vrijdag 11 februari 2022

De wonderbare genezing (Marianne Philips)


Had iemand mij een half jaar geleden gevraagd naar de auteur Marianne Philips (1886 - 1951), dan had ik misschien na lang nadenken de titel Bruiloft in Europa (1934) kunnen noemen en daarna had ik er het zwijgen toe moeten doen. Niet alleen wist ik weinig over haar en had ik niets van haar werk gelezen, ik had ook nooit de behoefte gehad om iets van haar te lezen. 

Maar onlangs trof ik in de wisselkraam op het station De wonderbare genezing (1929) aan, het debuut van Philips, en ik nam het mee. Niet al te dik boek. Kon ik een keer tussendoor lezen. En dat heb ik gedaan. 

Dagboek

In deze korte roman houdt Johanna Vaassen een dagboek bij. Ze is 32 jaar oud, woont op kamers bij juffrouw De Groot en werkt op een kantoor, waar ze zich bezighoudt met archiveren van stukken die niemand ooit nog zal inzien. 

Haar ouders zijn overleden en een groot deel van het kapitaal van haar moeder is vervluchtigd in de Eerste Wereldoorlog. Van de twintigduizend gulden die ze had, is er nog driehonderd over. 

Johanna lijdt aan tuberculose, waardoor ze een aantal weken niet naar haar werk kan. Ze wordt geregeld bezocht door dokter Frans Soerde, op wie ze verliefd wordt. Ze weet dat hij getrouwd is en ze doet ook niet zoveel met haar verliefdheid, maar die kleurt wel haar leven. 

Verderop in het boek treffen we nog een brief van Soerde aan een collega aan en nog een stukje dagboek. Daarin zitten nog enkele plotwendingen, al moet De wonderbare genezing het niet van de plot hebben. Uit de brief blijkt dat Soerde degene is die achter de publicatie zit van  het dagboek van Johanna. 

Gecompliceerd personage

Wat me bij zal blijven, zullen niet de gebeurtenissen zijn, maar wel de hoofdpersoon, denk ik. Ze is een gecompliceerd figuur, die zich los moet maken van ideeën uit haar verleden. Zo hoort ze soms nog de stem van haar moeder, die zegt dat ze iets niet mag. Johanna zoekt haar weg en haar inzichten rijpen, waardoor ze zich kan verzoenen met haar bestaan. 

Een boek van bijna honderd jaar oud heeft natuurlijk wel wat gedateerds. De nadruk op de gedachten, waarin veel wordt uitgelegd over Johanna, komt soms wat belegen over en het slot is behoorlijk zweverig, met veel symboliek van licht en donker. 

Maar veel in het boek is fris gebleven en je wilt steeds weten hoe het verder zal gaan tussen Johanna en Frans Soerde. Verder zijn er interessante nevenfiguren, zoals het mannetje Pedertje die op de bovenverdieping woont met zijn kanaries en een van de zoontjes van de hospita, Jantje, die wat traag reageert, maar het goed met Johanna kan vinden. 

Kettingringetje

In het verleden heeft Johanna een vriend gehad, maar hoe hecht dat geweest is, is niet duidelijk. Hij heeft haar in ieder geval een 'kettingringetje' gegeven. Een tijdje terug is hij naar Nederlands-Indië gegaan. Johanna had opgeschreven wat ze hem wilde zeggen, maar dat heeft ze indertijd verscheurd: 'Ik ben niet zo brutaal.' 

En nu heeft ze Rob achter zich gelaten:

Ik heb Rob's kettingringetje maar afgedaan. Natuurlijk heb ik daarbij gehuild. Niet om Rob. Maar om mezelf. Ik heb nu zulke leege handen. 

Johanna heeft een eenvoudige, heldere manier van formuleren:

Er zijn twee mogelijkheden, ik kan beter worden en ik kan doodgaan. Maar ik hoef zelf niet te kiezen. Dat is heel rustig. 

 Die helderheid zorgt er ook voor dat het boek nog steeds goed te genieten is. 

Muur

Op een gegeven moment verhuist Johanna van de voorkamer naar de achterkamer. Haar bed staat bij een muur en ze weet dat daarachter een stel de liefde bedrijft. Om daar geen last van te hebben, zal ze later het bed naar een andere ruimte verplaatsen. De muur, tussen haar en de rest van het leven, zal ze nog lang ervaren. 

Het koppel dat zich kan overgeven aan de liefde en luxueus kan leven, is een tegenhanger van Johanna, die niemand heeft en sober leeft. Pedertje heeft een tijd achter de rug dat hij leefde met een vrouw aan wie hij lichamelijk verslaafd was, maar die hem verder niets te bieden had. Hij wil zuiver leven. Ook door hem komt Johanna scherper naar voren. 

Later blijkt overigens dat het koppel niet zo'n ideale relatie heeft en dat Johanna eigenlijk haar bed voor niets verplaatst heeft. Maar ze voelt nog wel de noodzaak om door de muren van haar leven te breken. 

Enkele van de opvattingen van de hoofdpersoon zijn ook terug te vinden bij de schrijfster. Die was een van de eerste vrouwelijke gemeenteraadsleden in Nederland (in Bussum). Twee keer zat ze in de raad, twee keer maakte ze haar termijn niet vol. De tweede keer ging het haar steeds meer tegenstaan dat ze tegen andere standpunten was als ze voor het ene koos. Dezelfde overweging heeft Johanna in het stemhokje. 

Uit het boek spreekt sociale bewogenheid, met bijvoorbeeld Pedertje, maar ook met de hospita, die op een gegeven moment in geldnood komt. Ook die is terug te vinden in het leven van Marianne Philips. 

Tijdsbeeld

De wonderbare genezing is een boek dat nog steeds goed leesbaar is. Je zit heel dicht op de huid van Johanna, waardoor je je als lezer betrokken voelt bij deze vrouw, die eigenlijk alleen in het leven staat en zelf maar moet zien hoe ze daar zin aan verleent. Bovendien krijg je een tijdsbeeld mee, waarin tbc een gangbare ziekte was en waarin je las bij kaarslicht. 

De vrouwen op kantoor verzorgen hun nagels goed. 'Sommigen hebben een zakmanicure, zelfs Lientje, die sandalen draagt.' Over die zin moest ik wel even nadenken. Blijkbaar zegt het dragen van sandalen iets over iemand. Aan het eind van het boek is Lientje getrouwd. 'Ik denk, dat ze blij is, nu ze de propaganda voor rauwkost en sandalen te boven is gekomen.' Ook dit soort typeringen zeggen iets over de tijd waarin het boek zich afspeelt. 

Marianne Philips is ongetwijfeld een interessant mens geweest, met eigenzinnige opvattingen. Ze kon ook nog goed schrijven. In Delpher heb ik in de kranten maar enkele recensies gevonden, die allemaal welwillend waren. Het is een debuut, maar het valt duidelijk al op tussen de andere boeken. 

En nu het bijna een eeuw oud is, is De wonderbare genezing nog altijd aardig goed leesbaar. In 2019 is door uitgeverij Cossee De biecht (1930) opnieuw uitgegeven, net als het Boekenweekgeschenk 1950, De zaak Beukenoot. Het is mij indertijd ontgaan. Misschien moet ik daar toch eens achteraan. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten