donderdag 29 augustus 2024

Texas Kid, mijn broer (Igor Kordey / Darko Macan)

Op een dag wordt er aangebeld bij de striptekenaar Radovan Brandt, als hij opendoet, blijkt er een cowboy op zijn stoep te staan: Texas Kid, het personage waarmee zijn vader, Tomislav Brandt beroemd geworden is. 

Dat is het begin van de graphic novel Texas Kid van de Kroatische stripmaker Igor Kordey. Hij baseerde de strip op een verhaal van Darko Macan

Tomislav Brandt is een beroemde striptekenaar en zijn zoon doet er alles aan om door hem gezien te worden. Hij is ook nog in zijn voetsporen getreden door zelf tekenaar te worden, maar hij is altijd in de schaduw gebleven van zijn vader. 

De figuur Texas Kid bestaat vijftig jaar en daarom wordt Tomislav in het zonnetje gezet. Er is iemand ingehuurd die in de outfit van de beroemde cowboy rondloopt. Hij is populair, maar voor mensen in zijn directe omgeving is Kid een onaangenaam figuur.  Hij dringt zich steeds verder in het leven van Radovan. 

De wetten van de verbeelding

Langzamerhand begin je je af te vragen hoe werkelijk deze persoon is. Hij geneest wel heel snel van zijn wonden en zelfs de gaten in zijn kleren trekken dicht. Texas Kid is duidelijk niet van deze wereld. Hij is een held die zich aan de aardse wetten onttrekt. Hij is dan ook een personage en zo iemand gehoorzaamt alleen aan de wetten van de verbeelding. Hij zal dus ook alleen met de verbeelding bestreden kunnen worden. 

Texas Kid is een intrigerend verhaal. Het gaat over een kunstenaar die zijn weg zoekt, maar ook over een zoon met een vader die zo groot is, dat hij in zijn buurt zo ongeveer wegvalt. Het is ook een verhaal over de kracht van de verbeelding, die sterker kan zijn dan de krachten van de natuurwetten. 

Trauma

Maar het is ook een verhaal over een kind dat door schade en schande heeft geleerd om sterk te zijn. Tomislav is getraumatiseerd door zijn jeugd en door de oorlog. Tussendoor vertelt Radovan het verhaal van zijn vader, die al hoogbejaard is: hij is bijna zestig jaar ouder dan zijn zoon. Hoe Radovan de details weet van zijn vaders leven is niet helemaal duidelijk: vader is geen prater. Misschien dat zijn oude tante Draka, zus van vader, hem het een en ander heeft kunnen vertellen. 

Na de oorlog blijken de drie broers van Tomislav verdwenen te zijn, de ouders zijn geëxecuteerd wegens collaboratie en hij heeft alleen nog zijn zus met haar kinderen. En het tekenen. Zijn verbeelding is de wereld waarin hij zich terugtrekt. 'Hij vocht met het leven. Het leven won, en ketende hem aan zijn werk. De enige avonturen die hij nog meemaakte waren de avonturen die hij zelf tekende.' 

Door dat tekenen maakt Tomislav zich kenbaar aan de wereld en eigenlijk ook aan zijn zoon, die ziet hoe dingen die zich in de werkelijkheid hebben voorgedaan terugkomen in de strips van zijn vader. 

Dat alles maakt Texas Kid tot een mooi, gelaagd verhaal. Het wordt in zijn complexiteit helder verteld en hoewel het op sommige plekken zwaar is, zit er ook hier en daar humor in. Vlak voordat Texas Kid aanbelt, snijdt Radovan zich in zijn vinger. Het bloed drupt op zijn shirt en komt terecht op de smiley op zijn shirt. Dat is een vrolijke knipoog naar Watchmen, waar de helden, net als Texas Kid, hun schaduwkanten hebben. 

Tekeningen

De tekeningen zijn wisselend van kwaliteit en ze zijn ook niet het hele album door in dezelfde stijl getekend. Soms is er veel arcering, soms helemaal niet. Bewegingen en verhoudingen kloppen soms net niet, maar meestal is dat niet storend. Igor Kordey is op andere zaken gericht: hij wil ons het verhaal vertellen en de grote lijn lijkt belangrijker dan de vraag of elke tekening gaaf is. 

Alle tekeningen zijn in zwart-wit, met af en toe rode accenten. Dat heeft soms een dramatisch effect. Het zorgt er ook voor dat het boek een vrij rustig beeld geeft. Juist als de gebeurtenissen heftig zijn,  heeft het minimaal gebruik van kleur tot gevolg dat zaken niet te zwaar worden aangezet. 

Uitgeverij Silvester heeft het boek uitgebracht in een mooie hardcover met stofomslag (met aan de binnenkant een grote tekening)

Titel: Texas Kid, mijn broer
Tekst en tekeningen: Igor Kordey
Naar een verhaal van Darko Macan
Vertaling: Kees Beentjes
Uitgever: Silvester Strips
2024, 224 blz. € 39,95 (hardcover, stofomslag)

dinsdag 27 augustus 2024

Jij zegt het (Connie Palmen)

In 2015 verscheen de roman Jij zegt het van Connie Palmen. Ik las het boek toen niet, maar ik verwachtte er veel van. Aan het eind van het jaar nam ik het op in het lijstje met de beste boeken van 2015 die ik niet gelezen had. Op nummer twee; alleen Dertig dagen van Annelies Verbeke schatte ik hoger in. Dat boek las ik vrij snel daarna.

Nu ik na meer dan acht jaar dat lijstje terugzie, constateer ik dat ik veel van de boeken daaruit niet gelezen heb. Alleen bij De onderwaterzwemmer van P.F. Thomése en Maan en zon van Stefan Brijs kwam het ervan. De ochtendgave van A.F.Th. van der Heijden heb ik intussen in huis. De boeken van Jamal Ouariachi, Yves Petri, Hagar Peeters en Stephan Enter liggen nog niet op de stapel. Het lijken me nog steeds interessante boeken. 

Maar Jij zegt het van Connie Palmen las ik een paar weken geleden wel. Ik was in 1991 nogal onder de indruk van De wetten en ook De vriendschap (1995) kocht ik meteen nadat het verscheen. I.M. (1998) sloeg ik aanvankelijk over. Ik was bang dat het te klef en dus oninteressant zou zijn. Een paar jaar later las ik het toch en toen viel het me mee. Het Boekenweekgeschenk De erfenis (1999) las ik meteen en ik herinner het mij als niet slecht, maar eerlijk gezegd heb ik er maar weinig van onthouden. Geheel de uwe (2002) las ik niet. Lucifer (2007) wel, maar het duurde een paar jaar voordat ik eraan begon.  Goed boek, trouwens. Ik kocht het boekenweekessay De zonde van de vrouw (2017), maar las het niet. 

Sylvia Plath en Ted Hughes

Dat essay moet ik toch maar eens op gaan zoeken. Misschien had Sylvia Plath (1932 - 1963) er ook wel in gepast. Eerlijk gezegd wist ik voor ik aan Jij zegt het begon, niet veel van Plath af. Wat algemene en oppervlakkige kennis: dat ze met Ted Hughes (1930 - 1998) getrouwd was en zelfmoord pleegde. En dat het een interessant schrijfster zou zijn, maar aan buitenlandse literatuur kom ik eigenlijk al jaren niet meer toe. Ik kan de Nederlandse al niet bijbenen. 

Ted Hughes heeft na de dood van Plath nogal kritiek gekregen. Hij beheerde haar nalatenschap, vernietigde het laatste deel van haar dagboek, waarin hun tijd samen beschreven werd, en zou haar werk voornamelijk gebruikt hebben om zijn eigen doelen te verwezenlijken. Hughes ontkende, maar pas in 1998 schreef hij over hun relatie, in zijn laatste bundel, Birthday letters (1998)

Verwijten

Palmen baseert zich, schrijft ze in de 'Verantwoording', voornamelijk op die gedichten. In Jij zegt het laat ze Ted Hughes aan het woord. Hij begint als volgt:

Voor de meeste mensen bestaan wij alleen in een boek, mijn bruid en ik. De afgelopen vijfendertig jaar heb ik met een machteloos afgrijzen moeten aanzien hoe onze echte levens bedolven raakten onder een modderstroom van apocriefe verhalen, valse getuigenissen, roddels, verzinsels, mythen, hoe onze ware, complexe persoonlijkheden werden vervangen door clichématige personages, vernauwd tot simpele imago's, op maat gesneden voor een sensatiebelust lezerspubliek. 
En dan was zij de broze heilige heilige, ik de brute verrader. 
Ik heb gezwegen. 
Tot nu toe. 

We krijgen het hele verhaal te horen van de kennismaking van Hughes met Sylvia Plath tot haar dood en een stukje van de nasleep ervan. Ik had verwacht dat ook de verwijten die Hughes over zich heen kreeg aan de orde zouden komen, maar die zijn grotendeels buiten de roman gebleven. Er wordt wel naar verwezen, maar alleen in algemene zin. Meestal wordt niet verteld wat het verwijt dan is. Een voorbeeld:

Ik zou minder last hebben gehad van een schuldgevoel als ik had geweten dat ik op een dag verstrikt zou raken in een weg van onthullingen, dat iedereen die we ooit hadden ontmoet, met wie we gedronken, gegeten en gelachen hadden, als ratten uit een stinkend riool zou kruipen om zich te laten gelden als de evangelisten van een waargenomen drama, en in hun epistels oordelen velden waarbij de poëtische steken van mijn vrouw aan hun adres verbleekten tot speldenprikken. 

De relatie gaat met hobbels. Op een gegeven moment leven de twee gescheiden. Dan komen de verwijten al los, ook door Plath aangewakkerd:

Vanaf het moment dat ik uit mijn huwelijk wegreed werd ik vogelvrij verklaard, een personage dat anderen naar believen konden beschuldigen en zwartmaken, en degene die deze ziedende achtervolging aanvoerde was mijn eigen vrouw. 

Nog meer zelfmoorden

Hughes begint een relatie met Assia Wevill, die op dezelfde manier zelfmoord zou plegen als Sylvia Plath, nadat ze haar dochter (en die van Hughes) doodde. Ted Hughes en Sylvia Plath kregen twee kinderen, waarvan de jongste, een zoon, later ook zelfmoord zou plegen. 

Je zou kunnen zeggen dat het Hughes door het noodlot niet met rust gelaten wordt, maar ook dat hij ellende verspreidt in zijn omgeving. Palmen is in haar roman loyaal met Hughes. Hoe controversieel dat is, kan ik moeilijk beoordelen. Als lezer neemt ze je in ieder geval gemakkelijk mee. Je bent bereid zijn versie van het verhaal te geloven. 

Daarbij heeft hij ook bedenkelijke kantjes. Zo is hij nogal zweverig. Hij hecht belang aan astrologie, het ouijabord, de tarotkaarten en hij denkt dat hij met hypnose de menstruatie van zijn vrouw kan opwekken. Bovendien is hij een enorme mansplainer, die zijn vrouw blijkbaar beter begrijpt dan zij zichzelf begrijpt. 

Zo zegt hij tegen haar dat ze die oude gedichten eens opzij moet leggen en aan iets nieuws moet beginnen. En als Sylvia Plath kritiek heeft op Anne Sexton, 'weet' hij dat ze zich afschermt voor een te grote identificatie. Hij blijkt steeds de betere verstaander te zijn. Of dat klopt met de werkelijkheid buiten het boek of dat Palmen hem die rol toedicht, is me niet duidelijk. Maar eigenlijk doet dat er ook niet toe. 

We lezen immers een roman en in fictie is zo'n beetje alles geoorloofd. Maar omdat je weet dat er een werkelijkheid is waarop het verhaal gebaseerd is, heb je de neiging ook daar naar te kijken. Maar ook als sommige zaken niet zouden blijken te kloppen, zegt dat niets over de kwaliteit van de roman. 

Jonge vos

Op de cover staat de afbeelding van een jonge vos, met wormpjes of maden in zijn oren, die er door een vogeltje uit gepikt worden. De vos komt in de roman verschillende keren voor. Eén keer zelfs letterlijk, als iemand een vossenjong bij zich draagt. 

Ik moest meteen denken aan het Hooglied: 'Vang voor ons de vossen, / vang de kleine vossen. / Ze vernielen de wijngaard, / onze wijngaard vol bloeiende ranken.' De vossen die wijngaard verderven zijn voor mij daarmee een beeld voor wat de liefdesrelatie aantast. 

Hughes schrijft (in Jij zegt het) heel vaak 'mijn bruid' als hij het over Sylvia Plath heeft, ook als ze al jaren getrouwd zijn. De term 'bruid' sluit weer aan bij het Hooglied. 

De vos is soms ook een beeld voor Sylvia Plath. De omgeving van Hughes heeft nogal kritiek op Plath, Vooral zijn zus Olwyn moet niets hebben van de vrouw van haar broer. In de roman zegt Hughes:

Regelmatig voelde ik me een man die een vos beschermt tegen zijn eigen blaffende honden en zich daarbij door de vos laat bijten. 

En als zij overleden is, vergelijkt hij zichzelf met een vossenjong:

De eerste nacht in haar bed besnuffelde ik als een verlaten vossenjong het kussen en de lakens, op zoek naar haar nestgeur, die ik pas vond toen ik een nachthemd onder mijn neus drukte. 

Maar de vossen huizen ook in zijn hoofd. Eerst zegt hij dat hij te lang de vos in zijn hoofd genegeerd heeft en zijn derde vrouw geeft hem ruimte:

Omdat ze de vossen begreep, begreep ze mij, legde me niet als een erfhond aan de ketting, liet me gaan als ik wegliep. 

In ieder geval is het een intrigerend beeld op de cover, ook al snap ik het waarschijnlijk niet helemaal. De wormen of maden vreten het vosje aan en de vogel eet ervan. 

'Ik' zeggen

De titel komt pas in het slot van de roman naar voren. Hughes heeft jaren gezwegen, maar in zijn Birthday letters spreekt hij zich uit. Dan pas heeft hij het over zichzelf. 

En ik, die zo lang de vijand was van het onthullendste woord uit de taal, goot mijn loodzware ziel in die iele gestalte, volgde haar naar buiten, en ik zei het, ik. 

Je zou ook kunnen zeggen dat een deel van het leven van Hughes niet op zichzelf, op 'ik' gericht was, maar op dat van zijn vrouw, 'jij'. 

Clichés

Palmen neemt je in Jij zegt het mee in de geschiedenis van een intense relatie, waarin ze in Hughes gekropen is. Daarbij schuwt ze af en toe de clichés niet. Maar misschien moeten we die niet op haar conto schrijven, maar is dat de manier waarop Hughes formuleert. Enkele voorbeelden:

Met haar maanvolle gezicht en koperkleurige satijnen huid zag ze eruit als een actrice uit een Hollywoodfilm. 

Ik keek haar aan toen ik het vertelde, zag haar ogen langzaam vollopen met tranen totdat ze overstroomden en twee glinsterende beekjes een spoor trokken over de bruine wangen. 

(...) zonder oog te hebben voor de herfst die de laatste dagen van september 1962 in een gouden gloed zette. 

Maar misschien ga je vanzelf wel zo praten als het gaat om een overweldigende relatie. 

Jij zegt het is een meeslepende roman. Ook als Ted Hughes en Sylvia Plath fictieve figuren zouden zijn, blijft het verhaal geloofwaardig. Dat de werkelijkheid steeds door de fictie heen ademt, maakt het boek eigenlijk alleen maar spannender. Ik kan me voorstellen dat na het lezen van dit boek mensen alles willen weten over dit bijzondere koppel. 

woensdag 21 augustus 2024

Vakantie!


Deze week loop ik met mijn lief in de Oostenrijkse bergen. Ik blijf natuurlijk gewoon dagelijks doorlezen, maar van een recensie laat ik het niet komen, merk ik. Maar ik wil je wel vertellen wat je nog te verwachten hebt. 


Volgende week

Volgende week wil ik schrijven over Jij zegt het van Connie Palmen. Het heeft lang geduurd voor ik eraan begon, maar ik heb er geen spijt van dat ik het uiteindelijk toch gelezen heb. Interessant boek en ook goed. 


Verder zal ik schrijven over de dikke graphic novel Texas Kid. Niet altijd goed getekend, maar wel een intrigerend gegeven over de relatie tussen een vader en een zoon. De vader is schepper van het personage Texas Kid. De zoon heeft het gevoel dat hij met deze cowboy moet concurreren. 

Ten slotte wil ik volgende week schrijven over De pen in het hart van Chrétien Breukers. Wel interessant, al heb ik ook mijn twijfels. Ik mis een beetje het verhaal. Het dreigt af en toe op gang te komen, maar meestal blijft het bij observaties en gedachten. 

Na volgende week

Het is ook al duidelijk waarover ik na volgende week ga schrijven. Over de strip Josje scoort! van Willem Ritstier en Roelof Wijtsma. Mooi album over een meisje dat met de jongens meevoetbalt. 

Van Enny de Bruin lees ik nu Het ijzeren veulen. Dat leest als een trein. Over een moordzaak uit de zeventiende eeuw. Aanrader. 

En ik ben ook nog bezig in de graphic novel The great Marc Evers over een jongen met autisme die een moeilijke start heeft in het leven maar uiteindelijk bij de Paralympics meedoet op het onderdeel zwemmen. Goed gedaan. 



vrijdag 16 augustus 2024

Blueberry: Het ijzeren paard & Steelfingers (Jean Giraud & Jean Michel Charlier)



Voor westerns heb ik een warm plekje in mijn hart. Het zal te maken hebben met de tijd waarin ik ben opgegroeid (zo'n beetje iedere jongen had klappertjespistolen en een indianentooi) en met de comics over Kid Colt en Rawhide Kid, die ik gretig las. En natuurlijk met de avonturen van Blueberry die ik las in Pep en Eppo. 

Wat me er indertijd precies in aantrok, is moeilijk nog na te gaan. Misschien had het te maken met de relatieve wetteloosheid in het Wilde Westen, waardoor goed en kwaad niet worden bepaald door de regels, maar door de morele keuzes die iemand maakt. Die keuzes zijn belangrijker dan de wet. Kid Colt en Rawhide Kid worden gezocht door de wetshandhavers, omdat ze de schijn tegen hebben, maar eigenlijk zijn ze onschuldig. Ze deugen voluit en je kunt je veilig met hen identificeren. 

Vrijbuiter

Blueberry is een vrijbuiter, die altijd zijn eigen inzichten volgt, iedereen tegen zich in het harnas jaagt, maar altijd mogelijkheden ziet om door te gaan. Als je als kind gebonden bent door allerlei regels in het gezin, wil je je graag voorstellen dat je op je paard over de prairie kunt rossen en zelf je weg kunt bepalen. 

En dan zijn er nog de indianen, de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Omdat we spreken over een strip uit de jaren zestig, zal ik ze toch 'indianen' noemen,  wat toen de gebruikelijke manier was om over ze te spreken. 

Ik denk dat de strip over Old Shatterhand de eerste was die me deed nadenken over de indianen. Old Shatterhand is bevriend met Winnetou, die behoort tot de Apaches. Dat zijn de goeden, in die strip. De Comanches zijn degenen die niet deugen en af en toe komen er ook andere stammen als de Sioux en de Cheyenne in voor, als mijn geheugen me niet bedriegt. 

Maar Old Shatterhand plaatste zich eigenlijk al buiten de bestaande orde door zijn vriendschap met Winnetou. De blanken, de cowboys, waren per definitie tegen de indianen, die daardoor tot de underdog gemaakt worden en Old Shatterhand neemt het dus op voor die underdogs. Dat is altijd sympathiek. 

Dat zie je ook gebeuren bij Blueberry, waarvan nu weer een deel verschenen is in de integrale heruitgave in zwartwit, op groot formaat, bij uitgeverij Sherpa. In dit deel zijn twee albums gebundeld, Het ijzeren paard en Steelfingers. Er zijn indertijd nog twee delen gevolgd die dit deel van het verhaal completeren, Vlakte der Sioux en Generaal Geelkop.

Spoorlijn

In deze albums gaat het over de spoorlijn die moet gaan lopen van de Atlantische Oceaan tot aan de Stille Oceaan. Vanaf beide kanten is er een maatschappij die begonnen is met de aanleg: vanuit het oosten de Union Pacific, onder leiding van generaal Dodge en de gebroeders Casement, vanuit het westen de Central Pacific, opgericht door vier kooplui uit Sacramento. 

Er spelen grote belangen, waardoor elke maatschappij zo snel mogelijk de lijn wil aanleggen. Niet alleen geeft de regering subsidie voor elke mijl van de aangelegde spoorlijn, maar het deel dat gelegd is, mag ook door de betreffende maatschappij geëxploiteerd worden en zij krijgt het land rond de spoorlijn, dat veel geld waard is geworden, juist door die spoorlijn. 

Het tempo van aanleg moet hoog gehouden worden, maar het gaat allemaal niet van een leien dakje. De arbeiders morren. Doordat de aanvoerlijnen langer worden, wordt het lastig om voedsel aan te voeren en het loon moet ook met de trein vervoerd worden. Daar komt nog bij dat het spoor gaat lopen door het jachtgebied van de Sioux en de Cheyenne. Generaal Dodge besluit luitenant Mike Blueberry, die onder hem gediend heeft in de burgeroorlog, naar het kampement van Union Pacific te sturen. 

Daar heeft de Central Pacific intussen geïnfiltreerd, door de figuur Steelfingers, iemand met een stalen hand, en ook in de leiding hebben ze een medestander. Die moeten er alles aan doen dat de bouw van de spoorlijn door Union Pacific gestaakt wordt. Steelfingers zet ook nog de indianen op tegen Blueberry en Union Pacific. 

Scenario

Natuurlijk heb ik vroeger de albums gelezen en ik kende dus het verhaal, maar dat was intussen wel weer weggezakt en ik heb het daarom gelezen alsof het nieuw was. Het scenario van Jean-Michel Charlier weet nog steeds te boeien. Weliswaar is Blueberry een held, en hij boekt ook wel succesjes, maar een groot deel van de onderneming lijkt toch mis te gaan lopen. Natuurlijk weet je dat de held er uiteindelijk goed afkomt, maar dat is aan het einde van deze twee verhalen nog niet duidelijk. 

Wel is duidelijk dat Blueberry de goede is en zijn antagonist Steelfingers is de representant van het kwaad. Het is de heldere verdeling, die misschien wat oppervlakkig is, maar die het lezen aangenaam maakt. Het is dezelfde verdeling die er ook is in James-Bondfilms. De indianen zijn de underdogs, die niet direct slecht zijn, maar ze worden misbruikt door Steelfingers. 

Tekeningen

Een goed verhaal dus, dat nog steeds blijft boeien en dat je als lezer in spanning doet zitten. En dat allemaal met die schitterende tekeningen van Jean Giraud

In deze integrale heruitgave is gekozen voor een uitvoering in zwart-wit. Wat daar precies de gedachte achter is, is niet duidelijk want de uitgave kent geen inleiding of dossier; er zijn alleen de twee verhalen, die eigenlijk twee delen van hetzelfde verhaal zijn. Door de afwezigheid van kleur heb je misschien wel meer aandacht voor de manier van tekenen en die is prachtig. Objectief ben ik natuurlijk niet, omdat mijn leeservaring als kind wakker gemaakt wordt door het lezen nu. Als een uitgave dat kan bewerkstelligen, is dat al heel wat. Maar nieuwe lezers zullen toch ook wel onder de indruk zijn van de tekeningen van Giraud en de verhalen van Charlier. 

Bij de mooie hardcover wordt een extra prent geleverd, een hommage aan Blueberry door Dominique Bertail. De tekening is in sepia, zodat die de sfeer van oude foto's oproept. Aan het eind van de uitgave is er een covergalerij in kleur, zes pagina's. De oplage is maar vijfhonderd exemplaren. De liefhebbers moeten dus snel zijn. Daarnaast is er een luxe uitgave met linnen rug en een extra prent. Als je het nog exclusiever wilt: bij uitgeverij Fantasia is er een luxe editie in een oplage van vijftig genummerde exemplaren. 

Titel: Blueberry - Het ijzeren paard & Steelfingers
Scenario: Jean-Michel Charlier
Tekeningen: Jean Giraud
Vertaling: Arend Jan van Oudheusden
Uitgeverij: Sherpa
2024, 104 blz. € 65,- hardcover, losse prent. 

Eerder schreef ik over:

dinsdag 13 augustus 2024

De tolk van Java (Alfred Birney)



Van Alfred Birney heb ik weinig gelezen. Ik las zijn debuut Tamara's lunapark (1987), maar mogelijk pas verschillende jaren nadat het uitkwam. Ik zie het mezelf meenemen uit de bibliotheek in Arnhem, tegelijk met Wisselkind van Basha Faber. Maar dat verscheen pas in 1998. En bedriegt mijn geheugen me niet? Roept De tolk van Java, dat ik net gelezen heb, niet de gedachten op aan de roman van Faber, die gaat over het verzet in Atjeh? Het zou zomaar kunnen. 

In 2017 won Aflred Birney de Libris Literatuur Prijs en werd daarmee bekend. Overal werd het boek genoemd, de schrijver werd verschillende keren geïnterviewd. Het leek me meteen een interessant boek, maar ik kocht het niet. Toen ik het een tijdje terug in een kringloop zag liggen voor € 2,50 kon ik het toch niet laten liggen.

De tolk van Java is een roman die is gebaseerd op het leven van de auteur en vooral ook op dat van zijn vader, een getraumatiseerd man. Getraumatiseerde vaders komen in de literatuur veelvuldig voor, bijvoorbeeld in Indische duinen van Adriaan van Dis en De kleine blonde dood van Boudewijn Büch. Birney doet wel heel erg zijn best die vader beter te leren kennen. 

De verteller in De tolk van Java is Alan, zoon van een half Chinese vader uit Nederlands-Indië en een moeder uit Helmond. De vader, Arto Noland, wordt ook wel aangeduid met de kaalkop, Soerabaja Papa of de Arend, moeder met het kamerolifantje. In het begin van het boek vertellen ze om beurten hun verhaal, waarop de ik-figuur, dan weer reageert. 

Spoken in zijn kop

Vader is de tolk van Java. Hij deed niet alleen vertaalwerk, maar leidde ook de ondervragingen, waarbij gemarteld werd. Ook nam hij deel aan veel gevechtshandelingen. Als hij in Nederland is, heeft hij nog steeds 'spoken in zijn kop', zoals moeder zegt. Hij is gewelddadig tegen vrouw en kinderen. 

Niet alleen de oorlog, ook zijn jeugd werkt door in het leven van Arto. Zijn vader sloeg hem met een rotanstok, zijn moeder met een zweep. Als hij zijn kinderen slaat, geeft hij zijn opvoeding door, maar moeder zegt dat hij tijdens het slaan soms niet meer ziet wie zijn kinderen zijn en dan slaat hij niet als vader, maar als marinier in de oorlog. Niet de kinderen worden dan geslagen, maar de Indonesische vrijheidsstrijders die weigeren te praten als ze verhoord worden door de Hollanders. 

Veel getraumatiseerde mensen zwijgen, maar de Arend vertelt zijn verhalen. Bijvoorbeeld hoe hij op een treinstation met zijn karabijn een serie kogels dwars door een moeder met een kindje in haar armen schoot, als die door een Indonesische strijder als schild wordt gebruikt. En verder tikt vader zijn  oorlogsherinneringen uit, boven op zijn Remington. Dat verslag komt verderop in het boek terug. 

De delen 'Spekkoek' spelen zich af in het heden en gaan over de jeugd van Alan. Het is moeilijk leven met een gewelddadige vader. De kinderen moeten bijvoorbeeld altijd groeten, zoals vader de Japanners moest groeten. Uiteindelijk worden de kinderen door de Kinderbescherming uit huis geplaatst. Alan is dan dertien. Hij komt in een internaat terecht. Dat internaat speelt ook al een rol in Tamara's lunapark. 

Geweld

Deel IV, 'De tolk van Soerabaja' bevat de herinneringen van vader. Aan de ene kant is het goed om van zo dichtbij mee te maken hoe een Indische Nederlander (zoals Arto zich noemt) de oorlog meemaakt. Arto is voluit loyaal aan de Nederlanders en het koningshuis, maar hij werkt ook samen met de Japanners, voor zijn veiligheid, maar ook om informatie te verzamelen. 

Aan de andere kant gaan de verhalen van Arto ook tegenstaan. Ze staan bol van het geweld. Dat zal in werkelijkheid ook wel zo geweest zijn, maar Arto lijkt ook van dat geweld te genieten. Het vertelt een soort avonturenverhaal, waarin de held het steeds overleeft terwijl de mensen om hem heen bij bosjes vallen. Het geweld is eerder een vanzelfsprekendheid dan een verschrikking. 

In het laatste deel blijkt dat de zoon, Alan, daar wel een mening over heeft, maar hij laat in dat vierde deel de vader maar praten en maar razen, zodat je je er als lezer ongemakkelijk bij gaat voelen, maar dat zal ook wel de bedoeling zijn. 

In ieder geval wordt de verwarring van de situatie heel goed duidelijk. Het Indonesische verzet was bepaald geen eenheid en na de capitulatie konden niet alle Japanners op tijd terug naar hun vaderland. Zij vochten soms mee aan de kant van de Indonesiërs. 

Politionele actie

Als de 'Eerste politionele actie' begint doet Arto volop mee. De gruwelen die de Nederlanders bedreven worden rapporterend beschreven. 
Gearresteerde pelopors gebruikten we als pakezels. We zetten ze helmen op hun kop, en omhangen met onze zware wapens lieten we ze voor ons uit lopen als gids en als lokaas. Tegen de tijd dat ze ons in de weg gingen lopen, knalden we ze neer. 
Arto vertelt ook over een gevangenentransport dat met opzet gebeurt in treinwagons waarin te weinig lucht kan komen. Er vallen doden bij het transport. Arto probeert nog wel het leven van de gevangenen te verlichten. Bij een volgend transport, waar hij niet bij is, vallen nog veel meer doden. Hij zal zich wel moeten verantwoorden. 

Voor Arto is wel duidelijk dat hij niet in Indonesië wil blijven:
Dit land, dit volk, al die oorlogen hier, ik voel me hier niet langer senang. Elke dag, elk uur, elke minuut moet ik hier vechten om in leven te kunnen blijven. Overal zijn vijanden. 

Meeleven

Het verwarrende van De tolk van Java is dat je toch met Arto gaat meeleven en dat je toch gaat willen dat hij het redt en overleeft. Ondanks dat hij van het geweld geniet. 

Al die lui werden doorzeefd met kogels. Ik was weer in mijn element en ik hoopte dat die schurk van Jan Abas tussen de lijken lag, want die wilde ik te pakken nemen.  

Je ziet dat er nog wel iets menselijks in hem is, bijvoorbeeld zoals hij bij het transport de verantwoordelijkheid voor de gevangenen op zich neemt. Daardoor kun je je er weer mee verzoenen dat je met hem meeleeft. 

Alan merkt dat hij dingen overneemt van zijn vader. Niet alleen spelen beiden gitaar, maar de manier waarop hij zijn vader ondervraagt heeft ook wel wat weg van een verhoor. Hij komt daardoor wel tot een oordeel: 'hij blijft een massamoordernaar met die Hollandse maten van hem.' Arto heeft er in zijn memoires geen twijfel over laten bestaan: hij stond aan de goede kant. Maar Alan blijft hem ondervragen en dan geeft hij aarzelend toe dat er een mogelijkheid is dat hij toch aan de verkeerde kant heeft gevochten. 

Vastgebeten

De zoon heeft zich vastgebeten in het leven van zijn vader, wellicht om iets van hem te begrijpen en zodoende ook iets van zichzelf. De tolk van Java eindigt met: 'Ik vecht niet langer, ik hou ermee op.' Maar dat er niet gevochten wordt, wil nog niet zeggen dat het vrede is. 

De zoon van Java is een indrukwekkend boek. Het schetst een deel van de geschiedenis van heel dichtbij. We weten niet of alles gebeurd is zoals Arto het beschrijft, maar de gewelddadigheid en de verwarring van die tijd worden wel duidelijk. Het is ook het verhaal van een zoon die een afschuw heeft van wat zijn vader gedaan heeft en die zich tegelijkertijd aan hem gewijd heeft, door een dik boek over hem te schrijven. Afkeer en loyaliteit zijn tegelijk aanwezig en uiteindelijk laat Birney ze allebei bestaan. 

maandag 12 augustus 2024

Goedsniks of kwaadsniks / Hap snap (Theo van den Boogaard)

In 1972 maakte ik kennis met het werk van Theo van den Boogaard. Zijn strip Abe, hot story van een voetballerina stond toen in Voetbal International. Die kreeg ik van een vriendje als hij hem uit had. Abe was een meisje dat vermomd als jongen meespeelde met het eerste van Ajax. Het scenario werd geschreven door Nico Scheepmaker. Ik vond het een leuk verhaal en de spelers van Ajax waren heel herkenbaar getekend. Elke week keek ik uit naar een nieuwe aflevering. 

Later las ik de albums over Sjef van Oekel, die Van den Boogaard tekende en waarvoor het scenario geschreven werd door Wim T. Schippers. Niet alle grappen waren even leuk, maar dat een grap af en toe de mist in ging, hoorde ook wel bij de figuur Van Oekel. 

Van den Boogaard tekende indertijd niet alleen herkenbare figuren, maar hij had ook lol in gedetailleerde decors. Ik herinner me nog Het Amsterdam van Theo van den Boogaard (2011), met geweldige kijkplaten, waarop van alles gebeurt, maar waar ook de gebouwen op de achtergrond minutieus getekend zijn. En hoe onoverzichtelijk de gebeurtenissen ook zijn, op deze platen blijft Van den Boogaard altijd helder, niet alleen in zijn stijl, maar ook in de compositie. 

Twee albums

Uitgeverij Personalia heeft het plan opgevat om het meer recente werk van Van den Boogaard te bundelen. Er zijn nu twee albums verschenen, Goedsniks of kwaadsniks en Hap snap, en het derde, Flink op streek, is in voorbereiding. 

De eerste twee albums bevatten cartoons en korte strips uit de periode 2018 - 2024, staat er achter op het eerste album, maar in het tweede album staat er ook een strip uit 2015 over The Voice of Holland, dus voor de ophef die er over medewerkers aan dit programma ontstond. Op een 'geeltje' geeft Van den Boogaard uitleg zoals hij dat vaker doet. Zo legt hij uit dat er opeens een naamloos personage ontstond, over wie hij meer strips ging maken. Het is een wat oudere, kordate dame, die zich verwondert over de huidige tijd. 

Corona

In de periode waaruit het werk gekozen is, valt ook de coronatijd en die komt dan ook uitgebreid aan de orde in de cartoons. Minister Hugo de Jonge verscheen veelvuldig op tv. Van den Boogaard neemt een kenmerkend detail van de minister: zijn opvallende schoenen. Het blauwe motiefje daarvan op een witte achtergrond laat hij terugkomen in pet, handschoenen en laarzen van een agent. Hoofd en ledematen zijn vervangen door ballonnen. 

Voor iedereen is duidelijk dat hier Hugo de Jonge geportretteerd is en dat hij optreedt als een politieagent (wat ook blijkt uit het bord met het opschrift 'Ademen verboden'). De luchtballonnen suggereren dat de inhoud ontbreekt. 

Die luchtballonnen, vaak als vervanging van een hoofd, zal Van den Boogaard nog vaker gebruiken. Hij is niet vies van het hergebruiken van iets wat goed gelukt is. Zo zijn er vijf cartoons met Gerri Eickhof die commentaar geeft. De achtergrond verschilt, de tekening van Eickhof is steeds dezelfde, maar anders ingekleurd. Je kunt dat gemakzuchtig noemen, en misschien is het dat ook wel, maar het geeft ook continuïteit en herkenbaarheid en misschien is het ook wel een commentaar op het steeds weer op tv verschijnen van dezelfde commentator. 

Door de albums heen zijn de tekeningen steeds goed. Van den Boogaard heeft nog niets ingeboet aan helderheid en zeggingskracht. Hij is geweldig in het herkenbaar portretteren van bekende Nederlanders. Die zijn altijd goed getroffen. Ze zijn realistisch en hebben toch een karikaturale uitstraling. Daarbij heeft Van den Boogaard eigenlijk geen overdrijvingen nodig; hij is veel subtieler. Mooi gedaan. 

Tekst

Met de tekst is het beroerder gesteld. De grappen zijn vaak net niet leuk. De eerste associatie heeft iedereen in zijn hoofd al gemaakt en die moet je dus als cartoonist juist niet maken. Nu we letten op ons taalgebruik, is er altijd wel iemand die zich afvraagt of je nog wel kunt zeggen dat de straten blank staan of dat het zwart ziet van de mensen. Dat hoef ik niet meer in een cartoon terug te zien. 

Verder grossiert Van den Boogaard in slechte woordspelingen. Na het vertrek van Eva Jinek bij de publieke omroep komt Op 1 met presentatieduo's. Die duo's worden knap getekend, maar waarom moeten daar woordspelingen bij, die eigenlijk geen van alle leuk zijn (Uit Ji nek kletsen, Ji nek uitsteken, Over Ji nek gaan)? 

Er zijn veel woordspelingen met namen. Ruud de Wildplasser had leuk kunnen zijn als De Wild bekend staat als iemand die overal over zeikt, maar dat is volgens mij niet het geval. En anders ken ik de context niet goed genoeg. Gerard Spongebob is een te gemakkelijke associatie van Spong met Sponge en Jenny Areanderthaler lijkt me alleen gebaseerd op de lettercombinatie 'ean' die zowel in Arean als in 'neanderthaler' voorkomt. Dat is wel heel mager. 

Poëzie

Er is in het tweede album ook een afdeling 'Poëzie'. Maar Van den Boogaard moet het juist niet hebben van zijn teksten. Weliswaar staan er aardige tekeningen bij, maar de gedichtjes hadden niet een album mogen halen, lijkt me. Een voorbeeld:

Er voer eens een otter
in een botter
voorbij een schildpad
in een kotter
De otter, die riep:
kan dat niet wat vlotter?
Nou nee, zei de schildpad, 
want ik stu-sta-stotter

Het gedicht lijkt helemaal gebaseerd op de ontdekking door Van den Boogaard dat 'otter', 'botter' en 'kotter' rijmen en die bracht hij dus bij elkaar in een gedicht. Met dit wel zeer matige resultaat. 

Van den Boogaard is een uitstekend tekenaar en ik waardeer het dat uitgeverij Personalia zijn verspreide werk bij elkaar gebracht heeft. Het is goed dat het ergens te vinden is. Maar deze albums maken ook pijnlijk duidelijk dat Van den Boogaard zonder goede scenarist bijna nergens het niveau van vroeger haalt en dat hij nogal gauw vervalt in flauwiteiten. Zijn tekeningen zijn nog altijd goed, maar ze verdienen betere teksten. 

Theo van den Boogaard, Goedsniks of kwaadsniks. Uitgeverij Personalia, 2024; 56 blz. € 12,50 (softcover)
Theo van den Boogaard, Hap snap. Uitgeverij Personalia, 2024; 56 blz. € 12,50 (softcover)


vrijdag 9 augustus 2024

Lieveling (Kim van Kooten)

Waarom lees je het ene boek en het andere niet? Er is domweg geen tijd genoeg om alles te lezen, maar hoe maak je in vredesnaam keuzes? Daarin kan ik mezelf niet altijd volgen. Boeken die ik eigenlijk wel wil lezen en soms al in huis heb, Dünya van Tomas Lieske bijvoorbeeld, blijven maar liggen en andere neem ik meteen mee uit de winkel en lees ze. 

Lieveling (2015) van Kim van Kooten heb ik een tijd lang genegeerd. Het onderwerp (seksueel misbruik) is belangrijk genoeg, maar het verhaal is gebaseerd op het leven van een bestaand persoon en levert dat wel literatuur op? Eerst zien, zei blinde Maupie. Om een soortgelijke reden heb ik I.M. van Connie Palmen een aantal jaren laten liggen. Te particulier, vreesde ik. Misschien te klef ook. Toen ik het gelezen had, vond ik het best een goed boek. 

Zo verging het me ook met Lieveling. Het is een schrijnend verhaal, gebaseerd op het leven van Pauline Barendregt, vriendin van Kim van Kooten. Wat zij meegemaakt heeft is verschrikkelijk en het lijkt ongepast om te vragen of Van Kooten daar een goede roman van gemaakt heeft. Het antwoord is overigens 'ja'. Ik ben Lieveling niet gaan lezen omdat ik goede literatuur wilde gaan lezen, maar omdat leerlingen het lezen voor hun lijst en dan moet ik het wel lezen. 

Ome meneer

Het verhaal begint in 1975, zoals duidelijk in het boek is vermeld. Puck is dan vijf jaar. Het boek eindigt in 1984, als Puck dus al op de middelbare school zit. Pucks moeder, Patricia, gaat wonen in Zwijndrecht, bij een oudere man, moeders nieuwe partner. Hij heet Ludovicus, maar Puck noemt hem 'ome meneer'. Later noemt ze hem 'Papa'. 

Papa wil graag Pucks haren wassen, verschillende keren in de week, maar dan maakt hij naaktfoto's van haar en hij zit ook aan haar. Dat gaat steeds verder. Patricia heeft niets in de gaten. En Puck moet steeds op haar hoede zijn. Zelfs als ze in de nacht moet plassen kan dat al een reden zijn dat papa bij haar komt. 

Puck heeft wel in de gaten dat het er bij haar anders aan toe gaat dan bij anderen. Niet alleen heeft ze het materieel heel goed (ze krijgt steeds cadeaus), maar haar moeder is ook anders (die kan haar eigen naam niet schrijven) en andere meisjes van haar leeftijd mogen wel zelf hun haar wassen. Ze heeft nachtmerries over haar vader en die zijn zo beangstigend dat ze soms 's nachts wakker blijft. Over de andere kinderen zegt ze:

Ze zijn anders. Ik zie het aan hun ogen, ze kijken vrolijker. dommer. Omdat ze niet bij alles hoeven na te denken. Ik heb soms het gevoel dat mijn hoofd uit elkaar knalt van het denken. Want het is niet alleen op woensdag, vrijdag en zondag. Het kan altijd gebeuren. 

Isolement

Papa isoleert haar. Er komen geen andere kinderen spelen en Puck kan niet naar iemand bellen, want alle telefoongesprekken worden opgenomen. Zo komt ze in een afhankelijke positie. Haar moeder houdt van haar, maar die heeft niet het benul om te zien wat er echt aan de hand is. Ze mag van tijd tot tijd gaan shoppen en dan is ze weer tevreden.

Enkele keren staat Puck op het punt om te vertellen wat er aan de hand is, maar mensen vragen niet door of het komt slecht uit en dan is de gelegenheid weer voorbij. Degene die het dichtst bij haar staat, is een onderwijzer van de basisschool. 

Hij zoekt haar op in het ziekenhuis. Puck is gevallen met gym, maar ze is ook ondervoed. Ze wordt opgenomen en zelfs daar ziet papa nog kans haar te misbruiken. Als Puck haar verhaal aan de onderwijzer heeft verteld, gaan de ontwikkelingen snel. 

De familie van haar moeder komt in actie, maar deze mensen lijken er vooral op uit financieel voordeel uit de situatie te halen. Eigenlijk hebben ze geen aandacht voor Puck. Puck krijgt het nog zwaar, ook als ze niet meer onder invloed van Ludovicus staat. We weten dat het uiteindelijk met Pauline Barendregt goed gekomen is, maar aan het eind van het boek ziet het er niet goed uit voor Puck. 

Machteloosheid

Allereerst is Lieveling een schrijnend verhaal over een meisje dat misbruikt is, zonder dat iemand ingreep. Over datzelfde onderwerp gaat bijvoorbeeld ook Een lamp voor mijn voet van Liesbeth Labeur. Daarover schreef ik hier. De machteloosheid van Puck wordt steeds duidelijker. Het enige wat ze kan doen is praten met iemand over wat er met haar gebeurt, maar dat is bijna niet te doen. 

Kim van Kooten maakt in haar boek duidelijk hoe complex die situatie is en ook dat er na het praten niet meteen een happy ending wacht. Puck moet nog heel wat doorstaan en als je het boek alleen als fictie leest, zou je niet weten of ze het uiteindelijk wel redt. 

Lieveling leest prettig. Van Kooten schrijft ook scenario's en ze kan met kleine middelen de lezer meenemen in de scènes. De juiste details, niet te veel vertellen, niet te weinig. Ze verhult niets, maar ze zet het ook niet extra aan. Er is geen enkel effectbejag en dat is maar goed ook, want dat had de zeggingskracht verminderd. 

Stijl

Puck vertelt in de ik-vorm hoe ze de dingen ervaart. Dat is registrerend: zo gaan de dingen blijkbaar. Over haar grootouders:

Oma Crooswijk praat heel hard. Opa Crooswijk vind ik ook niet aardig, maar die zie ik bijna nooit, omdat hij drinkt en dan kom je weinig buiten. Oma zegt dat hij een snee in zijn neus heeft. 

Zo'n zinnetje als 'en dan kom je weinig buiten' is bijvoorbeeld heel goed gekozen. Voor Puck is het een vanzelfsprekendheid dat opa niet buiten komt. Ze hoeft dan niet eens meer de toestand van haar grootvader te beschrijven. Dat het voor haar vanzelfsprekend is, is al schrijnend genoeg. 

Van een scenarioschrijfster mag je ook verwachten dat de dialogen goed zijn. Dat zijn ze ook. Tussendoor krijg je als tussenzinnetjes de gedachten van Puck. Als een arts aan haar vraagt hoe ze slaapt, zegt ze: 'Prima'. Maar ze denkt erachteraan: Tenzij papa me wakker komt maken. Dat is nu bijna elke nacht. Ze is dan twaalf. 

Goede roman

Je kunt Lieveling niet los zien van de aanleiding en van de werkelijkheid waarop het boek is gebaseerd. Maar er staat ook 'roman' op de cover. En Lieveling is ook gewoon een goede roman. Daarom gaat het verhaal ook zo dicht op je huid zitten. 

Ik vind het eigenlijk ook vervelend dat ik Kim van Kooten hierboven een scenarioschrijfster heb genoemd, alsof het verhaal er al was en zij alleen nog haar techniek nodig had om daar goede scènes en goede dialogen van te maken. Daarmee doe ik haar te kort. Lieveling is ook gewoon een goede roman. En als Van Kooten nog een roman zou schrijven, zou ik die ook willen lezen. 

