woensdag 16 januari 2019

De vrolijke verrijzenis van Arago (Tomas Lieske)


Een goed verhaal vertellen is al een hele kunst. Maar sommige schrijvers vragen meer van zichzelf en daardoor ook van de lezer. Het lijkt erop dat ze het verhaal elke keer weer opnieuw uitvinden. Er is niet een verhaallijn die netjes van A naar B gaat, maar die lijn of die wirwar van lijnen moet geconstrueerd of ontdekt worden. Daarbij lijken alle mogelijkheden open te liggen, waarbij de beperkingen van de 'werkelijkheid' niet gelden.

Als voorbeeld zou ik een wat oudere roman kunnen noemen. Vóór alles een dame (1989) van Renate Dorrestein zag eruit als een kalender. Binnen het verhaal liepen de werkelijkheid van de schrijver en die van de personages door elkaar: de personages namen de schrijfster gevangen en schreven zelf verder aan het boek.


Schippers

Ook bij K. Schippers zijn de wetten in de roman anders dan in de werkelijkheid. Iemand kan verdwijnen in een foto, doden kunnen meepraten over een boek dat de indruk wekt tegelijk geschreven te worden en gelezen door de lezer, de taal kan aangetast worden en verdwijnen.

In de vergeten roman van Michiel Hanrath, De vleugeladjudant,  verandert iemand in een melodie en in de graphic novel Totem verandert een jongen in zijn totem, een vos. Je zou kunnen zeggen dat dat laatste ook in zekere zin gebeurt in de nieuwe roman van Tomas Lieske.

Lieske heeft al verschillende boeken geschreven waarin hij rammelt aan de hekken om de werkelijkheid. In Alles kantelt ontmoet een man zijn jongere ik, waardoor verleden en heden door elkaar gaan lopen. In Door de waterspiegel kantelt er nog meer: mensen komen op andere plaatsen terecht en in andere tijden en personages nemen elkaars rol over.

De vrolijke verrijzenis van Arago verscheen in maart 2018. Ik neem aan dat ik indertijd op zijn minst een enkele recensie heb gelezen, maar het boek verdween bij mij weer uit het zicht. Nu heb ik het toch gekocht. En gelezen. En net als de vorige boeken: het is een avontuur.

Bohr en Ehrenfest

Ik probeer het verhaal na te vertellen. Het boek opent met een scène waarin de natuurwetenschappers Niels Bohr en Paul Ehrenfest met een sportieve auto (een Fiat 519 uit 1922) Wenen bezoeken. Het is 1924. Ze gaan naakt zwemmen en zien een mooie vrouw die op een motor uit het water rijst. De motor rijdt over een draad naar een hoog gelegen platform. De mannen herkennen de vrouw. Het moet Lise Werner zijn.

Daarna springen we naar een andere tijd, eenzelfde (dezelfde?) auto: 1999, het grensgebied van Italë en Oostenrijk. De vijftienjarige, puberende Joys Bianca Pacqué rijdt mee met haar ouders in een Fiat 519 uit 1922. Ze hebben in Triëst de zonsverduistering bewonderd en vader moet de auto afleveren. Hij beweegt zich op, maar ook over, de grens van wat legaal is; louche zaakjes.

Midden op de bochtige weg zit een jonge vos. Vader kan de vos niet ontwijken, waardoor de auto tegen een boom knalt en in het ravijn valt. Joys is uit de auto geslingerd en ligt buiten bewustzijn naast de weg.

Coma

Later zullen twee Oostenrijkse mannen (Gifkikker en Magerkäse) haar vinden en haar afleveren in een ziekenhuis in Vipiteno. Ze ligt in coma en niemand weet waar ze vandaan komt.  De twee Oostenrijkers bezoeken haar geregeld, gebruikmakend van de omstandigheid dat Joys zich niet kan verweren. Ze betasten haar, denkend dat zij dat niet zal merken.

Tot zover lijkt er niet zoveel aan de hand. Maar intussen is er al een heel ander verhaal gestart. Joys ziet, als ze in de berm ligt, hoe de dode vos tot leven komt. Ze weet zeker dat hij Arago heet, maar op sommige momenten, als hun samenzijn vertrouwder is, noemt ze hem Smoet. Samen trekken ze de Dolomieten in, waarbij Joys bijna leeft als een vos.

Ze klopt aan bij een vrouw, Simone Werner, die een en al vriendelijkheid is. Als een soort aangenomen dochter blijft Joys bij haar. Ze heet dan Lise Werner. Simone trekt met Lise en Arago naar haar neef, Paul Ehrenfest, in Leiden. Het blijkt 1922 te zijn. Ook in Door de waterspiegel kwam iemand overigens opeens in Leiden terecht.

Leiden

Lise weet niets van voor het ongeluk. Ze is de herinnering aan haar jeugd kwijt. In Leiden ontmoet ze niet alleen Ehrenfest en zijn zoontje Vassik, die het Syndroom van Down heeft, maar ook de wetenschappers Niels Bohr en Willem de Sitter. Voor de beide laatsten vat ze genegenheid op.

Is er een verklaring voor het feit dat iemand in een andere tijd terechtkomt? Joys zegt dat ze Lise heeft verzonnen.
Waarom Lise, zult u vragen. Omdat ik gelukkig wil zijn. 
Als we even uitgaan van een rechtlijnige verklaring (dat de hele verhaallijn in 1922 een verzinsel is van Joys) hebben we daar ook een verklaring voor: Joys weet veel over de stand van de wetenschap in 1922, omdat haar vader haar dat verteld heeft. Hij was immers geabonneerd op het blad Natuur en techniek. Niet voor niets wilde hij per se de zonsverduistering zien.

Sterk verhaal

Dat Joys Lise verzonnen heeft, met alles wat die in 1922 heeft meegemaakt, is wel een sterk verhaal. Bovendien merk je dat het verhaal sterker is dan de bedenker ervan. Als Lise gaat schaatsen met Willem de Sitter, voelt Joys gevaar. Ze heeft het idee dat Lise beter de polders en de plassen kan vermijden. Het lijkt erop dat het verhaal intussen zijn eigen gang is gegaan en dat ze het niet meer helemaal kan sturen.

Lise heeft soms het idee dat ze door iemand in de gaten gehouden wordt. Dat zou Joys kunnen zijn, die haar bedacht heeft. Meteen komt de vraag op door wie wij bedacht zijn en door wie wij in de gaten gehouden worden. Willem de Sitter praat met haar over een engelbewaarder. Op de engelen in dit boek kom ik later terug.

Onder het ijs

Nog een uitspraak van Lise:
Daar op die plassen, toen ik daar schaatste, leek het alsof er vlak onder het ijs als een soort schaduw iemand meeschaatste, gelijk met mij. Het zal een soort gezichtsbedrog geweest zijn.
Een schaduwfiguur, een dubbelganger. Ook dat kan Joys zijn. Het zal wellicht niet zo bedoeld zijn, maar ik moest ook denken aan het gedicht 'Vos onder ijs', van Ingmar Heytze. Onder en boven het ijs - dat zijn twee werelden, net als de wereld van de schrijver, aan de ene kant van het papier en de wereld van de lezer, aan de andere kant.

Zoals gezegd: het zal wel een particuliere associatie zijn, maar ik heb die dankbaar aanvaard. Opeens is er ook de andere wereld van de lezer. Als grenzen van werkelijkheden doorbroken kunnen worden, kan de lezer meedoen in het verhaal. En natuurlijk doet de lezer ook mee. Heb ik, zittend op mijn stoel, niet meegeschaatst met Lise en De Sitter! Nou dan!

Ook zou Lise zich best met een vos kunnen associëren: in de Dolomieten heeft ze geleefd als een vos, zoals Arago in Leiden min of meer als een mens leeft.

Wat kan en wat niet kan

Wie De vrolijke verrijzenis van Arago leest terwijl hij aan het controleren is hoe het precies zit en of alles wat beschreven is wel mogelijk is, doet zichzelf tekort. In de eerste plaats moet je meegaan in het verhaal, wat overigens verrassend gemakkelijk gaat.

Ook Lise heeft overigens haar twijfels als ze ziet hoe de vos Arago verrijst uit de dood. Ze kan het niet direct verklaren, maar denkt dat het te maken heeft met de indeling van de wereld in alles wat kan, wat mogelijk is, aan de ene kant en wat onmogelijk is aan de andere kant. Maar dat zegt het verstand, en het verstand is niet altijd betrouwbaar.
Bovendien zeg je gemakkelijk dat iets wat bestaat, belangrijker is dan iets wat niet bestaat. Het is de vraag of dat klopt. 
Later ziet ze dat ze de wereld op een verkeerde manier heeft ingedeeld:
En pas toen we daar wegliepen, ik de bossen in en hij achter mij aan, begreep ik dat de verdeling tussen wat kon en wat niet kon door mij volkomen verkeerd was gemaakt. Je kan beter kijken naar wat belangrijk is en wat niet. En wat belangrijk is, moet op een of andere manier bestaan. Ook al denk je dat het niet kan.
Als iets belangrijk is, zal het bestaan, al is het maar in je gedachten en voor je het weet zijn je gedachten werkelijkheid. Vooral Niels Bohr is goed in het denken van het onmogelijke. Paul Ehrenfest bewondert dan ook het voorstellingsvermogen van zijn vriend, zijn gedachte-experimenten.

Paul legt uit wat een gedachte-experiment is:
Dat is een mogelijkheid in ons vak om iets wat niet kan of niet bestaat te beschrijven en daarover te praten.
Binnen die definitie valt ook veel van De vrolijke verrijzenis van Arago. Natuurlijk is een roman altijd een gedachte-experiment van de schrijver, maar ook binnen deze roman zijn er dat soort experimenten. Denk aan de ouverture van het boek. Zijn Ehrenfest en Bohr met de gehuurde Fiat in Wenen geweest? Zijn ze naakt gaan zwemmen? Hebben ze die vreemde vrouw met de motor uit het water zien rijzen. Het is waarschijnlijker dat ook dat een gedachte-experiment is. Ze hebben het gedacht en omdat het belangrijk bleek te zijn, bestond het.

Er zijn verschillende tijden en plaatsen, verschillende werkelijkheden, en Joys verkeert in die alle, soms als zichzelf, soms als Lise. Vader moest de auto wegbrengen, maar hoewel de auto verongelukte, bracht die haar naar Leiden in de jaren twintig. In een omgeving waarin ze zich op haar gemak voelde. Gifkikker had het al gezegd: 'Iedereen wil ergens aankomen waar hij zich thuisvoelt.'

Parsec

Op hun schaatstocht legt Willem de Sitter aan Lise uit wat een Parsec is. Het is een afstand: ruim tweehonderdduizend AE, wat de afstand is van de aarde tot de zon en weer terug. 'Voor een engelbewaarder is het een afstand van niks,' zegt Lise.

Engelen kennen we als boodschappers, als degenen die pendelen tussen de werkelijkheden. De verpleegster die Joys verzorgt als ze in coma is, noemt ze haar tactiele engel. Ze is de verbinding tussen de werkelijkheid in haar hoofd en de werkelijkheid buiten haar lichaam.

Bohr en Ehrenfest discussiëren aan het begin van het boek over de vraag of engelen bestaan. Voor wie gelooft wel? Voor ongelovigen niet en voor gelovigen zijn ze belangrijk. En wiskundigen hebben hun eigen engelen: imaginaire getallen.

Ook de twee Oostenrijkers zijn nogal tactiel, maar op een smerige manier. Zijn het duivelen? Of zullen juist zij ervoor zorgen dat Joys uit haar coma ontwaakt?

Twee werelden

Die twee werelden zijn overigens niet strikt gescheiden. Zo komen haar overleden ouders haar opzoeken, al heeft ze weinig steun aan hen.  Het zijn zowel schrijnende als hilarische scènes. Zo heeft Vader heeft nog het stuur van de auto in handen.

Voor een engel stelt een parsec niets voor. Als er geen onderscheid is tussen wat kan en niet kan en als je van de ene tijd in de andere kunt stappen, speelt afstand ook geen rol.

Dat blijkt ook uit het mooie slot van het boek. Arago/Smoet is dan op een wonderlijke manier omgekomen. Simone, die Lise als haar dochter heeft aangenomen, vertelt over hoe haar neef Paul werkt.
Hij denkt en hij maakt aantekeningen en hij verzint proeven die helemaal niet kunnen. Die hij nooit kan uitvoeren. Dat is onmogelijk. En zo, Lise, op dezelfde manier, op de manier waarop Paul werkt, moeten wij Smoet tot leven denken. Smoet is een gedachte, een mooie gedachte, die we telkens opnieuw moeten verzinnen. 
Lize antwoordt: 'Maar ik kan zo'n gedachte-experiment niet aaien of in mijn armen houden.'

Daarmee lijkt ze toch weer onderscheid te maken tussen wat kan en niet kan, de kracht van de gedachte, of de verbeelding onderschattend.

Troost

In de slotalinea wordt ze getroost:
Ze bewondert de gazons en roept. Smoet komt eraan en blijft naast haar. Als ze geduld heeft en enkele minuten wacht, dan zal ze laag boven de horizon de grote planeet zien blinken. En ook al is alles wellicht een parsec verwijderd, daar staat Jupiter. 
Het is ondoenlijk om alles uit de roman naar voren te halen, gelukkig. Jupiter verbindt Lise overigens met De Sitter, maar dat is weer een ander verhaal.

Zo zijn er meer verbindingen. Joys voelt zich ongewenst en Lise voelt zich zeer gewenst. Maar Vassik, het zoontje van Ehrenfest, is hem een last en hij laat hem opnemen in Jena. De hele roman wachtte ik op de dramatische ontknoping, die ik kende uit de werkelijkheid buiten de roman: Ehrenfest schiet zijn zoontje dood en pleegt daarna zelfmoord. Het gebeurt niet in de roman. Misschien heeft Joys het met haar gedachten voorkomen.

Verleden gewist

Lise weet niets van voor de ontmoeting met Arago. Haar verleden is gewist. Ook Simone heeft een deel van haar verleden gewist. Daarin heeft ze twee mannen gedood. Je kunt je afvragen hoeveel iemand van zichzelf kan wissen en tegelijkertijd zichzelf kan blijven. En wat is er gewist bij Joys? Voor de buitenwereld is ze lange tijd alleen maar een lichaam in coma, een mens zonder context. Alleen haar tactiele engel maakt haar tot mens.

Op een gegeven moment gaat het gezelschap rond Paul Ehrenfest naar een uitvoering van Die Schöpfung Haydn. Ook de schepping kun je misschien zien als een gedachte-experiment. En natuurlijk is De vrolijke verrijzenis van Arago ook een schepping.

Tomas Lieske heeft het verhaal geschapen, maar ook de lezer neemt deel aan het gedachte-experiment. Samen met de personages loopt hij nietsvermoedend de werkruimte in waar de auteur zit te schrijven. Voor een lezer stelt een parsec niks voor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten