Als een schrijver mij ontgaan is, heb ik de neiging me te verontschuldigen. Alsof ik verplicht zou zijn om alles te lezen of in ieder geval erover te lezen, als het de Nederlandse literatuur betreft. Philip Snijder is zo'n schrijver die zich steeds in mijn dode hoek bevonden heeft. Zijn nieuwste boek, Het smartlappenkwartier, heb ik gekocht en gelezen, maar hij blijkt daarvoor al vijf romans geschreven te hebben.
Ik noem ze, voor de volledigheid: Zondagsgeld, Retour Palermo, Het geschenk, De volcontinu, Bloed krijg je er nooit meer uit. Goede titels; vooral de laatste is er een die je bijblijft. Als ik het goed heb, zijn al die romans ontsproten uit het leven van de auteur. In elke roman is dat net weer een ander stukje. Omdat hij zijn jeugd voor een groot deel doorgebracht heeft op het Bickerseiland in Amsterdam komt die locatie steeds terug. Ook van het Bickerseiland had ik nog nooit gehoord.
Bij de muur van het oude kerkhof
De naam Smartlappenkwartier deed me denken aan een stadswijk (zoals het Domkwartier in Utrecht), maar dat blijkt niet de aanduiding van een plaats, maar van een tijd. De hoofdpersoon, de ik-figuur, denkt terug aan de tijd dat zijn moeder hem naar bed brengt. Ze leest niet, net als vader, voor, maar zingt smartlappen. Ze sluit altijd af, 'met de coupletten over een kleine jongen die bij een grafsteen op het kerkhof zijn daaronder liggende moedertje wakker wil maken.'
Dat is blijkbaar het beeld dat het lied heeft achtergelaten, maar in werkelijkheid staat het knaapje niet bij de grafsteen, maar 'bij de muur van het oude kerkhof'. Een couplet uit het betreffende lied van Willy Derby staat als motto voor in het boek. In ieder geval gaat het over een jongen die zijn moeder terug wil hebben en maar niet kan snappen dat ze er niet meer is.
In dat smartlappenkwartier zijn moeder en zoontje dicht bij elkaar. 'We versmolten met elkaar', schrijft Snijder. 'Terwijl ik het onderging, zakte ik kopje-onder in dezelfde zieligheid die op dat moment, via haar eigen neuzelende stem, ook háár volledig in bezig had genomen.'
Verdwijning
Intussen is de zoon zestien jaar oud geworden. Het gezin is verhuisd tot net buiten het Bickerseiland, naar de Buiten Oranjestraat. Vader en moeder hebben geregeld ruzie. En op een dag verdwijnt moeder. Ze belt nog wel op, naar haar ouderlijk huis, waar een telefoon is en waar de familie geregeld bij elkaar komt. Ze wil uiteindelijk alleen met haar zoon praten en hem vertelt ze waar ze zit. Hij zal naar haar toe gaan.
Een groot deel van het boek gaat over de tocht die de jongen op zijn brommer, een Puch, maakt, dwars door Amsterdam. Tegelijkertijd is het ook een tocht door zijn leven, want hij haalt intussen heel wat herinneringen naar boven. Hij bezoekt verder een prostituee, ontmoet een hippie uit de provincie en bereikt uiteindelijk het huis waar zijn moeder zich bevindt. Daar wil ik niet te veel over vertellen, omdat de vraag hoe hij haar aan zal treffen het verhaal voortstuwt.
Afkeer
Moeder en zoon zijn in de loop der jaren verwijderd. De verteller kijkt neer op zijn moeder, met haar 'aftandse taal'. Hij heeft een afkeer van haar en schaamt zich voor haar. De jongen is bezig zijn milieu te ontgroeien. Hij zit in de vierde klas van het atheneum en leest 'moeilijke kranten en weekbladen'. Hij is een nieuwe wereld aan het veroveren, maar beseft dat hij daarmee ook een vertrouwde wereld aan het verliezen is.
De tocht op de brommer is aan de ene kant een tocht die van het ouderlijk huis af leidt, maar die tegelijkertijd leidt naar zijn moeder. Het bezoek aan de prostituee, het roken van een joint met een hippie - je kunt het zien als een losmaking van zijn kindertijd. Hij staat zeer ambivalent tegenover zijn moeder, maar is wel naar haar op weg. Hoe moeilijk het is om die afstand kleiner te maken, blijkt wel als hij het laatste stuk niet meer op de brommer rijdt, maar die vooruitduwt.
De hele weg lang zijn er herinneringen door hem heen gegaan, ook herinneringen aan de tijd dat zijn moeder nog echt een moeder voor hem was. Uiteindelijk leert hij ook nog een heel andere kant van zijn moeder kennen.
Volle dag
Het is een volle dag voor de hoofdpersoon, zeker als er 's avonds ook nog wat met zijn vader gebeurt. Als dit uit het leven van Snijder komt, is het waarschijnlijker dat al die gebeurtenissen op verschillende dagen hebben plaatsgevonden en dat hij ze voor dit boek naar dezelfde dag heeft verplaatst. Aan de andere kant: het leven trekt zich niets aan van waarschijnlijkheid.
Uiteindelijk gaat het om de blik die de zoon heeft op zijn moeder en eigenlijk ook op zichzelf. Beiden spaart de verteller niet en daarin zit de kracht van het boek. Misschien vind ik Het smartlappenkwartier als roman niet eens zo heel ver boven de middelmaat uit steken, maar het boek is wel geschreven met een niets ontziende inzet en dat maakt het tot een boek dat toch indruk maakt.
Het slot, met de vader is me eigenlijk net iets te, maar ik snap ook wel dat er gezocht is naar een afronding. En ik ben wel nieuwsgierig geworden naar de andere boeken van Philip Snijder. Toch nog maar eens eentje proberen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten