Bij het struinen in mijn computer kom ik af en toe een zwerftekst tegen: een oude recensie, die nog niet op deze plaats gepubliceerd is. Onderstaande recensie verscheen, in 2010 neem ik aan, in het Nederlands Dagblad.
Bij mijn leerlingen (vooral bij de meisjes) is Nest enkele jaren populair geweest voor de boekenlijst. Intussen is dat wat afgezakt.
Geen vuiltje aan de lucht in Schoonoord
Julia van Wees is zestien. En zwanger. Na vijf maanden vertelt ze het haar ouders, die meteen aan het redderen slaan. Wat Julia daarvan vindt, is blijkbaar niet zo belangrijk.
Het gezin Van Hees woont in Schoonoord, een wijk waar alleen mensen uit de betere kringen zich hebben gevestigd. Een wijk waar, naar de naam de oordelen, geen vuiltje aan de lucht is en die schijn moet vooral opgehouden worden.
In haar eerste roman, Nest, geeft Sanneke van Hassel niet alleen een scherp beeld van het nest waarin Julia opgroeit, maar ook van de boom waarin dat nest zich bevindt: de wijk, het milieu. Mensen die het materieel gezien goed hebben, maar verder van alles tekortkomen. Mensen die alles kunnen regelen, maar niet echt contact met elkaar kunnen maken.
Van Hassel schreef eerder de verhalenbundels IJsregen (2005) en Wite Veder (2007). Daarin staan prachtige verhalen, sober van stijl. In Nest maakt Van Hassel gebruikt van de techniek van het verhalen schrijven: ze bouwde het boek op uit bijzonder korte hoofdstukjes. De meeste tellen maar drie of vier bladzijden.
Het perspectief verschuift per hoofdstukje: vader Heppe, moeder Belia, zus Malou, maar ook de bevriende arts, een trompettist die in dezelfde straat woont en een tante (mevrouw P.J.M. barones van der Does de Willevoorde). Julia komt aanvankelijk niet aan het woord. Pas aan het eind van het boek lezen we, in het langste hoofdstuk, wat zij ervaart. Om des plots wille kan daar op deze plaats verder weinig van gezegd worden.
De opbouw van Nest is bijzonder effectief. Eigenlijk staat Julia buitenspel. Iedereen cirkelt om haar heen en heeft zo zijn eigen problemen en zijn eigen gedachten over wat er aan de hand is. Julia staat er eigenlijk alleen voor. Omdat het perspectief niet naar Julia verschuift, kunnen wij als lezer ons ook niet met haar bemoeien: we komen niet dichter bij haar.
Een boek met zoveel buitenkantmensen kan gemakkelijk satirisch worden. Voor je het weet is het niet meer dan het neerhalen van een façade. Daar heeft Van Hassel niet voor gekozen. Als lezer krijg je af en toe toch ook mededogen met deze mensen en hun lege levens.
Dat er meer is dan je laten zien op de juiste bijeenkomsten, blijkt bijvoorbeeld uit het verhaal van de trompettist die optreedt op een benefietconcert. Hij legt zijn ziel en zaligheid in zijn spel, maar dat pikt het publiek nauwelijks op. Alleen Malou, Julia’s zus, blijkt wel goed geluisterd te hebben:
Het waren niet echt liedjes of zo, maar ik vond het wel heftig... Het was alsof je jezelf binnenstebuiten keerde. Allemaal stukjes van de wereld om je heen. Hoe je af en toe denkt iets te snappen van wat er gebeurt, of je ontmoet iemand en denkt: die hoort de dingen hetzelfde als ik. Die ziet wat ik zie. Maar dan is het weer verdwenen, uit je handen geglipt, dan sta je weer in je eentje en weet niet welke kant je op moet.Malou is ook degene die scherp ziet hoe het er in haar gezin aan toe gaat: ‘Hier wordt alleen tegen je gezegd hoe je je hoort te gedragen, of hoe je je niet hoort te gedragen – eigenlijk vooral dat laatste.’
Het is lastig om bij het schetsen van oppervlakkige levens zelf niet oppervlakkig te worden. Het is Van Hassel gelukt om niet te vallen in die valkuil. Weliswaar is Nest niet een ‘diep’ boek geworden, maar de zere plekken die Van Hassel vluchtig aanraakt blijven ook nog schrijnen als je het boek uit hebt.
(In 2012 verscheen van Van Hassel de verhalenbundel Ezels. Daarover schreef ik hier)
Goed dat je de recensie alsnog geplaatst hebt. Ik ken Van Hassel alleen van de korte verhalen, maar hier krijg ik wel zin in.
BeantwoordenVerwijderen