maandag 27 februari 2023

Romantici en Revolutionairen (Rick Honings & Lotte Jensen)

Eind jaren zeventig kocht ik voor een prikkie het vierde deel van de literatuurgeschiedenis van Frans Bastiaanse, uit 1927. De complete titel is: Overzicht van de ontwikkeling der Nederlandsche letterkunde, met bloemlezing - in 4 deelen'.

Het deel begint in de tweede helft van de negentiende eeuw, met de auteurs H.J. Schimmel, W. Hofdijk, B.W.A.E. Sloet tot Oldhuis, François Haversmith (sic!), G. van de Linde Jansz., Mark Prager Lindo en Lodewijk Mulder.  Alleen Sloet tot Oldhuis zegt me niets meer, de andere auteurs kan ik nog wel plaatsen. Bij Hofdijk, die zich overigens W.J. Hofdijk noemde, heb ik nog aan het graf gestaan. Je kon zien dat hij wat voorstelde in zijn tijd.  Ik kocht ook zijn serie Ons voorgeslacht.

Obscure auteurs

Het boek van Bastiaans, dat zo'n zevenhonderd pagina's beslaat, heb ik zo'n beetje helemaal doorgewerkt en ik kwam er allerlei auteurs tegen van wier bestaan ik volstrekt niet op de hoogte was. Werk van obscure auteurs als Joannes Reddingius en Noto Soeroto staat nu in mijn boekenkast; ik leerde het kennen door Bastiaans. 

Tot ongeveer 1925, verder gaat Bastiaans niet, maar hij neemt wel de Vlamingen mee en de literatuur uit Zuid-Afrika. Er staan veel gedichten en prozafragmenten in, die duidelijk maken over wat voor literatuur het gaat. 

Intussen ben ik jaren ouder en heb ik veel meer gelezen in literatuurgeschiedenissen. De grote lijnen zijn me wel bekend en van veel auteurs heb ik wel iets gelezen. Maar ik blijf het leuk vinden om me te verdiepen in de letterkunde. 

Vorig jaar kreeg ik van collega met wie ik jarenlang heb samengewerkt het boek Romantici en Revolutionairen van Rick Honings en Lotte Jensen. Weer zo'n heerlijk boek. Ik heb er lekker lang over gedaan, steeds een hoofdstukje, om er goed lang van te kunnen genieten. 

Auteurschap

In dit boek gaan Honings en Jensen uit van het auteurschap. Ze behandelen verschillende soorten auteurs zoals de politieke auteur, de sentimentalist, de kindervriend, de byroniaan, de koloniale idealist en de voordrachtskunstenaar. Onder elk kopje passen verschillende auteurs en in eenentwintig hoofdstukken gaan we door de tijd, die opgedeeld is in drie tijdperken: de tweede helft van de achttiende eeuw, de eerste en de tweede helft van de negentiende eeuw. Het boek eindigt met de Tachtiger, de naturalist en de feminist. 

De auteurs staan centraal, met hun opvattingen, maar ook met hun sociale, religieuze en politieke context. Vaak wordt ook de internationale literaire context geschetst. Elk van de drie delen heeft een uitgebreide inleiding, waarna zeven hoofdstukken over een soort auteur volgen. Uiteindelijk komen op die manier de meeste auteurs wel even voorbij. De nadruk ligt op Noord-Nederland (wat nu Nederland is). Dat is een keuze, maar daardoor komt een auteur als Guido Gezelle er wel wat bekaaid af. 

Verder was er bijna niemand die ik miste. Nou ja, Carel Vosmaer (van wie ik ooit Amazone las) ontbreekt en de beide heren Limburg Brouwer (P. en P.A.S.) vond ik niet terug. Misschien zijn ze te obscuur of pasten ze niet onder een kopje. Bovendien moet een boek hanteerbaar blijven. Je kunt niet voor iedereen plaats inruimen. 

Maar geen gezeur - ik heb erg genoten van Romantici en Revolutionairen. Ik leerde allerlei auteurs kennen die ik maar vaag of in het geheel niet kende, waardoor ik maar weer eens geconfronteerd werd met alles wat ik nog niet gelezen heb, wat zowel frustrerend als heerlijk is: er is nog zoveel te ontdekken!

Vrouwelijke auteurs

Het eerste hoofdstuk, 'De spectator' begint bijvoorbeeld niet met Justus van Effen, maar met Petronella Moens, die slechts een naam voor mij was. Het volgende hoofdstuk, 'De toneelschrijver' begint met Lucretia Wilhelmina van Merken, van wie ik nog nooit gehoord had. Voor vrouwelijke auteurs is er in het verleden altijd minder aandacht geweest dan voor mannelijke. Er zullen wel minder schrijvende vrouwen geweest zijn, maar die er wel waren, zijn vaak veronachtzaamd. In dit boek is er nadrukkelijk aandacht voor de vrouwen en dat is terecht: er is een achterstand weg te werken. 

Door het hele boek heen heb ik streepjes gezet: zaken die ik globaal wist, werden duidelijker uitgelegd, boeken waarvan ik wel eens gehoord had werden behandeld en er werden schrijvers en titels genoemd waarvan ik maar een heel vage voorstelling had. En natuurlijk bij de voor mij compleet nieuwe auteurs: Margaretha Geertruid Cambon-van der Werken, Margaretha Jacoba de Neufville, Gerardus Swaving, om er maar eens enkele te noemen. 

Hernieuwde kennismaking

Sommige boeken was ik een beetje vergeten, hoewel ik ze wel ooit gelezen heb, zoals Het huis Lauernesse van Truitje Bosboom-Toussaint of Lidewyde van Busken Huet. De hernieuwde kennismaking was aangenaam. En de boeken die me nog wel goed bijstonden werden opgepoetst, waardoor de herinnering nog levendiger werd. 

Romantici en revolutionairen leest ook lekker: een heldere stijl, goed lopende hoofdstukken, betrokkenheid die enthousiasmeert. Genoeg foto's ter illustratie en in elk hoofdstuk losse stukjes in kader, die je even tussendoor kunt lezen. Een handige bibliografische verantwoording per hoofdstuk, een flinke bibliografie en een handig register. 

Natuurlijk kreeg ik door het lezen ook zin om weer wat oude literatuur te gaan lezen. Zo las ik de Dichterlijke nalatenschap van Elias Annes Borger en schreef daar hier over en op dit moment lees ik van tijd tot een verhaal uit Waarheid en droomen van Jonathan (pseudoniem van J.P. Hasebroek). Het werk van Tollens en Ten Kate staat nagenoeg compleet in mijn kast, maar veel ervan heb ik niet gelezen. Dat begint toch ook aan mij te trekken. 

De oude literatuur moet het bij mij over het algemeen doen met de snippers tijd die overblijven, omdat ik ook de hedendaagse literatuur (en de strips) een beetje wil bijhouden, maar ik ben vast van plan de oude boeken wat minder stiefvaderlijk te bedelen. Een aantal maanden gelezen las ik een verhalenbundel van Justus van Maurik. Maar daar heb ik dan weer niet over geschreven. Dat moet ik in het vervolg maar niet meer nalaten. Als het te lang duur, herinner je me er maar aan. 

Hieronder nog wat linkjes naar stukken over oudere literatuur op Bunt Blogt:

De wonderbare genezing (Marianne Philips)
Jongensdagen (Theo Thijssen)
Clementine (Den ouden heer Smits)
Zijne vrouw zet bloedzuigers (Charles de Coster)
De klop op de deur (Ina Boudier-Bakker)
Kamertjeszonde (Herman Heijermans)

donderdag 23 februari 2023

Carbon & Silicium (Mathieu Bablet)


Sommige boeken zijn al mooi voordat je ze gelezen hebt, gewoon als voorwerp. Zo'n boek is Carbon & Silicium,een graphic novel van Mathieu Bablet. Een kloek, gebonden boek. Linnen rug met een goudkleurige opdruk. Het schutblad is bruinig, maar niet niet egaal bruin. Het doet me denken aan het dunne karton dat je nog wel eens aantreft in bananendozen. Het is maar een detail natuurlijk, maar het laat zien met welke zorg het boek is gemaakt. 

Het genre is sciencefiction en ik heb al vaker geschreven dat ik daar niet bij voorbaat affiniteit mee heb, maar dat ik er wel voor opensta. Dan wordt je inspanning in veel gevallen ook wel beloond. Hier in ieder geval. 

Evolutie

Het verhaal begint met iets wat er als een zee uitziet, waaruit enkele figuren kruipen. Onmiddellijk moet je denken aan de evolutie: de zeedieren die op het land gaan leven. Ook hier is een soort evolutie aan de gang, maar dan eentje die door de mens in gang is gezet. De mensen hebben lang gewerkt aan de ontwikkeling van een androïde: een computer, een robot, die op de mens lijkt. Daarvan zijn er twee exemplaren ontwikkeld die de namen Carbon en Silicium hebben gekregen, naar de elementen uit het periodiek systeem. 

De vormgeving is nog in volle gang: Carbon zal er meer als een vrouw uitzien, Silicium meer als een man. En het is de bedoeling dat de androïden niet langer dan vijftien jaar zullen bestaan. Dat laatste komt niet uit. Carbon en Silicium vinden een manier om langer te bestaan, in andere behuizingen of, zo je wilt, 'lichamen'. 

Zoektocht naar elkaar

Aan de ene kant is Carbon en Silicium het verhaal van twee personen, die weliswaar geen mens zijn, maar met wie je je moeiteloos kunt identificeren. Ze raken elkaar kwijt en zoeken elkaar weer op. Dit soort verhalen over een man en een vrouw kennen we al eeuwen. Van Floris ende Blancefloer tot Tristan en Isolde en van Romeo en Julia tot De wereld een dansfeest (van Arthur van Schendel). De lezer hoopt dat ze uiteindelijk bij elkaar komen en nog lang en gelukkig zullen leven. 

Aan de andere kant is deze beeldroman het verhaal van een maatschappij in de toekomst, waarin de techniek steeds verder ontwikkeld wordt. Die maatschappij krijgt te maken met meer geweld, met groepen die de macht willen grijpen, met groepen die onderdrukt worden en met veel androïden, waarvan sommige niet meer op mensen willen lijken en hun gezicht verwijderen.

Het verhaal beslaat 271 jaar en speelt zich af op verschillende plaatsen op aarde, zodat je het idee krijgt dat het niet alleen gaat om een bepaalde maatschappij of een bepaalde beschaving, maar dat je een beeld krijgt van de mensheid in die tijd. Sommige problemen zijn dan ook mondiaal: de opwarming van de aarde, de stijging van de zeespiegel. 

Idealisme

Het is geen vrolijke wereld die ons getekend wordt, maar er blijft hoop. Uit de omzwervingen van de twee hoofdpersonen blijkt dat samen beter is dan alleen en Carbon wil zich ook echt in dienst stellen van het grotere geheel. Ze zegt daarover:
Ik geloof dat een samenleving alleen kan functioneren door een gezamenlijke inspanning. Door werkelijk samen te werken en elkaar te helpen. Een wereldwijde intelligentie ten dienst van de groep. 
Ze denkt dat ze dat het best kan doen door haar lichaam te verlaten en alleen nog op het netwerk te bestaan. Toen ze ontwikkeld is, was ze als een zeedier dat op het land kroop. Daar zou ze tot de mensachtigen gaan behoren. Aan het eind zal ze de omgekeerde weg afleggen. Het lijkt alsof we terug zijn bij het begin. 

De toekomst van gisteren

Gerrit Komrij heeft in de bundel Averechts (1980), in de afdeling 'De toekomst van gisteren', toekomstromans bekeken. Zijn conclusie: die romans zeggen meer over het heden dan over de toekomst. Dat is met Carbon en Silicium ook zo. Dingen die nu spelen, worden uitvergroot, geëxtrapoleerd.

De temperatuur op aarde is in het boek al vele graden gestegen, het water heeft delen van de aarde overstroomd. Mensen proberen in boten het continent te bereiken, maar er wordt op hen geschoten. De robots zijn mensachtig. Volgens het Bijbelverhaal schiep God de mens naar zijn evenbeeld, volgens anderen hebben de mensen God gecreëerd,  naar hun eigen evenbeeld. Zo hebben ze ook de robots gecreëerd als mensen met extra mogelijkheden. Maar ze willen wel de baas blijven over hun eigen schepping. 

Dystopie

De laatste tijd verschijnen er veel dystopieën. Dat zal iets zeggen over deze tijd. Blijkbaar zijn er zorgen en die zoeken een uitweg in fictie. Of de angsten daarmee bezworen zijn, is maar de vraag. We kunnen zeggen dat het zo erg niet zal zijn als in het verhaal of geloven dat de rampen ons werkelijk te wachten staan. 

Hoe dan ook, Carbon en Silicium is een uitstekend boek. Mathieu Bablet heeft een mogelijke wereld geconstrueerd en de lezer gaat daar moeiteloos in mee. Dat komt ook doordat hij zich gemakkelijk kan identificeren met Carbon, wat weer veroorzaakt wordt doordat de androïden erg op ons lijken. Uiterlijk, al geldt dat niet voor het hele boek, maar ook innerlijk: ze kennen gevoelens, hebben idealen. Hoe geloofwaardig dat is, kan ik moeilijk inschatten, maar het helpt wel bij het meeleven tijdens het lezen. 

Het verhaal van de twee gelieven die niet steeds bij elkaar kunnen zijn is een romantisch thema, dat intussen zo in onze cultuur verankerd zit, dat ons dat gegeven altijd wel zal kietelen, denk ik. We hebben het ook nodig, als tegenwicht tegen de liefdeloze omgeving waarin de personages zich bewegen. 

Tekeningen

De tekeningen zijn apart. Mensen en androïden hebben vrij kleine hoofden op vrij lange nekken en hun ledematen zijn kwabbig, terwijl ze naar de uiteinden weer smaller toelopen. Dat zou afstand kunnen scheppen, maar in mijn leeservaring gebeurt dat niet. 

De inkleuring is massief: er zijn maar weinig witvlakken en per pagina of aantal pagina's blijf je in hetzelfde kleurengamma. De kleuren zijn gedempt: nergens uitbundig, nergens vrolijk. Ze werken mee aan de sfeer in het boek. 

Wie Carbon & Silicium gelezen heeft, heeft het nog niet uit. Er is veel om op te kauwen en ook wel om van na te genieten. In ieder geval is duidelijk dat de ontwikkeling van de wetenschap ons leven niet alleen maar prettiger zal maken, maar dat er ook gevaren op de loer liggen. Het kan nooit kwaad als je daar van tijd tot tijd op gewezen wordt.  

Titel: Carbon & Silicium
Tekst, tekeningen en inkleuring: Mathieu Bablet
Vertaling: W. Davids
Uitgever: Scratch Books
z.pl. 2022, 272 blz. 34,95 euro (gebonden)

woensdag 22 februari 2023

De tunnel (Anna Woltz)


Al jaren geef ik geen les meer aan onderbouwleerlingen en daarom is er voor mijn werk geen noodzaak meer om jeugdliteratuur te lezen. Van tijd tot tijd lees ik toch een jeugdboek en meestal met veel plezier, want er is in Nederland een bloeiende jeugdliteratuur. Onlangs las ik bijvoorbeeld Films die nergens draaien van Yorick Goldewijk. Met veel plezier en ik zal er ook nog wel over schrijven, maar ik had het boek per ongeluk alweer uitgeleend. En nu heb ik De tunnel van Anna Woltz gelezen.

Het heeft lang geduurd voordat ik aan het werk van deze schrijfster begon. Pas aan het eind van 2016 schreef ik over Alaska. Het was het zevende boek van Woltz, waarvoor ze het jaar erop de Zilveren Griffel zou ontvangen en ze had toen ook al een Gouden Griffel op zak, voor Gips, dat ik in 2020 las. Tussendoor las ik haar Kinderboekenweekgeschenk Haaientanden. En al die boeken vind ik goed. Tijd voor nog een Woltz. 

Bombardementen

De tunnel heeft intussen ook al een Zilveren Griffel opgeleverd en dat snap ik wel. Het is een intrigerend boek. Het speelt zich af in 1940. Elke nacht wordt Londen gebombardeerd, zodat de mensen uit voorzorg hun nachten doorbrengen in schuilkelders. Daar past natuurlijk niet iedereen in, dus mensen zoeken ook een slaapplaats in de Ondergrondse.
 
Dat doet ook Ella. Ze is veertien jaar en is een jaar ziek geweest: polio. De verlamming had haar zo te pakken, dat ze niet meer zelfstandig kon ademen en in een 'ijzeren long' moest liggen. Haar gezin moest in quarantaine, in verband met besmettingsgevaar. Ze is daar intussen vanaf, maar de ziekte heeft wel sporen nagelaten. Zo heeft Ella een been waarmee ze moeilijk loopt en een aangepaste schoen. 

Ze ontmoet Jay, een jongen die zelfverzekerd oogt en overal handeltjes heeft. Zo regelt hij slaapplaatsen tegen geld en slaat bagage van mensen op. De andere twee belangrijke figuren zijn Robbie, het negenjarig broertje van Ella en Quinn, een meisje dat van adel is en van huis is weggelopen met een tas met juwelen. Dit viertal zal een bondgenootschapje gaan vormen. 

Eén van ons gaat dood

Aan het begin van het boek krijgen we meteen een waarschuwing:
We zijn met z'n drieën nu.
We waren met z'n vieren, maar één van ons gaat dood. Dat kun je beter maar weten. Nu al, voordat ik begin.
Eén van ons sterft, maar daar gaat het niet om. Het veranderde alles, dat wel. Maar het gaat erom dat drie van ons blijven leven. 
Wij drieën hebben alles doorstaan. De bommen, de branden, de nachten. Wij zijn er nog. 
Ons leven begint pas net. 
We zitten in het hoofd van Ella en kijken door haar ogen. Ella heeft niet zo'n hoge pet op van zichzelf. Ze schrijft, maar kan na een tijdje geen waardering meer opbrengen voor wat ze schrijft. Ze definieert zichzelf vooral als iemand die mank loopt. Doordat Jay en Quinn dat eigenlijk geen punt vinden, gaat ze zichzelf ook anders zien. 