Ik heb daar wel vertrouwen in. Van Kooten heeft een heldere, precieze stijl, ze kan een verhaal goed opbouwen, weet wat ze vertellen moet en wat ze moet weglaten. Waarom is dat volgende boek er eigenlijk nog niet?

woensdag 7 augustus 2024

Jules Verne 3: De kinderen van kapitein Demo (Robbert Damen / Daniel van den Broek)

Het tweede deel van Jules Verne (zie link onderaan) werd door het Stripschap uitgeroepen tot jeugdalbum van het jaar 2023 en dat is natuurlijk niet voor niets. Het concept is leuk, het verhaal boeit en de tekeningen zijn ook al in orde. 

In de verhalen zien we de jonge Jules Verne, die in allerlei avonturen verzeild raakt. Later zou hij daar zijn beroemd geworden boeken over schrijven. 

Pamplona

Deel 3 bevat, net als de vorige twee delen, twee verhalen. In het titelverhaal, De kinderen van kapitein Demo, gaan Jules en Nell, het meisje dat hij in het vorige album ontmoette, op onderzoek uit na het ontvangen van een half leesbare noodkreet van Kapitein Demo. Ze gaan naar Pamplona, waar ze de robotbutler van kapitein Demo bevrijden. Natuurlijk komen er rennende stieren in het verhaal voor en ook wordt er met tomaten gesmeten, wat we later zullen kennen van het dorpje Buñol. De jonge Jules heeft heel wat in gang gezet. 

In het tweede verhaal, De oase van Parkplaza, zetten Jules en Nell hun zoektocht voort. Kapitein Demo blijkt zich in het kasteel van emir Abdelhater te bevinden. Bijna heel Algerije is door de Fransen ingenomen, maar dit kasteel niet. Wel zit kapitein Demo al weken zonder wijn. Hij is vastbesloten zich te wreken op de Fransen die hem altijd hebben dwarsgezeten, maar natuurlijk loopt het anders dan verwacht. 

Ook dit deel van Jules Verne is vooral leuk. De verhalen worden met vaart verteld, zijn voor kinderen spannend, terwijl ze toch veilig en luchtig blijven en ze zijn heel leuk om te lezen. 

Knipoogjes

Ook voor volwassenen is er wel wat te halen. Er zijn knipoogjes die de kinderen zullen ontgaan. Als Jules liefdesgedichten schrijft voor Nell, herkennen we liedteksten van Clouseau en De Kreuners en het begin van het tweede verhaal doet wel erg denken aan de situatie van het dorp van Asterix, dat als enige niet door de Romeinen veroverd is. 

De naam Kapitein Demo doet natuurlijk denken aan die van Kapitein Nemo, de kapitein van de Nautilus uit Twintigduizend mijlen onder zee en Het geheimzinnige eiland. Ook Nemo was verbitterd en wilde eigenlijk niets meer te maken hebben met het leven boven water. 

Robbert Damen heeft weer twee leuke verhalen geschreven, die je als avonturen kunt lezen, zonder dat je enige achtergrondkennis hoeft te hebben. De verwijzingen naar de verhalen van Jules Verne zijn losjes, waardoor Damen zichzelf veel vrijheid kan geven. 

Tekeningen

De tekeningen van Daniel van den Broek zijn prettig. De personages hebben vrij grote hoofden en dat zorgt altijd voor een onschuldige uitstraling, mogelijk doordat we een groot hoofd associëren met een baby of een klein kind. Ook dat zorgt ervoor dat de verhalen, ook als ze spannend worden, steeds ontspannend blijven. 

De inkleuring is een beetje flets. Dat geeft wel rust op de pagina, maar een kleuren kunnen kinderen ook aanspreken. Er zal wel over nagedacht zijn en het werkt ook wel aardig. 

De serie over Jules Verne kan nog even vooruit, want er zijn nog genoeg verhalen waarop Damen kan variëren. Bovendien kan hij uitstappen naar andere beroemde boeken. In het vorige album deed hij dat met het verwijzen naar het verhaal van Dracula.

Voor kinderen is het een mooie manier om kennis te maken met cultuurgoed waarvoor ze nog net te klein zijn, maar dat op deze manier uitstekend afgestemd is op hun leeftijd. Mogelijk gaan ze later smullen van de echte verhalen Jules Verne. 


Serie: Jules Verne
Deel 3: De kinderen van Kapitein Demo
Scenario: Robbert Damen
Tekeningen: Daniel van den Broek
Uitgever: MENLU
2024, 48 blz. € 9,99 (softcover)

maandag 5 augustus 2024

Elders (Ilse Josepha Lazeroms)


'Boven slaap je. Beneden zit ik. Ik ben je moeder.' Zo begint de korte roman Elders van Ilse Josepha Lazaroms. Elk volgend hoofdstuk begint op dezelfde manier en elke keer komt er een zin bij. 'Een alleenstaande moeder. Een vrouw tussen de dozen. De dood ligt in mijn schoot.' 

De ik, de moeder, de vertelster, heeft een eigen huis betrokken, nadat ze meer dan twintig jaar in verschillende landen gewoond heeft. Die onrust zat al in de familie. Haar opa was politieagent, die steeds op een andere plaats werd gestationeerd. Haar vader kon daardoor ook nergens aarden. 'Doe dat alsjeblieft je kinderen nooit aan', heeft hij haar gezegd. 

En nu heeft ze een kind en een huis om te blijven. Haar dochter heeft zelfs gevraagd of ze een hoogslaper mag. Maar echt ergens blijven is nog wel een opgave. 

De vertelster is jarenlang gevlucht, weggelopen voor de verhalen van haar familie, voor de verhaallijn die haar mede bepaald heeft. Ze wil dat dat nu stopt. Ze blijft een nacht wakker, met de dozen vol herinneringen. Ze begint aan haar klus: ergens blijven. Een beginpunt zoeken, zodat het vluchten stopt, zodat haar dochter niet de zoveelste in de rij wordt. 

Schrijvende vrouwen

De ik denkt daarbij aan de schrijvende vrouwen (Anne Sexton, Sylvia Plath) die ook moeder waren en aan Virginia Woolf, voor wie het moederschap niet met het schrijverschap te combineren was. Deze vrouwen hebben uiteindelijk een eind aan hun leven gemaakt. Ook heeft ze zich verdiept in de ontheemde schrijver Joseph Roth. En ze denkt aan haar vriendin die voor de trein gesprongen is en aan haar Noorse geliefde die ook niet meer leeft. 

Al op jonge leeftijd is de vertelster zich bewust van de dood en is de angst dicht bij haar. Sinds de geboorte van haar dochter kleeft de dood aan alles:

Hoe dan ook, sinds mijn dochters geboorte is de angst geëxplodeerd als een stervende ster en kleven de glimmende spetters aan alles wat ik aanraak en alles waar ik aan denk. 

De compositie van wat ze schrijft, kan ze niet volhouden. Ze wilde steeds beginnen met de ik die beneden zit en de dochter die boven slaapt, maar de dochter komt haar bed uit en schopt zo de compositie in de war. Ze overbrugt de afstand. De dochter waarover ze schrijft en de dochter die er in werkelijkheid is, kunnen niet langer gescheiden blijven. 

Boven en beneden

Boven en beneden spelen in Elders steeds een rol. Het opstijgen en dalen van het vliegtuig, waarmee ze elke keer vluchtte of haar oma die maar de trap op en af liep, terwijl haar zoontje (de vader van de vertelster) onder aan de trap stond. Verschillende keren moest oma opgenomen worden. 

De ik heeft zich altijd een buitenstaander gevoeld, alsof er een gordijn tussen haar en het leven hing. Maar ze wil nu de confrontatie aangaan. 

Ten minste één nacht moet ik hier blijven zitten, dat heb ik me voorgenomen. De nacht ontrafelt de ratio, en dat is precies de bedoeling. Ik wil weten hoe het is om ergens te blijven. Om het patroon van opstijgen en dalen te doorbreken, het eeuwige weggaan. Om niet meer te kunnen vluchten. Om voor het eerst ergens verankerd te zijn, niet vanwege dit huis, maar vanwege het meisje dat boven te slapen ligt. 

Het meisje is het anker dat haar aan de grond houdt, dat haar hier houdt. Haar hele leven is ze elders geweest. 
Het is alsof ik op een grens sta. Ik wil dat het stopt. Ik wil dat het ophoudt, hier, bij mij, in dit kleine, kale huis bij de rivier waar ik woon met mijn kind. De waanzin. De droefenis. De angst. Begrijp je nu waarom ik al die tijd elders was? 

Tot ik sterf

Aan het eind van het boek pakt de moeder de bedachte compositie weer op:

Boven slaap je. Beneden zit ik. Ik ben je moeder. Ik ben alles en niets en zal van je houden tot ik sterf. 

De liefde voor haar kind geeft haar een plaats, in dit huis, in deze nacht, voortaan. En de nacht heeft haar geleerd dat niemand een volledig veilige plek in het leven heeft:

Dat we allemaal dwalen en veranderen en nooit één dag hetzelfde zal zijn, en dat we het daarmee zullen moeten doen. Dat dit leven het half-beschutte bladerdak is waaronder we geboren worden, opgroeien en sterven. Waarom zou je dan nog schrijven?

Schrijven is natuurlijk ook een vorm van elders zijn. Maar ook een manier om dichter bij jezelf te komen. De lezer heeft het gevoel dat hij daarbij mag zijn, de nacht lang, een tekst lang. Het zoeken, het twijfelen, het willen vinden. Met ingehouden adem kijk je mee. 

Elders is een geweldig boek. Het is intiem en daardoor gedurfd. Het is maar een korte roman, maar het onderwerp is heel groot. Het gaat over aangaan van het leven, het durven leven, het wegschuiven van het gordijn tussen jou en de wereld, het volledig aanvaarden van je liefde en je verantwoordelijkheid. 

En het is zo mooi geschreven! Steeds heb ik de neiging te citeren, maar ik wil ook niet te veel weggeven, omdat ik vind dat je dit boek gewoon zelf moet gaan lezen. En herlezen. En het wegleggen en even stil zijn. 

En dan nog een paar exemplaren kopen om weg te geven. 

vrijdag 2 augustus 2024

De horde van de tegenwind 1: De kosmos is mijn slaapplaats (Éric Henninot)



Hoe meer je leest, hoe meer je geconfronteerd wordt met alles wat je niet gelezen hebt. Al eerder heb ik geschreven dat ik weinig weet van sciencefiction en dat blijkt opnieuw nu ik het eerste deel gelezen heb van de strip De horde van de tegenwind (De kosmos is mijn slaapplaats) van Éric Henninot.

De beeldroman is een verstripping van 'de grootste moderne Franse sciencefictionroman', volgens uitgeverij Silvester. Die roman is geschreven door Alain Damasio, maar ik had er nog nooit van gehoord. Damasio schrijft een prijzend voorwoord voor in het album, waarbij hij ervan uitgaat dat wij allemaal de roman kennen, maar ik had zelfs de verstripping nog niet gelezen en dan is de tekst niet te volgen. 

Dat zal wel voor een deel aan de vertaling liggen, die zinsneden oplevert als 'de tekenwoestijn, die hij bemeestert' en 'het laatste punt van de laatste zin', maar Damasio schrijft ook nogal ronkend. Tip voor degenen die de strip nog gaan lezen: sla het voorwoord over. Je mist niets. 

Gure wind

De horde van de tegenwind neemt je mee naar een onbekende wereld. Daar waait altijd een gure wind, die soms tot storm aanwakkert. Er leven drie stammen: een die zich met zeilen bezighoudt, een die in versterkte dorpen leeft en een, 'de krankzinnigste', die de plek probeert te vinden waar de wind zijn oorsprong heeft. 

Nu valt het ook wel weer mee hoe actief die stam daarmee bezig is. Ze doen al 800 jaar hun best, maar nu vertrekt voor de vierendertigste keer een horde op expeditie. Het duurt een tijdje om een horde te trainen en de groep is meer dan twintig jaar onderweg, maar het is wel vreemd dat er maar zo weinig pogingen gedaan worden als het doel zo belangrijk wordt geacht. 

De stam heeft het geloof dat iedereen het geluk zal bereiken als de oorsprong van de wind gevonden zal worden. Dat zou je een religie kunnen noemen, het is niet gebaseerd op enige kennis. Gezien de gebouwen die de stam geproduceerd heeft, lijkt er wel een redelijke technologische ontwikkeling te zijn, maar de expeditie gebeurt te voet. Dat is niet zo logisch, maar in het keizerrijk Trigië werd er ook gevochten met zwaarden terwijl er al vliegtuigen waren. Je moet zoiets accepteren om in het verhaal te komen of te blijven. 

Klerk

De verteller van het verhaal is Sov Strochnis, de klerk, die alles bijhoudt in zijn opschrijfboekje. Mogelijk met het oog op volgende expedities. Hoe die dan aan het boekje komen, is niet helemaal duidelijk. In de loop van het verhaal wordt zijn rol steeds belangrijker. 

Dat verhaal van het eerste deel, De kosmos is mijn slaapplaats, boeit vanaf het begin. De expeditieleden (voornamelijk mannen) lopen in een gesloten formatie tegen de wind in. De kracht van de groep is meer dan de som van de kracht van de individuele leden, dus er moet goed samengewerkt worden. 

Maar niet altijd gaat die samenwerking even soepel, want de groepsleden hebben allemaal hun eigen karakter. En als er iemand zwaar gewond raakt, moet je die dan achterlaten? Dat verdeelt de groep. Het is natuurlijk groots als iemand het belang van de expeditie inziet en zich opoffert voor de groep. 

Je hebt het idee dat de groep in al die jaren al een heel eind gekomen is, maar er volgen nog twee delen. Onderweg hebben ze gevaren moeten trotseren en ze zijn ook aangevallen, maar ze hebben het gered tot nu toe. Dat er in een zo kale wereld steeds genoeg te eten is, is op zich al een wonder. 

In de loop van de strip werd ik wel gegrepen door het verhaal en ik ging de wereld accepteren zoals Henninot die schetst. Wind is eigenlijk niet te tekenen, maar op alle bladzijden blijft die blazen en tijdens het lezen is is hij er altijd. Dat is zonder meer knap. 

Onzinnig ideaal

Het is een onzinnig ideaal dat nagejaagd wordt, maar misschien is dat wel het mooie: mensen die hun leven wagen en zich aan elkaar overleveren, omdat ze ergens in geloven. Dat geloof heeft absurde trekken, zoals waarschijnlijk elk geloof, maar misschien maakt dat het juist wel aantrekkelijker. Misschien ook wordt de mens juist nietiger bij een groot ideaal, dat je ratio overstijgt. Voor zoiets groots wil je je wel inzetten. 

We leven in een wereld waarin het individualisme hoogtij leert. Misschien is het juist nu wel nuttig om je onder te dompelen in een wereld waarin andere wetten gelden en waarin er mensen zijn die beseffen hoe afhankelijk we van elkaar zijn en dat dat niet een zwakte, maar een kracht is. 

Als De horde van de wind zelfs mij kan boeien, hoewel ik altijd wat terughoudend ben bij science fiction, moet het wel een goed verhaal zijn. Ik ben dan ook benieuwd naar de volgende delen. 

Silvester heeft er weer een mooie uitgave van gemaakt, met op de binnenkant van de stofomslag een grote tekening in kleur. Dat begint een mooie gewoonte te worden bij deze uitgeverij. Ook als je het verwacht, lijkt het toch op een cadeautje, een extraatje bij de strip, die ook al goed is. 

Serie: De horde van de tegenwind
Deel 1: De kosmos is mijn slaapplaats
Scenario en tekeningen: Éric Heninot
Inkleuring: Gaétan Georges
Vertaling: Frederik van Wonterghem
Uitgeverij: Silvester
2024, 80 blz. € 29,95 (hardcover, stofomslag)