vrijdag 29 november 2019

De dolende god (Fabrizio Dori)


De Bijbel, de Griekse en Romeinse mythen en sagen, en de sprookjes van Grimm en Andersen - die leveren de oerverhalen voor onze westerse fictie. Geen wonder dat je in allerlei romans, maar ook in graphic novels, verwijzingen tegenkomt.

Fabrizio Dori sluit met De dolende god nauw aan bij de klassieke godenwereld. Hoofdpersoon is Eustis, een sater uit het gezelschap rond de god Dionysos. Hij leeft echter in de mensenwereld en niet in een ver verleden, maar nu. Na een conflict met Artemis is hij naar 'onze' wereld verbannen.

In die wereld en in die tijd is Eustis natuurlijk niet helemaal op zijn plaats. Hij is dan ook een stevige drinker geworden, die in het open veld leeft. Wel komen er mensen langs om hem te consulteren; hij lijkt wijsheid te bezitten waarmee hij mensen kan helpen.

Queeste

Eustis krijgt overigens de kans van Hekate om terug te keren naar de godenwereld, maar dan moet hij wel een opdracht vervullen. Dat is het startpunt van een klassieke queeste: iemand moet een taak volbrengen en zal wellicht onderweg op nieuwe opdrachten stuiten. We kennen het uit de ridderromans, de jacht op de graal of op het zwevende schaakbord, maar het komt ook voor in bijvoorbeeld het jeugdboek Koning van Katoren van Jan Terlouw.

De queeste staat natuurlijk ook symbool voor de tocht die iedereen in zijn leven maakt: de opdrachten die op je weg komen, het doel dat je je gesteld hebt en dat je misschien wel nooit zult bereiken, hoe je moet omgaan met teleurstellingen, hoe je erachter komt dat misschien de zoektocht zelf het doel was.

Twee werkelijkheden

Eustis leeft in twee werkelijkheden, maar je kunt je afvragen of hij de enige is. Hij suggereert dat er ook anderen zijn die soms even kunnen kijken in een andere werkelijkheid, maar voor hen is dat niet te verdragen. Duidelijk is de verwijzing naar Vincent van Gogh, in wiens werk al te merken is hoe hij de dagelijkse werkelijkheid anders ervaart dan zijn medemensen. Prachtig is daarover geschreven door Jeroen Brouwers in de roman Winterlicht, die beschrijft hoe Van Gogh zich moest haasten, omdat het schot waarmee hij zichzelf uit het leven zou schieten al op hem wachtte.

In De dolende god mag Van Gogh een etmaal lang de wereld zien door de ogen van Eustis, maar hij kan het niet aan om de wereld in haar pure, woeste staat te zien. Dori tekent deze scène in de stijl van Van Gogh, waardoor de kunstenaar vanuit het dodenrijk lijkt door te dringen in de wereld van het boek.

Hoe langer je leest in het boek van Fabrizio Dori, hoe meer verwijzingen naar kunst je gaat zien. De vrouw op de titelpagina zou door Mucha getekend kunnen zijn, andere bladzijden doen aan Gauguin of aan Toorop denken, en er zijn ook tekeningen die verwijzen naar afbeeldingen uit de oudheid.

Het onbewuste

Eigenlijk staat het hele verhaal bol van de allusies: niet alleen naar kunstenaars en naar de godenwereld, maar ook Sigmund Freud wordt afgebeeld. Dat is natuurlijk niet voor niets. Je kunt zeggen dat de tocht van Eustis zich afspeelt in twee werelden buiten hem, maar het zouden natuurlijk ook innerlijke werelden kunnen zijn. Freud was degene die het onbewuste postuleerde, een wereld binnen ons waartoe we niet bewust toegang hebben, maar die wel invloed heeft.

De dolende god is een fantasierijk boek, waarin geen genoegen wordt genomen met de dagelijkse werkelijkheid. Misschien moeten we allemaal wel reiken naar werkelijkheden die de tastbare wereld ontstijgen of die ergens diep in ons verborgen zijn. Dori's verhaal gaat verder dan het realisme en hij sleept de lezer mee naar werkelijkheden waarin je niet weet wat je te wachten zal staan.

Symbolen

De tekeningen van Fabrizio Dori zijn heerlijk; het tekenplezier spat ervan af. Wie langer naar de tekeningen kijkt, ziet allerlei details, die overigens niet altijd gemakkelijk te duiden zijn. Er is bijvoorbeeld een ruimte waarin een laptop staat, zodat je weet dat je je in het heden bevindt. Aan de wand hangt het symbool van de vrijmetselarij, maar ook de driehoek met het alziende oog, een christelijk symbool. Verder een foto van een ufo en van een vliegtuig dat de Twin Towers in zal gaan vliegen, plus een portret van Adolf Hitler. Boven de deur hangt een geweer (wat een verwijzing naar Tsjechov zou kunnen zijn) en naast de tafel staat een bijl. In ieder geval zindert de ruimte van lading die aangebracht is door de afbeeldingen.

De inkleuring van de tekeningen doet schilderachtig aan. Juist door de manier van inkleuren worden de gedachten aan andere kunstenaars opgewekt. De tekeningen zijn helemaal volgekleurd; het achtergrondwit speelt geen rol. Dat past bij een roman die zelf vol is, misschien wel volgepropt. En toch is het verhaal niet zwaar geworden en is er ruimte om te ademen. Soms is de sfeer dromerig, soms is er een zekere dreiging, soms is er luchtigheid, maar altijd word je opgetild door de fantasierijkheid, door het vertel- en tekenplezier.

De dolende god is een boek om gretig te lezen en om daarna rustig te herlezen, plaatje voor plaatje proevend. Het kan je vele kleurrijke uren bezorgen.

donderdag 28 november 2019

Podcast: Verstrikt, Annet, Een nijlpaard kon lachen

Deze week drie podcasts die onderling nogal verschillen: over zelfdoding, over Waku Waku en over iemand die vrijwilligerswerk doet.

Verstrikt


Podcasts worden gemaakt door individuën, maar ook door kranten, tijdschriften en omroepen. Een podcast van een regionale krant (Dagblad van het Noorden) werd al eerder besproken: De kofferbakmoord. En vorige week besprak ik van Omroep Brabant Ik sla mijn vrouw (na het klikken even naar beneden scrollen).

Ook Omroep Gelderland heeft podcasts. Maarten Dallinga maakte al eerder het mooie Anoniem intiem, over homo-ontmoetingsplaatsen, en van dezelfde omroep is Zo leven jij en ik in 2040, een podcast over nieuwe technologische ontwikkelingen, die niet alleen wat zegt over een mogelijke toekomst, maar ook over nu.

Zelfdoding

Dezelfde Maarten Dallinga heeft de podcast Verstrikt gemaakt, waarvan ik nu drie afleveringen heb beluisterd. Het is een podcast over zelfdoding. Hij interviewt nabestaanden, maar hij doet meer. Een van de aanleidingen is een periode in zijn leven (2012), waarin hijzelf worstelde met het leven en nadacht over de dood.

In de eerste aflevering vertelt hij dat aan zijn ouders en voor hen is dat wel even schrikken. Het typeert de nietsontziendheid van Dallinga. Hij wil ook zichzelf niet ontzien en dat betekent dat hij de afstand tot zijn onderwerp en dus tot zijn gesprekspartners zo klein mogelijk houdt.

Die gesprekspartners, bijvoorbeeld de nabestaanden worden daardoor ook uitgenodigd om zich te tonen en dat doen ze dan ook. Hun relaas is aangrijpend. En dat komt ook weer aan bij de interviewer, die na een gesprek soms even tijd nodig heeft om zich te herpakken.

Voorkomen

Niet alleen wil Dallinga laten zien wat er gebeurt bij de omgeving van iemand die door zelfdoding om het leven is gekomen, maar hij wil ook weten hoe je suïcide zou kunnen voorkomen. Hij praat bijvoorbeeld met iemand die een toneelvoorstelling voor jongeren heeft gemaakt, Game over, en hij gaat erheen als die voorstelling wordt gespeeld op een middelbare school.

Het slechtste wat je kunt doen, is er niet over praten, wordt in de podcast gezegd. Dat geldt dus voor de omgeving. Er is schroom om bij mensen die worstelen met problemen door te vragen. Dat blijkt ook bij een workshop waarin dat doorvragen geoefend wordt.

Dallinga heeft zichzelf met deze podcast een zware taak opgelegd, maar het resultaat is een indrukwekkende podcast. In totaal worden het vijf afleveringen, waarvan ik alleen maar hoop dat veel mensen ernaar gaan luisteren. Als ik dit schrijf, zijn er drie afleveringen beschikbaar. Hieronder voeg ik linkjes toe naar de site van Omroep Gelderland, waar nog wat meer informatie is te vinden. Verder vind je de podcast weer op de bekende plaatsen te vinden, maar bijvoorbeeld ook hier.

Aflevering 1 Hoe is het om suïcidaal te zijn?
Aflevering 2 Hoe is het als een naaste suïcidaal is? Hoe is het om een dierbare aan zelfdoding te verliezen?
Aflevering 3 Wat kun je doen om zelfdoding te voorkomen?


Een nijlpaard kon lachen

Veel mensen keken vroeger naar Waku Waku, een televisieprogramma met dierenfilmpjes, bedoeld als amusement, maar ook om kennis van dieren bij te brengen. Dat programma komt weer in ieders herinnering bij de podcast Een nijlpaard kon lachen, van Michiel Eijsbouts.

Ik herinner me dat het in de jaren negentig op de maandagavond te zien was. Op het moment dat ik vertrok naar mijn schaakclub, zat mijn toenmalige vrouw het met de kinderen te bekijken. In de podcast wordt overigens verteld dat het programma op vrijdag werd vertoond. Maar misschien was dat later.

De oom van Michiel Eijsbouts, oom Wim, was setdresser bij Waku Waku. Nadat het programma ineens stopte, ging het niet goed met oom Wim. Michiel Eijsbouts probeert erachter te komen wie die oom Wim nu eigenlijk was en hoe het met hem gegaan is na het stoppen van het programma.

Satirisch

Zo'n zoektocht naar een oom kan interessant zijn, maar Eijsbouts vond dat hij een 'satirische' podcast moest maken. Zo noemde hij het tenminste in een interview bij het radioprogramma Kunststof.

In de eerste aflevering heeft dat tot gevolg dat er, vooral in het begin, overdreven veel vormgeving aan de tekst is toegevoegd. Verder zijn veel gesprekken gespeeld en dat is nogal duidelijk. Ze worden er niet interessanter door. Het verhaal is bovendien niet consistent. De 'vader' van de presentator zegt eerst dat tante Cor (de weduwe van oom Wim) niet meer helemaal compos mentis is, maar later in de aflevering blijkt daar niet zo veel van.

Doordat veel gesprekken (of misschien wel alle) gespeeld zijn, vraag je je wel af in hoeverre je het hele verhaal serieus kunt nemen. Heeft er wel zo'n oom Wim bestaan? Als die oom niet bestaan heeft, is de podcast alleen amusement en dat is me te weinig.

Zo grappig is de podcast niet. Mensen die overdreven hun best doen om Brabants te praten, bekende Nederlands die (zelfs postuum) zogenaamd iets zeggen over het programma, terwijl wel duidelijk is dat die uitspraken over iets heel anders gingen - het houdt vooral het verhaal op. De lolligheid is niet aan mij besteed. Als ik satire wil horen, luister ik wel naar Radio Bergeijk. Volop satire en nog leuk ook.

Hybride

Voor mijn gevoel heeft Eijsbouts geen keuze gemaakt. Aan de ene kant een persoonlijk speurtocht en aan de andere kant de ironie. Door het hybride karakter van de podcast komt geen van beide kanten goed uit de verf. De twee kanten van de podcast versterken elkaar niet, maar doen elkaar afbreuk. De podcast wordt er minder grappig en minder informatief door. Als genre is de podcast wellicht een experiment en als zodanig te waarderen. Gelukt vind ik het experiment niet.

Er zijn intussen twee afleveringen te beluisteren. Je vindt ze hier.


Annet

Op de site heet de podcast van Bas Keijzer Podcast Annet, wat een beetje een vreemde naam is. Zoiets als Film Turks Fruit of Roman Bezonken rood. Ik ga er daarom maar van uit dat de naam gewoon Annet is. Op diezelfde webpagina lees ik: 'Annet is allemachtig 88,' maar aan het begin van de podcast is ze 87. Dat klinkt natuurlijk net wat minder lekker. 

Bas wil vrijwilligerswerk gaan verrichten, om iets zinvols in zijn leven te doen. Hij zal een eenzame vrouw, Annet, gaan bezoeken. In korte afleveringen, van niet meer dan vijf minuten, leest Bas een tekst voor die hij geschreven heeft over zijn wederwaardigheden. 

Af en toe is er een geluidje in de tekst gemonteerd: een telefoon die overgaat, iemand die een trap op loopt, het inschenken van koffie. Er is dan een knipje in de tekst gemaakt, waar het geluid in geplaatst is. Daardoor willen de schaarse geluiden maar geen geheel worden met de voorgelezen tekst. 

Nu is een tekst voorlezen ook niet meteen het spannendste wat je kunt doen bij een podcast. Waarom is Annet niet te horen in deze podcast? Waarom alleen maar een verslag achteraf. 

Het verhaal an sich is ook niet zo boeiend. Door het afstandelijke van het voorlezen komt Annet (na vijf afleveringen althans) niet dichterbij en we komen ook niet te weten of ze eenzaam is en wat eenzaamheid met iemand doet. Alleen dat Bas een brave man is die heus wel goede dingen doet in zijn leven. Maar ook dat is verder niet zo heel erg boeiend. Voor mij, tenminste.

Ik heb het idee dat Keijzer een verslagje geschreven heeft van zijn vrijwilligerswerk, dat opgelezen heeft en het in stukjes heeft geknipt. Hier en daar een geluidje ertussen en het is weer klaar. De mogelijkheden van podcast zijn nauwelijks benut. 

De korte afleveringen zijn wel snel beluisterd, maar ik vraag me af of mensen het volhouden om de hele serie te gaan volgen. 

dinsdag 26 november 2019

Prinses Simone 1: Een doodgewone prinses (Robbert Damen)


Zouden strips per definitie genderneutraal zijn? Toen ik ze als kind ging lezen, las ik alles wat ik te pakken kon krijgen: mijn neefje Gerrit had een abonnement op Donald Duck, mijn vriendje Gerard op Sjors en later op Eppo en zijn zus Ina las Tina, dus daar kreeg ik ook wel eens een stapeltje van mee. Mijn zus kreeg of nam (maar dat zal later geweest zijn) een abonnement op Anita en dat was waarschijnlijk een spin-off van Tina. Jongens- of meisjesstrips - het maakte me niet uit. Nou ja, het onderscheid had ik wel in de gaten, maar mijn leeshonger trok zich er niets van aan.

Eerlijk gezegd heb ik al jarenlang het blad Tina niet meer ingekeken, maar het is er nog steeds en ik vermoed dat veel van de strips erin nog steeds gericht zijn op meisjes. Aanhangers van identiteitspolitiek zullen mij verwijten dat ik als oude man daarom geen oordeel mag hebben over een Tina-strip. Maar dat zal me aan mijn posterieur roesten. Vandaag schrijf ik over het eerste deel van de reeks Prinses Simone, Een doodgewone prinses, geschreven en getekend door Robbert Damen.

Eenderland

Prinses Simone is de kroonprinses van het kleine staatje Eenderland. Dat land zal wel zo heten omdat er veel dingen eender zijn als in Nederland. Simone woont in een paleis en even verder op hetzelfde terrein woont haar oma, die ze Echnie (Echt niet) noemt. Dat paleis lijkt nogal op Drakensteyn, waar prinses Beatrix woont. De ouders van Simone zijn koning Bruno en koningin Nova. Zij zal wel niet uit Eenderland komen, want ze heeft een accent: ze zegt 'diet' en 'iek' als ze 'dit' en 'ik' bedoelt en ze zegt geen 'bandiet', maar 'bandietski'.
Simone bij oma Echnie

In het eerste verhaal krijgt prinses Simone te horen dat ze naar een gewone school zal gaan en niet meer privé-onderwijs zal krijgen. Dat wordt namelijk te duur. Naar een reguliere school, net als alle andere kinderen - dat is nu net wat Simone wil. Ze wil vooral gewoon zijn.

Uitzonderingspositie

Maar ook op de nieuwe school wordt zij in een uitzonderingspositie geplaatst. Bijna niemand behandelt haar als een gewoon meisje. Eigenlijk is er maar één meisje dat een beetje normaal doet en dat is het meisje Ché, de dochter van de enige republikein in het staatje, die in de klas overigens ook een soort uitzonderingspositie inneemt. Ze ziet er alternatief uit en is nogal eigenzinnig.

Natuurlijk zijn er ook jongens in het spel. Simone vindt de buurjongen wel interessant. Hij is een boerenzoon en rijdt op een wit paard. Hij blijkt ook nog Prince te heten. Ja, ja, Prince op het witte paard. En Ché heet natuurlijk niet voor niets naar Che Guevara. Het ligt allemaal net iets te veel voor de hand om leuk te zijn. Voor een volwassen lezer, in ieder geval.

Simone en Ché sluiten vriendschap en ze blijken ook nog allebei verliefd op Prince. Dat is overigens een verhaallijntje dat verder niet wordt afgemaakt.

Simone en Ché worden vriendinnen

Kleine wereld

Het album bestaat uit zeven verhalen van elk vijf bladzijden lang. Het zijn vijf episoden uit hetzelfde leven. De wereld van Simone wordt heel klein gehouden. Zo lijkt het alsof ze op school maar van een enkele docente les krijgt, de chagrijnige lerares van wie ze al eerder het onderwijs op het paleis verzorgde. Voor de jonge lezertjes wordt de wereld zo overzichtelijk gehouden. Ik vraag me af of dat wel nodig is en of ook een jonge lezeres niet wat meer wereld aankan.

Het wereldje is ook een beetje tijdloos gehouden. Weliswaar zijn er auto's, maar een eigen telefoon heeft prinses Simone niet, net als al haar klasgenoten. Er zijn geen computers te zien, Netflix lijkt niet te bestaan en er wordt zelfs niet naar de tv gekeken. Donald Duck is intussen wel wat actueler dan Prinses Simone.

Tekeningen

De tekeningen worden gekenmerkt door strakke, vrij dikke lijnen voor wat (of wie) de aandacht moet krijgen. Wat meer bij het decor hoort, moet het doen met iets dunnere lijnen. Je moet ervan houden, denk ik. Ik vond tijdens het lezen dat mijn aandacht wel erg opzichtig gestuurd werd. De tekenstijl is helder en dat leest in ieder geval gemakkelijk weg. Opmerkelijk is dat er onder de ogen van de personen vaak horizontale lijnen worden gezet, waardoor je de indruk krijgt dat American Football de nationale sport is.

Meisjes zullen Prinses Simone best een leuke strip vinden. Veel verder dan 'aardig' kom ik toch niet. Wellicht omdat er inhoudelijk niet zo heel veel aan te beleven is. Leven met bezuinigingen (eerste verhaal), het al dan niet een uitzonderingspositie innemen, het sluiten van vriendschap, het verliefd zijn op dezelfde jongen - dat is het wel zo ongeveer. Luchtig, amusant, vlot verteld. Maar inhoudelijk mag het allemaal iets meer body krijgen.

Reeks: Prinses Simone
Deel 1: Een doodgewone prinses
Tekst en tekeningen: Robbert Damen
Uitgeverij: Personalia
Leens 2019, softcover, 40 blz. € 5,95

maandag 25 november 2019

Alles is oké (Ivo Victoria)


De meest hechte verbinding is die tussen ouders en kind, vermoed ik. Iedereen kan je ex worden (ex-partner, ex-werkgever, ex-buurman), maar ex-ouders en ex-kinderen bestaan niet. Die band lijkt een gegeven en die stopt niet als mensen overlijden. Ook als mensen, door ruzie bijvoorbeeld, geen contact meer hebben met hun naaste familieleden, blijven ze er, soms tegen wil en dank, mee verbonden.

Het is dus niet zo vreemd dat er over bijvoorbeeld moeders een hele reeks romans te noemen is: Een vlucht regenwulpen (Maarten 't Hart), De junival (Jan Wolkers), Sprakeloos (Tom Lanoye), Moedervlekken (Arnon Grunberg), Ik kom terug (Adriaan van Dis), Magdalena (weer Maarten 't Hart), Eva (Bregje Bleeker) en er is veel meer.

Ook Ivo Victoria heeft een roman over zijn moeder geschreven. Nooit eerder iets van hem gelezen. Zijn romans kwamen voorbij in recensies in dag- en weekbladen en nooit voelde ik de behoefte om een van die boeken aan te schaffen. Daarmee heb ik hem wellicht ten onrechte verwaarloosd. Maar na het beluisteren van enkele interviews naar aanleiding van de roman Alles is oké, heb ik nu toch eindelijke het bewuste boek van hem gekocht.

Toppunt van kracht

Voor op de roman staat: 'Een zoon wil zijn moeder nog één keer laten schitteren.' Daarin verschilt de roman van Victoria van de andere romans over moeders in de laatste fase van hun leven. Ook Victoria vertelt ons hoe de moeder aftakelt, vergeetachtig wordt, dingen door elkaar haalt en ook nog te veel drinkt. Maar daartussendoor vlecht hij het verhaal van mevrouw Stevens, godsdienstdocente op een basisschool, die verwikkeld is geraakt in een conflict met de directeur, waarna haar salaris niet meer wordt overgemaakt. Daarin zien we mevrouw Stevens op het toppunt van haar kracht: een vrouw die zich niet op haar kop laat zitten en die opkomt voor haar rechten.

De verteller in de roman lijkt erg op Ivo Victoria. Hij heet Hans, net als de schrijver in het dagelijkse leven; Ivo Victoria is een pseudoniem. Op de titelpagina staat 'Roman' en toch lees ik het vooral als een autobiografisch boek (zoals het boek van Bregje Bleeker, dat autobiografisch is, als een roman leest). Een boek als Alles is oké lijkt me tegelijkertijd een roman en een autobiografisch boek. We hoeven het boek niet te beperken door het in een van de twee laatjes op te bergen.

Zoon Hans woont in Amsterdam  en moet elke keer een behoorlijk eind rijden als hij zijn moeder wil bezoeken, die in België woont. Ook aan hun gesprekken is te merken dat moeder en zoon Vlaamse roots hebben. Hij noemt haar 'moederke', zij hem 'manneke' of ook wel 'zoeteke'. Moeder probeert haar leven op de rails te houden, bijvoorbeeld door aantekeningen te maken, die ze later niet meer snapt. Het doet een beetje denken aan de man in de graphic novel Rimpels van Paco Roca.

Redderen

De zoon brengt eten mee bij zijn bezoek en hij zorgt ervoor dat ze alcoholvrije wijn drinkt. Hij reddert, maar hij ontkomt niet aan het besef dat moeder afglijdt. Uiteindelijk zal moeder het niet redden en uiteindelijk zal ze overlijden, zoals iedereen.

In het slot van het boek, als moeder al overleden is, is ze nog steeds op een of andere manier aanwezig en ze praat tegen hem. Dat doet denken aan Wit is altijd schoon van Leo Pleysier, waarin een overleden moeder maar blijft doorratelen tegen haar zoon.

De stem die hij hoort, houdt het contact gaande. Aan het eind van haar leven verliep dat contact niet altijd goed, omdat de boodschappen niet altijd meer overkwamen. En Hans had ook een directere manier tot contact: hij ging dan bij zijn moeder op schoot zitten, niet alleen als klein kind. 'Doe nog 'ns goei, moeder,' zei hij dan.

Dat directe contact kon nog lang. Hij beschrijft het ontroerend in deze scène:
En daar zit ik, half op haar, aan de tafel, ik verdeel mijn gewicht zodat het kan, druk mijn lippen op haar verweerde wang, ruik haar geur, de geur van een vervagende moeder, vermengd met die van sigaretten en drank en ik leg mijn hoofd op haar schouder, en zo roken we en zo drinken we voort en zo lopen de tranen over onze wangen. 
Dat ook bij moeder de tranen over de wangen lopen, geeft aan dat ook zij dit contact bewust meemaakt en wie weet wat er in haar daardoor wordt aangeraakt.

Mevrouw Stevens

Dat moeder zo aftakelt, is vooral een pijnlijk besef vanwege haar sterke persoonlijkheid in het verleden. Dat merken we aan het verhaal over mevrouw Stevens, dat niet eens zo spectaculair is, maar dat wel de onverzettelijkheid van Hans' moeder illustreert. Die stabiele mevrouw Stevens is overigens niet alleen een heldin, want dat zou haar reduceren tot een plat karakter. Victoria laat haar ook zien als klein meisje, in hetzelfde schoolgebouw. Haar vader was toen directeur. Het was oorlog en de school werd gebombardeerd. Het kleine meisje overleefde het bombardement en werd veilig naar huis vervoerd, maar ze moest de hele tijd denken aan haar nieuwe boekentas, die ze niet had kunnen meenemen.

Ergens in de wegschemerende moeder moet nog dat kleine meisje zijn en ook de sterke lerares, die niet buigt voor een kwaadwillende directeur en die dus ook de overwinning behaalt. Dat is het mooie van Alles is oké - er wordt niet getoond dat moeder vroeger sterk was en nu niet meer; doordat de verhaallijnen door elkaar geweven worden is moeder het allemaal tegelijkertijd: zwak en sterk, hulpbehoevend en zelfstandig. Vooral het tekenen van die gelijktijdigheid van de verschillende versies van dezelfde persoon is mooi gedaan door Victoria.

Ook de dialogen tussen moeder en zoon zijn fraai gedaan. Moeder raakt af en toe de draad een beetje kwijt, maar doet haar best de schijn op te houden en de zoon probeert liefdevol moeder niet te zeer te laten falen en toch eerlijk te zijn. Het is een precair evenwicht dat de schrijver daarin bewaart, maar dat gaat hem goed af.

Voortstuwen of tegenhouden?

Het nadenken over de moeder behelst ook het nadenken over wat de rol van moeder in het leven van Hans is geweest: heeft ze hem voortgestuwd of heeft ze hem tegengehouden? Of hebben we hier dezelfde gelijktijdigheid: heeft ze hem voortgestuwd door hem tegen te houden?

Alles is oké wijkt vooral af van andere moederboeken door de constructie. Het vervlechten van het verhaal van mevrouw Stevens met dat van moederke is een vondst en het werkt heel goed. Het verhaal over mevrouw Stevens is ook goed verteld: je wilt weten hoe haar strijd met de directeur verloopt en Victoria last op spannende momenten (vlak voordat ze de deur van de directeurskamer opent bijvoorbeeld) vertragingen in om de spanningen hoger op te voeren.

Op andere momenten was het boek me net iets te traag, of te gestileerd: ik kreeg de indruk dat het de schrijver dan te veel te doen was om de mooie beschrijvingen. Maar als geheel vond ik Alles is oké een geslaagd boek. Het zal wellicht nog wel eens ergens op een shortlist verschijnen.

vrijdag 22 november 2019

De smokkelaar (Milan Hulsing)


Fake news en complotdenken zijn overal. Of is dit al nepnieuws en ben ik dus een complotdenker? De verschijnselen zijn overigens niet nieuw. In alle tijden hebben mensen het beeld van wat er gebeurde gemanipuleerd om zo de geschiedschrijving te beïnvloeden.

In de graphic novel De smokkelaar van Milan Hulsing krijgen we een casus uit het verleden: een Hongaar, Laslo Rados, ontvlucht in 1957, na de Russische inval dus, Hongarije. Hij smokkelt een kist met strips mee. Het betreft hier de strip Z.O.L.T.A.N., over een kosmonaut. Professor Kalman, huistekenaar van het Hongaars Natuurhistorisch Museum is de auteur.

Laslo zal proberen de strips aan de man te brengen en hij stuurt brieven van over de hele wereld naar Kalman om te vertellen hoe goed dat lukt. In werkelijkheid zit hij al die tijd in Hamburg en gebeurt er niets met de strips.

Duiker

In 1959 treffen we Laslo aan als duiker op de Cariben, op het schip van Lourdes, die met haar dochter Naomi ook aan boord van het schip is. Naomi wil schrijfster worden.

In de krant Caribbean Chronicle komt een strip van Laslo (die eigenlijk van Kalman is), maar in een compleet andere context. De naam is veranderd in Z.O.L.T.A.N. of U.S.S.R. en er zijn symbolen aan toegevoegd, waardoor de hoofdpersoon veranderd lijkt in een Sovjetheld.

Laslo komt in contact met Farkas, een Hongaar die twee keer ingehaald is door het communisme (eerst in Hongarije, later in Cuba). Samen met Laslo verzint hij dat Z.O.L.T.A.N. een product is van een groot anti-communistisch kunstenaarsnetwerk in verschillende landen van het Oostblok. Daarbij wordt Laslo gepresenteerd als cultureel antropoloog.

Hoewel de autoriteiten weten dat het fake is, is het een mooie aanleiding om allerlei mensen in Hongarije te arresteren. Professor Kalman moet toezien wat het gevolg is van zijn werk, zonder dat hij er invloed op heeft.

Zdeněk Burian

Zo had het kunnen gebeuren, maar het is fictie. Nou ja, niet helemaal. Milan Hulsing baseerde zich op het leven van de Tsjechische illustrator Zdeněk Burian, maar verplaatste het verhaal naar Hongarije, waarbij hij van de Praagse Lente de Hongaarse Opstand moest maken. Maar het verhaal blijft geloofwaardig genoeg. Daar gaat het immers om: om het verhaal, of om 'het narratief' zoals we tegenwoordig schijnen te moeten zeggen.

Je zou dus kunnen zeggen dat Hulsing hetzelfde doet als wat Farkas en Laslo doen: een verhaal naar zijn hand zetten. Wat de personages deden, deugde niet en dat wisten ze en het had bovendien een funeste uitwerking, maar Hulsing brengt iets moois tot stand. Hij laat de kracht van verhalen zien.

Natuurlijk is Hulsing de schepper op de achtergrond, maar in het boek is het Naomi, de dochter van Lourdes, met wie De smokkelaar eindigt: op de slotpagina is ze de enige mens in een verder lege wereld. Maar in die leegte klinkt het geluid van schrijven: 'krabbel, krabbel, krabbel'.

Krab, krab

Dat doet een beetje denken aan 'krab, krab, krab', het geluid dat de jonge Laslo maakte als hij krabde aan de jeukende plekken op zijn lichaam. Ook Naomi heeft die plekken. Voor Laslo betekenden ze afzondering: door die plekken mocht hij niet met de jongens mee op zomerkamp. Naomi zoekt juist de afzondering, om te kunnen schrijven. Misschien horen jeukende plekken bij het vertellen en het fabuleren. Misschien is een goed verhaal wel het gekrab aan wat er jeukt in de maatschappij.

Toen Laslo aan boord van hetzelfde schip was als Naomi, heeft ze al geprobeerd biografische notities te maken over de personen aan boord. Daarin geeft Hulsing een vette knipoog naar zijn vorige boek, de verstripping van De Aanslag. Aan boord is namelijk Korteweg, de buurman van Anton, de hoofdpersoon van de roman van Mulisch. Deze Korteweg sleepte met zijn dochter het lijk van een neergeschoten NSB'er weg naar de straat voor Antons huis. Later bleek dat hij dat deed om zijn hagedissen te beschermen. Hulsing gaat met het personage aan de haal en plaatst hem in zijn nieuwe boek op het schip.

Alle mensen op het schip hebben een pijnlijk verleden, waaraan ze proberen te ontkomen. Mensen die hard aan het werk zijn in een afgebakende ruimte - dat deed me denken aan literaire werken als Het leven en de dood in den ast van Stijn Streuvels of Suiker van Hugo Claus. De mensen zijn niet alleen tot elkaar veroordeeld, maar ook tot hun eigen verleden en hun eigen dromen.

Lijntjes

Door het hele boek heen trekt Hulsing subtiele lijntjes. Zoals het krabbelen met een lijntje verbonden is met het krabben, lijkt het uiterlijk van de kosmonaut in de strip op dat van de duiker die Laslo een tijdje is. En gezien het duiken is het niet voor niets dat we Naomi aan het eind van het boek terugvinden bij Marineland, 'world's largest oceanarium'.

Laslo krijgt nog meer achtergrond door zijn oorlogsverleden, waaraan hij een litteken in zijn hand heeft overgehouden. Hij zegt dat hij dat opgelopen heeft in de Hongaarse Opstand, maar het was dus van veel eerder. In die scène heeft Hulsing overigens een menora (een zevenarmige kandelaar) met te veel armen getekend, maar dat is een kleinigheid. Het oorlogsverleden maakt duidelijk dat Laslo, net als de andere mannen aan boord van het schip, een getormenteerd figuur is, worstelend met zijn verleden.

Structuur

De smokkelaar begint in 1961 als het blad Life een reportage brengt over Z.O.L.T.A.N. en het hele verhaal over de zogenaamde organisatie aan het rollen brengt. Daarna springt het verhaal slim van de ene tijdlaag in de andere. Dat vereist aandacht van de lezer, maar de verteller neemt hem gemakkelijk mee.

In zo'n beetje elk boek gebruikt Hulsing een andere stijl van werken. In Stad van klei waren er geen getekende lijnen, in De aanslag zijn de tekenlijntjes dun en in De smokkelaar zijn ze fors. Ze zijn aangebracht met penseel, zodat er veel leven in de lijn zelf zit. Ik moest daarbij denken de lijnvoering van Hugo Pratt en van Mark Hendriks in sommige tekeningen in Yap.

De forse lijnen zorgen voor robuuste afbeeldingen. In sommige onderwaterscènes, bij het duiken, zijn er juist helemaal geen lijnen, waardoor het vloeiende benadrukt wordt, ondersteund door de inkleuring. Die inkleuring is uitgekiend gedaan, waarbij veel tekeningen 'vol' zijn gekleurd; er wordt dan dus weinig plaats ingeruimd voor achtergrondwit. De angstdromen zijn allemaal in rood en soms kondigen ze zich al aan in kleine rode wolkjes rond het hoofd van Laslo.

Naomi is altijd gekleed in een zonnig geel shirtje. Zij lijkt de onbevangen vertelster, die niet zo'n zwaar verleden met zich meedraagt als veel andere personages. Bij haar bevindt zich niets onder water wat nog opgedoken kan worden.

Hoe meer je je verdiept in De smokkelaar, hoe duidelijker het wordt hoe geraffineerd het boek in elkaar zit en hoe goed het dus is. Het is een boek over het schrijverschap (Naomi), maar ook een boek over de kracht van verhalen, die soms ook destructief is. Over het verleden dat mensen met zich meezeulen en over wat dat met hen kan doen.

Er zijn veel thema's dit boek binnengesmokkeld, wat De smokkelaar tot een rijk boek maakt. Ondanks dat het over een gefingeerde gebeurtenis uit het verleden gaat, is het ook actueel. We krijgen in het boek immers een helder geval van framing en van nepnieuws. Misschien is dat wel een mooi antwoord op twitterhoaxes en roddelwaarheden: gewoon een goed verhaal vertellen dat je aan het denken zet.



Titel: De smokkelaar
Tekst en tekeningen: Milan Hulsing
Uitgever: Scratch Books
Amsterdam 2019, hardcover, 182 blz. €29,90

donderdag 21 november 2019

Podcast: Kamer in Oostende, De wereld van Jan de Man, Ik sla mijn vrouw

Weer drie podcasts, deze week. Een van omroep Klara, die al veel podcasts op cultureel gebied heeft geproduceerd. Verder een podcast over de achterkant van de misdaad en een podcast waarin een dader van huiselijk geweld zijn verhaal mag doen.


Kamer in Oostende

Na veel gegraas in de podcastweide kan ik zonder terughouding zeggen dat de podcasts van de Belgische zender Klara mij goed smaken. Ik heb hier al over verscheidene van die podcasts geschreven: over Venetië, over Rubens, over Napoleon, over Debussy, over The Bröntes, over noem maar op. Nog maar eentje dus.

Kamer in Oostende is een boek van Koen Peeters. Misschien moet ik dat gaan lezen, maar eerst  lees ik De mensengenezer, dat ik al een tijdje in huis heb. Naast het boek is er ook een podcast met dezelfde naam.

Koen en Koen

De schrijver Koen Peeters en de schilder, pianist en historicus Koen Broucke bezoeken Oostende, de kustplaats die in de loop van de decennia al zoveel kunstenaars heeft ontvangen. We lopen met de de twee Koenen door Oostende en de herinneringen worden wakkergepord.

Aan James Ensor, aan Hugo Claus, Marcel Proust, Joseph Roth, Constant Permeke, Eric de Kuyper, Stefan Zweig - ach, aan wie niet? Sommige namen kende ik vooraf niet (Gaston Duribreux, Gaston Eysselinck), maar dat maakte de afleveringen niet minder boeiend. Met zeer veel plezier heb ik alles beluisterd.

Het zijn wat weemoedige verhalen; ze gaan immers over wat ooit was en wat voorbij is. Maar dat vind ik juist wel prettig. En alles wordt met betrokkenheid (of misschien moet ik zeggen: liefde) verteld. Liefde voor de geportretteerde personen en voor Oostende.

Tragiek

Tragiek is er natuurlijk ook. Paul Snoeck die zichzelf groter acht dan Claus. Ach, ach. Was gewoon doorgegaan met het schrijven van uw mooie gedichten en had u niet om Claus bekommerd! In het woud van de literatuur is er plaats voor meer eiken dan een enkele. Met zichzelf groter te maken, heeft hij zich alleen maar naar beneden gehaald.

Terwijl de twee vrienden praten hoor je de achtergronden: er slaat een deur dicht, er krijsen enkele meeuwen. Dat zorgt ervoor dat je als luisteraar op die plek bent. Of je laat je meevoeren door het pianomuziekje dat eronder is gezet.

Omdat de geportretteerde personen nu ook weer niet zo ver in het verleden leefden, is er ook geluidsmateriaal waarop hun stem te horen is. Mooi, mooi, mooi.

De podcast omvat tien afleveringen van ongeveer tien minuten lang. Hier vind je ze allemaal. Je kunt ze achter elkaar beluisteren en ze zullen je dan nog steeds niet vervelen. Er is verder een podcast met de titel Oostende & Compagnie. Die moet ik misschien ook maar eens proberen.


De wereld van Jan de Man

Nieuw is de podcast De wereld van Jan de Man, waarvan er tot nu toe drie afleveringen zijn verschenen. Jan de Man is een schuilnaam van iemand die betrokken is geweest bij drugscriminaliteit en die lid is geweest van een motorclub, die in sommige publicaties misschien wel een motorbende is genoemd. 

Hij heeft dat allemaal achter de rug, zegt hij, tegen Romanee Rodriguez, die met hem praat, door de telefoon en rechtstreeks. Maar alles wat hij zegt, kan tegen hem gebruikt worden en daarom is hij niet rechtstreeks te horen. Zijn stem wordt ingesproken door een acteur. De wereld van Jan de Man is namelijk een podcast van Het Zuidelijk Toneel. 

Je weet als luisteraar dat je niet naar Jan luistert, maar dat vergeet je gemakkelijk. Zo goed wordt het namelijk gespeeld. Ook 'Jan' zegt dat de acteur het wel heel goed speelt, waarmee nog maar eens de vierde wand, zoals ze bij het toneel zouden zeggen, doorbroken wordt. 

Of er achter het personage Jan een echt persoon schuilgaat, is niet helemaal duidelijk. Misschien bestaat er iemand met hetzelfde leven als van dit personage, misschien is dit gepresenteerde leven samengesteld uit stukjes van andere levens. Eigenlijk doet dat er ook niet toe.

Het verhaal is goed: Romanee Rodriguez is in het kader van een project van Het Zuidelijk Toneel (De achterkant van...) op zoek naar een ex-crimineel om een verslag vanbinnenuit te krijgen en stuit op Jan met zijn verhaal. Maar gaandeweg de podcast vraagt ze zich af of Jan wel werkelijk uit het circuit  is getreden en of het eigenlijk wel veilig voor haar is om contact met Jan te hebben. Zeker als iemand van de politie twijfel bij haar zaait. 

Hoe het afloopt, kan ik niet verklappen, want de volgende afleveringen moeten nog online geplaatst worden op het moment dat ik dit typ. Ik heb me geabonneerd en verheug me op wat er komen gaat. 

De afleveringen tot nu toe, vind je op de gebruikelijke plaatsen, bijvoorbeeld hier.


Ik sla mijn vrouw

De titel van de podcast is pregnant: Ik sla mijn vrouw. Het klinkt bijna als een statement. Het zal ook wel de bedoeling zijn dat de luisteraar even in verwarring is en daarna nieuwsgierig wordt. Wie is die man die dit zo boud beweert? 

Ik sla mijn vrouw is een vierdelige podcast van Omroep Brabant. De makers zijn Tobias van der Valk en Wim Heesterbeek. De afleveringen duren een kwartier tot twintig minuten. Met een goed uur ben je er dus doorheen. In de podcast komen een pleger en een slachtoffer van huiselijk geweld voor, René en Karin.