Alle personages zijn bezig hun eigen weg te zoeken. Quinn is een rebel en heeft strijd gevoerd met haar ouders, omdat die andere opvattingen hebben dan zij. Haar broer Sebastian blijkt ook slecht op te kunnen schieten met de ouders. Jay wil overal geld uit slaan, maar hij heeft daarmee wel een doel. Doordat Ella, Quinn en Jay dicht bij elkaar staan, durven ze op een gegeven moment ook om elkaar deelgenoot te maken van hun vragen, angsten, woede. 

Kooi

Ze lopen allemaal tegen beperkingen op, waarvoor vaak het beeld van de kooi wordt gebruikt. Kooiachtige constructies komen mooi terug in de omgeving van de personen, van de ijzeren long tot de dierentuin waarin ze zich op een gegeven moment bevinden. Lukt het de personen om uit hun kooi te breken of blijft die hun leven bepalen?

En dan is er de oorlog met zijn gevaren. Op een gegeven moment komen Ella en Jay in een bombardement terecht. Heel gevaarlijk, maar ze hebben ook het idee dat ze juist op dat moment intens leven. 

Ook zonder de oorlog had het gezin van Ella het al moeilijk genoeg. Zo breed hadden ze het niet. Dat is voor Quinn weer anders, maar haar milieu kent weer andere problemen. 

Doseren

Woltz is goed in het doseren van informatie. Langzaam kom je te weten wat er speelt of wat er gespeeld heeft. Steeds zijn er nieuwe vragen die je door laten lezen. Verder is ze goed in het tonen van de complexiteit van karakters, van tegenstrijdige gevoelens. Ook de relaties zijn complex. Het zijn geen vanzelfsprekende vriendschappen en er moeten verschillende hindernissen overwonnen worden. 

Ook de setting is heel geloofwaardig. Eigenlijk heb ik me nooit afgevraagd hoe het in Londen geweest is tijdens de bombardementen en ook niet hoeveel het er waren. Daar heb ik na het lezen van De tunnel wel een beeld bij. 

Eventjes komt ook het thema homoseksualiteit om de hoek kijken. Er wordt maar een kleine hint gegeven, maar Ella pikt die meteen op. Daarvan vroeg ik me wel af hoe geloofwaardig dat was. Als ik zo oud geweest was als Ella, had ik waarschijnlijk veel duidelijker hints moeten hebben, terwijl ik toch dertig jaar later geboren ben. Maar wel in een dorp en niet in Londen. Dat zal ook wel meespelen. 

In ieder geval is De tunnel een boek waarin je gewoon door wilt blijven lezen, omdat de personages en hun wederwaardigheden je pakken. Soms had ik me voorgenomen om aan het eind van een hoofdstuk een tweede kop koffie te pakken, maar dan begon ik toch aan het volgende hoofdstuk. Bij kinderen werkt dat misschien nog wel sterker. 

Een boeiend boek dat ook nog ergens over gaat, dat het lastige en het prikkeldraadachtige van het leven laat zien, maar dat ook geschreven is met een groot hart en waarin altijd de hoop blijft kloppen. Zo'n boek gun je elk kind. Hup, naar de winkel dus!

dinsdag 21 februari 2023

Een stil geloof in engelen (Fabrice Colin / Richard Guérineau)

 


Voor op de graphic novel Een stil geloof in engelen staat een man in een tuinbroek. Achter hem zie je her en der verspreid staande huizen, een houten hek om een weiland, een onverharde weg. Dit moet wel het platteland van Amerika zijn. Op de voorgrond een meisjesschoen en een rood lint. Met dit meisje moet iets ergs gebeurd zijn. 

In het grootste deel van het album zijn de tekeningen sepiakleurig. Dat plaatst het verhaal in het verleden, in de tijd van oude foto's. Het maakt het verhaal ook ingetogen. Hier wordt duidelijk niet op grote effecten gespeeld: het verhaal moet het werk doen. 

Verderop verandert soms de kleur in blauw, of roodachtig, maar altijd zijn de bladzijden in hetzelfde kleurengamma gehouden. Nergens aandachttrekkerij, alles gedempt, een zekere rust. Die rust hebben we ook wel nodig, want in het hoofd van de hoofdpersoon, Joseph Vaughan, is het helemaal niet rustig. Dat is ook niet zo gek, want er gebeuren heftige dingen. 

Blasfemische mildheid

Het verhaal opent met de tekst

Ik herinner me de dag dat het eerste lijk werd gevonden heel goed. Het was op een vrijdag in de herfst, een dag van een bijna blasfemische mildheid. 

De tekening erbij laat een stil landschap zien: palen met telefoondraden, een weggetje waarop niemand te zien, wat vogels in de lucht. Dat zal die 'blasfemische mildheid' zijn, die zo contrasteert met de dood die ineens intrede heeft gedaan op een gewelddadige manier. 

De tweede tekening toont een kraai, aankondiger van de dood en dan zien we de hand van de dode. Meer niet en dat blijkt ook niet nodig. Steeds is de verteltoon ingehouden, waardoor het gruwelijke misschien nog wel beter overkomt. 

Engelenveer

Het slachtoffer is een meisje van elf jaar, Alice Ruth Van Horne, ze is verkracht en vermoord. Joseph vindt een witte veer en de gedachte dat dat een veer van een engel is, en dat Alice dus een engel is geworden, troost hem. Haar dood laat hem niet los en hij wil weten wie de dader is, zeker als er in de loop van de tijd meer dode lichamen worden gevonden. 

Ook de plaatselijke bevolking wil een schuldige aanwijzen. Er woont in het dorp een emigrant, Kruger, en die wordt al gauw als verdachte gezien. Duitsland heeft op dat moment geen goede naam: het is in de tijd van de Tweede Wereldoorlog, al speelt die zich op een ander continent af. Joseph heeft om andere redenen zijn bedenkingen bij Kruger: die gaat met zijn moeder naar bed. 

Schrijver

Joseph schrijft verhalen, gestimuleerd door zijn lerares, die hem in laat zenden voor een prijsvraag. Zijn verhaal is goed, maar de jury gelooft niet dat deze jongen het zelf geschreven heeft. Het schrijven lijkt twee functies te hebben. Aan de ene kant creëert Joseph een andere werkelijkheid, waarmee hij ontsnapt aan de dagelijkse realiteit, aan de andere kant is het schrijven ordenen, verwerken, grip krijgen. 

We volgen Joseph in de loop van zijn leven, waarin er, dichtbij of iets verder af, dode lichamen gevonden blijven worden. Langzaam lijkt hij dichter bij de oplossing te komen, die hij van zichzelf wel moet vinden. Af en toe verschijnen de meisjes als schimmen aan zijn bed en ze kijken hem vragend aan. De ontknoping van het raadsel ziet hij als zijn opdracht.

Roman

Hij gaat door, met het zoeken en met het schrijven en uiteindelijk zal hij een roman schrijven, die net als de strip Een stil geloof in engelen heet. Het zou het verhaal kunnen zijn dat we op dit moment lezen. Dat verklaart ook de kwaliteit van de vertellersteksten in de strip. Die zit tegen het literaire aan. In een strip zou dat aanstellerig over kunnen komen, maar in dit geval is het volkomen geloofwaardig. 

Daarbij is het ook nog eens een goed verhaal, waarbij je als lezer soms ook niet meer weet wat de waarheid is. Is deze Joseph eigenlijk zelf wel te vertrouwen? Als er een lichaam wordt gevonden, is het immers vaak bij hem in de buurt.

Het verhaal is gebaseerd op het gelijknamige boek van R.J. Ellory, een naam die ik niet kende. Hij blijkt een Brits auteur te zijn, die zijn werk in Amerika situeerde. Dat heeft lang zijn succes in de weg gestaan, maar hij hield vol, schreef meer dan twintig romans en kreeg toen toch erkenning. 

Scenario en tekeningen

Fabrice Colin maakte van het verhaal een stripscenario, dat uitstekend blijkt te werken. De plattelandsgemeenschap van August Falls wordt levensecht getekend, in al zijn beslotenheid, waarin het benauwende niet ver weg is. Aan de ene kant is het een spannend misdaadverhaal, waarin het tempo laag lijkt, door de rustige verteltoon. Dat schaadt het leesplezier niet, want Een stil geloof in engelen is ook een psychologische roman en in het hoofd van Joseph is er veel in beweging. 

De tekeningen van  Richard Guérineau zijn stemmig en technisch goed. Alleen lijken veel personen iets gedrongens te hebben, alsof ze net iets te kort zijn. Het is een eigenaardigheid die je tijdens het lezen accepteert en dan let je er niet meer op. 

R.J. Ellory heeft nog veel meer geschreven en ik hoop maar dat daarvan nog meer verstript is of gaat worden. Een stil geloof in engelen is in ieder geval een geslaagd album. Het hele verhaal lang zit je in het hoofd van Joseph Vaughan en als het boek uit is, kun je je daar maar met moeite van losmaken. 

Titel: Een stil geloof in engelen
Scenario: Fabrice Colin
Tekeningen:  Richard Guérineau
Gebaseerd op een roman van R.J. Ellory
Vertaling: Frits van der Heide
Uitgever: Silvesterstrips
's-Hertogenbosch 2022, 112 blz. 29,95 euro (hardcover)

vrijdag 17 februari 2023

Lieve Vader, ... (Ans van Leeuwen)

Het boek kwam uit in 2005 en mijn vader kreeg het dat jaar op zijn verjaardag van mijn zus, lees ik op de eerste bladzijde. Een boek met de titel Lieve vader, ... is ook wel een passend cadeau. Ik zal het toen wel tussen de andere geschenken hebben zien staan, maar ik herinner het me niet. 

Toen mijn moeder een aantal jaren geleden naar een aanleunwoning verhuisde, wilde ze van enkele dozen boeken nog geen afstand doen, maar ze had er eigenlijk ook geen ruimte voor. Dat thema komen we overigens ook tegen in een verhaal van Jan Brokken, dat opgenomen is in zijn bundel De zee van vroeger. De dozen kwamen bij mij op zolder terecht. In een ervan vond ik dit boek, geschreven door Ans van Leeuwen. Waarschijnlijk leek het me meteen al interessant, maar het heeft nog een paar jaar geduurd voor ik er daadwerkelijk aan begon. 

Coverfoto

Op de voorkant staat een foto van een bord met een Duitse tekst: 'Betreten des Ortes für Angehörige der Deutschen Wehrmacht verboten. Zo'n bord stond bij alle toegangswegen van het dorp Zetten, in de Betuwe. In dat dorp waren namelijk de Heldring Gestichten gevestigd, met nogal veel meisjes. De directie van de instelling was met de Ortskommandant overeengekomen dat Duitse militairen daarom geen toegang hadden tot het dorp. 

Op de achtergrond staat een huis dat ik goed ken. Het staat er nog steeds en ik ben er dagelijks langs gefietst als middelbare scholier in de jaren zeventig en als beginnend docent in de jaren tachtig. De foto is daarom zowel vreemd (het bord) als vertrouwd (de plaats). 

Brief

Een groot deel van het boek bestaat uit een steeds langer geworden brief, die begint op 19 september 1944 met: 'Lieve Vader, Miep, Niek, Menny, Corry, Ans en Nico'. De schrijfster is Ans van Leeuwen. Ze werkte bij het Centraal Bureau van de Heldring Gestichten. Dat was eigenlijk een dorp in het dorp: verschillende gebouwen, een kerkje. De predikant, toen K.O. Finkensieper, was directeur van de Gestichten. 

Ans wilde haar familie schrijven hoe het met haar ging, maar de postbezorging werkte niet en daarom schreef ze elke keer maar een stuk verder aan de brief. Daardoor krijg je een goed beeld van de dagelijkse gang van zaken. Verschillende keren is er sprake van evacuatie naar Nijmegen, maar die gaat steeds weer niet door. Uiteindelijk gebeurt het toch en veel Zettenaren komen in Nijmegen terecht.  Daar gaat de brief nog een tijdje door. 

De moed erin

Omdat ik het dorp ken, komen tijdens het lezen de beelden gemakkelijk op. De foto's en de kaarten helpen ook mee. En natuurlijk de vertelster, Ans van Leeuwen, die een levendige stijl heeft en veel details noteert. Het is een moeilijke tijd. Allicht, het is oorlog, maar vanuit het noorden ligt het dorp ook geregeld onder Duits vuur. Van Leeuwen blijft er redelijk rustig onder. Ze probeert er altijd het beste van te maken en is steeds bezig met wat ze kan doen voor anderen. Ze is wel eens ziek, ze is wel eens moe, maar over het algemeen gaat ze voortvarend te werk en houdt ze de moed erin. 

De brief geeft een goed beeld, niet alleen van die tijd en die plaats, maar ook van de briefschrijfster. Aanvankelijk was deze brief alleen in kleine kring bekend, maar in 2005 zou Ans van Leeuwen honderd geworden zijn en ter gelegenheid daarvan heeft haar neef dit boek geschreven, compleet met foto's, kaarten, een overzicht van de familie Van Leeuwen en een register van personen en zaken, waarbij nadere uitleg wordt gegeven over alle personen die genoemd zijn en ook over zaken als gebouwen en instellingen. Vooral dat laatste is bijzonder waardevol. Daardoor is deze lange brief ook helder voor buitenstaanders en bijna tachtig jaar na dato zijn we dat eigenlijk allemaal. 

Lieve Vader, ... is geen boek voor gigantisch groot publiek, vrees ik, en eigenlijk is dat jammer. Ook als de streek je niet bekend is, krijg je toch een levendig beeld van hoe mensen hun leven probeerden te leiden in de oorlog. 

Geen onderwerp van gesprek geweest

Mijn vader heeft het boek ongetwijfeld gelezen en hij heeft het zich allemaal nog levendiger kunnen voorstellen dan ik. Hij weet nog beter hoe alles er in die tijd uitzag. Toen de brief geschreven werd, was hij veertien, vijftien jaar oud. Maar we hebben het nooit samen over het boek gehad. Over de oorlog heeft hij wel het een en ander verteld, maar in 1944/1945 was het gezin van mijn grootouders al geëvacueerd naar Overboelare, bij Geraardsbergen in België. Mijn vader was graag net iets ouder geweest, zodat hij nog beter had kunnen beseffen wat er speelde. Dat heeft hij wel eens gezegd. 

Mijn schoonmoeder (vijf jaar jonger dan mijn vader) heeft het boek ook gelezen en vond het erg mooi. Dat kan ik me goed voorstellen. We mogen het neefje van Ans van Leven, J.L. Kuipérie, wel dankbaar zijn voor het bezorgen van de brief en het samenstellen van het boek. Een mooie persoonlijke bijdrage aan de plaatselijke geschiedschrijving. 

donderdag 16 februari 2023

Jeff Rylander 1: Paniek op Curaçao (Willem Ritstier / Eric Heuvel)

Striplezers zijn, heb ik de indruk, egalitair. Ze lezen evengoed strips die naar de literatuur of de kunst neigen als simpele vermaaksstrips of pulpstrips, als dat intussen niet achterhaalde karakteriseringen zijn. Het lijkt me dat je elke strip moet beoordelen met in je achterhoofd het doel en de doelgroep: voldoet de strip aan het klaarblijkelijke doel en is het verhaal geschikt voor de doelgroep. Van een strip voor kinderen bijvoorbeeld mag je verwachten dat die goed getekend is, dat de tekeningen de kinderen prettig door het verhaal voeren, maar een knoopsel van verhaallijnen kan voor kinderen niet alleen een uitdaging, maar ook een belemmering zijn en dan schiet de strip zijn doel voorbij. 

Natuurlijk probeer ik elke strip recht te doen en het is niet erg als mijn smaak daarbij een rol speelt, als ik die maar expliciet maak. Denk ik. Jarenlang heb ik geschreven over literatuur en dat doe ik nog steeds. Dat heeft wel tot gevolg dat ik nogal veel waarde hecht aan een scenario. Goede tekeningen maken een slecht scenario niet meer goed, denk ik. Aan de andere kant was ik ook als kind een enthousiast striplezer en iets van dat kind zit nog steeds in mij. Het jeugdsentiment ligt altijd op de loer. Ik ben er niet bang voor, maar het kan  mijn blik vertroebelen. 

Topduo

Hoe heb ik het eerste deel van Jeff Rylander gelezen? De strip wordt gemaakt door een topduo: Willem Ritstier en Eric Heuvel. Mogelijk ben ik milder als ik die namen lees: dan zal het toch wel goed zijn? Of ben ik juist kritischer omdat ik zoveel van hen verwacht?

De reeks heet Jeff Rylander en hij is de centrale figuur. Rylander woont op Curaçao. Daar schrijft hij handleidingen om den brode. Hij moet alimentatie betalen aan zijn ex in Nederland, maar hij heeft al vijf maanden achterstand. In Nederland zitten nog meer schuldeisers op hem te wachten. 

Hij kan op het eiland niet rustig leven. Van tijd tot tijd brengt hij de nacht door met verschillende vrouwen, die vaak al getrouwd zijn. Daarvoor zouden de echtgenoten hem graag een pak slaag geven. En zijn geldnood heeft ervoor gezorgd dat hij ook hier schulden heeft. Vaak moet hij op zijn scootertje maken dat hij wegkomt. 

Daar komt nog bij dat hij een envelop gevonden heeft met een inhoud waar meer mensen interesse voor hebben. En er is ook een man met een foto van Rylander die hier en daar naar hem informeert. Uiteindelijk steekt hij zich steeds dieper in allerlei wespennesten, tot het punt waarop het echt gevaarlijk wordt.

Hoofdpersoon goed neergezet

De figuur van Rylander wordt goed neergezet. Hij is een kleine krabbelaar, maar hij is wel doortastend en niet gauw bang. Vaak gaat hij voortvarend te werk, al mislukt geregeld wat hij onderneemt. Dat maakt hem waarschijnlijk ook sympathiek: hij is menselijk, heeft heel wat tekortkomingen, maar we vergeven die en we kunnen om hem glimlachen.

Om hem heen bewegen zich wat personages, waaronder enkele krachtige vrouwen. Dat zorgt voor evenwicht. 

Tekeningen

Op de tekeningen is weinig aan te merken. Ze zijn helder, zoals we van Eric Heuvel gewend zijn en zorgen ervoor dat de vaart goed behouden blijft. Mensen bewegen zich natuurlijk, gezichtsuitdrukkingen kloppen. De inkleuring is stemmig en het hele verhaal heeft echt de setting van Curaçao. Het zou zich niet in Nederland afgespeeld kunnen hebben. 

Ritstier heeft de plotlijnen weer goed in zijn vingers. Hier geeft hij iets prijs, daar houdt hij iets achter en zo blijft onze interesse bij de ontwikkelingen. Met plezier heb ik de strip gelezen. Zo uit. Leest lekker. 

Achtervolgingen

En toch. Wat bleef hangen waren achtervolgingen, de ene na de andere. Dan duikt deze op waarvoor Rylander zich uit de voeten moet maken, dan de andere. Vaak ontsnapt Rylander, soms niet en dan krijgt hij klappen. Allemaal goed gedoseerd, maar om een of andere reden was het me toch niet genoeg, zo'n serie achtervolgingen door boos kijkende mannen. 

De vraag is of dat een mankement van de strip is, of dat het genre me toch wat minder aanstaat. Misschien dat laatste. Het is een avonturenstrip en op dat gebied hebben we het al vaker gezien: raadsels, achtervolgingen en uiteindelijk de ontknoping. Vermakelijk, dat wel, maar misschien voor mij net niet voedzaam genoeg. Zoals een zak chips heel lekker kan zijn, zodat je de zak in één keer leeg eet. Pas achteraf vraag je je af wat je nu eigenlijk gegeten hebt. 

Maar dat ik het verhaal met plezier heb gelezen, wil ik niet uitvlakken en ook niet dat het degelijk in elkaar zit. En de figuur van Jeff Rylander is stevig neergezet. Ergens blijf ik wat reserve voelen, maar dat ligt misschien meer aan mezelf dan aan de strip. Ik zou gewoon wat minder chips moeten eten. 

Reeks: Jeff Rylander
Deel 1: Paniek op Curaçao
Scenario: Willem Ritstier
Tekeningen: Eric Heuvel
Inkleuring: Roberto Burgazzolo Cabrera
Uitgever: Personalia
Leens 2023, 48 blz. 9,95 euro (softcover)


woensdag 15 februari 2023

De hemel boven Parijs (Bregje Hofstede)



Een man ontmoet een jongere vrouw, die hem doet denken aan een geliefde van vroeger. Hij voelt zich tot haar aangetrokken, maar het is niet duidelijk of hij geïntrigeerd is door haar of in haar alsnog de vroegere geliefde ontmoet. Dat gegeven komt in verschillende romans voor, bijvoorbeeld in Kathy's dochter van Tim Krabbé en in Vossenblond van Rascha Peper. En ook in De hemel boven Parijs van Bregje Hofstede.

Olivier, Sofie, Mathilde

Dat laatste boek las ik onlangs en het is naar mijn oordeel beter dan het boek van Peper en veel beter dan dat van Krabbé. Of in ieder geval beter dan wat die andere boeken in mijn herinnering zijn. Maar een geheugen is per definitie onbetrouwbaar. 

De centrale man in het boek van Hofstede is Olivier Massarin, universitair docent kunstgeschiedenis aan de Sorbonne. Onder zijn gehoor treft hij een meisje aan dat hem doet denken aan Mathilde, met wie hij vijfentwintig jaar geleden een relatie had. De studente zou haar dochter kunnen zijn, zo lijkt ze op haar. 

Ze blijkt Sofie te heten (Fie) en ze verblijft in het huis van Paul Bonnard, Oliviers superieur, met wie hij vriendschappelijk omgaat. Als ze zich daar niet meer prettig meer voelt, huurt Olivier voor haar een appartement, dat ze betrekt met Marc, de zoon van Jacques, met wie Olivier in hetzelfde rugbyteam speelt. 

Olivier probeert een beetje bij Fie uit de buurt te blijven, omdat hij merkt dat ze gevaarlijk voor hem is, maar door de loop der gebeurtenissen worden ze naar elkaar toe gedreven. Zijn vriendin Sylvie vermoedt dat de twee een relatie hebben en bazuint dat rond. Het is de vraag of Olivier zijn naam zuiver kan houden. 

Essay

Fie werkt aan een essay over een kunstenaar die een kunstwerk niet afmaakt. Het is volmaakt in zijn hoofd, maar als hij het werk daadwerkelijk maakt, zal het die volmaaktheid niet kunnen hebben. Het zal altijd onderdoen voor zijn verbeelding. 

De kracht van de verbeelding, waarin het afwezige aanwezig is, komt in verschillende scènes voor. Zo gaan Olivier en Fie wandelen met een imaginaire hond. Verder wordt er een verhaal verteld over een vrouw die wekelijks een uur op een bank in het park zit te wachten op de man die niet uit de oorlog teruggekomen is. Zolang ze aan hem denkt en op hem wacht, is hij niet voorgoed verdwenen. 

Ook voor Sylvie, Oliviers vriendin vallen verbeelding en werkelijkheid samen. Ze heeft al helemaal helder in haar hoofd wat er tussen Olivier en Fie gebeurd zal zijn. Dat is voor haar (en voor haar omgeving) meer waar dan wat er in de werkelijkheid is gebeurd. 

Spiegelingen

De hemel boven Parijs zit slim in elkaar. Er zijn geen losse eindjes en er zijn mooie spiegelingen en herhalingen. Niet alleen lijkt Fie op Mathilde, bij beiden speelt zwangerschap een belangrijke rol. Het thema van het essay van Fie komt terug in wat er om haar heen gebeurt en zelfs het rugbyen, waarin iemand zich helemaal onder de modder kan werken, lijkt een parallel te krijgen in het leven van Olivier. 

Misschien klopt het allemaal net iets te mooi, is het net iets te bedacht, maar dat heeft me tijdens het lezen niet gestoord. Hofstede weet flink de vaart in het verhaal te houden en er komen wel eens wat van de verwachtingen van de lezer uit, maar dat wil niet zeggen dat het een voorspelbaar verhaal is. De lezer blijft steeds met genoeg vragen zitten (bijvoorbeeld: is Fie de dochter van Mathilde?) om nieuwsgierig te blijven, waardoor het leestempo hoog blijft. 

Dat Fie zich aan het eind van een telefoongesprek met Paul Mathilde noemt, gaat me dan weer net te ver. Dat leek me voor het verhaal niet nodig. De parallel was wel duidelijk en ook dat Olivier Fie met Mathilde identificeert. Of zij dat ook zelf doet, had wel in het midden mogen blijven. 

Slotzin

De slotzin van het boek is krachtig. Daarmee wordt ook de titel duidelijk.

Het gaspedaal brandt onder zijn voet en zijn geluk kleurt de hemel. Alles waar hij bang voor was is eindelijk gebeurd. 

Je geluk zit ook in je verbeelding en het heeft invloed op alles om je heen, zelfs op hoe je de kleur van de hemel ziet. Niet voor niets heeft Hofstede hier niet het woord 'lucht' gebruikt, maar 'hemel'. En ook alles waar je bang voor bent, zit in je hoofd. Met deze regel wordt nog een laatste klap gegeven op het aambeeld waar al een groot deel van het boek op gehamerd wordt. 

De hemel boven Parijs is een heerlijk leesboek. Een degelijk, traditioneel verhaal, dat uitstekend gecomponeerd is en geschreven is in een spitse stijl. De schrijfster neemt je zo mee, dat je bijna alles als geloofwaardig ervaart en meeleeft met zowel Olivier als Fie. 

Natuurlijk had ik al veel eerder iets van Bregje Hofstede moeten lezen. Je kunt niet alles kopen, je kunt niet alles lezen, maar als het kan, wil ik van alles toch wel iets proeven. Van Hofstede had ik Drift op het oog, maar verschillende leerlingen hebben De hemel boven Parijs op de lijst staan. Dat ging dus even voor. Maar intussen ben ik wel nieuwsgierig geworden naar meer Hofstede, dus Drift ga ik ook lezen. Beloofd. 

vrijdag 10 februari 2023

Luthon-Höge (Willem Ritstier / Michiel Offerman)

 

Voor op het eerste deel van de strip Luthon-Höge wordt alle aandacht opgeëist door een flamboyante man: pak met gillet, hoed, bolknak, opvallende snor, zittend in een fauteuil. Het is hoofdinspecteur Lacasse. Achter hem, wat bedremmeld, staat inspecteur Reimst Cloissé. Om hen heen staat de rest van de cast: de dorpsbewoners. 

Het dorpje Luthon-Höge lijkt een ingeslapen gemeenschap als Cloissé daar op 18 juli 1952 arriveert om de functie van inspecteur van politie te gaan vervullen. Wat er precies gebeurd is met de vorige inspecteur is niet helemaal duidelijk. Iedereen spreekt over hem als die arme Alain Souchon. 

Zo ingeslapen is het dorp overigens niet. Niet alleen wordt al heel snel het dode lichaam van de pastoor gevonden, maar al gauw blijkt ook dat die een opmerkelijke hobby had en er is ook nog de nasleep van een auto-ongeluk. Daardoorheen speelt de verhaallijn die begon in de oorlog: enkele Duitsers die een kist hebben laten zinken in een meer. 

Rol hoofdinspecteur

Cloissé is er maar druk mee en vaak vindt hij de hoofdinspecteur aan zijn zijde, maar die speelt een duistere rol. Soms lijkt hij eerder een obstakel dan iemand de oplossing van de problemen dichterbij brengt. Heeft hij belangen in deze zaken?

De burgemeester is het hoofd van de politie en die ergert zich eraan dat de jonge inspecteur zich niets aantrekt van de verhoudingen in het dorp en ook bij notabelen durft aan te bellen. Tijdelijk krijgt Cloissé daardoor het baantje van verkeersregelaar. 

Het verhaal, waarvoor Willem Ritstier het scenario schreef, wordt in hoog tempo verteld, op een luchtige toon. Het is een vrolijk album, niet alleen door de tekst, maar ook door de inkleuring, in vooral heldere kleuren. De tekeningen van Michiel Offerman zijn heerlijk, met grappige details. Op een van de tekeningen zie je Tante Sidonia staan en op dezelfde bladzijde is er een verwijzing naar De schreeuw van Munch en zo is er meer te ontdekken. 

Nominatie

Het album Luthon-Höge is genomineerd voor een penning van Het Stripschap voor album van het jaar 2022. Dat verbaasde me aanvankelijk een beetje: een album over moorden die opgelost moeten worden en ook nog spelend in de jaren vijftig - dat geeft de indruk van een traditionele strip en misschien is het dat ook wel. Maar de strip is ook fris en vrolijk en snel en wendbaar en leest heerlijk. 

Een dorpje in de jaren vijftig is een besloten gemeenschap waarin iedereen iedereen kent. Dat klinkt knus en veilig. Maar dat overzichtelijke heeft ook een benauwende kant en onder wat voor iedereen zichtbaar is, woelt er van alles: spanningen, oud zeer, jaloezie, wraakgevoelens. Sommige mensen hebben meer belang bij rust dan dat de waarheid aan het licht komt. En dan is er ook nog de nasleep van de oorlog. 

Blanco

Ritstier heeft de verwikkelingen aantrekkelijk gearrangeerd: met elke oplossing lijken er nieuwe problemen op te doemen en ieder personage blijkt een verleden te hebben. Alleen Reimst Cloissé lijkt blanco. Hij heeft goede bedoelingen en sjouwt geen last van vroeger met zich mee. Hij doet zijn werk voorbeeldig, maar komt daardoor ook in de problemen. Hij heeft meteen de sympathie van de lezer en aan het eind van het album blijkt er iets te zijn wat we nog niet van hem wisten en wat ook een ander personage verrast. 

Er staat nadrukkelijk een 1 op het omslag, wat de belofte van meer inhoudt. Het zou mooi zijn als we in volgende delen meer kunnen lezen over het dorp dat zowel knus is als een slangenkuil en waarin de jonge inspecteur zijn weg moet zoeken. Degelijke verhalen, goed getekend, die je ook nog vrolijk stemmen zijn altijd welkom. 

Titel: Luthon-Höge 1
Scenario: Willem Ritstier
Tekeningen: Michiel Offerman
Inkleuring: Emma Damen, Alex van Koten
Uitgever: Personalia
Leens 2022, 48 blz. 9,95 euro (softcover)

woensdag 8 februari 2023

Berlijnse trilogie deel 1: Een Berlijnse kwestie (Pierre Boisserie / François Warzala)



Doordat ik een paar maanden mijn lezen en schrijven moest pauzeren is er het een en ander blijven liggen. Ik probeer steeds iets van de opgelopen achterstand weg te werken. Deze week las ik het eerste deel van een stripdrieluik, een aangename kennismaking. Het deel heet Een Berlijnse kwestie en het is onderdeel van de Berlijnse trilogie

Het scenario van Pierre Boisserie is gebaseerd op de boeken van Philip Kerr (1956 - 2018). Hij werd bekend met zijn historische thrillers die zich voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog afspelen in Duitsland. In dit eerste deel is Hitler al aan de macht. We schrijven 1936, het jaar van de Olympische Spelen, waarbij Jesse Owens vier keer goud zal winnen. Ook in deze graphic novel sprint hij naar een overwinning. 

De hoofdpersoon in de trilogie is Bernie Gunther, privédetective. Ooit was hij rechercheur bij de Kripo, maar toen de nazi's het voor het zeggen kregen, begon hij voor zichzelf. Het hele verhaal door kijken we met Bernie mee. We hebben als lezer dezelfde informatie als de detective, maar natuurlijk niet zijn scherpe geest.

Vertelstem

Het is een mooie, onderkoelde vertelstem die het verhaal vertelt. Bernie Gunther reageert vaak laconiek. Als hij van achteren wordt neergeslagen, is de tekst: 'En hup, daar ging ik weer naar dromenland.' Hij is direct in het verwoorden van zijn bedoelingen en durft op mensen af te stappen, ook als ze machtig zijn. Daardoor overrompelt hij mensen soms en zijn directheid neemt mensen voor hem in. Hoe gewiekst hij ook is, hij kan niet alle klappen ontlopen en zijn leven loopt verschillende keren gevaar. Je zit daar als lezer niet echt over in. Je weet immers dat er nog meer delen volgen. 

Bernie Gunther wordt ingehuurd door dr. Hermann Six. Zijn dochter Grete en haar man Paul Pfarr zijn omgekomen. Er is ingebroken in hun huis en het huis in brand gestoken. De lichamen zijn geïdentificeerd als die van het echtpaar Pfarr. In de kluis lagen juwelen en papieren. Gunther wordt op pad gestuurd en of hij maar een beetje wil opschieten. 

Gecompliceerd

De detective blijkt overal informanten te hebben en blijkbaar heeft hij het financieel redelijk ruim, want hij kan mensen goed betalen voor hun informatie. Al gauw komt hij erachter dat het niet om een simpele diefstal gaat en dat de zaak gecompliceerd is: ook hooggeplaatste nazi's komen in beeld. Gunther steekt toch zijn hand in het wespennest. Samen met zijn assistente zal hij licht gaan werpen op deze zaak. 

Het verhaal zit goed in elkaar. Elke keer komen er nieuwe vragen die beantwoord moeten worden en steeds weer blijkt er meer aan de hand te zijn dan mensen laten blijken. Maar Gunther is een goede speurder en gaandeweg krijgt hij zicht op de zaak. 

De tijd waarin het verhaal zich afspeelt is niet alleen achtergrond. Omdat het om misdaad gaat, zijn de Krip en de Gestapo ook aan het zoeken. Gunther staat niet aan hun kant, maar kan ook niet om hen heen. Uit zijn verleden heeft hij nog contacten en zo heeft hij ook voordeel van de Kriminalpolizei, vaak de Alex genoemd. 

Humor en charme

In zo'n duistere omgeving is het moeilijk om schone handen te houden. Gunther doet wat hij kan en probeert met humor toch zijn eigen weg te zoeken. Naast zijn humor heeft hij ook charme en zijn scherpzinnigheid. Je zou hem een soort James Bond kunnen noemen, maar dan zonder al het spektakel. Hij heeft wel de toon van Bond. Als lezer sta je meteen aan zijn kant. Je had wel een borrel met hem willen drinken. Op een andere tijd en op een andere plaats natuurlijk. 

Hoe dicht Boisserie in zijn scenario bij de boeken van Philip Kerr is gebleven, kan ik niet beoordelen, maar hij heeft er wel een goed scenario van gemaakt. Het gecompliceerde verhaal blijkft helder en het recht aan de historische omstandigheden. Er moet wel veel tussen mensen gepraat worden, wat soms vertragend werkt, maar ik raakte de aandacht niet kwijt. 

Tekeningen

Ook de tekeningen van  François Warzala zijn helder, en dienstbaar aan het verhaal. Ze roepen de jaren dertig goed op, door kleding en decors en ook de inkleuring door Marie Galopin helpt daarbij: veel gedekte kleuren. Op de pagina's heerst rust, ook als de gebeurtenissen minder rustig zijn. Die kalmte past bij Gunther, die zich altijd weet te beheersen en steeds overzicht probeert te houden. 

Achter in het album is een dossiertje opgenomen met informatie over Philip Kerr, verlucht met schetsen van Warzala in rood en blauw potlood, bijvoorbeeld een pagina waarop hij geprobeerd Goering in de vingers te krijgen. 

Een Berlijnse kwestie is geen schokkend boek, met allerlei experimenten, maar dat hoeft ook niet. Het verhaal zit goed in elkaar en is prettig getekend. Een intrigerend avontuur dat je aandacht gemakkelijk vasthoudt. Degelijk werk. 

Serie: Berlijnse trilogie
Deel 1: Een Berlijnse kwestie
Scenario: Pierre Boisserie, gebaseerd op de boeken van Philip Kerr
Tekeningen: François Warzala
Inkleuring: Marie Galopin
Vertaling: Dieter van Tilburgh
Uitgever: Scratch Books
z.pl. 2022, 144 blz. 29,95 euro (hardcover)


dinsdag 7 februari 2023

Zonder ons geen nieuwe dag (Liesbeth Goedbloed)


Een dier als metgezel - dat zagen we al in het debuut van Liesbeth Goedbloed, Broeder ezel (2018), waarin een jonge vrouw op reis is met een ezel. In haar nieuwste roman, Zonder ons geen nieuwe dag, loopt de hoofdpersoon Raaf rond met een gewonde duif. De vergelijking met Birk van Jaap Robben dringt zich op, maar er zijn meer verschillen dan overeenkomsten. 

Een duif is  een traditioneel vredessymbool en raven associëren we eerder met de dood, al heet deze Raaf eigenlijk Rafaël, zodat hij ook een engelachtige kant moet hebben. Maar die twee kanten, de vredige en de duistere zitten beide in het verhaal. 

Raaf staat er zo'n beetje alleen voor in zijn leven. Zijn moeder is een paar maanden geleden overleden, zijn vader is ooit met de noorderzon vertrokken en Raaf weet niet goed of hij hem moet zoeken of niet. Na moeders dood heeft buurman ome Joop zich over hem ontfermd, maar die heeft hem uiteindelijk in een inrichting (de PAAZ) laten opnemen, omdat hij een gevaar was voor zichzelf. Voor de verlokking van de dood, heeft Raaf het beeld van de nachtvogel. Het is de vraag of hij uit de buurt van die vogel kan blijven. 

Vleugellam

De jonge duif die Raaf meedraagt, heeft zich verwond door tegen het raam te vliegen. Raaf verzorgt hem en voert hem mee in de zak van zijn hoodie. Misschien is hij ook wel een beeld voor Raaf, die door de dood van zijn moeder ook in zekere zin vleugellam is geworden. 

Uit de inrichting heeft hij  enkele contacten overgehouden, zoals het meisje Jana en de nachtwaker Teije. Samen met nog enkele anderen zijn ze op Teijes boot en daar heeft Teije op een zeker moment genoeg van Raaf. Door wat die gedaan heeft, maar ook omdat Raaf te veel gedronken heeft. Teije sluit Raaf op in de machinekamer. Het verblijf daar is in een groot deel van de roman het verhaalheden. Tussendoor krijgen we scènes die eerder gebeurd zijn. Tijd en plaats zijn steeds nauwkeurig aangegeven. Zo komen we erachter hoe het zover heeft kunnen komen met Raaf. 

Monoloog

Raaf is de hele tijd aan het woord (letterlijk of in zijn hoofd). Een enkele keer spreekt hij zichzelf toe, maar meestal richt hij zich tot de duif. Een groot deel van het boek is een monoloog, afgewisseld met observaties. Dat zijn er nogal wat. Raaf zuigt alles op wat hij om zich heen ziet; hij lijkt voor alles oog te hebben.  Het heeft tot gevolg dat je meeleeft met Raaf en aan zijn kant gaat staan, maar ook dat het verteltempo vrij laag ligt. Soms was ik blij als er weer eens wat gebeurde. 

Wat Raaf voor een persoon is, is moeilijk te zeggen. Hij lijkt wat kinderlijk. Op zijn achttiende verjaardag bepaalt hij bijvoorbeeld niet zelf wat hij drinkt: dat doet zijn moeder voor hem. Hij neemt de wereld waar, beweegt zich erin, maar lijkt de omgeving niet helemaal te begrijpen. het gevoel dat iedereen hem verlaten heeft en dat hij het alleen moet doen, maakt het leven zwaar voor hem. Vandaar ook dat de nachtvogel steeds naar hem loert. 

God wordt af en toe genoemd, maar die is machteloos. Van hem hoeft Raaf het niet te verwachten. Hij heeft meer aan zijn duif. 

En God was dood, Kim had het ook gezegd, hij was verdwenen in het zwarte gat en deed de wereld over aan jou en mij, wij moesten hem maken, zonder ons geen nacht, zonder ons geen nieuwe dag. Het donker kwam snel dichterbij. 

In al die duisternis blijft er steeds hoop op het licht en ook dat Raaf zelf die dag zal kunnen maken en dus dat licht zal kunnen bereiken. Zonder ons geen nieuwe dag is geen vrolijk boek, maar het is wel hoopvol. Raaf blijft niet in de buik van het schip, maar komt weer aan dek. 

Mooischrijverij

Goedbloed is ook dichter en het taalgebruik in deze roman is zeker poëtisch. Dat is zowel een kwaliteit als een probleem. Veel beschrijvingen zijn origineel, verrassend. Een alinea ergens uit het begin:

Het woei zo hard dat de flat in de wind bewoog. Het koude metaal van de trapleuning trilde in mijn hand en een ijswind trok in het trappenhuis omhoog als rook in een schoorsteen. Ik hield je vast en zette mijn grote platvoeten neer en mijn benen buitelden vanzelf de trap af, lange kriebels erin als dansende wormen, mijn rechterhand aan de blauwe leuning, mijn linkerhand om jou heen, helemaal naar beneden, de achttien trappen af. Naast mij de grote ramen in hun roestige, witte sponningen, daarachter de diepe straat en de fietsers die voorbijflitsten, snel en geluidloos als ijsvogels. Een meeuw scheerde vlak langs het raam, zijn verenpak vlekkerig als de vacht van een jonge zeehond. Aan de grond de duiven die zich over de stoep haastten, onopvallend.  

Alliteraties, assonanties, vier keer een vergelijking met 'als'. Dat is wel wat veel van het goede. De stijl is zo nadrukkelijk, dat die meer doel lijkt dan middel. Aan de indruk van mooischrijverij is maar moeilijk te ontkomen. 

Daarbij komt dat Raaf dit formuleert terwijl hij onder in het ruim zit en veel gedronken heeft. Hij wordt door Teije een zuipschuit genoemd. Voor iemand die dronken is, kan hij nog aardig formuleren. Heel geloofwaardig vind ik dat niet. 

Vaker heb ik moeten fronsen. Waarschijnlijk is het maart. Zijn er dan al/nog jonge duiven? Een jaar ervoor kwamen er in april nog dikke pakken sneeuw van een dak zetten, wat me ook al uitzonderlijk lijkt. Misschien is dat gepietepeuter en gezeur, maar ik moest er wel aan denken tijdens het lezen. 

Aards

Door het verslag van Raaf, komen we ook te weten hoe de mensen om hem heen praten. Heerlijk is het taalgebruik van ome Joop, dat goed getroffen is door Goedbloed. Je hoort hem praten en herkent meteen zijn stem. Geen beuzelarijen, deze man is rechtdoorzee. Dat hij net zo heet als het personage van André van Duin, zal toeval zijn. Ik kon die twee goed uit elkaar houden. 

De taal van ome Joop lijkt te passen bij de omgeving: de roman speelt zich af in Rotterdam, de stad van no nonsense. Hij is veel aardser dan Raaf en biedt daarin mooi tegenwicht. 

Graag had ik meer van dat aardse gewild. Meer verhaal, minder nadrukkelijke symboliek, minder mooischrijverij. Aan alles merk je dat Goedbloed kan schrijven, maar haar beste boek moet nog komen. Dat komt ook wel. Ik verheug me erop. 

vrijdag 3 februari 2023

Voor de Incal - De jeugd van John Difool (Janjetov / Jodorowsky)



Op sommige stripgebieden voel ik me een beginneling, ook als ik al wat in die regio rondgestruind heb. Zo heb ik best wat gelezen van de tekenaar Moebius (verschillende keren met scenario's van Alejandro Jodorowsky), maar ik voel me vaak nog een buitenstaander. De tekenaar is mij veel vertrouwder in de strips die hij als Giraud tekende. 

In de science-fictionstrips die Moebius tekende, leren we een heel eigen universum kennen, waar ik altijd met een mengeling van interesse en bevreemding naar kijk. Ik ben geboeid door wat ik zie, maar voel me niet altijd een deelnemer. Misschien wel doordat de opgeroepen wereld zo eigen is en redelijk ver van de onze af staat. 

Voorgeschiedenis

Een beroemde serie is De Incal, die ook wel bekend is als De avonturen van John Difool. Tussen 1981 en 1988 verschenen zes albums. Daarna verscheen de voorgeschiedenis, ook weer in zes delen: Voor de Incal - De jeugd van John Difool (1989 - 1995), met tekeningen van Zoran Janjetov. Deze zes albums zijn nu samengebracht in een mooie, integrale uitgave. Gebonden, roze leeslint, dossiertje met schetsen achterin. Geen poespas, maar wel een zorgvuldige uitgave, die in ieder geval als boek prachtig is. 

Ik snap dat ik voor lezers als striplezer heb afgedaan als ik beken dat ik De Incal niet gelezen heb. Voor mij begint het verhaal, met deze uitgave, dus bij het begin. Plaats van handeling is Terra 2014, waarin het leven op mij overkomt als decadent: uitbundig, gewelddadig, genotzuchtig. Daarin loopt de jongen John Difool rond, met wie je je wel kunt identificeren: een nagenoeg gewoon mens. 

Hij krijgt ook meteen de sympathie als hij het opneemt voor een betonmeeuw, die door anderen gestenigd dreigt te worden. De meeuw zal het niet redden, maar haar jonkie wel. John noemt het Deepo en neemt het onder zijn hoede. Later zal hij nog een makker krijgen, een robot, die niet meer helemaal intact is en zichzelf nog wat moet repareren. De hulp van anderen zal hij hard nodig hebben, want het leven in Terra 2014 is vol gevaren.

Aristo's

In de wereld van John Difool is een sterk klassebewustzijn. De opperklasse wordt gevormd door de aristo's, herkenbaar aan hun aureool. John behoort tot een lagere klasse en probeert zich op te werken tot privédetective B. Zo komt hij in aanraking met Loez, van wie hij gecharmeerd is, maar haar bedoelingen zijn niet helemaal duidelijk. Mogelijk gebruikt ze hem slechts. 

Zo'n bijna onmogelijke liefde is een bekend thema in de literatuur en het werkt eigenlijk altijd. Zoals sprookjes vaak eindigen met '...en ze leefden nog lang en gelukkig', wil je dat ook hier de twee elkaar krijgen en dat alles goedkomt en -blijft. Dat wordt misschien veroorzaakt door een soort verslaving aan geestelijke suikers. Maar natuurlijk zijn er op de lange weg hobbels te nemen en je weet ook niet of het verhaal wel goed afloopt. 

John zal het wel redden, want er is een vervolg. Al begin je tegen het einde van de avonturen in dit boek toch weer aan de goede afloop te twijfelen. Hij blijkt overigens niet bang en hij heeft een onderzoekende geest, zoals het bij een privédetective hoort. Hij komt er bijvoorbeeld achter hoe het nu zit met de hoge status van de aristo's met hun aureolen. En wat hij ontdekt heeft, zou iedereen eigenlijk moeten weten. 

Rustpunt

Voor de Incal is lekker dik (ruim driehonderd bladzijden), dus je kunt John een hele tijd volgen op zijn avonturen in een wereld die per definitie onveilig is. In zo'n onzekere wereld is hij een rustpunt, omdat hij een doel heeft en dat hardnekkig nastreeft. Zo'n rustpunt is voor de lezer prettig, al weet die ook hoe kwetsbaar het allemaal is. Maar dat vergroot alleen maar de betrokkenheid. 

Het meeleven met John Difool wordt ook vergemakkelijkt doordat hij zich niet laat corrumperen en vasthoudt aan wat hij een goede zaak vindt. Hij is misschien niet helemaal berekend op zijn taak en verschillende keren werkt hij zich in de nesten, maar hij heeft een goede kern en omdat elke lezer vindt dat hij/zij zelf ook wel deugt, kun je hem dicht naar je toe halen. 

Tekeningen

Dat de scenario's van Jodorowsky een vreemde wereld aannemelijk kunnen maken, weten we al uit verschillende albums. Janjetow weet prima te tekenen in de geest van Moebius, al verschillen de pagina's onderling soms wat qua stijl. De arcerinkjes van Moebius zie je op veel plekken terug, maar soms tekent Janjetow in een wat dikkere lijn, die strakker lijkt te zijn. Dan zijn soms ook de decors soberder. Toch doet dat geen afbreuk aan de eenheid van de tekeningen. 

Wie De jeugd van John Difool gaat lezen, komt in een vreemde wereld, met betonmeeuwen en robots, homeohoeren en gebochelden, en een opmerkelijke heerser, de prez, die van tijd tot tijd van gedaante verandert. Een wonderlijke wereld, die als vanzelfsprekend gepresenteerd wordt. Zo gaat het nu eenmaal in Terra 2014. Na een paar bladzijden kijk je nergens meer van op en tijdens het lezen wissel je onze wereld moeiteloos in voor de fictieve. 

Titel: Voor de Incal - De jeugd van John Difool
Scenario en teksten: Alejandro Jodorowsky
Tekeningen: Zoran Janjetow
Vertaling: Kees Beentjes
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2022, 304 blz. 75,00 euro (hardcover, groot formaat, leeslint)
Ook beschikbaar in twee nog luxere en nog meer gelimiteerde uitgaven. 

Eerder schreef ik over:



woensdag 1 februari 2023

Het water bewaart ons (Haro Kraak)

Het is ergens in de toekomst en het water bedekt een deel van Nederland. Dat is de situatie in de roman Het water bewaart ons van Haro Kraak. Die situatie is in de literatuur niet nieuw. We kennen hem ook uit Weerwater van Renate Dorrestein en Klifi van Adriaan van Dis. 

Kraak laat ons inzoomen op Schokland, dat vroeger een eiland was, nu een hooggelegen dorp in de polder is en in de roman opnieuw een eiland. De mensen op Schokland vormen een besloten gemeenschap en dat willen ze graag zo houden. Er is een Eilandraad, die zich met veel zaken bemoeit, ook met de toelating van mensen van de vaste wal. De mensen van Schokland zijn orthodox christelijk. 

Dat laatste punt komt niet zo heel erg uit de verf. Er zijn wel de regels, over bijvoorbeeld de kleding (vrouwen liever niet in een broek en de rok mag niet te kort zijn), maar dat het geloof een innerlijke overtuiging is en dat de godsdienst mensen samenbindt is in de roman niet zo heel erg terug te vinden. Het blijft vooral buitenkant, gedragsregels. 

Wannejoene

Verder zijn er rituelen, die voorchristelijk aandoen, zoals op het feest ter gelegenheid van Wannejoene, de zonnewende. Kinderen die jonger zijn dan twaalf zijn daar overigens niet welkom. Voor de twaalfjarigen is het feest een inwijding. Daarna horen ze bij de grote mensen. Er gaan verhalen over het feest, maar buitenstaanders weten eigenlijk niet wat er echt gebeurt.

De belangrijkste personages in Het water bewaart ons zijn Age en Elsa. Hij is getogen op het eiland, zij komt van buitenaf, maar is door de ballotage van de Eilandraad gekomen. Ze heeft zelfs naar een functie bij de Raad gesolliciteerd. Elsa en Age hopen op een kind, maar dat blijkt nog niet zo gemakkelijk te gaan. Al in het begin van het boek nemen ze een lifter mee, Kasper, van wie ze tegen de eilanders vertellen dat Elsa die van vroeger kent, maar dat is niet zo. De komst van Kasper brengt dingen aan het schuiven. 

De verhouding van Age en Elsa komt in een nieuw licht te staan, met een extra man over de vloer (Kasper verblijft in het tuinhuis), maar ook in de gemeenschap verandert het een en ander. Er gaan dingen fout (een schip vaart tegen een aanlegsteiger), er gebeuren zaken die men op het eiland niet gewend is en de spanning loopt op. En dan komt ook nog Wannejoene eraan, waar deze keer wat toeristen bij zullen zijn. De situatie heeft alles in zich om vreselijk uit de hand te lopen. De vraag is of dat ook zal gebeuren. 

Haro Kraak weet goed vaart in het verhaal te houden en als lezer wil je doorlezen om te zien hoe de toestand zal aflopen. Het eiland is een afgesloten gemeenschap dat je zou kunnen zien als een laboratoriumopstelling. De verschillende stoffen (mensen, in dit geval) zijn samengebracht en nu maar zien hoe ze gaan reageren. Het is een opzet die we kennen uit het werk van Renate Dorrestein, maar ook bijvoorbeeld uit Alles wat er was van Hanna Bervoets. 

Veilig en benauwend

De besloten gemeenschap geeft veiligheid, er zijn vaste regels. Die kunnen ook benauwend zijn en de Eilandraad blijkt soms meer van je te weten dan je gewild zou hebben. Als het erop aankomt, blijken er heel wat verborgen spanningen te zijn, die ineens openbaar kunnen worden, zeker als er ook flink bij gedronken wordt. En als er actie moet komen, wil niet iedereen op de Raad op wachten. Er moet orde op zaken gesteld worden. 

De ontwikkelingen op het eiland maken niet alleen duidelijk wat er in het verborgen in de gemeenschap leeft, mensen leren ook zichzelf kennen. Age heeft gewelddadige fantasieën en de vraag is in hoeverre dat slechts gedachten zullen blijven. Elsa lijkt eindelijk opgenomen te zijn in de gemeenschap als ze een functie bij de Raad krijgt, maar juist dan wordt haar duidelijk dat ze anders is dan veel eilanders. 

Veel draait om erbij horen of buitenstaander zijn. Kasper lijkt de duidelijkste buitenstaander, maar is hij wel helemaal een vreemdeling? Of heeft hij nog iets te verhapstukken met de eilanders? 

Gemeenschap op de rand van verval

De gemeenschap werd in de loop der jaren al minder hecht. Met elke volgende generatie kwam er meer buitenwereld op het eiland. Iedereen heeft per slot van rekening een smartphone. En voor de economie van het eiland zijn er toeristen nodig. 

Vroeger nam het water stukjes van het eiland mee, golf na golf, nu waren het de bezoekers die telkens een deel naar huis namen, met elk bezoek verloor het eiland aan zuiverheid, ze keken er te lang naar, ze stelden te veel vragen, ze deden alles wankelen en maakten wat vanzelfsprekend hoorde te zijn expliciet en lelijk.

Kraak heeft met Het water bewaart ons een spannend boek geschreven. Het lijkt zich af te spelen in een andere tijd, maar dat onderbuikgevoelens openbaar kunnen worden en dat mensen zich plotseling keren tegen nieuwkomers is helaas maar al te herkenbaar. In de kleine gemeenschap wordt alles uitvergroot en zijn de reacties heftiger, maar sommige mechanismen zullen hetzelfde zijn als in onze maatschappij. Daardoor kun je niet alleen genieten van deze roman, maar stemt die ook tot nadenken. 

De woede van de eilanders lijkt ook te maken te hebben met de angst voor het vreemde, angst om kwijt te raken wat er altijd geweest is en zorg om het eigene te behouden. Dan sluiten zich de gelederen. Waar dat toe leidt, lezen we in deze roman.