare genezing is een boek dat nog steeds goed leesbaar is. Je zit heel dicht op de huid van Johanna, waardoor je je als lezer betrokken voelt bij deze vrouw, die eigenlijk alleen in het leven staat en zelf maar moet zien hoe ze daar zin aan verleent. Bovendien krijg je een tijdsbeeld mee, waarin tbc een gangbare ziekte was en waarin je las bij kaarslicht. 

De vrouwen op kantoor verzorgen hun nagels goed. 'Sommigen hebben een zakmanicure, zelfs Lientje, die sandalen draagt.' Over die zin moest ik wel even nadenken. Blijkbaar zegt het dragen van sandalen iets over iemand. Aan het eind van het boek is Lientje getrouwd. 'Ik denk, dat ze blij is, nu ze de propaganda voor rauwkost en sandalen te boven is gekomen.' Ook dit soort typeringen zeggen iets over de tijd waarin het boek zich afspeelt. 

Marianne Philips is ongetwijfeld een interessant mens geweest, met eigenzinnige opvattingen. Ze kon ook nog goed schrijven. In Delpher heb ik in de kranten maar enkele recensies gevonden, die allemaal welwillend waren. Het is een debuut, maar het valt duidelijk al op tussen de andere boeken. 

En nu het bijna een eeuw oud is, is De wonderbare genezing nog altijd aardig goed leesbaar. In 2019 is door uitgeverij Cossee De biecht (1930) opnieuw uitgegeven, net als het Boekenweekgeschenk 1950, De zaak Beukenoot. Het is mij indertijd ontgaan. Misschien moet ik daar toch eens achteraan. 

dinsdag 8 februari 2022

Karina of De ondergang van Nederland (Wouter Godijn)



Nooit iets van Wouter Godijn gelezen, ik. Nou ja, een paar keer een gedicht, geloof ik, maar in ieder geval geen roman. Over zijn laatste, Karina of De ondergang van Nederland las ik ergens iets positiefs, al weet ik niet meer waar en weet ik ook niet meer wat ik erover las. Maar ik besloot de titel te noteren en eind vorig jaar nam ik het op in mijn lijstje met de beste boeken van 2021 die ik niet gelezen heb. 

Eerlijk gezegd had ik eventjes nodig om echt in het verhaal te komen. De verteller haalde me er steeds uit  door te reflecteren op het schrijven, maar hij deed dat wel op een manier die me intrigeerde en al gauw was ik helemaal verkocht. 

Het verhaal speelt zich af in de toekomst, over een kleine tien jaar. In Nederland is Grover Wild aan de macht, van de Partij voor de Democractie. Verder is de zeespiegel aan het stijgen en verderop in het boek staat het water ook in het binnenland hoog. 

Schrijver en Karina

De hoofdpersoon is een schrijver, die een relatie achter de rug heeft met Karina, de moeder van zijn zoon Rob. Lichamelijk gaat het niet goed met hem. Hij heeft verschijnselen die op MS zouden kunnen duiden, al heb je als lezer het idee dat ze ook een psychische oorsprong zouden kunnen hebben. Daardoor loopt hij moeizaam. 

Tussendoor krijgen we te horen hoe de relatie tussen de schrijver en Karina is verlopen. Ze leerden elkaar al op jonge leeftijd kennen. Karina was groot en sterk, wat later in het boek nog een rol zal spelen en ze verzette zich tegen haar vader. Ze kregen samen een kind, waarna de relatie veranderde. 

De schrijver is niet alleen het centrale personage, hij vertelt ook het verhaal, waarbij hij zich geregeld richt tot de lezer:
Hoe zou je over me denken, lezer, nu je tot hier bent gevorderd? Zou er iemand zijn die denkt: wat een sympathieke man...? Of: wat een goed mens...? Lijkt me onwaarschijnlijk. 
En toch is dat wat ik mijn leven lang heb willen zijn, liever dan wat ook. 
Zelfs liever dan schrijver.
Een goed mens. 

Gevangen in een boek

Deze schrijver heeft van tijd tot tijd het idee dat hij gevangen zit in een boek en dat iemand zijn leven schrijft. Hij is een personage is en dat hij weer onderworpen is aan een andere schrijver. Het is een gegeven dat mij doet denken aan Letter en Geest van Frans Kellendonk. Natuurlijk klopt het: de schrijver is een personage in de roman die geschreven is door Wouter Godijn. 

Die komt ook nog om de hoek kijken, aan het eind van de roman, als hij beschrijft hoe hij zich de dood van de schrijver voorstelt:

Ik stel me voor dat de man die door Karina Vliegie, Dennetje en Etter werd genoemd ten slotte in haar armen is gestorven en ik denk dat we daar niet verdrietig om hoeven te zijn. 
Per slot van rekening is dat precies waar hij altijd heimelijk naar verlangde.  
Ik zou het zelf eigenlijk ook wel willen.  
Wouter Godijn
Maar ook deze Wouter Godijn staat in de roman en ook hij is dus een personage. Dat is het heerlijke aan dit boek: het duizelt je soms wat betreft de niveaus waarop het verhaal verteld wordt. 

Licht en geestig

In ieder geval is het allemaal heel speels en licht en ontzettend geestig. Er zit plezier in de manier waarop het verhaal in elkaar gezet is en de verteltoon is fris en eigen. Tegelijkertijd zegt het boek ook iets over tendensen in onze samenleving, over opvattingen, over inclusiviteit die mensen uitsluit die niet zo van die inclusiviteit geporteerd zijn, over de talkshowwereld. 

Die meningen zijn goed te verdragen, juist door de toon van de rest, maar ook omdat de verteller merkt dat hij soms dingen zegt waar hij zich nauwelijks van bewust is. Dan observeert hij zichzelf  van een afstandje en merkt dat hem allerlei opmerkingen min of meer ontsnappen. 

Centraal staat het verhaal van de voorbije liefde. Misschien is alles daaromheen wel een projectie van die liefde. Is het hoge water er wel? Of is het veroorzaakt doordat de relatie tussen Karina en de schrijver over is? Binnen deze roman is bijna alles mogelijk en dat maakt het lezen tot een heerlijk avontuur. 

Karina of De ondergang van Nederland is een rijke roman: niet alleen is het een goed verhaal, waar je je maar al te graag door laat meeslepen, maar het zegt ook zinnige dingen over Nederland en het is ook een verhaal over schrijverschap en het schrijven van een roman. Uiteindelijk waan je je ook zelf een personage, dat zich afvraagt door wie zijn leven geschreven wordt en welke auteur zijn verhaallijn stuurt. 

Zoals gezegd: ik had nog nooit iets van Wouter Godijn gelezen. Het is onontkoombaar, ik zal ook zijn andere moeten gaan lezen. Ik verheug me daar zeer op. 

maandag 7 februari 2022

Ravian en Laureline, deel 15 en 16. (Mézières en Christin)

Stripfiguren in een reeks moeten een kern hebben waaraan je ze kunt herkennen. Als er een volgend deel van de reeks verschijnt, moet de hoofdpersoon een soort oude bekende voor je zijn. Sommige hoofdpersonen zijn in elk deel van de reeks ongeveer hetzelfde en zijn daardoor als karakter voorspelbaar. Dat is niet altijd erg. Lucky Luke toont bijvoorbeeld altijd grote zelfbeheersing en wordt nooit emotioneel, maar dat verveelt nooit. In elk deel heeft de hoofdpersoon weer een andere klus die hij op moet knappen.  