Beiden vertellen hoe hun relatie verliep en tot welke gewelddadigheden dat leidde. Karin vertelt het vrij expliciet en René houdt zich daarbij iets meer op de vlakte. In de laatste aflevering wordt verteld dat René zich inzet om huiselijk geweld te voorkomen. 

Het is in ieder geval interessant om beide verhalen samen te horen en het is ook best bijzonder om een pleger van geweld zijn verhaal te horen doen. Wel vond ik dat René dat nogal gladjes kon vertellen en hoewel hij schuld bekent, vroeg ik mij toch af in hoeverre hij de schuld ook besefte. Het is niet aan mij om daarover te oordelen, maar de vraag kwam wel bij mij op. 

Ik moest ook denken aan de roman Van dode mannen win je niet van Walter van den Berg. Daarin is de hele tijd een dader aan het woord. Het boek is fictie, maar ik had het idee dat ik na het lezen ervan beter begreep hoe redeneringen in het hoofd van zo'n gewelddadige man hun gang kunnen gaan. Van den Berg wist overigens waarover hij schreef: hij baseerde zijn boek op wat hij eerder in zijn leven had meegemaakt. Niet als dader, overigens. 

Kleine twijfels dus over Ik sla mijn vrouw, maar de opzet is interessant en er is genoeg te beluisteren wat je aan het denken zet. Je krijgt bijvoorbeeld een beeld van hoe het is om mishandeld te worden en van het isolement waarin je je als slachtoffer kunt bevinden. 

Van Omroep Brabant ken ik geen andere podcasts. Wel van andere regionale omroepen, zoals Omroep Gelderland en NH Radio. Daar zit ook veel interessants tussen.

De afleveringen van Ik sla mijn vrouw vind je hier.

dinsdag 19 november 2019

Jelmer: Wie dienen wij hiermee? (Josse Pietersma / Roelof Wijtsma)


De kruistochten waren vroeger een bron voor spannende jongensboeken; later werd er eerder met enige gêne over die episode in de geschiedenis gesproken. Wat hadden westerlingen eigenlijk te zoeken daar in het Oosten? Werden zij door geloof gedreven of door moordzucht?

De stripmakers Josse Pietersma (scenario) en Roelof Wijtsma (tekeningen) hebben juist zo'n kruistocht (de vijfde) tot onderwerp van hun strip Jelmer gekozen. Het eerste deel (Wie dienen wij hiermee?) is verschenen, het tweede en laatste volgt in 2020.

Jelmer van Bedum

Jelmer van Bedum is een Fries, die in het begin van het verhaal niet veel moet hebben van de predikers die het christendom proberen te verspreiden. Hij is een rouwdouwer, die zich wel eens te buiten gaat aan huiselijk geweld. Juist deze man, die ook een zeker aanzien binnen zijn gemeenschap heeft, komt tot bekering en besluit mee te gaan op kruistocht. Die bekering komt wel wat plotseling (en is ook niet helemaal te verklaren), maar misschien is dat altijd met bekeringen het geval.

De Friezen gaan zo op in hun geloofsdrift dat ze zelfs menen dat er kruisen te zien zijn in de lucht. Die zijn dan ook getekend, als waren ze daar werkelijk. Dat is voor een hedendaagse lezer niet zo geloofwaardig. Hier had misschien wat meer ruimte voor de twijfel gemaakt moeten zijn. Het ligt meer voor de hand dat zulke kruisen ontstaan in de verhalen achteraf.

Het kruis aan de hemel (met excuses voor het iets te krap afsnijden van de afbeelding aan de linkerkant).

Jelmer is, voor zover ik weet, niet een historische figuur. Over deze kruistocht is aardig wat informatie en er zijn ook namen bekend van Friezen die eraan hebben deelgenomen, zoals Hayo van Wolvega en Roorda van Genum. Door een Fries te nemen die niet werkelijk heeft bestaan, maar die wel representatief is voor een deel van de kruisvaarders, geven de stripmakers zichzelf ruimte om er een verhaal van te maken.

Naast Jelmer speelt ook zijn kameraad Hendrik de bouwmeester een rol. Zijn inventiviteit zal nog nodig zijn bij de verovering van Damiate, een Egyptische stad.

Lettering

Het verhaal begint met een schrijvende monnik, die ons de geschiedenis van deze kruistocht en van Jelmer vertelt. Dat is ook te zien aan het lettertype, dat afwijkt van dat in de tekstballonnen. In beide gevallen is de lettering (door Wijtsma) fraai. De monnikentekst geeft de indruk van historiciteit, waardoor de lezer makkelijker zal geloven wat er volgt.

Aan het begin van dit eerste deel is er meteen actie: een tevergeefse aanval op de stad Damiate. Daarna komen we, stukje bij beetje, de voorgeschiedenis te weten. Dat werkt op zich wel goed. De spanning zit voor een deel in de gebeurtenissen: zal de stad ingenomen worden? Maar als dat het belangrijkste was, was de aanloop wel erg lang.

Minstens net zo belangrijk is dan ook hoe Jelmer zich ontwikkelt: hij stort zich bijna blind in de kruistocht en hij wil graag naar het beloofde land om Jeruzalem te bevrijden. Zijn omgeving ziet hem als een uitverkorene die heldere inzichten heeft in hoe er strijd geleverd moet worden. Maar zelf begint hij steeds meer te twijfelen, wat ook al duidelijk wordt uitgedrukt in de titel: Wie dienen wij hiermee? Wordt God werkelijk gediend met deze oorlog? Jelmer stelt zichzelf de vragen die een hedendaagse lezer ook over de kruistochten heeft.

Daarmee wordt hij een interessant personage en tegelijkertijd wordt het onderwerp daarmee verteerbaar. Verder zitten we volop in de middeleeuwen en het hele verhaal ademt godsdienst, door de teksten met geloofsinhoud. Voor hedendaagse lezers doet de hoeveelheid daarvan misschien overdadig aan, maar ik kan me voorstellen dat je zo'n door het geloof ingegeven missie juist met die teksten gaande moet houden. Die godsdienstige atmosfeer laat weinig ruimte voor twijfel. De twijfelende Jelmer wordt daardoor nog meer bijzonder.
Voor de helft geïnkte pagina als extraatje

Tekenwerk

Het tekenwerk is traditioneel. De figuren bewegen op een natuurlijke manier en de gezichtsuitdrukkingen worden vaak iets aangezet voor de duidelijkheid. Soms had dat iets minder gemogen, als er uit een huilend oog een beekje over een wang stroomt.

Veel tekeningen staan in stroken, maar soms is de plaatsing van de verschillende afbeeldingen speelser. Ook wordt soms het kader achterwege gelaten. Altijd functioneel, altijd in dienst van het verhaal, maar het zorgt tegelijkertijd voor aangename afwisseling. De inkleuring (met stiften) maakt soms de indruk geschilderd te zijn.

Het geheel ziet er in ieder geval goed uit. Tekenen kan Wijtsma wel, zoals hij ook liet zien in de strip Roel Dijkstra en de indrukwekkende beeldroman Doolhof van Eeden, waarover ik hier schreef.

Achter in het album krijgen we ook nog een heus dossiertje, 'Making of Jelmer deel 1': een pagina in potlood die voor de helft geïnkt is en dubbele pagina's over respectievelijk de scenarist, de tekenaar en het werk.

Wie dienen wij hiermee? is een interessante strip, door het gecompliceerde hoofdpersonage, maar ook door te laten zien hoe de kruistochten nog steeds een onderwerp van fictie kunnen zijn, waarbij zowel de historie recht gedaan wordt als de manier waarop wij die periode nu bekijken.

Serie: Jelmer
Deel 1: Wie dienen we hiermee?
Scenario: Josse Pietersma
Tekeningen: Roelof Wijtsma
Uitgever: Personalia
Leens 2019, softcover, 56 blz. € 8,95

Naschrift

Josse Pietersma heeft gereageerd op de recensie. Daarin vermeldde ik dat er namen bekend zouden zijn van Friezen die deelnamen aan de Vijfde Kruistocht. Dit is niet het geval. De door mij genoemde Hayo van Wolvega blijkt een vijftiende-eeuws verzinsel, die door de familie in hun stamboom gefabuleerd is.

Verder vertelt hij dat Jelmer is geïnspireerd op een Friese 'kampvechter' uit een exempel/wonder uit de dertiende eeuw en Hendrik is gebaseerd op een bouwmeester Hendrik die enkele jaren voor de kruistocht een reis van Groningen naar Rome en terug maakte.

Ik buig deemoedig het hoofd. Wat ik over de Vijfde Kruistocht beweerde had ik hier en daar opgesnoven. Als er een kenner spreekt, zwijg ik natuurlijk. Dank, Josse Pietersma!

Het vallen van de personen in het midden van de pagina wordt gespiegeld
door de plaatsing van de bovenste drie plaatjes

vrijdag 15 november 2019

Feuilletons, Een selectie (Jeroen Brouwers)


Vanaf het lezen van Kladboek (1979) ben ik een liefhebber van het werk van Jeroen Brouwers. Zijn stijl, zijn toon, zijn vertellerspersoonlijkheid, zijn polemieken, zijn humor, zijn grote woorden en grote gebaren, zijn weemoed soms, het romantische soms. Natuurlijk zie ik dat het ene boek net wat beter is dan het andere, maar het maakt niet uit - ik wil het allemaal lezen.

Zijn Feuilletons zijn een tijdje aan mij voorbijgegaan. Ik stapte pas in bij Papieren levens (2001), de zesde aflevering van het tijdschrift dat eigenlijk een reeks boeken is. De afleveringen daarna De schemer daalt (2005), Sisyphus' bakens (2009) en Restletsels (2012) las ik ook en Laatste plicht (2018) kocht ik tegelijk met de selectie uit Feuilletons. Het ligt nog op de stapel 'te lezen'.

Verantwoording

Achter in de selectie uit Feuilletons staat een 'Verantwoording'. Vreemd genoeg wordt daarin niet vermeld uit welke aflevering elk van de geselecteerde stukken afkomstig is. Niet in de selectie: de schrijversportretten die zijn opgenomen in Gezichten, gestalten (2011), de polemieken die we kunnen terugvinden in Hamerstukken (2010) en de essays over zelfmoord die al gebundeld zijn in de uitgebreide heruitgave van De laatste deur (2017). Uit Laatste plicht is niets opgenomen.

De eerste afdeling omvat 'Verhalen': 'Naaldstil', 'Satans potlood', 'De verliefden'. Het tempo in de verhalen is niet zo hoog en er gebeurt niet zo heel veel in, maar je leest Brouwers ook niet vanwege de spannende avonturen. Mooi geschreven, sfeervol, nauwkeurig geformuleerd en heel erg Brouwers.

Dan de 'Autobiografica'. Ook in de verhalen lijken de vertellers vaak nogal op de schrijver, maar in deze afdeling is de ik ook de schrijver. Ik kende er al het een en ander van, maar ik merk dat ik niet de neiging heb om dingen over te slaan. Alles gelezen, met herkenning.

Dagboek

De afdeling 'Dagboek' bestaat uit meestal wat kortere stukken. Verwacht geen aantekeningen als 'Vanochtend de kippen gevoerd. Kammetje is nog steeds van de leg.' Veel van de dagboekaantekeningen gaan over literatuur of het boekenvak, wat niet zo vreemd is voor een schrijver die zichzelf 'verliteratuurd' noemt. De stukken lezen heerlijk.

In 'Gezichten en geschriften' gaat het helemaal over de literatuur, waarbij Brouwers de polemiek niet schuwt. Oek de Jong wordt 'Uk' en het stuk over Siebelink heet 'De parvenu'. Een citaat:
Is Hij het echt? Nee, Hij is '-achtig'. Hij faket zijn hele leven al een soort decadenterigheid die er een is van inbeelding en gratis interessant doen, imitatie, pseudo, opschepperij, ijdelheid en patserig vertoon van een kale kapoen. 
Behoorlijk op de man soms en in dit geval gaat het meer over de persoon Siebelink dan over zijn werk. Dat wordt in enkele regels weggezet.
En die literatuur van hem? Mainstream. Ook dat Boek van Hem over die knielende bloemenkweker, waarmee Hij het aanzien van Redemptor Mundi heeft verworven, AOW-gerechtigd en al? Dat is, broeders en zuster, een bijbelistisch-obscurant romanwerk, op dezelfde wijze propvol gristelijk gezanik als een avondje André Rieu met violen en aangelengd met zoveel tranen dat men er een waterbed mee kan vullen. 
Humoristisch is het in ieder geval.

Polemisch

Er zijn meer kritische stukken. Over literatuurkritiek (Jeroen Vullings, Marja Pruis, Bas van Putten) bijvoorbeeld en over de Elsschotbiografie van Vic van der Reijt ('Vic's Fabulous Rotboek').

Maar ook waarderende of in ieder geval empathische stukken over schrijvers die wij een beetje aan het vergeten zijn: Geert van Oorschot, Bob den Uyl, Richard Minne. Met zeer, zeer veel plezier gelezen.

Mulisch

Uit het grote stuk over Mulisch blijkt hoezeer Brouwers een liefhebber en een kenner van het werk van Mulisch is. Uit allerlei boeken haalt hij voorbeelden aan die ondersteunen wat hij daarover beweert. Mij was het soms een beetje te veel Mulisch. Misschien kunnen we beter een van diens boeken gaan herlezen, zoals het schitterende Hoogste tijd (1985).

Over de selectie uit Feuilletons kan ik eigenlijk geen recensie schrijven. Ik heb het met plezier gelezen, ja, maar wat zegt dat? Zo ongeveer alles van Brouwers lees ik met plezier. Wie van Brouwers houdt, zal dit boek (ruim driehonderd pagina's) willen lezen. Voor wie Brouwers niet kent, is het misschien een goede kennismaking: de stukken van Brouwers zijn zeer divers en tegelijkertijd onmiskenbaar Brouwers. Probeer maar eens!

donderdag 14 november 2019

Podcast Karlheinz / Jazziness/De Film als een Kroket

Het aanbod van podcasts is overstelpend. Elke week probeer ik over een podcast (soms over twee of drie podcasts) wat te schrijven, voornamelijk over Nederlandstalige. Deze keer twee podcasts over muziek, (klassiek en jazz).

Karlheinz



Van de componist Karlheinz Stockhausen wist ik eigenlijk niets. Nou ja, dat er elektronische geluiden in zijn muziek te horen zijn, maar verder eigenlijk niet. 

NPO Radio 4, in samenwerking met De Nationale Opera en NTR heeft een podcast gemaakt over Stockhausen, in de aanloop naar het Holland Festival 2019, dat intussen al achter de rug. Stockhausen heeft ooit zeven opera's gecomponeerd (met als titel de namen van de dagen), die eigenlijk op zeven achtereenvolgende dagen uitgevoerd zouden moeten worden. Dat bleek niet haalbaar, maar een bloemlezing eruit (in drie delen), getiteld Aus Licht wel. 

De gesprekken in de podcast worden gevoerd door Beitske de Jong en ik neem aan dat zij ook de drijvende kracht achter de podcast is. De opzet is grofweg chronologisch, maar niet zo strikt: als het over de jonge Stockhausen gaat, wordt er ook al wel vooruitgeblikt op een latere levensfase. 

Invloed

Stockhausen had niet alleen invloed op de klassieke muziek, maar ook op de popmuziek (Paul Mc Cartney, Björk, David Bowie). Hij was een gedreven componist, een purist die precies in zijn hoofd had wat hij wilde en hoe hij het wilde. 

Hij schreef zijn stukken ook met het oog op de uitvoerende(n). Hij woonde samen met twee vrouwen van wie er een ook aan het woord komt. Een fluitiste, die ook uitlegt hoe hondsmoeilijk het is om het werk van Stockhausen te spelen en hoe hard er gewerkt moest worden. Een vrij weekend was er niet bij. Aan de andere kant, kon ook zij zich alleen richten op de muziek, omdat de andere dingen geregeld werden: ze hoefde geen huishoudelijk werk te doen of klusjes op te knappen. Ze moest haar tijd besteden op het gebied waarvoor zij talent had. 

Stockhausen had nieuwe ideeën over de muziek, maar ook over het leven had hij opmerkelijke opvattingen. Zo was hij ervan overtuigd dat hij afkomstig was van de ster Sirius. Ook daarover gaat een aflevering. 

In vergelijking met de podcasts van de Belgische zender Klara zijn de fragmenten met muziek duidelijk korter, maar ze geven toch een aardige indruk van de muziek van Stockhausen. 

Voor alle afleveringen van Karlheinz raadplege met de site. De podcast omvat vijf afleveringen van tussen de twintig en vijfendertig minuten. Het geheel geeft een mooi beeld van een opmerkelijk componist. 

Eerder schreef ik over vergelijkbare podcasts:
Cher Claude (over Debussy)
Wolfgangs woorden (over brieven van Mozart)

Jazziness



Er zijn veel podcasts over jazz. Een lijst met tips vind je bijvoorbeeld hier of hier en op veel andere plaatsen. Eerder schreef ik over All that jazz (even op die pagina naar beneden scrollen), een podcast die ik elke week twee uur lang beluister.

Onlangs belandde ik, al zoekend bij Jazziness, een podcast het gratis stadsfestival Brussels Jazz Weekend, dat mij verder onbekend was. Het eerstvolgende is in 2020, het laatste weekend van mei.

De podcast telt tot nu toe elf afleveringen, waarin de geschiedenis van de jazz wordt behandeld. Je vindt de afleveringen op allerlei plaatsen, bijvoorbeeld hier. Zo'n lijn door de tijd natuurlijk altijd informatief. Ik heb indertijd ook genoten van de podcast Rebelse ritmes, waarover ik nog nooit geschreven heb. Misschien komt dat nog.

Presentatie

De presentatie is in handen van Ellen Leemans, iemand die niet veel van jazz zegt te weten. Daarmee wordt ook duidelijk welk publiek er beoogd wordt: mensen die wat meer grip willen krijgen op een voor hen niet zo bekende muzieksoort. Jazz dus. Maar Leemans heeft een goed stel oren en reageert adequaat.

Bij haar te gast is Frederik Goossens, een jazzliefhebber met een schat aan kennis. Hij kan bovendien geweldig vertellen. Hij neemt Leemans (en dus de luisteraar) aan de hand en loodst haar/hem door de geschiedenis van de jazz. Als hij een term gebruikt die misschien minder bekend is, vraagt Leemans om uitleg en Goossens weet alles helder uiteen te zetten en vooral doet hij dat enthousiast en met een enorme liefde voor de muziek.

De luisteraar wordt echt begeleid in het luisteren. Naar de structuur van een muziekstuk, naar hoe de verschillende instrumenten samenspelen, naar nieuwe dingen in de jazz. Daarbij praat hij soms een beetje door de muziek heen, maar dat is helemaal niet storend, want je pikt op die manier juist meer van de muziek op.

Het enthousiasme van Goossens is aanstekelijk en zijn kennis is indrukwekkend. Er is veel herkenning (iedereen kent waarschijnlijk Louis Armstrong, Duke Ellington en Count Basie) en er is veel nieuws. Goossens laat zien dat jazz heel toegankelijk kan zijn, als je je ervoor openstelt en als je bereid bent nauwkeurig te luisteren. Daarnaast heeft hij mooie verhalen over de musici.

Jazziness is een mooie podcast, die het verlangen geeft om maar weer eens iets op te zoeken van bijvoorbeeld Charlie Parker en daar een hele avond naar te luisteren.

Op veel plaatsen is de podcast te vinden, bijvoorbeeld hier.

De Film als een Kroket


Sinds kort is er een podcast over 'bekende en onbekende Nederlandse Filmklassiekers', De Film als een Kroket. Het is vreemd om te spreken over onbekende klassiekers, waarvan men zich immers kan afvragen of dat wel klassiekers zijn.

Ook de titel roept vragen op. In de podcast wordt die als volgt verklaard: 'als je weet wat erin zit, is hij nog lekkerder'. Dat is dubieus, want bij veel kroketten wil je liever niet weten wat erin zit, zoals een personage in de film Spetters zegt: 'Het leven is als een kroket. Als je weet wat erin zit, hoef je hem niet meer.'

Klassiekers

Er staan acht 'klassiekers' op het programma, maar dan juist niet de echte, zoals Soldaat van Oranje of Turks fruit. Het bekendst zijn waarschijnlijk: Spetters, De stilte rond Christine M. en Zusje. In tussen zijn er twee afleveringen te beluisteren geweest. Over Het debuut en Wan Pipel.

In de podcast zijn de stemmen te horen van Adeline van Lier en haar dochter Max Mijs Brouwer. In de eerste aflevering werkt dat goed. Het debuut is ook duidelijk een tijdbeeld en je merkt dat mensen van verschillende generaties daar ook heel verschillend over denken.

