donderdag 31 december 2020

De engelen van Auschwitz (Stephen Desberg / Emilio van der Zuiden)


Het album De engelen van Auschwitz opent met een soort inleiding, een verklaring vooraf van scenarioschrijver Stephen Desberg. Hij vertelt daarin over zijn bezoek aan Auschwitz en over het album dat hij naar aanleiding daarvan gemaakt heeft:

Ik dacht de verschikkingen van de nazi's te beëindigen door ze zelf gevangenen van hun geweld en hun fabriek van menselijke vernietiging te maken. En ik wilde het verhaal van een man bedenken, misschien een van de gezichten op de foto's in de gang, een man die erin slaagt het lijden om te zetten, om zijn fysieke pijn in te ruilen voor een geestelijke overwinning. Een verloren man, maar die zijn strijd door de jaren heen wint en de kracht van een gemeenschap die zich nooit laat neerslaan. 

Desberg bedacht dus een verhaal dat zich grotendeels in Auschwitz afspeelt. Twee personages zijn daarin vooral belangrijk, de hoofdpersoon, David, die gelooft dat er onzichtbare engelen zijn die invloed kunnen uitoefenen. Toen hij kind was, hebben ze ervoor gezorgd dat zijn vader heelhuids terugkwam en hij vertrouwt erop dat de engelen ook in het kamp zijn. Met zijn engelenverhaal bemoedigt hij andere gevangenen en de Duitse commandant Karsten, het andere belangrijke personage, wordt er bang door. Hij gaat ervan uit dat de engelen een metafoor zijn voor sommige mensen in het kamp die zijn gezag ondermijnen.  

Karsten is meedogenloos. De enige wezens waarvoor hij enig gevoel kan opbrengen, zijn zijn zoon Hansel en zijn hond. Die zoon speelt een rol in de epiloog, dien nog best wat bladzijden beslaat, zodat je die ook het tweede deel van het verhaal zou kunnen noemen. 

Esthetisch

Eigenlijk weet ik niet goed wat ik van de strip vind. Op de voorkant staan getekende portretten van gevangenen. Maar ze zijn wel erg esthetisch. Ze zijn vrij knap en zien er clean uit. De ellende is er niet aan te zien. Net te mooi, vind ik. 

In het verhaal wordt de gruwel van het kamp overigens duidelijk verbeeld. Het geweld, de willekeur, de ontmenselijking - we krijgen het allemaal mee. Dat maakt De engelen van Auschwitz tot een aangrijpend verhaal. Maar het eerste zinnetje dat ik citeerde blijft wel in mijn achterhoofd hangen: 'Ik dacht de verschrikkingen van de nazi's te beëindigen door ze zelf gevangenen van hun geweld en hun fabriek van menselijke vernietiging te maken.' 

Die verschrikkingen met terugwerkende kracht te kunnen beëindigen klinkt nogal naïef. En een verklaring vinden voor het onmenselijke optreden van Karsten is misschien mogelijk, maar geen enkele verklaring is een verontschuldiging. Dat Karsten ook een zielige figuur is, maakt hem wellicht menselijker, maar het doet niets af aan het gruwelijke dat hij deed of vooral liet doen. 

Epiloog

In de epiloog blijkt dat Karsten toch nog zijn trekken thuiskrijgt. Dat bevredigt natuurlijk: het kwaad wordt met een omweg toch nog gestraft, maar de straf staat in geen verhouding tot de daden die hij gepleegd heeft. 

Misschien zit mij het meest dwars dat de gruwelen in Auschwitz gebruikt worden als middel om een boodschap over te brengen. Om te laten zien dat de man die in engelen geloofde uiteindelijk gelijkkrijgt en dat het goede uiteindelijk overwint. Maar in Auschwitz heeft het goede niet overwonnen en daarom is het positieve einde ook wrang. Alsof het allemaal toch nog ergens goed voor geweest is. 

Hiermee doe ik Desberg en zijn bedoelingen, geen recht, ik weet het. Zijn intentie wil ik niet in twijfel trekken: hij was onder de indruk en wilde daar iets mee doen. De vraag is wel of je dat op deze manier moet doen. Ik heb daar wel problemen mee. 

Tekeningen

Emilio van der Zuiden heeft vrij strakke tekeningen gemaakt, waarbij het inkten met een vrij dikke lijn is gebeurd, vooral waar het personages betreft. Dat heeft tot gevolg dat het oog van de lezer ook vooral op de personen gericht wordt. 

Soms ontkomt hij niet aan clichés: de meeste wrede gevangene die zich mag uitleven op de andere mensen in het kamp heeft het brede hoofd (met doorlopende wenkbrauwen) die je bij zo iemand verwacht. Subtieler is de kraai die op verschillende tekeningen is afgebeeld en getuige en bode van de dood is. En als iemand doodgeschoten wordt, zie je het rood langzaam de tekening overnemen, alsof de personen door het bloed moeten waden. Dat is een concretisering van wat er in het hoofd van David moet zijn omgegaan.


Op tekstniveau zit er ook wel een cliché in. In een verhaal over engelen wordt een geliefde natuurlijk ook een engel genoemd. Wellicht goed voor de coherentie van het verhaal, maar ook een beetje een banalisering van de 'engelen' in de oorlogssituatie.  

De inkleuring, door Fabien Alquier, maakt duidelijk onderscheid tussen de oorlog veel bruin/grijs/donkerblauw en de periode na de oorlog, waar de kleuren lichter en daardoor vrolijker zijn.

De engelen van Auschwitz is een opmerkelijk boek. Het kwaad en de gruwelijkheden worden onverbloemd getoond. Daardoorheen wordt het verhaal gevlochten van iemand die in engelen gelooft en van een kampcommandant met onbegrensde macht, die moet aanvaarden dat hij niet alles onder controle heeft. Allemaal kundig gedaan, maar, zoals vermeld, het zit me toch niet helemaal lekker. Hier zal ieder zijn eigen afwegingen moeten maken. Ik kan me ook voorstellen dat mensen juist van dit verhaal onder de indruk zijn. 

Titel: De engelen van Auschwitz
Scenario: Stephen Desberg
Tekeningen: Emilio van der Zuiden
Uitgever: Silvester
's-Hertogenbosch 2020, 80 blz. € 24,95 (hardcover)

woensdag 30 december 2020

Zeven kerstvertellingen (Geerten Meijsing)


Je kunt niet alles lezen. Dat houd ik me voor als ik me weer eens schuldig voel omdat ik zo weinig van een bepaalde schrijver gelezen heb. Het werk van sommige schrijvers gaat langs mij heen. Ik weet dat het er is, ik heb artikelen erover gelezen, ik heb vertrouwen in de kwaliteit ervan en toch pakt mijn hand in de boekhandel boeken van andere schrijvers op. 

Wessel te Gussinklo was zo'n auteur. Ik had gelezen dat hij goede boeken schreef, maar pas in het bijna afgelopen jaar las ik voor het eerst iets van hem: De hoogstapelaar. Ook Geerten Meijsing heb ik steeds links laten liggen. Wel het plan gehad om ooit Veranderlijk en wisselvallig (1987) te kopen of Tussen mes en keel (1997) en getwijfeld over de aanschaf van de heruitgave van De grachtengordel (1992). En waarom heb ik Moord & Doodslag (2005) niet gekocht? Hij schreef het samen met zijn zus Doeschka, van wie ik wel zo ongeveer alles las. 

Er is geen excuus en eigenlijk is er zelfs geen reden. Het gebeurde gewoon. Totdat ik ineens Zeven kerstvertellingen kocht. Dat is een nieuwe uitgave, maar de zeven verhalen zijn al eerder in bibliofiele uitgaven verschenen: in de jaren 2004 tot en met 2007 verscheen er elk jaar eentje. Daarna nog in 2009, 2013 en 2019. 

Provenier

Hoofdpersoon is de schrijver Erik Provenier, een alter ego. Verder komt in het boek verschillende keren Eefje Wijnbergen voor, de moeder van Proveniers kind. Ooit schreef Meijsing onder dat pseudoniem de roman Een meisjesleven en verder kwam ze als personage in enkele boeken voor. 

Alle verhalen spelen zich af in de donkere dagen voor en na Kerstmis. We zitten veel in het hoofd van Provenier, die natuurlijk het een en ander meemaakt, maar ook altijd terugdenkt, met een zekere weemoed aan de manier waarop Kerstmis gevierd werd in het gezin waarin hij opgroeide. Zijn vader is daarin een centrale figuur. En er werd eend gegeten. 

In het verhaal 'Eenden uit de vijver' gaan de gedachten van de schrijver veel kanten op, maar hij wil ook een verhaal vertellen, dat begint met: 'Mijn vader wilde voor Kerstmis twee eenden, niet van de poelier.' Pas twee bladzijden verder gaat het verhaal verder: 'Twee eenden, die mijn vader zelf zou begieten in de oven, voor het Hoogfeest van Kerstmis. Maar waar haalden we die vandaan?' 

Omtrekkende bewegingen

Het zijn maar kleine brokjes. Alsof de schrijver het verhaal ontwijkt dat toch verteld moet worden. Dat soort omtrekkende bewegingen maakt Meijsing vaker, het duidelijkst in het laatste verhaal 'Nooit meer Kerstmis', dat voor een groot deel bestaat uit lijstjes en gaat over het maken van lijstjes. Lijstjes geven overzicht. Als het niet goed met je gaat, moet je lijstjes maken, zodat je houvast hebt en dingen af kunt vinken. Het gaat dus niet goed met de verteller en natuurlijk gaat het niet om de lijstjes, maar om datgene wat hij niet vertelt, wat hij slechts in kleine zinnetjes suggereert. 

Zoals vader een centrale figuur in de herinneringen van Provenier is, is zijn dochter dat in zijn gedachten. Ze heeft een groot deel van haar jonge leven bij hem gewoond, maar in het laatste verhaal blijkt dat vader en dochter al enkele jaren geen contact meer hebben. Deze verhalenbundel is opgedragen aan Meijsings 'inniggeliefde' dochter. Wellicht zijn de verhalen ook een manier om de verwijdering ongedaan te maken. Je brengt de personages samen in een verhaal en daar kan niemand wat tegen doen. 

Tragiek en humor

De Zeven kerstvertellingen zijn me goed bevallen. Er zit tragiek in en geouwehoer en schrijven kan Meijsing wel. Dat de hoofdpersoon Erik Provenier is, is natuurlijk ook een omtrekkende beweging, die niet kan verhullen dat dit heel persoonlijke verhalen zijn. Ook is er genoeg te lachen, bijvoorbeeld in 'Noord-, Zuid-Limburgse Amateurmodellen', waarin Provenier een amateurmodel bestelt om te fotograferen, maar eigenlijk omdat hij een meisje wil hebben. 

Aan de tekst is al te zien dat ook het bureau amateuristisch is; je krijgt een beeld van een man die in een Volkswagenbusje met het model op weg naar de klant. Juist op kerstavond. Maar dan komt er iets tussen: een vriend, Kanger, met wie het niet goed gaat. Die naam komt ook voor in het verhaal 'Eenden uit de vijver', waar de eenden namen hebben die bekend zijn uit het oeuvre van Meijsing: Erwin, Kanger, Provernier, Zelda, Aminta, Lilli, Laura, Wolfje. 

Hoewel alle verhalen apart te lezen zijn, hebben ze ook alles met elkaar te maken. Ik vermoed dat dat bij veel boeken van Meijsing het geval is. Hij lijkt me niet zozeer een schrijver van boeken, maar van een oeuvre. Met het lezen daarvan heb ik nu een bescheiden begin gemaakt, maar ik zie al wat het gevolg zal zijn. Er zit niets anders op: ik moet meer van Meijsing gaan lezen. Daar verheug ik me op. 

dinsdag 29 december 2020

Merlu 1: De weg van de nederlaag (Dubois / Phalippou)


De stripserie Merlu zal bestaan uit drie albums, waarvan nu het eerste is verschenen: De weg van de nederlaag. De reeks speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk. De eerste afbeelding in het album gaat over een stroom vluchtelingen: de Duitsers zijn Parijs binnengevallen en de bevolking vlucht. Dat doet meteen denken aan de beeldroman Storm in juni, van Emmanuel Moynot. 

De tekst bij deze afbeelding klopt trouwens niet: '17 juni 1944'. Dat moet vier jaar eerder geweest zijn.  Vreemd genoeg staat er op het achterplat van het album 'Mei 1940'. Wat meer nauwkeurigheid was hier op zijn plaats geweest. Volgens de tekst in het album komt de vluchtelingenstroom pas op gang na 14 juni. 

In de stroom vluchtelingen gaan ook soldaten mee, die aanvankelijk de andere kant op gingen, richting Parijs, maar omkeerden toen bleek dat ze in de hoofdstad niets meer te zoeken hadden. De meesten zullen gearresteerd worden en als krijgsgevangenen nog jaren vastzitten. Twee van hen wachten daar niet op en ontsnappen. Een van hen is de hoofdpersoon van de serie, Georges Colin. 

Transportbedrijf

Georges gaat terug naar huis, waar zijn stiefmoeder Emma het restant van het wagenpark van het transportbedrijf beheert. Georges gaat meteen aan de slag, nadat er een vrachtwagen weer rijklaar is gemaakt. 

Frankrijk is slechts gedeeltelijk bezet. Het zuiden heeft nog een Franse regering, het zogeheten Vichyregime. De grens van dat gebied en het bezette gebied wordt de demarcatielijn genoemd. Met een Ausweis kan Georges die demarcatielijn over. Dat maakt hem aantrekkelijk voor mensen die spullen, informatie of zelfs mensen de grens over willen hebben. 

Georges werkt daaraan mee, maar hij voelt zich daarbij ook onder druk gezet. Het scheelt dat er ook een aardig meisje is dat hij met sommige van zijn activiteiten plezier doet. De vraag is of het goed kan blijven gaan. 

Vader

De titel Merlu heeft te maken met de schuilnaam die hij aanneemt, maar ook met zijn vader, die niet meer leeft. Welke rol hij gespeeld heeft, wordt wellicht duidelijker in de volgende delen.

Het verhaal zit goed in elkaar: je leeft mee met Georges en merkt hoe het net zich rond hem samentrekt. De schrijver van het scenario, Thierry Dubois voert de spanning mooi op. De tekeningen zijn van Jérome Phalippou die we kennen van De avonturen van Betsy.

Zijn tekeningen stralen een zekere goedmoedigheid uit, die het verhaal een beetje licht houdt. Toch laat hij ook de ellende wel zien. In de tekeningen heeft hij grapjes verwerkt. Zo zien we verschillende stripfiguren tussen de mensen die wachten bij de grens. De graaf van Rommelgem, Steven Sterk, Guus Slim en zijn kompanen. Dat is misschien wel een eerbetoon. In ieder geval is het leuk. 

De covertekening maakt meteen duidelijk dat het gaat om Georges, de vrachtwagen en de doorlog, maar deze afbeelding speelt hij eigenlijk geen rol in dit eerste deel. Georges rijdt langs die geïmproviseerde begraafplaatsje. Dat er iemand begraven is die hij kent, is dan nog niet duidelijk. 

De tekeningen zijn, net als het verhaal, toegankelijk en nemen de lezer gemakkelijk mee. Het verhaal is boeiend, met interessante nevenintriges (de beginnende romance en een personage waarvan de hoofdpersoon waarschijnlijk nog problemen mee krijgt) en laat je het leven zien van gewone mensen, die aan de kost proberen te komen en daarbij mee moeten gaan met de omstandigheden, zonder dat ze meteen de gevolgen kunnen overzien. 

Het slot van dit eerste deel is zonder meer een cliffhanger. Na het dichtslaan van deel 1, wil iedereen deel 2 twee lezen, maar dat is er nog niet. 

Serie: Merlu
Deel 1: De weg van de nederlaag
Tekst: Thierry Dubois
Tekeningen: Jérome Phalippou
Uitgever: Silvester
's-Hertogenbosch 2020, 48 blz. € 19,95 (hardcover)

maandag 28 december 2020

Captivant / Bob Fish / De Jonge Albert (Chaland / Cornillon)



 Yves Chaland was een legendarisch stripmaker, ondanks een niet zo lange carrière: hij werd slechts 33 jaar oud. In de buurt van Parijs kwam hij in 1990 om door een auto-ongeluk. Hij wordt gezien als een van de pioniers van wat de atoomstijl wordt genoemd. Uitgeverij Sherpa geeft zijn werk opnieuw uit, in groot formaat. De eerste twee delen zijn intussen verschenen. 

Het eerste deel is Captivant. Wie het openslaat, ziet de voorkant van een tijdschrift: 'Captivant, Onweerstaanbaar weekblad'. Je ziet al meteen dat er iets niet klopt: '3e jaargang - No 167.' Er kunnen, nog binnen drie jaar, niet zoveel nummers van een weekblad verschenen zijn. De datum is 11 mei 1950. De rest van het album lijkt te bestaan uit losse nummers van het weekblad, met grote gaten ertussen. 

Fictief tijdschrift

Het blad Captivant heeft overigens nooit bestaan. Het komt wel voor in een afbeelding van Chalant in de strip Bob Fish: Daar hangt het in de kiosk bij Robbedoes en Bob Fish. Captivant is een creatie van Chaland en zijn kompaan Luc Cornillon. In het fictieve striptijdschrift tekenden ze een grote diversiteit aan strips. Voor de kenner zijn de groten uit de vroege jaren van de strips herkenbaar. 

Aan de ene kant zijn de strips van Chaland en Cornillon een hommage aan die groten. Maar ze drijven ook de spot met de B-strips die er verschenen, door ze na te maken. Dat maakt het lezen van  Captivant tot een bijzondere ervaring. Eigenlijk wil je het liefst gewoon de stripverhaaltjes lezen, maar dat gaat niet, omdat je tegelijkertijd op meta-niveau leest: je ziet het commentaar, de overdrijving, het in twijfel trekken. Dat niveau is sterker dan het verhaalniveau. Dat betekent dat je de strips leest zoals je kijkt naar de afbeelding die Magritte maakte van een pijp: het is geen pijp. 

De tijdschriften bevatten een diversiteit aan strips, in allerlei stijlen. Alsof je door een stalenboek bladert, of door een album dat de geschiedenis van de strip behandelt. Het is onmiskenbaar satirisch. Zo'n satire werkt het best als je dat er niet bij zegt. Je maakt een bepaald soort strip na, zonder er afstand van te nemen. Dat je het toont, moet commentaar genoeg zijn. 

Racisme

Er zijn ongetwijfeld mensen die zich zullen storen aan het racisme in de strips: zwarte mensen die worden aangeduid als 'goedkoop menselijk materiaal' en in Bob Fish wordt een zwarte butler getekend met reusachtige lippen. En alle verwijzingen naar Chinezen zijn negatief. 


Dat iemand toont dat bepaalde strips in een bepaalde tijd racistische trekken hadden, wil natuurlijk niet zeggen dat hij zelf racistisch is. Achter in de uitgave, bij het dankwoord, wordt ernaar verwezen: 'We kunnen daarbij de lichte ondertoon van racisme die af en toe opduikt vergeven, want wie was er in die tijd niet racistisch vraag ik u?' 

Er zullen scherpslijpers zijn die nu meteen op de barricade klimmen omdat racisme en ook een 'lichte ondertoon van racisme' immers nooit te vergeven is. Dat is zo, maar ook het dankwoord is satirisch. Het is niet voor niets geschreven door 'André Deblinde' en de mensen die hij bedankt, blijken de verhaspelde namen van striprecensenten. Een van hen, Stefan Nieuwenhuis ('Steef Oudenthuis') wees me op het Franse origineel. Bij de vertaling is gekozen voor de verwijzing naar Nederlandstalige recensenten en het aantal is uitgebreid van zeven tot elf. 

Captivant is een heerlijk boek. Niet alleen is het een proeve van kunnen van Chaland en Cornillon, maar het is bijzonder geestig en het zit vol verwijzingen naar een breed scala aan genres. Er wordt gespeeld met clichés, maar op zo'n manier dat dat weer origineel is. En uit alles blijkt dat de stripmakers het tekenen beheersten en konden maken wat ze wilden. 

Bob Fish

Het tweede deel van de heruitgave bevat twee strips: Bob Fish en De jonge Albert. Bob Fish is het prototype van de onverschrokken detective. Hij is aantrekkelijk (altijd een schaars geklede vrouw in de buurt) en weet dat hij de geniale speurder is, al is het maar de vraag of hij dat in werkelijkheid ook kan waarmaken. Ook in Captivant komen dit soort 'helden' al voor: Karel Koen, Max Sahara, Rick Bennett. 

Een bijfiguur daarin, Albert Memory, is de hoofdpersoon in een andere strip De jonge Albert. Hij krijgt meestal een halve pagina om zijn punt te maken. Albert heeft een duister kantje, waardoor je je niet voluit met hem kunt vereenzelvigen. Vaak is er geen plot of zit de plot net niet op het verhaalniveau waarop je het verwacht. Net als bij Captivant word je als lezer gedwongen al tijdens het lezen afstand te nemen. Je leest niet alleen de strip, maar realiseert je meteen hoe de manier van vertellen is en wat dat voor gevolg heeft. 

De verhaaltjes over Albert kennen verschillende settings. Brussel is vaak het decor en ook aan de taal is dat te merken. En altijd is er een grimmig soort humor, die je meer doet grijnzen dan hardop lachen. 

Van Chaland wist ik nog niet veel voordat ik deze twee albums las. Het wordt duidelijk dat het gaat om een complexe stripmaker, die geen eenduidige verhalen vertelt. Het zijn intrigerende strips, die je niet onderuitgezakt op de bank kunt lezen. Ik ben in ieder geval verschillende keren overeind gaan zitten om me af te vragen wat ik eigenlijk aan het lezen was. 

Titel: Captivant
Tekst en tekeningen: Yves Chaland en Luc Cornillon
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2020, 96 blz. € 39.95 (groot formaat, hardcover)

Titel: Bob Fish & De jonge Albert
Tekst en tekeningen: Yves Chaland en Luc Cornillon
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2020, 96 blz. € 39.95 (groot formaat, hardcover)



zondag 27 december 2020

De bom (Alcante / Bollée / Rodier)


Soms is de inhoud van een graphic zo boeiend, dat je vergeet de tekeningen te 'lezen'. Dat overkwam me bij De bom. De tekeningen zijn goed, daar niet van, maar ze staan zo in dienst van het verhaal dat ze niet de aandacht trekken. Hoewel ze mede het verhaal vertellen, lijken ze vooral voertuig voor de inhoud.

De bom is de atoombom. Vijfenzeventig jaar geleden werden er twee gegooid op Japan. Maar waar kwam die bom vandaan en hoe ontstond het idee? Wie waren er nog meer bezig zo'n atoombom te ontwikkelen? We lezen het allemaal in De bom. 

Na de eerste publicaties over atoomsplitsing, zien verschillende landen meteen de militaire mogelijkheden ervan en ze gaan aan het werk om een bom te ontwikkelen: Amerika, Duitsland, Rusland - overal gaan wetenschappers aan de gang. 

Manhattenproject

In De bom krijgen we een inkijkje in dat proces en we leren de hoofdrolspelers kennen. De grootste aandacht gaat uit naar de Amerikanen die in het Manhattenproject met een groot team aan het werk zijn en uiteindelijk ook als eerste succesvol zullen zijn. Hoewel je weet hoe het uiteindelijk afloopt, ben je toch benieuwd naar de weg ernaartoe. 

Je zou kunnen zeggen dat de makers van de dikke beeldroman (ruim 450 pagina's) een documentaire hebben gemaakt, maar hun mening klinkt er ook in door. Al in het begin worden Japanners opgevoerd, mensen met wie we ons kunnen identificeren. Zij zullen uiteindelijk het slachtoffer van de bom worden. 

Nieuw voor mij was dat zo'n groot aantal wetenschappers zich uitsprak tegen het gebruiken van de bom. Vanwege het te verwachten grote aantal burgerslachtoffers, maar ook vanwege de aanzet tot een wapenwedloop. Drijvende kracht hierbij was Leo Szilard, een voor mij nieuwe naam. 

Heldere verteltrant

Het scenario is geschreven door Alcante, met hulp van L.F. Bolléee, de tekeningen zijn Denis Rodier. Het moet lastig geweest zijn om dat scenario helder te houden, omdat de makers alles wilden laten zien. Toch is die helderheid gelukt: je leest moeiteloos door de informatie, ook als die een beetje technisch wordt. Er zijn veel lijntjes, omdat er ook in andere landen gewerkt wordt aan de bom en er is tegenslag, sabotage, spionage. 

Die laatste elementen beloven al een soort avontuur, maar het meest avontuurlijke is de informatie: de weg naar het al bekende eindpunt. De werkelijkheid is altijd complexer dan de weergave ervan, maar je hebt wel het idee dat je na lezing van dit boek zo'n beetje weet hoe het allemaal gegaan is. 

Tekeningen

De tekeningen van Denis Rodier zijn net zo helder als het scenario. Geheel in zwart-wit. Effectbejag ontbreekt geheel en dat werkt heel goed bij dit boek, waarvan de inhoud al genoeg effect sorteert. De ellende die de bom veroorzaakt is natuurlijk heftig en dat is ook in de tekeningen terug te zien. Toch is het heftigste iets wat juist verstild is: een soort schaduw die zich ingevreten heeft in een traptrede. Daarop heeft iemand gezeten, van wie niets is overgebleven. 

Als 'verteller' is de stof uranium gekozen. Dat vind ik een wat minder gelukkige greep. Ten eerste is die verteller een groot deel van het verhaal afwezig en ten tweede lijkt dat uranium ook een soort karakter te hebben: het wil belangrijk zijn en verheugt zich erop de vernietiger te worden. Dan is de verteller dus slechts een deel van het uranium en niet het uranium dat nog gewoon verborgen in de mijnen ligt. Allemaal erg gekunsteld en voor mijn gevoel voegde dat niets aan het boek toe. Het verhaal is indrukwekkend genoeg. 

In een nawoord krijgen de drie makers de kans nog even wat informatie te geven. Ook interessant. 

De bom is indrukwekkend, niet alleen vanwege de omvang. Al bij verschijnen heeft een soort tijdloos aura. Het is een boek dat je over tien of twintig of nog meer jaren moeiteloos nog zult kunnen lezen. 

Titel: De bom
Scenario: Alcante / Bollée
Tekeningen: Denis Rodier
Uitgever Scratchbooks
z.pl. 2020; 472 blz. €39,90 (gebonden, leeslint)




zaterdag 26 december 2020

Cézembre Boek 1 (Nicolas Malfin)


De Tweede Wereldoorlog is ruim voorradig in nieuw verschenen strips. Waarom dat zo is, is niet zomaar duidelijk. Er zijn immers steeds minder stripmakers die de oorlog zelfs maar als kind hebben meegemaakt. Wel noopt een oorlog tot morele keuzes en verder is het een tijd waarin veel verhoudingen op scherp worden gesteld, waarin keuzes het verschil kunnen betekenen tussen leven en dood. En soms is de oorlog gewoon een decor voor avonturen. 

Sommige stripmakers hebben duidelijk de bedoeling een stuk van de geschiedenis te belichten. Dat doet bijvoorbeeld Nicolas Malfin met het tweeluik Cézembre, waarvan nu Boek 1 verschenen is. Cézembre is een eiland voor de Bretonse kust, bij het plaatsje Saint-Malo. 

Het plaatsje is in de oorlog bezet door de Duitsers, maar de Amerikanen komen dichterbij. Saint-Malo maakt deel uit van de Atlantikwal en is daarom stevig verdedigd. Van binnenuit organiseert het verzet zich onder de plaatselijke bevolking. 

In de val

Hoofdpersoon is Ewan, die als kind al zijn oom en zijn vader moest missen, omdat die gedood werden door de Duitsers. Hij wil zich, samen met zijn vrienden graag aansluiten bij het verzet. Hij is verliefd op de dochter van de bakker, ook een verzetsman. Als Ewan bij zijn geliefde is, vergeet hij de tijd, wat zijn redding is. Hij ziet nog net dat zijn makkers in de val lopen. 

Bij het verraad is een leeftijdgenoot betrokken, Bastien Fénec. Hij is afkomstig uit hetzelfde plaatsje, maar heeft dus een andere keuze gemaakt. De Duitsers zijn intussen op zoek naar een Amerikaan en langzaam krijg je het idee dat er een Duitser is die meer weet van deze Amerikaan dan hij laat merken. 

Dossier

Achter in het album is een dossier opgenomen waarin de situatie van het eiland Cézembre en van Saint-Malo in vier pagina's helder uit de doeken wordt gedaan, met mooi, historisch illustratiemateriaal. 

Om het geschiedenisverhaal tot leven te brengen zijn de personages nodig en het is mooi dat Malfin er niet simpel helden en schurken van maakt. Bastien bijvoorbeeld wil een nieuw Bretagne en hij is anti-communist, meer dan dat hij nu zo voor de Duitsers is. Wat overigens niet wil zeggen dat zijn manier van handelen te prijzen is. 

Dat een Duitser met wie je je niet wilt vereenzelvigen er ook nog eens afzichtelijk uitziet, is wel een cliché dat vermeden had kunnen worden. 

Het verhaal, geschreven door Malfin, die we daarvoor alleen als tekenaar kenden, zit goed in elkaar en leest lekker door. 

Teksten in het Duits

Bijzonder is dat de teksten van de Duitsers in het Duits zijn, met daaronder de vertaling in het Nederlands. Het zou logisch geweest zijn als de teksten van de Fransen dan ook in het Frans zouden zijn, plus de vertaling, maar bij hen krijgen we alleen de Nederlandse tekst. Soms snapte ik de tekst niet helemaal. De Duitser die ik hierboven al noemde zegt: 'Wegwezen nu!... Tenzij jullie hen willen vervoegen in hun miserie.' Bedoeld is waarschijnlijk: 'Tenzij jullie willen delen in hun ellende.'

Het zijn maar kleinigheden, net als de uitleg dat SS de afkorting zou zijn van Schutstaffel (in plaats van Schutzstaffel). 

Cover

Het tekenwerk is goed. Heldere tekeningen, waarbij zowel de rustige scènes als de passages met veel actie goed overkomen. De cover moet aanzetten tot verkoop, dat snap ik wel, maar die roept wel een romantischer beeld op dan wat er in de strip aan de hand is en het meisje lijkt een beetje op het dak geplakt. Ik heb een hele tijd naar de afbeelding gekeken, maar ik geloof niet dat je op die manier stabiel kunt zitten. 

Zoals gezegd: het zijn kleinigheden. Dit eerste boek van Cézembre belicht een deel van de oorlog waarvan ik niets wist, in de vorm van een boeiend verhaal, dat ook nog goed getekend is. Kom maar op met dat tweede deel!

Titel: Cézembre, Boek 1
Tekst en tekeningen: Nicolas Malfin
Uitgever: Silvester
's-Hertogenbosch 2020; 80 blz. € 24,95 (hardcover)

De beste podcasts van 2020



Eigenlijk dacht ik dat ik al eens eerder een lijstje had gemaakt met de beste podcasts die ik beluisterd had, maar ik kan dat niet terugvinden. Ik meende ook onthouden te hebben dat ik daarbij Verstrikt toen op de eerste plaats had gezet. Wellicht heb ik dat lijstje ooit op Facebook op of Twitter gezet, maar niet hier. 

Wel plaatste ik in januari 2020 een overzicht van '(meer dan) honderd podcasts' waarover ik tot dan toe geschreven had. Intussen zijn we bijna honderd podcasts verder. Ik heb voor mezelf een lijst gemaakt van de podcasts waarover ik schreef van 1 december 2019 tot nu toe. Dat zijn er 97. 

Daaruit heb ik een keuze gemaakt. Het zijn dus niet de beste podcasts die ik beluister. Er zijn er heel wat waarover ik eerder schreef en waarnaar ik nog steeds elke week luister of die ik op zijn minst overweeg om te beluisteren. Uiteindelijk hield ik deze tien over:

1. De man en de maan (recensie)

2. God’s president (recensie)

3. De plantage van onze voorouders (recensie)

4. Kerekewere (recensie)

5. De ongelooflijke podcast (recensie)

6. Phonorama (recensie)

7. De laatste dans (recensie)

8. De val van Srebrenica (recensie)

9. De Mulisch-tapes (recensie)

10. Binnenstebuiten (recensie)

Het was een lastige keuze want er zijn genoeg andere podcasts waarnaar ik, ook met veel plezier, elke keer opnieuw naar terugkeer. 

Ik geef een korte toelichting op alle tien. 

De man en de maan. Een Nederlandse wetenschapper gaat samenwerken met Chinese wetenschappers. Zal zijn vinding meegaan met een Chinese raket naar de achterkant van de maan? Een persoonlijk verhaal, dicht op de huid en een beeld van hoe lastig cultuurverschillen zijn. Boeiend, grappig, ontroerend soms. Een groot verhaal en tegelijkertijd het verhaal van een enkel persoon. 

God's President. Hoe kan het dat christenen stemmen op Trump, die niet bepaald de christelijke waarden uitdraagt? De podcastmaker is daar oprecht in geïnteresseerd. Hij is empathisch, maar gaat de confrontatie niet uit de weg. 

De plantage van onze voorouders. Nakomelingen van tot slaaf gemaakten en plantagebezitters gaan samen op zoek naar hoe het zat op de plantage van hun voorouders. Tegelijkertijd gebeurt er veel in henzelf en in hun families. 

Kerekewere. Minder bekende podcast, vrees ik. Te vinden tussen de podcasts van de Belgische krant De Standaard. Een zoon probeert in het reine te komen met zijn vader die suïcide heeft gepleegd. Zeer persoonlijke insteek. 

De ongelooflijke podcast. Bezinnende podcast, waarin wezenlijke vragen worden gesteld over de huidige tijd. Zet me altijd aan het denken. 

Phonorama. Een nogal afwijkende podcast, heel erg gericht op het opnemen van geluiden. Jongeren gaan op zoek naar de geluiden die kenmerkend zijn voor dat moment. 

De laatste dans. Goed verhaal. Over een man die zegt terminaal ziek te zijn, maar dat blijkt niet te kloppen. Je wilt weten hoe het dan wel zit. 

De val van Srebrenica. Qua opzet te vergelijken met De plantage van onze voorouders. Vrij recente geschiedenis, belicht van beide kanten. 

De Mulisch-tapes. Mulisch op band! Jonge podcastmakers praten over wat ze horen en over het werk van Mulisch. Boeiend en af en toe zeer vermakelijk. 

Binnenstebuiten. Zit in de buurt van Phonorama. Geweldige geluidsopnames, vooral van de natuur. Je waant je in het gebied dat je hoort. 

Nu ik het lijstje gemaakt heb, valt me op dat bepaalde soorten podcasts mijn beste tien niet gehaald hebben. Ik luister best wat podcasts die gaan over muziek of over componisten. Die zijn inhoudelijk altijd interessant, maar qua vorm lijken ze erg op elkaar. De twee die het laatst afgevallen zijn: Alle wegen leiden naar Morricone en Beethoven is meer dan een hond


Ik heb ook interessante documentaires gehoord over Stockhausen, Mahler, Reinbert de Leeuw, Hartmut Haenchen en meer nog. 

Dan zijn er heel veel gesprekken. Interviews, maar ook mensen die samen een onderwerp bespreken. Alleen De ongelooflijke podcast heeft de eindlijst gehaald. Maar ik heb ook genoten van bijvoorbeeld Ervaring voor beginners (van Theo Maassen), van Credo (over Ede Staal) en van Drie boeken

Ten slotte zijn er veel podcasts die gaan graven in het verleden. Dat is het geval bij bijvoorbeeld De plantage van onze voorouders, Kerekewere, De laatste dans, De val van Srebrenica. Die vormen dus bijna de helft van de lijst. De laatste in deze categorie die afvielen: De familie Romeijn, Het kamp van mijn oma en De Jodenverraadsters.

En dan zijn er ook nog podcasts waar ik wel naar luister, maar waarover ik nog nooit geschreven heb. Misschien komt dat er nog van. 

donderdag 24 december 2020

De beste strips van 2020


Hou je meer van een blauwschimmelkaasje dan van appeltaart?  Die vraag is eigenlijk niet te beantwoorden. Beide lekker, maar bij andere gelegenheden. Zo is het eigenlijk ook met stripboeken: het aanbod is zo divers, dat je moeilijk kunt beoordelen welk album je net iets beter vindt dan het andere. 

Onderstaand lijstje noem ik, nu althans, de beste strips die ik dit jaar gelezen heb. Natuurlijk heb ik heel veel niet gelezen. Er zijn ongetwijfeld nog veel meer goede strips verschenen. 

Heruitgaven van oude stripsreeksen heb ik buiten de lijst gelaten, ook al genoot ik zeer van Opkomst en ondergang van het keizerrijk Trigië, Comanche, De generaal en noem alle andere reeksen maar op die ik met een mengeling van bewondering en jeugdsentiment heb gelezen. Ik heb wel een op zichzelf staande heruitgave opgenomen in mijn lijstje, maar dat is er niet een uit een reeks en de strip was voor mij nieuw. 

Het werden deze tien:

1. Vrijwillig dood - Steffen Kverneland  (recensie)

2. Eeuwig 1913 - Marcel Ruijters  (recensie)

3. Een Engelsman in mijn boom - Olivia Burton (recensie)

4. Sadine, de doornige roos van het Westen - Jan Godschalk / Ton Kooreman (recensie)

5. Baby op komst - Benjamin Renner (recensie)

6. Posthumus - Pieter van Oudheusden / Jeroen Janssen (recensie)

7. Multatuli's Max Havelaar - Jos van Waterschoot / Eric Heuvel (recensie)

8. De gevoelige mannenclub - Michiel van de Pol (recensie)

9. Scherven/Littekens - Erik de Graaf (recensie)

10. De slang en de speer.  Boek 1, Berg - Schaduw - Hub (recensie)

Zo'n lijstje heeft altijd iets toevalligs. Niet alleen doordat de albums moeilijk te vergelijken zijn, maar ook doordat ik vooral afga op het beeld dat een album heeft achtergelaten. Vaak is dat een sfeer, iets waarvan ik genoten heb of waarvan ik onder de indruk was. In hoeverre dat beeld klopt met mijn leeservaring check ik niet door bijvoorbeeld de recensie te herlezen. 


Met zo'n lijstje wek je de indruk alsof je alleen maar van deze boeken hebt genoten, wat zeker niet zo is. Met pijn in het het hart heb ik het eerste deel van Groepstherapie van Manu Marcenet buiten de lijst gelaten. Persoonlijk, over iets ernstigs en toch heel luchtig. En misschien hoort Marcenet, bij wat hij ook maakt, altijd wel in een toplijst. Bij het schuiven viel hij toch af. 

En ook Wachten op K... van Marc-Antoine Mathieu. Heerlijk spel met werkelijkheid en verbeelding, jazeker. Laat ik deze twee albums dan maar een eervolle vermelding geven. Dat stelt natuurlijk niks voor, maar opgenomen worden in dit lijstje zegt ook niks. Het is hooguit een geschiedschrijving voor mezelf: wat las ik in dit jaar. 

Strips zijn een belangrijke bijzaak in mijn leven. Met een volle baan (dertig lesuren op mijn rooster) en met mijn wil om ook te schrijven over literatuur en podcasts is het altijd passen en meten om zoveel mogelijk gelezen te krijgen. Met nog meer tijd zou ik misschien langer over sommige recensies nagedacht hebben en nog dieper in albums hebben kunnen duiden. 

Voor de andere lijstjes:

Hannelore, Het meisje uit de sekte (Frank Krake)



Een gevangenis met een open deur - zo noemde Jan Terlouw een sekte ooit in een jeugdboek. Je bent niet echt opgesloten, maar je zit geestelijk gevangen, vaak onder invloed van een charismatische leider. Er zijn talloze voorbeelden en toch zijn er steeds weer mensen die besluiten zich bij zo'n sekte aan te melden. Over een van hen, Hannelore, schreef Frank Krake een boek. Hij voerde lange gesprekken met haar en reconstrueerde zo haar leven. 

Het vreemde is dat die gesprekken alleen genoemd worden op de flaptekst en niet bij de verantwoording. Daar worden vooral mensen van politie en justitie genoemd en in tweede instantie Hannelores ouders en zus en nog enkele mensen die een sekte van binnen uit kennen en soms ook de sekte waarin Hannelore tot haar zeventiende jaar verbleef. 

Gemeente Gods

Die sekte was de Gemeente Gods, onder leiding van Sipke Vriesland. Voor een deel woonden de sekteleden in een voormalig klooster in Velddriel, voor een deel kwamen de sekteleden naar dat gebouw, voor de bijeenkomsten en om te werken. 

'Het meisje uit de sekte' luidt de ondertitel, alsof er maar één sekte bestaat en we het meisje allemaal kennen. Het leven van Hannelore is wel de rode draad, maar bij het schetsen van het leven in de sekte krijgen we ook de wederwaardigheden van andere personen te lezen, ook de dingen die Hannelore niet geweten kan hebben. 

Krake gebruikt de middelen van de fictieschrijver, om de lezers mee te laten leven. Gesprekken geeft hij letterlijk weer en er zijn veel details. Hij heeft er een echt verhaal van gemaakt. Waarop hij zich baseert als het niet om Hannelore gaat, is niet helemaal duidelijk. Misschien voor een deel op een boek van Geertje Tobé, 18 jaar in een sek(s)te, met voorspel en naspel. Zij verbleef in dezelfde sekte. Krake noemt het boek in zijn bronnenlijst, maar het is niet duidelijk in hoeverre hij het gebruikt heeft. 

Stilistisch is er hier en daar wel wat op het boek aan te melden. Krake gaat bijvoorbeeld clichés niet uit de weg. Maar over het algemeen vertelt hij helder en wat hij wil vertellen komt ook aan. 

Inkleuring

Doordat Hannelore een prettig leesboek is, een verhaal, weet je als lezer niet wat de feiten zijn en wat de inkleuring is. Dat is wel een bezwaar. Ik kan me voorstellen dat Krake een groot publiek wilde bereiken en daarom ook voor de verhalende vertelwijze heeft gekozen. Ik had het liever wat zakelijker gehad, met meer duidelijkheid over de bronnen. De lijst met geraadpleegde bronnen is nogal gebrekkig. Bij de kranten wordt alleen een datum genoemd, maar niet de kop van het artikel, bijvoorbeeld. 

