zondag 21 mei 2023

Even geduld


 Soms is het even stil op Bunt Blogt. Daarom kijk ik even om de hoek van de deur en geef ik een piepje: ik ben er nog. 

Het is examentijd en dat betekent dat er examencorrectie is. Dat is niet vervelend, maar het kost wel tijd. Niet alleen kijk ik het werk van mijn eigen leerlingen na, maar ik heb ook correctiewerk als examinator bij de staatsexamens. Daar kies ik zelf voor, dus daar klaag ik niet over. Maar het heeft wel tot gevolg dat er van schrijven even niet komt. Lezen gaat door, maar wel op een lager pitje. 


Wat kun je nog verwachten? Wat de strips betreft: ik heb deel drie van Saul gelezen. Daar wil ik nog over schrijven. Verder heb ik een tijd geleden Dating for geeks gelezen en nu is er alweer een nieuw album. Over die twee zal ik samen schrijven. 

Verder is er een graphic novel van Micky Dirkzwager: Knipperen en ademen. Daar moest ik een beetje aan wennen, maar in de loop van het boek overtuigde het me toch, al is er best wat op aan te merken. 

Tussendoor lees ik in Tsjaikovskistraat 40 van Pieter Waterdrinker. Goed boek. Ik ben halverwege. En ik herlees Joe Speedboot van Tommy Wieringa, omdat mijn leerlingen dat moeten lezen. Het boek staat niet meer in mijn boekenkast, zie ik. Ik zou een lange bijdrage kunnen schrijven over boeken waarvan ik dacht dat ik ze bezat, maar die ik niet meer kan vinden. 





dinsdag 16 mei 2023

Lugosi, Opkomst en ondergang van Hollywood's Dracula (Koren Shadmi)


Een paar weken geleden had ik op de vraag wie Bela Lugosi was alleen maar nietszeggend kunnen kijken. Ik had zelfs niet geweten in welke richting ik het antwoord moet zoeken. Wie eventjes op het internet zoekt, komt erachter dat Lugosi (1882 - 1956) een acteur was die meegespeeld heeft in een indrukwekkende rij films. Er zaten heel wat slechte films tussen. Dat dan weer wel. 

Hij werd beroemd door zijn vertolking van Dracula. Sterker nog: als wij Dracula voor ons zien, zien we Lugosi die Dracula speelt. Aan deze iconische acteur is een graphic novel gewijd, Lugosi, Opkomst en ondergang van Hollywood's Dracula, door Koren Shadmi

Verslaafd

Shadmi heeft ervoor gekozen om het verhaal niet chronologisch te vertellen en dat werkt heel goed. Lugosi is dan in zijn nadagen. Hij meldt zich in 1955 bij het hospitaal om opgenomen te worden. Hij is verslaafd aan morfine en nog maar een schim van wie hij ooit was, maar hij heeft nog zijn indringende blik en hij praat nog met zijn nadrukkelijke 'r'. 

In zijn bed wordt Lugosi bezocht door schimmen uit het verleden. Hij hallucineert en meent mensen te zien die er niet meer zijn. Hij ziet bijvoorbeeld de verpleegster aan voor zijn laatste echtgenote. Tussen de stukjes in het heden door krijgen we het verleden van Lugosi te lezen. 

Lugosi werd geboren als Béla Freenc Deszö Blaskó in een deel van Hongarije dat nu bij Roemenië hoort. Al jong wordt hij gegrepen door acteren. Hij volgt zijn interesse, wordt acteur, maar zijn roem stijgt nog niet snel. Totdat hij de rol van Dracula krijgt. Dan is hij ineens iemand. 

Boris Karloff

Als Boris Karloff de rol van het monster van Frankenstein gaat spelen, worden Lugosi en hij collega's en concurrenten. Karloff overvleugelt Lugosi. Die laatste komt eigenlijk niet meer los van zijn rol, zoals later, op bescheidener niveau, Joop Doderer toch altijd Swiebertje bleef. 

Op het persoonlijk vlak ging het niet gemakkelijk. Lugosi werkte zich door een heel stel huwelijken, waarvan sommige nog wel een tijd standhielden, maar er was ook een verbintenis die niet langer dan vier dagen duurde. Er waren veel oorzaken: verslaving, geldgebrek en tal van affaires. 

Tragische figuur

Koren Shadmi zet Lugosi met inlevingsvermogen neer, maar hij heeft niet alleen oog voor diens positieve kanten. Het is bepaald geen gemakkelijk mens geweest, die ook klagerig en kleinzielig kon zijn. Maar bovenal is hij een tragische figuur. Hij heeft triomfen gevierd in een reeks Draculafilms, maar zijn succes werd ook zijn noodlot: op den duur kon hij nog alleen maar Dracula zijn. Misschien had hij het ook niet in zich om meer te zijn. 

Je krijgt toch sympathie voor de man die maar door bleef gaan. Tot de laatste snik, al staat die niet in het boek: Lugosi stierf tijdens het opnemen van een film. Het boek eindigt met de onsterfelijkheid en in zekere zin is Lugosi dat ook. Niet voor niets wordt er bijna zeventig jaar na zijn dood nog een graphic novel over hem gemaakt. 

Witte gezichten

Koren Shadmi heeft een heldere stijl van tekenen. De tekeningen in de verhaallijnen in het heden (de ziekenhuisscènes) hebben een paarsachtig grijs als steunkleur, het verleden is geheel in grijzen getekend. De gezichten lichten vaak wit op. Vreemd genoeg is er een uitzondering als we het monster van Frankenstein in close up zien: daarbij zijn meer arceringen gebruikt. 

De gezichten hebben niet veel expressie, maar dat past wel bij de vrij ingetogen manier van vertellen, die het boek een documentair karakter geeft. Huilende mensen tekenen gaat Shadmi minder goed af. De sporen van tranen zijn op de witte gezichten wel erg nadrukkelijk aanwezig. Dat vind ik niet altijd even geslaagd. 

Alles wat niet oorspronkelijk in het Engels is gezegd, is tussen hoekige haken gezet. Elke keer weer staat erbij: vertaald uit het Hongaars. Ik heb niet het idee dat dat nodig was. Zonder die informatie leest het boek net iets lekkerder door. 

Geschiedenis

Behalve de geschiedenis van een tragisch leven biedt Lugosi ook de geschiedenis van Hongarije, waarvan mij niet veel bekend was. Ik wist dat Hongarije deel uitmaakte van de dubbelmonarchie en natuurlijk was mij de inval van de Russen in 1956 bekend, maar die heeft Lugosi niet meer meegemaakt. Bovendien leefde hij toen al tijden in Amerika. 

Maar van de Hongaarse Radenrepubliek (1919) kende ik niet en de lezer krijgt dat en passant mooi mee. Dat is niet alleen maar decor: Lugosi was actief in de vakbond. Uiteindelijk ontvluchtte hij Hongarije. 

Lugosi is een boek over een interessant mens in een interessante tijd. Het maakt nieuwsgierig naar de zaken waarover verteld wordt. Volgens mij heb ik nooit een Draculafilm gezien, maar het beeld van Lugosi als Dracula heb ik wel op mijn netvlies. Misschien moet toch maar eens zo'n oude film gaan bekijken. 

Achter in het boek is een dossiertje opgenomen met fraaie schetsen van Koren Shadmi, een lijst met de films die in het album vermeld zijn en een uitgebreide bibliografie. Wie zich verder wil verdiepen kan zijn gang gaan. 

Titel: Lugosi. Opkomst en ondergang van Hollywood's Dracula
Tekst en tekeningen: Koren Shadmi
Uitgever: MENLU
2023, 160 blz. 29,99 euro (hardcover)

woensdag 10 mei 2023

Marathon Amsterdam 1928 (Nicolas Debon)



In 1928 werden de Olympische Spelen gehouden in Amsterdam; het Olympisch Stadion herinnert daar nog altijd aan. Het waren de eerste Spelen waar het Olympisch vuur ontstoken werd en het was voor het eerst sinds de Eerste Wereldoorlog dat Duitsland deelnam. De Finnen waren oppermachtig op de loopnummers, Johnny Weismuller, die bekend zou worden als Tarzan won twee gouden medailles en kroonprins Olaf van Noorwegen won goud bij het zeilen. 

Het slotnummer was de marathon en daarover maakte Nicolas Debon de graphic novel Marathon Amsterdam 1928. Het boek begint met een plaatje van het parcours. Daarna gaan we na een soort proloog over naar het stadion, waar nog niet zoveel gebeurt. Er lopen fotografen rond, de gravelbaan wordt aangeharkt, het publiek wacht af. 

In het publiek zitten enkele Fransen en met hen kijken we mee. Ze zien de marathonlopers en praten over hen. Het is een mooie manier om de lezer op een niet te nadrukkelijke manier te informeren. We zien de verschillende landenteams, we krijgen een blik op de tribune waar de befaamde hardloper Paavo Nurmi zit, die op deze Spelen zijn negende gouden medaille haalde. Hij nam ook nog twee zilveren medailles mee naar huis. We zien de Amerikanen, de Engelsen, enkele Mexicanen, een Zuid-Afrikaan, de Japanners, de Finnen natuurlijk en uiteindelijk het Franse team, die voor deze toeschouwers de onzen zijn. 

Algerijn

Van de vierde wordt gezegd: 'De laatste is een Arabiertje dat werkt als arbeider bij Renault, in Billancourt: Hij heet El Ouafi.' Hij is overigens een Algerijn en, ik verklap het maar alvast, hij zou de marathon winnen. 

We volgen de wedstrijd de hele tijd. Een van de twee Franse toeschouwers behoort tot de pers en mag in een persauto van dichtbij zien hoe de strijd verloopt. We focussen uiteindelijk op El Ouafi en kruipen zelfs in zijn hoofd, waar de herinneringen aan Algerije zich bevinden. 

De opzet doet denken aan de roman De renner (1978) van Tim Krabbé, waarin we een wielrenner tijdens een wedstrijd volgen. Die wint uiteindelijk net niet. Ook in die roman wisselen stukjes wedstrijd zich af met wat er zich in het hoofd van de renner afspeelt. 

De weg is nog lang

In de graphic novel zijn het niet alleen de gedachten of de herinneringen, maar ook de beelden van de omgeving die de lezer even pauze geven van de wedstrijd. Je weet dat die intussen doorgaat, maar dat het niet zo erg is als je aandacht even ergens anders op gevestigd is. De weg is nog lang en pas aan het eind zal blijken wie zijn krachten goed verdeeld heeft. 
Er is geen marathonloper die niet beducht is voor dat moment, bij het naderen van de dertigste kilometer... Dat moment waarop de benen zwaar en verschrikkelijk pijnlijk worden; waarop de ademhaling stokt, de maag zich omkeert... Waarop het lichaam niet meer dan een groteske trekpop is. 
De zwaarte van de marathon krijg je zo als lezer goed mee. Je krijgt daardoor nog meer bewondering voor die Algerijnse fabrieksarbeider, die overdag gewoon een baan heeft. Hij zal als eerste Afrikaan een Olympische titel halen. 

Op de laatste tekening gaat hij over de finish. Daarna volgt de foto van dat moment. En dan is het verhaal ineens uit. Dat is een mooie keuze: geen gedoe. Vrij kaal het verslag van een wedstrijd en dat blijkt genoeg te zijn. Daarna volgt er overigens nog een interessant dossiergedeelte, maar de strip is dan al afgelopen. 

Dossier

Het dossier vertelt hoe het El Ouafi Boughéra verder verging. Aan zijn contract houdt hij financieel niet veel over, maar hij gaat wel op tournee in Amerika. Daar ontvangt hij wat geld voor, wat tot gevolg heeft dat hij voor het leven gediskwalificeerd wordt. Hij is dan immers geen amateur meer. Ook verder zit het hem niet mee en al gauw wordt hij vergeten. In 1956 wint een andere Fransman, Alain Mimoun, de marathon. Ook hij is in Algerije geboren. Dat is het moment dat het publiek El Ouafi opnieuw ontdekt. 

In het dossier staan ook nog leuke weetjes over de Spelen van 1928, door Wiebe Mokken. Koningin Wilhelmina was bijvoorbeeld niet bij de opening, want het organisatiecomité had het programma opgesteld zonder met haar te overleggen. Dat kon haar ego blijkbaar slecht hebben. Het Wilhelmus werd op deze Spelen al gespeeld, hoewel het pas in 1932 ons volkslied zou worden. 

Verder natuurlijk foto's, in zwart-wit en enkele afbeeldingen in kleur van bijvoorbeeld een poster, gedenkglazen en koperen schalen die als souvenir werden verkocht. Ook die foto's zijn een goede manier om dichter bij de historie te komen. 

Eerbetoon

Marathon Amsterdam 1928 is een mooi verslag van een wedstrijd geworden en een eerbetoon aan El Ouafi. De tekeningen  doen potloodachtig aan, wat ze iets ouderwets geeft en dat past weer goed bij zo'n historisch verslag. De inkleuring is sober. Vaak met alleen een naar het oranje neigend rood als steunkleur, met hier en daar wat blauw. Ze hebben wel iets weg van oude foto's. Die tekenstijl zorgt er mede voor dat de lezer zich gemakkelijk terug in 1928 waant. 

Je zou deze beeldroman sober kunnen noemen, omdat het verhaal zonder poeha, bijna kaal wordt verteld. Maar wel heel effectief. Eigenlijk is het een documentaire, maar wel een die zo verteld wordt, dat je door wilt blijven lezen tot de finish gehaald is. 

Titel: Marathon Amsterdam 1928
Tekst en tekeningen: Nicolas Debon
Vertaling: Dieter van Tilburgh
Uitgeverij: Scratch Books
2023, 124 blz. 24,95 euro (hardcover)


dinsdag 9 mei 2023

Beminde vriend. Brieven aan Luuk Gruwez 1977 - 2002 (Eriek Verpale)


Een kleine drie jaar geleden schreef ik over De patatten zijn geschild (1998), de zogeheten nagelbrieven van Eriek Verpale (1952 - 2015). Hij had de gewoonte om briefjes voor zijn echtgenote aan een spijkertje te prikken en die brieven zijn gelukkig bewaard. 

Toen ik over dat boek schreef, dacht ik dat ik nooit eerder iets van hem gelezen had, maar dat klopt niet. Ik las wel het toneelstuk Olivetti 82 (1993), waarvan ik ook de verfilming zag. Maar er is mij niets van bijgebleven. Niets van de inhoud, niets van de leeservaring. Het zal een tijd geweest zijn dat ik alles las wat los en vast zat en met een gretigheid die het tempo hoog hield. Niet alles is op de zeef van het geheugen blijven liggen. Toen ik de omslag van het boek zag, wist ik weer waar het vroeger in de kast stond en ook dat ik het gelezen had. 

Die nagelbrieven zijn soms schitterend, soms aandoenlijk, altijd interessant. En toen ik onlangs weer brieven van Verpale in de boekhandel zag liggen, moest ik ze wel kopen. De bundeling heet Beminde vriend en bevat brieven aan Luuk Gruwez uit de periode 1977 - 2002. De brieven zijn gekozen en toegelicht door Hannah Debyser

Van Gruwez las ik enkele gedichtenbundels en Deerlijk retour/Krombeke retour, een dubbelboek, over zijn grootouders. Dat is niet helemaal evenwichtig, maar het is wel een interessant persoonlijk boek. In de brieven krijg je maar een vaag beeld van hem, omdat alleen opgenomen is wat Verpale schreef en niet wat Gruwez antwoordde. De twee waren lang bevriend, maar later kwam er afstand tussen hen, voornamelijk door het drankgebruik van Verpale. Dat schreef Gruwez in het stuk 'In memoriam Eriek Verpale - Kaddisj voor Pinokkio' (hier te vinden). Het is een liefdevol portret. 

Pinokkio

Gruwez noemt Verpale een Pinokkio, omdat hij van alles verzon. Hij presenteerde zich als Joods, omdat zijn grootmoeder dat zou zijn, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat dat ook daadwerkelijk het geval was. Ergens in de brieven wordt vermeld dat de diagnose MS bij hem gesteld werd, maar daar lezen we later niets meer over. Zou ook dat verzonnen zijn? Het roken en het drinken zullen wellicht een grotere aanslag op zijn gezondheid geweest zijn. En dan is er nog een overleden zusje, maar dat kwam levenloos ter wereld en Verpale heeft haar nooit gekend. Toch doet hij alsof het een grote rol in zijn leven speelt. 

De brieven in Beminde vriend zijn vaak vermakelijk. In de eerste brief (van 30 maart 1977) blijkt dat Gruweze en Verpale op dezelfde poëzieavond waren, maar ze hebben elkaar daar niet gesproken, 'aangezien de gebruikelijke afkeer van overvolle kamers en de drukkende aanwezigheid van zoveel volk met al heel vroeg fles- & huiswaarts hebben gejaagd', schreef Verpale. 

De formuleringen van Verpale zijn origineel, eigen, zonder dat je het idee krijgt dat hij het daarom doet, dat hij effect najaagt. Dit zijn de zinnen die in hem opkomen. En je raakt als lezer heel erg geïnteresseerd in die opmerkelijke man, die bovenal schrijver was. 

Altijd schrijven

Heel vaak is hij bezig met het schrijven, dat vaak ook 's nacht gebeurt, en ook heel vaak lukt het niet. Hij werkt lang aan een roman die hij daarna weer vernietigt, hij wil een groot brievenboek samenstellen, maar het leidt tot niets. Nou ja, nu is dat boek er wel, maar met de originele brieven, niet de herschrijvingen. Maar het schrijven was er altijd: 'Mijn schrijven is een vorm van kotsen: het moet eruit.'

En altijd waren er weer de meisjes, met wie hij relaties aanknoopte, soms half in het geheim. Meisjes die soms te jong waren en niet alleen 'eigenlijk te jong'. Hij kon zich helemaal over zo'n meisje ontfermen, maar hij kon ook boos zijn als het dan uiteindelijk weer overging. Je kunt die brieven alleen maar met een dubbel gevoel lezen. 

Debyser schrijft: 'Helaas bevatten sommige brieven ook racistische, vrouwonvriendelijke of naar pedofilie neigende uitspraken.' Dat die passages wel zijn blijven staan, lijkt me een goede zaak. We krijgen een beeld van de tijd en een beeld van Verpale en het oordeel wordt aan de lezer gelaten. En eigenlijk hoeven we niet te oordelen, want ons oordeel voegt niets meer toe. We laten ermee zien waar we zelf staan, maar met betrekking tot Verpale maakt dat misschien niet meer uit. 

De brievenverzameling boeit mij enorm. Verpale lijkt zich met weinig filter te tonen en ik weet zeker dat ik meer van hem wil lezen, ook als het niet allemaal goed is. Gruwez noemt Olivetti 82 en Alles in het klein meesterwerken, maar ik wil Katse nachten (2000) en Gitta (1997) ook wel lezen, ook als ze niet zo goed zouden zijn. Ik vertrouw erop dat ze vooral herkenbaar van Verpale zijn. 

Literaire wereld

Ik vind het ook mooi om heel de literaire wereld uit die tijd weer tot leven te zien komen. Van tijd tot tijd komt bijvoorbeeld de naam Miriam Van hee voorbij en ik weet nog dat ik haar debuut, Ingesneeuwd kocht. De boeken die ik kocht, de recensies en interviews die ik las, de bundels die ik in de winkel zag liggen - het komt allemaal weer tot leven. Wie een goed boek leest, leest ook zichzelf. Ik realiseer me dat ik ook de brieven van Herman de Coninck nog in mijn kast heb staan, ongelezen. Hij zat, meer dan Verpale, in het midden van het literaire web. Aan dat boek moet ik misschien ook maar beginnen. 

Verpale voelt zich duidelijk op zijn gemak bij Gruwez. Hij kan ironisch zijn, overdrijven, wanhopig zijn, zonder dat hij hoeft uit te leggen of te relativeren. Hij gaat ervan uit dat zijn vriend wel snapt wat hij bedoelt. 

Veel volk, en het bruidspaar had zèlf het misboekje mogen samenstellen, met o.a. uittreksels uit het poëtisch oeuvre van de Heer Toon Hermans - je zou soms willen dat de derde wereldoorlog uitbrak. 

Zelfmoord

Verschillende keren schrijft hij over een mogelijke zelfmoord. Hoe serieus dat is, is niet duidelijk en dat is misschien ook wel het prettige.

Jongens, wat snakte ik naar koelte, en naar tienduizend revolvers en geweren, allemaal om die zieke kop van mij aan flarden te schieten. 

Hij heeft ook daadwerkelijk een poging gedaan zijn leven te beëindigen, maar toen was hij beschonken en zijn vrouw was op tijd om de ceintuur van zijn badjas waaraan hij hing door te knippen. 

Vaak gaat het in de brieven over hoe het leven vooral lijden is, maar Verpale wil ook graag klagen, krijg ik de indruk. Gruwez vertelt dat Verpale klaagt over lawaai dat hem van het schrijven afhoudt. (Waarom volhouden? Al die grasmaaiers, stofzuigers, kruimeldieven? Lawaai. Altijd lawijt.). Maar hij laat wel zijn raam open staan. 

Makkelijk zal zijn leven niet geweest zijn: altijd dat schrijven dat maar moest lukken, altijd op zoek zijn naar een rustige plek om te werken en soms zelfs een plek om te wonen, die relaties die niet allemaal goed gingen. Maar Verpale kende ook wel succes, won ook wel prijzen. Dat wordt niet altijd in de brieven vermeld, omdat hij dat niet aan Gruwez hoefde te vertellen. 

Bezorging

Hannah Debyser heeft mooi werk geleverd. Ze heeft veel fraaie brieven bij elkaar gebracht en ze maakt steeds duidelijk wat ze weglaat en waarom. Een kwaliteitscriterium is altijd subjectief, maar Verpale moet ook drammerige brieven geschreven hebben, die eigenlijk niet meer interessant zijn. Debyser heeft een keuze gemaakt waaruit de kracht van de brieven van Verpale blijkt. 

Haar aantekeningen zijn royaal en soms wordt er ook wel iets uitgelegd waarvan ik vermoed dat iedereen dat al weet, maar liever dat dan wanneer de lezer met allerlei vragen blijft zitten. Aan het eind is er nog een namenlijst opgenomen, waarin beknopt wordt uitgelegd welke persoon er schuilgaat achter de naam. De alfabetisering is op de Vlaamse manier, dus Paul de Wispelaere vinden we onder de 'D' en Stefaan van den Bremt onder de 'V'. 

In ieder geval heeft Debyser er een mooi boek van gemaakt, met bij elk deel een verhelderende inleiding. De brieven hebben me nieuwsgierig gemaakt naar de rest van het werk van Verpale. De volgende keer dat ik bij een antiquariaat kom, zal ik eens ga speuren bij de 'V'. 

Ten slotte nog een keer Eriek Verpale:

Ik zorg al éénenveertig jaar voor mezelf: zie, ik leef. Zie: ik wil op recepties e.d. nog altijd het liefst keiharde winden laten. Zie: ik kan haast met niemand nog overweg, want iedereen is zo rustig, iedereen is zo vriendelijk, iedereen is zo welgemanierd, en niemand lijkt zo opgejaagd, gejudast, gedwarsboomd en veronachtzaamd zoals ik. Herman de Coninck chanteert me zomaar eventjes, en dat màg: ik moet braaf zijn en gehoorzamen. Ik ben een soort juke-box: stop twintig frank in mijn gat, en ik dans, spring, lach, schrijf brieven en blijf beleefd. 

Gelukkig krijgen we in de brieven de hele Verpale en niet alleen maar de beleefde. Lees ze.   

donderdag 4 mei 2023

Het huis der onbekenden (Jos Vandeloo)

Toen Jos Vandeloo overleed, schreef ik een stukje ter nagedachtenis. In zo'n in memoriam probeer ik mijn leesgeschiedenis van het werk van de betreffende auteur te reconstrueren. Ik kwam tot vier boeken. Ik schreef toen dat ik Het huis der onbekenden (1963) nog wel eens wilde lezen. Onlangs heb ik dat inderdaad gedaan. 

Mijn voornemen tot lezen dateert dus van acht jaar geleden, maar blijkbaar was ik het wel echt van plan. Toen ik boek het zocht in de stapels, bleek ik er intussen twee exemplaren van te hebben, net als van Onder professoren van Hermans. Dat ga ik dus ook ooit wel lezen. 

Het huis der onbekenden is een bescheiden roman qua inhoud: maar honderdvijftig pagina's telt de Marnixpocket van Manteau. Het kon lezing niet doorstaan en is uit elkaar gevallen. Maar het verhaal staat nog steeds. 

Geen herkenning

Paul Everaert, bijna veertig jaar, verlaat het huis om zijn zoon van de bus te halen. Die is alleen in het weekend thuis. Paul ziet zijn vrouw nog staan voor het raam van de flat, op de tweede verdieping. Bij de bus herkent hij zijn zoon niet, maar er is een jongen die hem wel als zijn vader ziet. Aanvankelijk denkt Paul aan een grap, al weet die jongen wel heel veel van zijn situatie. Als hij thuiskomt, blijkt ook zijn vrouw vervangen te zijn, door een andere vrouw, die hij overigens erg knap vindt. Zij doet echter alsof er niets aan de hand is. 

Paul moet wel erkennen dat er blijkbaar iets met hem aan de hand is, maar het gaat helemaal tegen zijn gevoel in. Hij probeert andere mensen te ontmoeten die hem kennen in de hoop dat hij die tenminste herkent, hij bekijkt foto's, maar het leven wordt steeds raadselachtiger voor hem. 

Hoe die raadselachtigheid vergroot wordt, zou ik graag vertellen, maar dan geef ik wel veel van het boek weg en ik hoop dat lezers van dit stukje ook zelf op zoek gaan naar dit boek, dat voor misschien slechts een euro wel ergens te koop moet zijn, dus ik verklap nog maar niets. 

Magisch realisme

Jos Vandeloo was ooit een populair auteur en dat snap ik wel. Volgens mij kun je Het huis der onbekenden wel rekenen tot het magisch realisme. Bij die stroming schieten mij anders alleen de namen van Hubert Lampo en Johan Daisne te binnen. Vooral het werk van die laatste auteur is trouwens het herlezen meer dan waard. 

Het boek begint realistisch. Paul Everaart denkt dat de wereld niet veranderd is en dat hijzelf niet veranderd is. Er moet een logische verklaring zijn voor het feit dat hij zijn vrouw Ellen en zijn zoon Hans niet herkent, maar die verklaring kan hij niet vinden en zijn omgeving vindt dat hij zich vreemd gedraagt en schakelt de huisarts in.

Zoeken naar een oplossing

Paul praat over zijn toestand met Ellen, maar hij kan niet echt uitleggen wat er met hem aan de hand is. Aan de ene kant probeert hij er het beste van te maken, maar hij legt zich ook niet zomaar bij de toestand neer:

Maar tegelijk is er ook in hem sluimerend iets aanwezig, dat hij niet formeel omschrijven kan. Iets dat hem in dit vreemde bestendig aanlokt, iets intrigerends waarvan een grote, drijvende kracht uitgaat. Misschien een vertwijfelde hunker om alles van deze ongewone toestand te doorvorsen en het raadsel opgelost te zien. Er moet een sleutel bestaan om de deuren weer te openen, het is te abnormaal om blijvend te zijn, ergens ligt de oplossing verscholen.

Het woord 'formeel' doet hier wat vreemd aan. Maar misschien had het zestig jaar geleden een iets andere betekenis. Paul wil erachter komen wat er aan de hand is en als hij weet hoe het zit, kan hij er misschien wat aan doen. De problemen voor hem worden echter alleen maar groter. Hij wordt steeds meer op zichzelf teruggeworpen en de wereld lijkt steeds vreemder voor hem te worden. 

Vervreemding

Het huis der onbekenden is een boek over vervreemding, over de ervaring dat je niet meer aansluit bij de wereld om je heen. In milde mate zal iedereen wel eens zo'n gevoel hebben gehad, maar Paul komt er niet meer uit. De wereld is onbegrijpelijk en ook hijzelf is onbegrijpelijk voor hem, hoe hard hij ook zijn best doet om alles recht te denken. Met de mensen die dicht bij hem staan, zijn vrouw, zijn zoon, kan hij nog het meest delen, maar pas in het later stadium kan zijn zoon wat voor hem betekenen. Dan lijkt het echter al te laat. 

Zestig jaar oud is deze korte roman en dat is ook wel te merken. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over de managerziekte, wat nu eerder overspannenheid, stressklachten of burn-out genoemd zou worden. Als hij nog vermoedt dat zijn vrouw een grap met hem uithaalt, denkt hij:

Laat ze terugkomen als ze dat graag wil. Ze mag nu dadelijk komen, hij zal haar vriendelijk ontvangen. Hij is geen wildeman, geen onbeschaafde uit een Afrikaans oerwoud.

Ik kan me niet voorstellen dat dit soort gedachten tegenwoordig nog bij iemand opkomt. Het laat wel zien hoe Everaart dacht en waarschijnlijk dachten velen zo. Een heel continent lijkt hier als onbeschaafd weggezet te worden. 

Cursief

Tussendoor staan er van tijd tot tijd stukjes cursief gedrukt. De functie ervan is me niet altijd duidelijk. In het laatste treffen we bijvoorbeeld de visie van zoon Hans aan. Een van de eerste:  

Soms is er ergens een verre muziek. Het is een vaag bekende melodie zonder vaste oorsprong of bestemming. De woorden komen uit een onverstaanbare dode taal. Slechts weinigen horen de muziek en die het toch kunnen waarnemen, onmerkbaar bijna in hun onderbewustzijn, begrijpen het niet steeds. Het is een verloren gegane oproep, een zoekgeraakte psalm, een onzichtbare aanduiding. Iedereen loopt er onverschillig aan voorbij. Misschien komt er eens een dag of een nacht, dat men het weer zal horen, zwevend in een ijle vrieslucht, trillend in een zeldzaam hete zon. Misschien, het is nog lang niet zeker...

Aan zo'n fragment kun je wel merken dat Vandeloo goed kan schrijven, maar aan het eind laat hij het ook weer een beetje glippen. Hij had in de laatste zin het eerste woord kunnen schrappen. Of de rest van de zin. Af en toe is er in het boek een perspectiefwisseling, vaak maar een alinea lang. Ook dat is jammer. Het is veel spannender om alleen maar opgesloten te zitten in het hoofd van Paul. 

In dit fragment lijkt er sprake van een andere werkelijkheid, waar Paul misschien wel contact mee heeft en de anderen niet. Dat is een gegeven dat we in meer romans van het magisch realisme herkennen. 

Ik zal mij Het huis der onbekenden toch vooral herinneren als een bijzonder intrigerend boek, waarin Vandeloo de spanning steeds laat oplopen. Ondanks de vreemde gebeurtenissen, zegt het boek iets over wat nog steeds actueel is: de broosheid van het gewone. Er hoeft maar weinig te gebeuren en je hele leven staat op zijn kop. En op wie kun je dan rekenen? Op je naasten? Op jezelf? 

Je kunt wel merken dat het boek een tijdje geleden geschreven is, maar daar lees je gemakkelijk doorheen. Ik vermoed dat dit boek nog steeds meekan, ook voor jonge lezers. Ik zal het mijn leerlingen eens aanbevelen. En als ik weer eens door een antiquariaat struin, zal ik zeker gaan letten op de boeken van Vandeloo. Laten we zijn werk niet vergeten; het is nog steeds de moeite waard. 


Een goed jaar geleden liet ik mij verrassen door een ander boek uit 1963:
Een roos van vlees