Jammer is wel dat het geen gesprek is tussen moeder en dochter, maar dat de teksten uitgeschreven zijn en opgelezen worden. Dat gebeurt wel op een levendige manier, maar toch wordt het maar geen gesprek.

In aflevering twee gaat het over Wan Pipel. In de eerste helft van de aflevering kom je nog maar weinig te weten over de inhoud van de film en dat is wel jammer. Die helft is meer een inleiding over Pim de la Parra en Wim Verstappen. Wel met informatieve geluidsfragmenten: stukjes interview, een trailer enzovoort. Het betekent wel dat de twee gesprekspartners naar de fragmenten toe moeten praten. Dat doen ze om beurten, maar dat had net zo goed door een enkel persoon kunnen gebeuren. Pas in de tweede helft van de aflevering komt het concept tot zijn recht.

Waarschijnlijk blijf ik wel luisteren naar de podcast, maar ik hoop dat de presentatrices hun papieren gaan weggooien en lekker in gesprek gaan over de films.

Niet te horen, maar ook maakster van de podcast is Brigit Hillenius. Afleveringen vind je bijvoorbeeld hier.

maandag 11 november 2019

Darwin. De reis met de HMS Beagle (Grolleau / Royer)



Dat Charles Darwin met het schip de Beagle een reis gemaakt heeft, naar onder andere de Galapagos Eilanden, behoort tot de basiskennis van zo'n beetje iedereen. We kunnen dan nog zijn beroemde boek The Origin of Species (1859) noemen en een paar ideeën uit dat boek en dan stopt het zo ongeveer.

Bij mij tenminste. Ik had er geen idee van dat het genoemde boek enkele decennia na de reis verscheen en ook niet dat Darwin tijdens die reis (1831 - 1836) nog piepjong was: hij is geboren in 1909.

Dat weet ik nu allemaal wel, na het lezen van Darwin; De reis met HMS Beagle, een graphic novel waarvoor Fabien Grolleau het scenario schreef en Jérémie Royer de tekeningen maakte. Achter in het boek schrijft Grolleau:
Ons stripboek is geen historisch werk, het bestaat uit samenvattingen en persoonijke ideeën - moge de Dariwinpuristen ons verontschuldigen - al hopen we wel dicht genoeg bij de echte reis te zijn gebleven.

Afkeer van slavernij

Bij het lezen vertrouwde ik sommige zaken historisch niet helemaal. Zo spreekt de jonge Darwin duidelijk zijn afkeuring en zelfs afkeer uit van de slavernij. Toch is dat historisch juist. In een dik boek beweren Adrian Desmond en James Moore zelfs dat die afkeer een drijfveer was voor het opstellen van de evolutietheorie.

Dat Darwin een slaaf 'een tot slaaf gemaakte' noemt, lijkt me dan weer niet te kloppen met de tijd waarin het verhaal speelt. Of Grolleau het zo geschreven heeft of dat dat de actie is van een politiek correcte vertaler, is me niet duidelijk. Ook het woord 'naturist' voor 'natuurwetenschapper' is vreemd, maar misschien is dat historisch wel verantwoord. Om dat te beoordelen ontbreekt me de kennis.

De strip van Grolleau en Royer wijdt niet uit over de ideeën (al komen ze natuurlijk wel in het boek voor), maar stelt de gebeurtenissen op de eerste plaats. De hoofdstukken volgen de etappen in de reis van Darwin. We zien hoe de jonge Darwin zoveel mogelijk soorten en ondersoorten van dieren en planten verzamelt. Het duurt nog best een tijd voordat hij doorkrijgt dat sommige variëteiten alleen voorkomen op bepaalde plaatsen, zodat het voor de hand ligt dat die plaatsen van invloed zijn geweest op het zich vormen van juist deze soort.

Dienstbaar

Het hele boek staat in dienst van het verhaal. Het scenario probeert zo goed mogelijk de reis van Darwin weer te geven en de tekeningen zijn ook vooral verhalend: ze laten zien wat er gebeurt. Ze trekken meestal niet de aandacht door experimenten of technische hoogstandjes. Zowel de scenarist als de tekenaar stellen zich dienstbaar op. Het belangrijkste is het verhaal dat verteld wordt.

Enkele aardige vondsten op tekengebied zijn er wel, zoals op de pagina waarop een gezelschap van drie mannen (onder wie Darwin) een tochtje op een paard maakt. In dezelfde paginagrote tekening verstrijkt de tijd, zodat we de mannen op drie verschillende momenten afgebeeld zien in dezelfde tekening.

Het verhaal is zeker informatief en bij de lezers zal er best wat van blijven hangen, maar bijzonder spannend is het niet. Dat zal ook niet de bedoeling zijn; het is per slot van rekening geen avonturenroman en wie geïnteresseerd is in Darwin vindt de reis op zich boeiend genoeg.

De stripvorm maakt het verhaal van Darwin toegankelijk voor een breed publiek: het is niet alleen geschikt voor volwassenen, maar zeker ook voor scholieren.

Geen held

Darwin wordt niet als een held voorgesteld. Hij heeft tijdens de reis vaak last van zeeziekte en soms doet hij onhandige dingen. Maar hij is wel gedreven in zijn onderzoek. Even lijkt er iets moois op te bloeien tussen hem een inwoonster van Vuurland, die op een soort zendingsmissie terugkeert naar haar geboortegrond. Het is een boeiend verhaallijntje, waar mij verder weinig over bekend was en waarvan ook niet duidelijk is in hoeverre dat een historische grond heeft.

Al met al is Darwin, De reis met de HMS Beagle een aardige strip: informatief en een aardig verhaal. Als strip is het boek niet uitzonderlijk, maar het geeft in kort bestek een aardig beeld van Darwins reis.

Titel: Darwin; De reis met de HMS Beagle
Scenario: Fabien Grolleau
Tekeningen: Jérémie Royer
Uitgever: Sou Food Comics
Arnhem 2019, hardcover; 176 blz. € 26,00


vrijdag 8 november 2019

Podcast: Klassieke kroegverhalen / Jeroen Leenders Experience

Klassieke kroegverhalen

Sommige podcastseries beginnen enthousiast, maar blijven steken na een paar afleveringen of na een seizoen en soms zelfs na verscheidene seizoenen. Zo heb ik al een tijdje niets vernomen van Om vrolijk van te wordenJoop Café en Bibliotheek Den Haag. Daar kunnen natuurlijk allerlei redenen voor zijn (geen tijd, geen geld, geen zin), maar voor de abonnees is het altijd jammer.

Het is ook al even stil rond Klassieke kroegverhalen, een podcast van Maestro Music. Stefan Koren vertelt in kort bestek een mooi verhaal dat met klassieke muziek te maken heeft. Toen ik de podcast ontdekte, waren er vier afleveringen beschikbaar: over het derde pianoconcert van Beethoven, over de Symphonie Fantastique van Berlioz, over de opera Berenice van Händel en over Bist du bei mir van Stölzel (dat vaak  aan Bach wordt toegeschreven).

De maker geeft aan dat hij de verhalen van zijn (al dan niet fictieve) tante heeft, maar hij vertelt ze smakelijk na. Het zijn maar korte afleveringen, van tussen de vijf en tien minuten, maar in die beperkte tijd wordt het verhaal smakelijk verteld en natuurlijk hoor je ook wat snippers van de muziek.

Heel leuk, maar bij vier afleveringen is het gebleven. Ik heb ze op dezelfde dag  beluisterd en sinds die tijd wacht ik tevergeefs op een nieuw luistermateriaal. Er moeten toch veel meer van deze verhalen zijn? Wie ze heeft, zende ze naar Stefan Koren. Laten we met zijn allen de tante zijn die hem de verhalen vertelt. Dan kan hij er weer een podcast over maken.


Jeroen Leenders Experience

Je hebt cabaretiers in alle soorten en maten, maar de manier waarop ze een show gaan brengen is meestal vergelijkbaar: eerst de teksten schrijven, dan in verschillende try-outs proberen wat op toneel werkt en dan een seizoen (en soms nog een reprise-seizoen) lang de show spelen. Als die tournee eenmaal achter de rug is, komt de show soms nog op tv of is hij terug te zien op YouTube.

De cabaretier Jeroen Leenders werkt anders. Hij heeft zijn sporen al verdiend in het traditionele cabaret; zo won hij in 2010 de juryprijs van het Leids Cabaretfestival (voor bijvoorbeeld Emilio Guzman). Intussen is hij overgestapt op een ander soort voorstelling: The Jeroen Leenders Experience.

Dat wil zeggen dat hij niet aankomt met uitgeschreven grappen, maar met ideeën. Hij stapt het podium op en dan gaat hij het ervaren. En het publiek ook. Dat betekent dat de optredens nogal kunnen verschillen, ook qua kwaliteit. Dat neemt Leenders voor lief.

Van wat hij op het podium brengt, laat hij iedereen meegenieten, doordat hij optredens deelt in zijn podcast. De afleveringen verschillen in lengte van een goed half uur tot twee uur. Er zijn optredens in Leenders vaderland, België, en in Nederland.

Intussen heb ik een groot deel van de podcastafleveringen beluisterd en ik vind ze zeker boeiend. Leenders speelt niet op de grap, maar hij neemt het publiek mee in zijn denkwijze. Hij verwondert zich over wat hij om zich heen ziet, maar hij is vooral ook een scherp observator van wat er in en met hemzelf gebeurt in de omgang met mensen. Dat is een boeiende zoektocht en, zo gaat het met zoektochten, dat levert de ene keer wel meer op dan de andere keer.

Zoals gezegd: de grap lijkt niet het doel, wat niet wil zeggen dat de 'Experience' geen grappen bevat. Door de invallen van Leenders wordt de luisteraar vaak verrast en hij heeft het publiek dan ook vaak mee.

Bij een podcast schiet je niet zo gauw in een schaterlach, vermoed ik, maar breed grijnzen is ook heel aangenaam en dat heb ik vaak gedaan bij passages uit de shows van Leenders.

Wie meer kans wil lopen op een schaterlach, kan natuurlijk naar de show toe. De speellijst is te vinden op zijn website.

donderdag 7 november 2019

Driftwereld (Ken Broeders)


Veel striplezers zijn omnivoor: ze kunnen net zo goed genieten van een avonturenstrip als van een gagstrip. Toch zijn er bepaalde genres waarvan de albums niet boven op mijn stapel liggen. Als er science fiction binnenkomt, lees ik het, en soms kan ik zo'n strip ook nog waarderen of zelfs bewonderen, maar ik zal er uit mezelf niet zo snel naar grijpen. Dat geldt ook voor fantasy. Maar bij een goede strip maal je natuurlijk niet om genre.

Driftwereld van Ken Broeders is zo'n strip, die zich afspeelt in een verborgen wereld, waarin wezens als trollen en elfen voorkomen. Het eerste deel, dat nu in albumvorm is verschenen, is voorgepubliceerd in het blad Eppo. Ik heb toen de eerste afleveringen gelezen, maar daarna ben ik afgehaakt. Dat is een beetje gemakzuchtig, maar in een verhaal in stukken kom je als lezer minder makkelijk dan in een album dat je achter elkaar door kunt lezen. Ongetwijfeld zal het genre meegespeeld hebben: een strip in een fantasiewereld is niet mijn eerste keus. De manier van tekeningen stond me overigens wel aan.

Intussen heb ik het album (wel helemaal) gelezen. Nog steeds mooi getekend en het verhaal is nu beter te volgen. We bevinden ons in Driftwereld. In deze wereld is er onderscheid tussen het noorden, dat relatief rustig is en het zuiden, een woest gebied met stadstaatjes die steeds meer te lijden hebben van ene Moeder K'Nosser en haar trollenleger. Maar het verzet groeit.

Verzet

Het eerste deel (Een verhaal over dieven en trollen) van wat ongetwijfeld een hele serie wordt laat zien hoe Durrys het verzet probeert te bundelen. Deze vrouw leidt de opstandelingen en weet ook het volk van de Dommovoi zo ver te krijgen dat het de strijd met Moeder K'Nosser aanbindt.

Daartussendoor speelt het verhaal over een gauwdief, Dellric Twotter, die door Moeder K'Nosser op pad gestuurd wordt om te stelen. Hij ontmoet een jonge mensenvrouw, Ysabeau, die onder de invloed van een heks is geweest en zich daaraan (tijdelijk misschien) heeft ontworsteld. Ze gaat mee met Dellric, een rasopportunist die uit alle verwarring een slaatje probeert te slaan.

Dat is allemaal een heel aardige setting, maar uit alles blijkt dat dit eerste deel van Driftwereld niet meer is dan een aanloop op wat er allemaal nog moet gebeuren. Het album laat je dan ook met een wat onbevredigd gevoel achter. Misschien had ik moeten wachten tot er meer albums zijn en er dan een paar achter elkaar moeten lezen.

De strijd tegen Moeder K'Nosser, de heks de haar krachten terugkrijgt, het lot van het zusje van Ysabeau - het zijn allemaal aanzetten die vragen om een vervolg. Daar moeten we dus nog even op wachten.

Tekenwerk

Het tekenwerk is door Broeders prima verzorgd. De inkleuring zorgt voor veel verschillende sferen. De vage herinneringsbeelden die Ysabeau heeft zijn gesitueerd in een wereld van ijs en sneeuw, waarin haar roodbruine haar afsteekt tegen de witgrijze omgeving. In het heden is er het geel van de woestijn, maar ook het grijs van grotten. Scènes met veel en weinig licht wisselen elkaar af.

Dingen op de achtergrond zijn in een wat minder scherpe lijn getekend dan zaken op de voorgrond, zodat die nog nadrukkelijker aandacht krijgen. Verder is Broeders een meester in het verleggen van het camerastandpunt. Per plaatje kan die 'camera' heen en weer zwiepen van hoog naar laag.

Broeders geeft ons daarmee een staaltje van zijn tekentechniek. Op een gegeven moment zijn Dellric en Ysabeau opgesloten in een kooi die opgehangen is. Soms zien we de kooi van boven, soms van onderen. In beide gevallen is de dieptewerking spectaculair.

Indeling

De indeling van de pagina's is afwisselend. Vaak worden kleine tekeningen voor grote geplaatst, tekstballonnen overschrijden verschillende keren de kaders van de tekeningen en af en toe loopt een tekening van de pagina af. Dat maakt de aanblik van de pagina's speels. De tekst'ballonnen' zijn rechthoekig en de randen ervan krijgen soms expressie doordat ze niet als rechte lijnen zijn getekend. Ook dat is mooi gedaan.

Het eerste deel van Driftwereld is een uitstekend getekende en sfeervolle strip, maar het verhaal is meer een inleiding dan een afgeronde episode. In de volgende delen kan de serie zich pas echt bewijzen.

Serie: Driftwereld
Deel 1: Een verhaal over dieven en trollen
Tekst en tekeningen: Ken Broeders
Uitgever: Uitgeverij L
Oosterhout 2019, 56 blz. softcover; € 8,95


dinsdag 5 november 2019

De nachtstemmer (Maarten 't Hart)


Wie een boek van Maarten 't Hart leest, weet zo ongeveer wat hij krijgt: een hoofdpersoon die wat op zichzelf is, maar veel kennis heeft van de Bijbel, klassieke muziek en de natuur, er speelt een vrouw een rol, de taal is af en toe wat oubollig en er zijn altijd humoristische momenten. Plaats van handeling is in veel gevallen Maassluis.

De nieuwe roman, De nachtstemmer, voldoet wat dat betreft aan de verwachtingen. Het verhaal speelt zich af in een stadje dat niet bij name wordt genoemd, maar waar alle straatnamen verraden dat weer Maassluis betreft. Wie wil weten waar in Maassluis de Zure Vissteeg of het Wijde Slop zich bevindt (of bevond) kan terecht bij het Nationaal Documentatiecentrum Maarten 't Hart, dat digitaal nog bestaat. Of het nog iets meer is dan een website, is me niet duidelijk. De site loopt duidelijk achter; verschillende doden hebben nog steeds zitting in het Comité van Aanbeveling.

Gabriël Pottjewijd

Hoofdpersoon is Gabriël (Gabe) Pottjewijd, orgelstemmer van beroep. De namen in de roman zijn alle ongebruikelijk, bijvoorbeeld Joop Boetekees, IJzerhard Paalvast. Dat alleen al zorgt ervoor dat je het verhaal minder serieus neemt. Alsof het zich afspeelt in een soort Rommeldam. Dat komt ook door de eigenaardigheden van de personen. Zo draagt Boetekees, blijkbaar zonder reden, een brilmontuur zonder glazen.

We worden teruggeplaatst naar de jaren tachtig. Exact is het niet te zeggen. Thatcher is in Groot Brittannië aan de macht en de Falklandoorlog is al voorbij. Het lijkt niet van belang. Tien jaar later had ook gekund, zonder dat het verhaal geweld wordt aangedaan. Vroeger kan weer niet, omdat sommige herinneringen (aan bijvoorbeeld die Falklandoorlog of de aan de treinkapingen) dan niet meer kloppen. Maar misschien is dit vooral een verhaal dat de context in de tijd niet zo erg nodig heeft.

Braziliaanse schone

Gabe moet het orgel in de Groote Kerk stemmen. Daarvoor heeft hij een hulpje nodig, die de toetsen van het orgel een voor een indrukt. Deze keer blijkt dat een meisje van zestien te zijn, dat niet (of heel weinig) spreekt, maar het werk uitzonderlijk goed uitvoert. Deze Lanna is de dochter van Gracinha, een Braziliaanse vrouw, die gebrekkig Nederlands spreekt, maar sommige ongebruikelijke woorden opmerkelijk genoeg wel kent. Ze is weduwe. Ooit was ze getrouwd met een zeeman, Edelenbos.

De schoonheid van Gracinha is opmerkelijk. Verschillende keren noemt 't Hart die ook, zonder duidelijk te maken wat er dan zo mooi aan haar is. Mannen raken gemakkelijk 'verkikkerd' op haar. Zo'n woord is typisch voor 't Hart. Hij laat Gabe veel archaïsche woorden gebruiken ('terstond', 'heimelijk', 'schreiend', 'gene zijde', 'gezwind') en veel personages, vaak sprekend met een accent, gebruiken uitdrukkingen die niet meer in zwang zijn ('Neem een zit en ga stoelen').

Gabe gaat vaak eten bij Gracinha, die het vooral waardeert dat hij zo goed met haar dochter omgaat. Misschien kan die later ook orgelstemmer worden. Gracinha staat te boek als onbereikbaar en dat Gabe haar zomaar kan naderen levert dan ook scheve ogen op, tot aan een doodsbedreiging toe.

Luchtig

Heel geloofwaardig is de ontwikkeling van het verhaal niet, maar dat lijkt er minder toe te doen. 't Hart vertelt een luchtig verhaal, waarbij hij zich verder niet zo veel lijkt te bekommeren om de vorm. Veel herhalingen, veel uitleggerigheid, uitweidingen over klassieke muziek en over de Bijbel (waarin Pottjewijd allerlei onvolkomenheden aantreft). Bijna alles kan een aanleiding zijn om even flink uit te pakken over de onderwerpen die de stemmer na aan het hart liggen.

De hele roman door spreekt Gracinha een gebrekkig soort Nederlands, wat niet zo prettig leest. Gabe verbetert haar geregeld, wat ze soms wel en soms niet op prijs stelt. Als dat voor de zoveelste keer is gebeurd, weten we het onderhand wel, maar 't Hart gaat gewoon door.

Op een dag dringt iemand zijn kamer binnen als hij slaapt. De indringer bindt Pottjewijds veters aan elkaar vast. Juist dan zou je verwachten dat er verwezen wordt naar David die in de grot komt waar zijn vijand koning Saul ligt te slapen. David spaart hem en snijdt alleen een slip van zijn mantel. De associatie ligt voor de hand, maar 't Hart noemt die niet.

Onderhoudend

Een goed boek kun je De nachtstemmer eigenlijk niet noemen, maar bij het vorige boek van 't Hart waarover ik schreef, Magdalena, was dat eigenlijk niet veel anders. Vermakelijk is het wel en het is ook onderhoudend, niet alleen door het verhaal, maar ook door de rare feitjes waar 't Hart steeds mee komt.

Indertijd keerde 't Hart zich nogal tegen het Revisorproza, dat hij bloedeloos en cerebraal vond en veel te veel gefixeerd op de vorm. Hij hield meer van een natuurlijke manier van vertellen en desnoods van een rommelige vorm. Dat soort boeken schrijft hij dan ook keer op keer. Ook deze keer weer. Het levert niet een heel goed boek op, maar wel een boek dat je wilt lezen en dat is ook wat waard.