Ook als je de inkleuring door Krake wegdenkt, is het verhaal overigens heftig. Vrieswijk gebruikte allerlei manieren om zijn macht uit te oefenen. Hij bracht een rangorde onder de volgelingen aan, maar het was een rangorde waarvan ze nooit zeker konden zijn. Mensen werden lastiggevallen met nachtelijke telefoontjes, ze moesten boete doen door te zwijgen, door zich af te zonderen (bijvoorbeeld in het kippenhok) en door vaak te betalen. Er was een 'klunzenpot'.

Fouten mochten er niet gemaakt worden en ook kinderen moesten betalen aan de pot. Als ze nog geen geld hadden, bouwden ze een schuld op. Maar ze wisten vooraf niet wanneer iets een fout was, wat maakte dat ze altijd onzeker waren over of ze het goed deden. En altijd konden ze verraden worden door mede-sekteleden, die hun 'overtredingen' op konden schrijven en in de brievenbus konden doen. 

Vriesland en zijn partner Aagje hadden vaak seks met de vrouwen. Die lieten zich dat welgevallen en waren zelfs blij met de aandacht die ze op die manier kregen. Die 'vrijwilligheid' vergrootte achteraf natuurlijk alleen maar het schuldgevoel. 

Profeet

Vriesland zei een profeet te zijn, die regelrecht boodschappen van God kreeg. Verzet tegen hem stond dus gelijk aan het weerstaan van God. De vorm van de bijeenkomsten doet evangelisch aan: muziek, tongentaal en veel aandacht voor de duivel en het gevaar van het occulte. De sekteleden konden altijd het verwijt krijgen dat ze occult besmet (en soms ook besmettelijk) waren. 

De mechanismen van mensen aan je binden en ze afhankelijk maken laat Krake goed zien. Zelfs mensen met een goede maatschappelijke positie, die gewend zijn zelfstandig beslissingen te nemen in hun werksituatie, tonen zich slaafs tegenover de grillen van de Profeet. 

Het boek stopt niet als Hannelore uit de sekte is, maar laat zien hoe lastig het daarna nog is. Uiteindelijk wordt Vrieswijk gearresteerd en veroordeeld tot TBS met dwangverpleging, voor het jarenlange seksueel misbruiken van minderjarigen. Hij komt vrij als hij al over de tachtig is, en leeft daarna nog een tijd in een huis in Papendrecht, te midden van het restant van de sekte. Intussen is hij overleden.

Het is goed om nog maar weer eens doordrongen te worden van het gevaar van dergelijke sekten. Daar was ooit in Nederland een meldpunt voor, maar dat is door een gebrek aan subsidie opgeheven. Het boek van Krake wakkert intussen de belangstelling voor het gevaar van sekten weer aan. Over Hannelore is intussen ook een documentaire gemaakt. 

woensdag 23 december 2020

De beste boeken van 2020


 Wat zijn de beste boeken die ik in 2020 las? Ik heb er een lijstje van gemaakt, afgaande op mijn herinnering. Dat is niet helemaal eerlijk, want boeken die ik recent las, hebben dan wat meer kans. Ook kan het zijn dat mijn oordeel in de loop van de maanden is bijgesteld. Soms herinner ik me een boek als een prettige leeservaring, maar blijkt bij nalezing van de recensie dat ik aardig wat aan te merken had. Andersom komt ook voor. 

Voor dit lijstje heb ik mijn recensies niet meer herlezen. Wel heb ik gecontroleerd of ik de boeken daadwerkelijk las na het lijstje van vorig jaar. Ik heb wat minder recent uitgekomen boeken weggelaten. In de lijst hieronder staan niet uitsluitend boeken die afgelopen jaar verschenen zijn, maar ze zijn niet meer dan vijf jaar oud. 

Ik las dit jaar ook werk van Willem Brakman, Cyriel Buysse, Den Ouden Heer Smits, Theo Thijssen. Die boeken staan dus niet in dit lijstje. Ik kwam uiteindelijk tot de volgende tien:

1. Jeroen Brouwers - Cliënt E. Busken (recensie)

2. Marieke Lucas Rijneveld - Mijn lieve gunsteling (recensie)

3. Charlotte van den Broeck - Waagstukken (recensie)

4. Marita Mathijsen - Jacob van Lennep, Een bezielde schavuit (recensie)

5. Gerda Blees - Wij zijn licht (recensie)

6. Wessel te Gussinklo - De hoogstapelaar (recensie)

7. Stephan Enter - Pastorale (recensie)

8. Esther Gerritsen - De terugkeer (recensie)

9. Fleur Bourgonje - Liefde, liefde (recensie)

10. Eva Maria Staal - De vondeling (recensie)

Veel vrouwen, zie ik. De verhouding is net zo scheef als in mijn lijst van beste boeken die ik niet gelezen heb van dit jaar. Daar overheersten de mannen. 

Het was een heel gedub. Over de eerste twee heb ik geen moment getwijfeld. Daarna werd het moeilijk, ook door de ongelijksoortigheid van de boeken. En door de grote hoeveelheid boeken die ik dit jaar goed vond. 

Schrijvers die af moesten vallen zijn: Jente Posthuma, Mensje van Keulen, Robert Haasnoot, Herman Koch, Koen Peeters (van wie ik dit jaar twee boeken las), Kees van Beijnum, Hannah van Binsbergen. Allemaal overwogen. Waarom sommige boeken afgevallen zijn, is niet sluitend te beredeneren. 

En wat moest ik met die goede jeugdboeken? Zeer genoten van Gozert van Pieter Koolwijk en van Uit elkaar van Bette Westera en Sylvia Weve. Ik heb ze er toch maar uit gelaten. Niemand verplicht mij om me te beperken tot tien boeken, maar dat is nu eenmaal de regel die ik me heb opgelegd. 

Dit moet het maar zijn. Nog steeds met twijfel, maar ik laat het zo. Volgend jaar een nieuw lijstje. 






Sadine, de doornige roos van het Westen (Jan Godschalk / Ton Kooreman)

De strip Sadine, de doornige roos van het Westen wordt al even genoemd in het dossier van Iris, getekend door Thé Tjong Khing, op scenario van Lo Hartog van Banda. Die strip voerde ons terug naar de jaren zestig en het mooie dossier plaatste het verhaal nog meer in de tijd. 

Ook bij Sadine ben ik meteen terug in de tijd. Het is vooral de manier van tekenen, vermoed ik. Als ik door oude tijdschriften blader, kom ik ongetwijfeld veel advertenties tegen die op die manier getekend en geletterd zijn. Ik ben me er als kind niet van bewust geweest, maar ergens heeft dat zich in mij vastgezet. 

Sadine werd geschreven door Job Godschalk en getekend door Ton Kooreman. De strip verscheen in de Haagse Post, van eind september 1967 tot eind april 1968. Jaren zestig dus, maar nog voor de studentenprotesten in Parijs. 

Vooruitlopen op de actualiteit

De strip zit dicht op de actualiteit, maar loopt daar ook op vooruit. Sadine (de naam verwijst zowel naar De Sade als diens personage Justine) staat in dienst van China en probeert in Nederland de proletarische revolutie te ontketenen. Locaties in Amsterdam zijn zeer herkenbaar en de personen zijn dat ook. Ze krijgen een net iets andere naam (Van Mierlo wordt Van Meerlo, Samkalden wordt Samkouden), maar iedereen ziet wie er bedoeld wordt. Het wasmiddel dat mijn moeder altijd gebruikte, Sunil, wordt Suniel, wat zowel flauw als heel grappig is. Vind ik. 

Sadine schrikt niet terug voor geweld en ook de regering neemt geen halve maatregelen. Al gauw rijden de tanks door Amsterdam. Het zal er hard aan toe gaan. Het gewelddadige, zonder terughoudendheid, verbaasde me wel wat. 

Ongetwijfeld is Sadine als grappig ervaren. Je zou kunnen zeggen dat het verhaal erg overdreven is en natuurlijk is het dat ook. Maar er zit ook een zekere grimmigheid onder, die door velen herkend zal zijn. Misschien moest er geen revolutie komen zoals Sadine die op poten zetten, maar er moest wel iets gebeuren. 

Achtergrondinformatie

Om de strip goed te begrijpen is er nogal wat achtergrondinformatie nodig en die is er in deze uitgave van Sherpa keurig bij geleverd. Het dossier is verzorgd door Rudy Vrooman. Bovendien is er naast elke strippagina uitgelegd wat de verwijzingen zijn naar de werkelijkheid en dat ook nog tamelijk compleet. Ik miste alleen wat informatie over Odorex, zo'n beetje de eerste deodorantroller in Nederland. 

We krijgen bovendien een korte inhoud van het nummer van Haagse Post waarin de aflevering van de strip verscheen, wat erg helpt om een completer beeld te krijgen van de werkelijkheid van toen. In februari 1968 krijgen we bijvoorbeeld een terugblik op een jaar lang tv-reclame. Ineens realiseerde ik me dat we bij het wachten op een uitzending van Swiebertje na het testbeeld de klok en de omroepster kregen te zien, maar geen reclame. Die kwam pas in 1967. 

De verwijzingen naar de werkelijkheid zijn soms subtiel. Dat Sadine, zittend op de troon, dezelfde houding als Phil Bloom (de eerste naakte vrouw op de Nederlandse televisie) had ik anders vast niet gezien en dat freule Wttewaall van Stoetwegen niet alleen in de strip maar ook in de werkelijkheid met krukken heeft gelopen wist ik ook al niet. 

Stopgezet

Het verhaal stopt vrij plotseling, blijkbaar vond HP het genoeg. Over wat de exacte reden is geweest, kan slechts gespeculeerd worden. Maar intussen is er wel een beeld geschetst van een revolutie die door de overheid ernstig werd onderschat. Niet veel later zou dat op verschillende plaatsen in Europa, in andere vormen, gebeuren. 

Het scenario van Godschalk is speels, met aardig wat speldenprikken naar de heersende klasse. De tekeningen zijn prachtig. Kooreman koos voor een perspectief van onderaf, waardoor de benen van de personen lang worden uitgerekt. De lezer moet heel vaak naar boven kijken. Deze tekenstijl zouden we later nog vaak terugzien in allerlei uitingen. 

De lijnen zijn strak, grijzen worden aangebracht met rasters, er zijn geen arceringen. Het is een krachtige stijl, die past bij de personages, die ook niet twijfelen. Grote letters bootsen de klanken na. Na zoveel jaren zien de tekeningen er nog steeds prachtig uit. Qua stijl plaats je ze meteen in de jaren zestig, qua kwaliteit ontstijgen ze die tijd. 

Sheridan

En dan krijgen we ook nog een toetje: de strip Sheridan, ook getekend door Kooreman, die ooit verscheen in Sextant en ook nog tekeningen die ooit gemaakt zijn voor een strip bij het televisieprogramma Hadimassa. 

Je kunt zeggen dat Sadine het ultieme boomerboek is. Natuurlijk, mensen van die leeftijdscategorie kunnen hiermee zwelgen in het jeugdsentiment. Maar dit is in de eerste plaats een mooi boek, om te lezen, te bladeren en te kijken. Tegelijkertijd is het geschiedschrijving van een tijd die veel mensen zich nog herinneren. En dan wordt er niet afstandelijk achteraf bekeken hoe het allemaal zat, maar we maken het mee, direct. Bladzijde na bladzijde krijgen we de nieuwe HP te lezen en we zitten midden in die tijd van Mulisch, Vinkenoog, Cremer, Ramses, Adèle Bloemendaal, Lyndon B. Johnson, Provo, Flower Power en Pop Art. Kleurrijker krijg je het niet gauw. 

Titel: Sadine - De doornig roos van het Westen
Scenario: Jan Godschalk
Tekeningen: Ton Kooreman
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2020; 96 blz. € 35,- hardcover

Deel van een pagina. De hele pagina toont in werkelijkheid mooier, ook door de warme, gele kleur die als kader om de pagina heen wordt gebruikt. 

dinsdag 22 december 2020

De beste boeken van 2020 (die ik niet gelezen heb)

 


Je weet niet hoe goed een boek is als je het niet gelezen hebt. Toch plaats ik hier al jarenlang in december een lijstje met de beste boeken van dat jaar die ik nooit heb opengeslagen. Het zijn boeken waarvan ik verwacht dat ze wel goed zijn, boeken waar ik nieuwsgierig naar ben, boeken waarover ik iets goeds gehoord of gelezen heb. 

Zo'n lijstje is ook een geheugensteuntje. Van het lijstje van vorig jaar las ik er dit jaar echter maar drie (Stephan Enter, Wessel te Gussinklo en Kees van Beijnum). Eigenlijk is er geen reden waarom ik de andere niet gelezen heb. Soms lopen de dingen gewoon zo. 

Dit jaar kom ik, met als norm weer mijn natte vinger, tot het volgende lijstje

1. Stefan Hertmans, De opgang

2. Tomas Lieske, Honderd hoge dagen

3. Arnon Grunberg, Bezette gebieden

4. Merijn de Boer, De saamhorigheidsgroep

5. Frida Vogels, De vader van Ortelio

6. Pieter Waterdrinker, De rat van Amsterdam

7. Rob van Essen, Een man met goede schoenen

8. Lize Spit, Ik ben er niet

9. Jeroen Olyslaegers, Wildevrouw

10. Wessel te Gussinklo, Op weg naar de Hartz

Daarover heb ik wel even gedubd, maar ik heb er niet van wakker gelegen. Ik heb nog wel getwijfeld over bijvoorbeeld boeken van Cherry Duyns, Thomas Heerma van Voss, Geerten Meijsing, Gerbrand Bakker. 

Weinig vrouwen, zie ik nu. Op het laatste moment haalde ik Anjet Daanje nog weg, omdat haar boek in 2019 verscheen. Maar ook als ik dat niet gedaan zou hebben,  zou de verhouding nog behoorlijk scheef geweest zijn. Ik kan natuurlijk zeggen dat dat komt doordat de goede boeken die door vrouwen geschreven zijn juist staan in het toplijstje met de boeken die ik wel gelezen heb, maar dat lijstje moet ik nog opstellen. 

Maar ook als ik de boeken van Mensje van Keulen, Nelleke Noordervliet, Hannah van Binsbergen en Bibi Dumon Tak niet opneem, zal minstens de helft van de auteurs vrouw zijn. Gok ik.

Wel drie Vlamingen, maar ook tien witte mensen. En hoe het met het aantal linkshandigen zit, weet ik niet eens. Later in de week de beste boeken die ik dit jaar las en de beste strips. En ik ben er nog niet uit of ik ook een lijstje moet maken van de beste podcasts die ik beluisterd heb. 









En hier het lijstje met de boeken die ik in 2020 wel las. 

Karmen (Guillem March)

Catalina is ongelukkig en labiel. Ze hangt erg aan haar vriend Xisco. Misschien is ze zielig, maar misschien ook egocentrisch. Op een gegeven moment gaat het niet meer en doet ze een poging tot zelfdoding, die ook nog lijkt te lukken. Op het moment dat het leven haar ontglipt, verschijnt er een wonderlijke figuur, Karmen. Ze zou een engel kunnen zijn of in ieder geval een boodschapper in een soort tussentijd, die rapport op moet maken van degene van wie het leven zojuist is afgelopen. 

Dat is de situatie van Karmen, de graphic novel van Guillem March. Zowel het scenario als de tekeningen zijn van hem. 

Tussentijd

Karmen neemt Catalina mee in de tussentijd, een soort niemandsland tussen leven en dood, waarin de gewone wetten van het leven niet meer gelden. Het deed me denken aan De trein der traagheid van Johan Daisne, de meester van het magisch realisme in de Nederlandstalige literatuur. 

Karmen heeft een lichaam waarvan je vooral de omtrek ziet en het skelet. We zien ook nog twee van haar collega's: bij de een zie je het zenuwstelsel, bij de andere het spijsverteringsstelsel. Het is vreemd dat Karmen op hakken lijkt te lopen, terwijl er voor de rest bij haar omtrekken geen kleding te zien is. Haar hoofd lijkt een gewoon mensenhoofd (met een apart kapsel), maar ze kan haar aanblik manipuleren. 

Catalina moet eraan wennen dat de normale wetten niet meer gelden, terwijl ze zich nog wel kan bewegen in de normale wereld. In zo'n geval gaan er twee systemen door elkaar lopen en het is heel lastig om dat foutloos te doen. Dat lukte bijvoorbeeld Hanco Kolk en Kim Duchateau ook niet in De man van nu

Vragen

Ook in Karmen zitten wat elementen die vragen oproepen. Catalina kan bijvoorbeeld niet haar telefoon pakken. Maar ze lijkt wel te leunen op de rand van het badkamermeubel waarin de wasbak verzonken is en ze steunt wel met haar voet op de grond. Dwars door een deur heen gaan blijkt dan ineens weer lastig. 

Ze kan vliegen, want de zwaartekracht heeft geen vat op haar. Ze is ook onzichtbaar, zodat het logisch is dat ze zich naakt verplaatst. Ze hoeft zich immers voor niemand te bedekken. Vreemd is weer wel dat ze een schaduw heeft. 

In het begin worden haar polsen verbonden, wat niet logisch is. Haar bloedende lichaam blijft immers achter in de badkuip waarin ze haar polsen heeft opengesneden. En waar komen haar tranen vandaan? 

Zo kun je door blijven vragen, maar dat doet het verhaal geen goed. Je moet natuurlijk gewoon meegaan in de werkelijkheid van het verhaal. Dat gaat trouwens goed, March neemt je wel mee. Catalina heeft natuurlijk vragen over de toestand waarin ze beland is en dat zijn dezelfde vragen die de lezer heeft. 

Inzichten

Karmen geeft Catalina nog even de tijd om tot nieuwe inzichten te komen en om op de valreep nog iets te maken van haar leven. Wij, aan deze kant van de overgang, leven met haar mee en mogen ons afvragen wat wij eigenlijk van ons leven terechtbrengen. 

March vertelt met vaart. Je bent benieuwd waar het verhaal heen gaat en het zit vol met vondsten. Bij een aanraking met een persoon wordt bijvoorbeeld ook meteen het verleden van die persoon duidelijk. Er zijn verder fraaie nevenplots, zoals van de man die haar een jasje geeft. 

Tekeningen

De tekeningen zijn heerlijk. March speelt met het standpunt, waardoor we de stad waarover Catalina vliegt van alle kanten te zien krijgen, net als Catalina zelf. Daarbij kiest March vaak voor een moeilijke hoek, die veel vragen van zijn tekentechniek. Dat gaat overigens niet altijd goed. Bij enkele tekeningen zijn de armen van Catalina duidelijk aan de korte kant. 

Te korte armen (schets)

Catalina is de hele tijd naakt, maar ze is altijd kuis weergegeven. Lust speelt in dit verhaal geen rol. 

Achterin is nog een dossiertje opgenomen, met wat schetswerk, maar ook met foto's die laten zien welke locaties model hebben gestaan voor de getekende locaties. 

Karmen is een ernstig boek, maar geen zwaar boek. Er zit humor in de manier van vertellen. Het verhaal is fris en houdt de lezer er goed bij. Het tekenwerk wil indruk maken en doet dat ook. Maar bovenal is Karmen een troostend boek: het is altijd mogelijk iets van je leven te maken, ook als je denkt dat je alles verprutst hebt en ook als je denkt dat het zo ongeveer voorbij is. Hoewel het een boek is dat gaat over de rand van de dood, is het uiterst vitaal.

Titel: Karmen
Tekst en tekeningen: Guillem March
Uitgever: Scratch Books
z.pl. 2020; 176 blz. € 29,90 hardcover


maandag 21 december 2020

Het smartlappenkwartier (Philip Snijder)

Als een schrijver mij ontgaan is, heb ik de neiging me te verontschuldigen. Alsof ik verplicht zou zijn om alles te lezen of in ieder geval erover te lezen, als het de Nederlandse literatuur betreft. Philip Snijder is zo'n schrijver die zich steeds in mijn dode hoek bevonden heeft. Zijn nieuwste boek, Het smartlappenkwartier, heb ik gekocht en gelezen, maar hij blijkt daarvoor al vijf romans geschreven te hebben. 

Ik noem ze, voor de volledigheid: Zondagsgeld, Retour Palermo, Het geschenk, De volcontinu, Bloed krijg je er nooit meer uit. Goede titels; vooral de laatste is er een die je bijblijft. Als ik het goed heb, zijn al die romans ontsproten uit het leven van de auteur. In elke roman is dat net weer een ander stukje. Omdat hij zijn jeugd voor een groot deel doorgebracht heeft op het Bickerseiland in Amsterdam komt die locatie steeds terug. Ook van het Bickerseiland had ik nog nooit gehoord. 

Bij de muur van het oude kerkhof

De naam Smartlappenkwartier deed me denken aan een stadswijk (zoals het Domkwartier in Utrecht), maar dat blijkt niet de aanduiding van een plaats, maar van een tijd. De hoofdpersoon, de ik-figuur, denkt terug aan de tijd dat zijn moeder hem naar bed brengt. Ze leest niet, net als vader, voor, maar zingt smartlappen. Ze sluit altijd af, 'met de coupletten over een kleine jongen die bij een grafsteen op het kerkhof zijn daaronder liggende moedertje wakker wil maken.'

Dat is blijkbaar het beeld dat het lied heeft achtergelaten, maar in werkelijkheid staat het knaapje niet bij de grafsteen, maar 'bij de muur van het oude kerkhof'. Een couplet uit het betreffende lied van Willy Derby staat als motto voor in het boek. In ieder geval gaat het over een jongen die zijn moeder terug wil hebben en maar niet kan snappen dat ze er niet meer is. 

In dat smartlappenkwartier zijn moeder en zoontje dicht bij elkaar. 'We versmolten met elkaar', schrijft Snijder. 'Terwijl ik het onderging, zakte ik kopje-onder in dezelfde zieligheid die op dat moment, via haar eigen neuzelende stem, ook háár volledig in bezig had genomen.'

Verdwijning

Intussen is de zoon zestien jaar oud geworden. Het gezin is verhuisd tot net buiten het Bickerseiland, naar de Buiten Oranjestraat. Vader en moeder hebben geregeld ruzie. En op een dag verdwijnt moeder. Ze belt nog wel op, naar haar ouderlijk huis, waar een telefoon is en waar de familie geregeld bij elkaar komt. Ze wil uiteindelijk alleen met haar zoon praten en hem vertelt ze waar ze zit. Hij zal naar haar toe gaan. 

Een groot deel van het boek gaat over de tocht die de jongen op zijn brommer, een Puch, maakt, dwars door Amsterdam. Tegelijkertijd is het ook een tocht door zijn leven, want hij haalt intussen heel wat herinneringen naar boven. Hij bezoekt verder een prostituee, ontmoet een hippie uit de provincie en bereikt uiteindelijk het huis waar zijn moeder zich bevindt. Daar wil ik niet te veel over vertellen, omdat de vraag hoe hij haar aan zal treffen het verhaal voortstuwt. 

Afkeer

Moeder en zoon zijn in de loop der jaren verwijderd. De verteller kijkt neer op zijn moeder, met haar 'aftandse taal'. Hij heeft een afkeer van haar en schaamt zich voor haar. De jongen is bezig zijn milieu te ontgroeien. Hij zit in de vierde klas van het atheneum en leest 'moeilijke kranten en weekbladen'. Hij is een nieuwe wereld aan het veroveren, maar beseft dat hij daarmee ook een vertrouwde wereld aan het verliezen is. 

De tocht op de brommer is aan de ene kant een tocht die van het ouderlijk huis af leidt, maar die tegelijkertijd leidt naar zijn moeder. Het bezoek aan de prostituee, het roken van een joint met een hippie - je kunt het zien als een losmaking van zijn kindertijd. Hij staat zeer ambivalent tegenover zijn moeder, maar is wel naar haar op weg. Hoe moeilijk het is om die afstand kleiner te maken, blijkt wel als hij het laatste stuk niet meer op de brommer rijdt, maar die vooruitduwt. 

De hele weg lang zijn er herinneringen door hem heen gegaan, ook herinneringen aan de tijd dat zijn moeder nog echt een moeder voor hem was. Uiteindelijk leert hij ook nog een heel andere kant van zijn moeder kennen. 

Volle dag

Het is een volle dag voor de hoofdpersoon, zeker als er 's avonds ook nog wat met zijn vader gebeurt. Als dit uit het leven van Snijder komt, is het waarschijnlijker dat al die gebeurtenissen op verschillende dagen hebben plaatsgevonden en dat hij ze voor dit boek naar dezelfde dag heeft verplaatst. Aan de andere kant: het leven trekt zich niets aan van waarschijnlijkheid. 

Uiteindelijk gaat het om de blik die de zoon heeft op zijn moeder en eigenlijk ook op zichzelf. Beiden spaart de verteller niet en daarin zit de kracht van het boek. Misschien vind ik Het smartlappenkwartier als roman niet eens zo heel ver boven de middelmaat uit steken, maar het boek is wel geschreven met een niets ontziende inzet en dat maakt het tot een boek dat toch indruk maakt. 

Het slot, met de vader is me eigenlijk net iets te, maar ik snap ook wel dat er gezocht is naar een afronding. En ik ben wel nieuwsgierig geworden naar de andere boeken van Philip Snijder. Toch nog maar eens eentje proberen.