Maar sommige personages zijn minder gelijkmatig. Net als echte mensen, hebben ze hun nukken, hun stemmingswisselingen, hun kinderachtigheden. Dat is het geval bij de serie over Ravian en Laureline. Er zijn weer twee delen toegevoegd aan de integrale heruitgave die bij Sherpa verschijnt: De sferen van de macht (deel 15) en Gijzelaars van het ultralum (deel 16). Laureline blijft wie ze is: een verstandige en sterke vrouw, maar Ravian is minder stabiel. In deel 15 is hij behoorlijk jaloers, omdat een taxichauffeur gecharmeerd is van Laureline en in deel 16 neemt het koppeltje deel aan een cruise, maar heeft Ravian duidelijk geen zin, al geeft hij dat niet toe. Dat maakt hem interessant en menselijk. 

Vreemde wezens

Verder zijn de twee verhalen zoals we die konden verwachten: vreemde werelden, aparte wezentjes en een lastige opdracht die toch tot een goed einde wordt gebracht. In beide albums komen Shingoez voor: wezentjes met een slurf en met vleermuisachtige vleugels. Die zijn uitermate grappig: ze zijn vriendelijk, maar willen altijd overal geld aan verdienen. Ze blijken uitstekend op de hoogte te zijn van wat er op andere plaatsen gebeurt en duiken op de vreemdste plaatsen op. 

Een ander wezentje is de Omzetter van Bluxte, een diertje dat kostbaarheden kan vermenigvuldigen en uitpoepen. Dat is al een aardig gegeven, maar het is bovendien een chagrijnig beestje. Het voorkomen van dit soort wezentjes geeft de verhalen iets lichts, en omdat ze in meer delen voorkomen geeft het ook iets constants aan de reeks. 

De sferen van de macht

In De sferen van de macht hebben Ravian en Laureline geld nodig om de reparatie van hun ruimteschip te kunnen bekostigen. Ze gaan daarom op missie voor Kolonel Tloc, die eigenlijk niet helemaal deugt, maar die toch sympathiek is. Hij weet dat hij verraders heeft onder zijn naaste medewerkers, maar dat lijkt hij niet zo mee te zitten: 'Als baas van de verraders ben ik verplicht het verraad enigszins in goede banen te leiden.' Soms wordt de kolonel wel moedeloos van de corruptie en vraagt hij zich af of hij zelf wel corrupt genoeg is om te kunnen begrijpen wat er gebeurt. 

De stad waarover hij de baas probeert te zijn, bestaat uit verschillende sferen. De vierde sfeer is die van de hogepriesters en de topambtenaren en de vijfde is de machtssfeer. Wat daar gebeurt, is voor iedereen een mysterie. Ravian en Laureline komen erachter dat de macht niets voorstelt. Niet voor niets zijn de meeste hoofden klein en verschrompeld geworden. De macht lijkt alleen te bestaan uit beelden die gezonden worden. Dat laat wel zien hoe scenarioschrijver Pierre Christin aankijkt tegen machthebbers. 

Gijzelaars van het ultralum

In Gijzelaars van het ultralum, wordt Laureline ontvoerd. Eigenlijk bij toeval, want het was te doen om het kaliefje, de zoon van de grootkalief van Iksaladam. Het is een rotjochie, maar uiteindelijk worden Laureline en het kaliefje bondgenoten. 

Iets soortgelijks overkomt Ravian, die natuurlijk op zoek gaat naar Laureline. Hij heeft als metgezel een schniarfer, een wezen dat ook als wapen gebruikt kan worden. Ook die twee moeten weerstanden overwinnen voordat ze beseffen dat ze aan dezelfde kant staan. 

Zowel in deel 15 als 16 krijgen we een verhaal zoals we dat in deze reeks gewend zijn: een vreemde wereld, een goed verteld verhaal dat uiteindelijk gunstig afloopt. De tekeningen van Jean-Claude Mézières zijn ook van het vertrouwde hoge niveau. Moeiteloos voert hij ons in werelden die we daarvoor niet kennen. 

Dossier

Aan het eind van elk deel is er een dossier. In deel 15 is er veel aandacht voor de relatie tussen strip en film en in deel zestien onder meer een interview, van Robin Schouten, met Mézières. Het is een leuk gesprek, waarin ook weer even terugkomt hoezeer de filmreeks Star Wars schatplichtig is aan de tekeningen uit de strip. Nooit heeft de regisseur, George Lucas dat erkend. Een brief die Mézières naar aanleiding daarvan aan Lucas schreef, werd niet beantwoord. 

Het dossiergedeelte is bescheiden, maar als je in alle delen het dossier leest, krijg je toch veel extra informatie en beeldmateriaal. In deel 15 zijn dat bijvoorbeeld fraaie ontwerpschetsen en in deel 16 vijf voorplaten van Ravian voor Pep, door Hans G. Kresse. 

Naast de vorige deel kunnen ook deze twee weer mooi in de kast. De uitgave is overigens gelimiteerd: 455 exemplaren, waarvan 55 in een luxe uitvoering. 

Reeks: Ravian en Laureline
Deel 15: De sferen van de macht
Deel 16: Gijzelaars van het ultralum
Scenario: Pierre Christin
Tekeningen: Jean-Claude Mézières
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2022, 72 blz. per deel; € 29,95 per deel (hardcover)



woensdag 2 februari 2022

Uit de oude doos: Over drie jeugdboeken van Johanna Breevoort

Soms kom ik een tekst tegen die ik ooit geschreven heb, maar waaraan ik maar weinig herinnering heb. Deze keer een stuk dat tien jaar geleden stond in het blad Liter (jrg. 15, nr. 65). Blijkbaar had ik toen drie boekjes gelezen van Johanna Breevoort, een schrijfster uit de christelijke hoek. Over dezelfde boeken schreef ik (maar niet hetzelfde) hier

  


Enkel doleeren helpt niet


Johanna Breevoort schreef meer dan zestig kinderboeken, ruim vijfentwintig romans en novellen en nog een stuk of tien ‘werken van algemeenen aard’. Haar naam heeft in christelijke kring nog altijd iets vaag bekends, maar niemand leest haar boeken nog. Denk ik.

Om toch een beeld van haar werk te krijgen, las ik drie van haar boeken: In de vlegeljaren (1923), Onder Gods vaandel (1925) en Teruggeroepen (1926).

Grofweg gezegd gaat de loop van de drie verhalen als volgt: een jonge man of jonge vrouw uit een christelijk gezin dwaalt af, komt tot inzicht, dwaalt weer af, komt opnieuw tot inzicht en maakt een radicale keuze. Eind goed, al goed.

Laat ik Teruggeroepen als voorbeeld nemen. De achttienjarige Charlotte (Lotte) vertrekt uit het kleine dorpje in het oosten des lands om de kost te verdienen als kindermeisje in Rotterdam. Als christen heeft ze het moeilijk bij de rest van het personeel, die haar ‘een fijne beschuit’ vinden. De meid Kee zingt onder het werk, om Lotte te pesten: ‘Dolleeren, dolleeren, de kerk die is kapot!’

Lotte voelt zich beter thuis bij het gezin Harmsen, dat ook dolerend is. Maar juist daar blijkt de verleiding op de loer te liggen. Lotte gaat bijvoorbeeld met de Harmsens naar de kerk, maar de kinderen gaan achterin zitten. ‘Dat was een rare kerkgang vond Lotte. Geen schepsel in dien hoek, die luisterde.’ En als Lotte het met de oudste dochter heeft over ‘wereldsche dingen’ zegt die dat ze nu eenmaal in de wereld leven en dat ze toch ook wel eens een pleziertje mogen hebben. Lotte protesteert aanvankelijk wel, maar gaat er toch in mee. Al wekenlang leest ze niet in de Bijbel die moeder haar heeft meegegeven. Breevoort schrijft: ‘Het ging niet goed met Lotte's ziel’ (cursivering van de schrijfster).

Lotte ziet in dat de omgang met het gezin niet goed is voor haar. Ze mijdt de Harmsens, maar komt toch weer onder hun invloed. Als ze nog weer later radicaal met het gezin breekt, heeft ze tegelijkertijd problemen op haar werk, waar het niet gewaardeerd wordt dat de kinderen die aan haar zorgen zijn toevertrouwd christelijke liedjes zingen. Ze wordt zelfs ontslagen en reist terug naar haar moeder, broertjes en zusjes. Lotte is nog net op tijd om het sterven van haar broer mee te maken.   

Daarna wordt ze teruggeroepen naar Rotterdam: een van de kinderen is ziek en roept om ‘juffie’. Het standvastige gedrag van Lotte heeft bij haar mevrouw verandering in gang gezet. Mevrouw was ‘[m]oe van de wereld en de zonde. Moe van de begeerlijkheid des levens en de begeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens. Zij had God verlaten en was de wereld gelijkvormig geworden.’ En meneer? ‘In 't eerst hinderde mijnheer die “fijnigheid” in zijn vrouw. Maar hij vond toch, dat zij er liever, zachter en meelevender door werd.’ Uiteindelijk komt alles goed, ook tussen Lotte en het gezin Harmsen.

Ik kan me voorstellen dat Teruggeroepen in 1926 nog wel enigszins controversieel was. Johanna Breevoort kiest duidelijk partij voor de Doleantie, maar ze laat tegelijkertijd zien dat meegaan met de Doleantie alleen nog maar een uiterlijke bekering is. Lottes moeder schrijft aan haar dochter: ‘Je ziet nu weer dat uiterlijke Reformatie niet helpt wat je ziel betreft. Wat de Doleantie betreft, het gaat er net mee als met den uittocht van de kinderen Israëls, er liep toen veel “vreemd” volk mede.’ En Breevoort laat een dominee zeggen: ‘Enkel doleeren helpt niet. Je moet innerlijk doleeren. Want doleeren beteekent eigenlijk klagen over de zonde.’

Teruggeroepen is een ernstig boek, evenals In de vlegeljaren en Onder Gods vaandel; humor hoeven we bij Breevoort niet te verwachten. De situaties die beschreven worden, stemmen dan ook niet tot vrolijkheid. In alle boeken komen gezinnen voor waarin de vader overleden is en de moeder moeite heeft om aan de kost te komen. In twee van de drie boeken is de armoede er de oorzaak van dat de personages in de verleiding komen te gaan stelen.

Verder is er ziekte en zijn er sterfgevallen. Die helpen juist weer om de hoofdpersoon op het rechte pad te brengen. Breevoorts boeken maken door dit alles een wat sentimentele indruk. Maar tegelijkertijd merk je de betrokkenheid bij mensen die het niet zo getroffen hebben. Daarover kon Breevoort overigens uit ervaring meepraten: haar moeder overleed toen de schrijfster tien jaar oud was.

Breevoort staat aan de kant van de armen die met veel gesappel aan de kost moeten komen. Daarbij neemt ze (in In de vlegeljaren) overigens duidelijk afstand van het socialisme. Socialisten zijn in dat boek vooral oproerkraaiers, die uit zijn op onrust.

Veel van wat Breevoort schrijft in de drie boeken die ik gelezen heb, doet gedateerd aan. Wel valt op dat de meisjes absoluut niet onderdoen voor de jongens. In de boeken komen meisjes voor die gevat zijn, bepaald geen doetjes. De positie van de vrouw is Breevoort altijd aan het hart gegaan en ze heeft zich dan ook haar leven lang ingezet voor de vrouwenbeweging. Al in 1903 schreef ze in Ons Tijdschrift een artikel waarin ze de noodzaak van een christelijke vrouwenbond uiteenzette. Daarin zal ze indertijd modern geweest zijn. Nu lijkt haar tijd voorbij.


dinsdag 1 februari 2022

Telemachus in het dorp (Marnix Gijsen)


Dit jaar wil ik wat meer oude literatuur gaan lezen. Dat deed ik de afgelopen jaren ook wel van tijd tot tijd. Ik schreef bijvoorbeeld over Frans CoenenLodewijk MulderCyriel BuysseDen ouden heer Smits  en ook over een roman van Wolkers uit 1963. Maar dit jaar wil ik proberen wil ik proberen om elke maand ook iets ouds te lezen. Laten we zeggen van minimaal vijftig jaar geleden. 

Er is veel wat ik nog wil lezen en ik weet dat het er niet altijd van zal komen, maar misschien helpt het dat ik aankondig dat ik weer eens in een roman van Vestdijk wil en duiken van C.C.S. Crone heb ik nog nooit wat gelezen, wat toch eigenlijk ook een keer moet. Verder ligt er nog een boek van Frans Coenen klaar en al jaren staat Waarheid en dromen van Jonathan in mijn kast. Tot meer dan bladeren ben ik niet gekomen. Zo kan ik nog van alles uit mijn boekenkast halen. 

Deze keer Telemachus in het dorp van Marnix Gijsen, een boek uit 1948. Gijsen had toen al heel wat publicaties op zijn naam staan, voornamelijk over literatuur. Fictie had hij nog niet zoveel geschreven. Alleen Het boek van Joachim van Babylon (1947). Zijn beroemdste roman, Klaaglied om Agnes zal in 1951 verschijnen. 

Afrekening

Telemachus was de zoon van Odysseus. Na diens terugkeer zouden ze samen de vrijers die om de hand van Penelope kwamen een kopje kleiner maken. Met die geschiedenis in het achterhoofd zou je het boek van Gijsen kunnen zien als een afrekening met de mensen in het dorp. 

Dat dorp is Blaren. Meteen na zijn geboorte werd de ik-figuur hier ondergebracht, omdat zijn moeder ziek was. Hij leefde er drie jaar bij een voedster. Verder woonde er veel familie van vaderskant: zijn grootmoeder en drie ooms. Die ooms, Louis (pastoor), Felix (gemeentesecretaris) en Leander (de hoofdonderwijzer), maken de dienst uit in het dorp. Op zondag bezocht het gezin van de hoofdpersoon die familieleden.

De pastoor blijft in het verhaal een beetje op afstand, maar de andere twee krijgen ruim aandacht. Op Felix is van alles aan te merken. Zo verrijkt hij zichzelf door percelen grond te kopen, daar een weg door te plannen en dan zichzelf een fors bedrag uit te keren. Bovendien raken dienstmeisjes bij hem zwanger, waarna ze discreet weggemoffeld worden in een huwelijk met een jongen die niets met de zwangerschap van doen heeft. 

Oom Leander

Oom Leander is tiranniek in de klas en zwaar katholiek. Wel geniet hij aanzien in het dorp, zelfs bij degenen die onder hem te lijden hebben gehad. Op een gegeven moment organiseert hij een reis naar Lourdes, die fataal afloopt. De trein krijgt op de terugweg een ongeluk, waarbij doden vallen. 

De hoofdpersoon is intussen ouder geworden. Hij brengt zijn vakantie door in Lourdes. In de bossen loopt hij naakt rond, om zo dicht mogelijk bij de klassieken te komen. Hij heeft een exemplaar bij zich van Les avontures de Télémaque  (1699) van Fénélon. Ook dat is een verwijzing naar de titel. 

Hij is op een leeftijd (middelbare scholier, neem ik aan) dat hij goed in de gaten heeft wat er in het dorp omgaat. Het lijkt een rustig dorp, maar er woelt van alles. 

Philip van Lierde had het eens, in een lyrische bui, vergeleken bij een doorzichtige vijfer, waarin de vissen traag en vreedzaam rondzwommen in regelmatige cirkelgang. Het vergde mij heel mijn jeugd, eer ik begreep, dat er meer haaien en octopussen in dit stille water huisden, dan ik er later zag zwemmen rond de koraalriffen van de tropische eilanden. Maar toen was het voor mij reeds te laat. 

Trauma

Die laatste zin klinkt nogal dramatisch en dat kenmerkt de hoofdpersoon. Hij lijkt zwaar getraumatiseerd door het dorp. Aan het eind van het boek spreekt hij over 'de donkere engelen van Blaren, de mensen die ik in het begin van mijn leven had ontmoet en die mij allen diep hadden gewond of zacht gekneusd.'

De hoofdpersoon heeft wel nare dingen meegemaakt: zo was hij betrokken bij een treinongeluk (maar raakte niet gewond) en was hij getuige van de dood van zijn ooms. Maar hij is niet het slachtoffer van de mensen in Blaren. Toch zegt hij dat de schimmen uit zijn jeugd hem zijn hele leven hebben achtervolgd en hij spreekt over zijn bittere en onrustige jeugd.

Dat komt op mij over als aanstellerig en dat heb ik dan ook tegen deze korte roman. De beschrijving van de personages is goed en het dorp zie je helemaal voor je. Maar het klagerige van de hoofdpersoon, het belangrijk maken van zijn eigen leven, het gezochte slachtofferschap - die walm kan ik maar lastig verdragen. Het aanstellerige zit eigenlijk al in de titel. 

Het drama zit soms in dingen die terloops vermeld worden, zoals dat grootmoeder vijf broers en zussen heeft verloren in een tyfusepidemie en dat van haar tien kinderen er nog maar twee in leven zijn (oom Felix is niet een zoon, maar een schoonzoon van grootje). Het zijn maar losse zinnetjes, maar toch snap je meteen dat iemand daardoor getekend is. Dat werkt veel beter dan het zelfbeklag van de verteller.

Ironie

Verder is Telemachus in het dorp best een aardig boek. Gijsen vertelt vrij sober maar is ook trefzeker in de beschrijvingen en de ik-figuur kan van tijd tot tijd met ironie de dorpsgemeenschap bekijken. Op een gegeven moment komt er een prediker. Over zijn preek:

Ik moest echter mee naar den groten prediker, die met de grove borstel, zo zei hij, de vunze zielen zou afschuren. Het viel mij op, dat hij vooraf altijd zichzelf overtuigd verklaarde, dat al de aanwezige gelovigen brave zielen waren, maar dat vergat hij blijkbaar in het vuur van zijn rede, want eens dat hij zijn vlucht genomen had, kreeg men de indruk, dat hij voor het uitschot dat mensheid sprak. 

Complexe personages

De beschrijving van de personages is uitstekend. De ooms zijn complexe figuren en ze hebben zeker niet de onverdeelde sympathie van de hoofdpersoon, maar ze hebben hem wel mede bepaald. Aan het eind van het boek zegt hij daarover:

Geen van beiden was een groot man, maar geen mens die ik gekend heb in mijn lang zwerversbestaan, heeft op mij ooit een dieperen indruk gemaakt dan deze twee. Van mijn oom Louis, de pastoor, wil ik liefst niet spreken. Hij was droog en streng als een dogma en menselijk heeft hij mij nooit beroerd. 

Telemachus in het dorp is een mooie schets van een  gesloten dorpsgemeenschap, waarin de verteller een buitenstaander is. 'Ik ben een stadskind' is de openingszin van het boek. Die verteller zat mij soms in de weg, maar de rest van het boek intrigeerde mij wel. Als ik een roman als Goed en kwaad (1950), De kat in de boom (1953) of Terwille van Leentje (1957) tegenkom, neem ik die mee naar huis.