vrijdag 31 maart 2023

De rivieren van het verleden 1: De inbreekster (Desberg & Corboz)

'Lyon werd in 2016 leeggeplunderd. Bourgogne houdt zich sterk, maar Blois werd vorige winter verwoest, waardoor de route naar Parijs openlag voor de hordes van de shayks.' Zo begint het eerste deel (De inbreekster) van het tweeluik De rivieren van het verleden en het verwart meteen. Werd Lyon in 2016 geplunderd? Wie zijn de shayks?

En dan hebben we het nog niet eens over de tekeningen, die de verwarring vergroten: een kasteel, mannen op paarden, gewapend met een lans of een zwaard, een koets: we zijn duidelijk in een ver velden en niet in een periode na 2016.

De tekeningen zijn realistisch, maar het verhaal gaat duidelijk over een andere realiteit dan die we kennen. Zeker als er ook nog monsterachtige wezens  (shayks) verschijnen, die onder het bevel lijken te staan van een man met een snavelmasker, meester Worn.

Da's niet mijn naam

Dan springen we over naar een tijd die ons bekender voorkomt. We zien jonge vrouw. Ze is raadselachtig: 'Ik ben 'n stille meid en men vergeet vaak m'n naam. Ze noemen me Hel, ze noemen  me Stacey, of Haar en soms Jane, maar da's niet mijn naam.'  

Ze heet Linn, heeft rood haar met een blauwe lok en is blijkbaar een vrouw die zich niet laat kennen. Ze breekt in en steelt waardevolle voorwerpen. 

Benyamin Argonovitch huurt haar in om een oud Egyptisch juweel te sturen. Hij weet dat Linns vader alchemist was, die geloofde dat demonen de mensen kunnen beschermen tegen het kwade. Wellicht is dat nog nodig. Het kwade waart overal rond.

Het juweel is in handen van de vrouw Lamia. Ze lijkt de tijd te ontstijgen en heeft al het een en ander meegemaakt in compleet andere tijden van de wereldgeschiedenis. In de loop van het verhaal trekken Linn en Lamia samen op.

Scenario

Het scenario van Stephen Desberg is intrigerend. Er zit veel vaart in de gebeurtenissen, verschillende tijdlagen wisselen elkaar af en steeds hou je het idee dat er een groot plan zit achter alles wat er gebeurt. Het heeft met het oude Egypte te maken, met het eerste monotheïsme en met de dichter Ay. Het raadselachtige is groot genoeg om je door het verhaal te stuwen en niet te groot, zodat het je zou ontmoedigen. Linn met haar alchemistische achtergrond is geknipt voor dit avontuur en ze blijkt behendig genoeg om zich te kunnen redden als het echt gevaarlijk wordt. 

Ook Lamia is een krachtige vrouw. Meester Worn, die ze een slechte herinnering noemt, heeft nog een appeltje met haar te schillen, om wat er ooit in Venetië is gebeurd. Wat er ook gaat gebeuren, gemakkelijk zal het niet worden. 

De omgeving verkeert in chaos: de shayks dringen Parijs binnen, al is het de vraag of ze die stad kunnen veroveren: de machtige ridder Hert is er immers ook nog. Maar er vallen doden, er is paniek en het is niet gemakkelijk om het hoofd koel te houden. 

Het verhaal van Desberg is stevig en wie dit eerste deel gelezen heeft, wil meteen door naar deel 2, maar dat is er nog niet. 

Tekeningen

De kracht van de strip ligt niet alleen in het verhaal, maar ook in de tekeningen, van Yannick Corboz: een heerlijk soepele lijn, detaillering waar nodig, weglatingen waar het kan. Personages die zich natuurlijk en vloeiend bewegen, fraai getekende koppen - de tekenaar iemand die blijkbaar graag mensen tekent. Die vallen meteen op, maar de decors zijn ook in orde en bepalen voor een deel de sfeer. Met nadruk moet ook de inkleuring genoemd worden, die niet alleen fraai is, maar ook krachtig meewerkt. 

Uit de kleuren blijkt het duistere van de wereld waarin we terechtgekomen zijn. De rode haren van Linn lichten daarbij op, maar het rood is ook vaak angstaanjagend: vuur, bloed. Lamia's kleur is zwart. Ze heeft zeker een duistere kant, maar ze komt dicht bij de lezer, doordat soms het vertelperspectief bij haar ligt. Je kijkt dan in haar hoofd: 'Ik voel niet meer, maar mijn hart is nog niet dood.'

De inbreekster is het krachtige eerste deel van het tweeluik De rivieren van het verleden. Het is een heerlijke strip: je laat je meeslepen door het verhaal en daarna kun je nog lang bladeren en kijken naar de tekeningen. Je wilt Linn en Lamia nog wel even volgen. Van die meester Worn zijn ze nog niet af en Argonovitch zal zich er niet bij neerleggen dat Linn hem het juweel nog niet heeft bezorgd. Er staat nog veel te gebeuren. 


Achter in het album zijn als extraatje fraaie schetsen opgenomen van de belangrijkste personen. Eerder besprak ik andere series met tekeningen van Corboz: Moordenaar op maat en Verhoeven Brigade.

Titel: De rivieren van het verleden
Deel 1: De inbreekster
Scenario: Stephen Desberg
Tekeningen: Yannick Corboz
Vertaling: P. Moretti
Uitgever: Silvester Strips
's-Hertogenbosch 2023, 72 blz. 25,95 euro (hardcover)

woensdag 29 maart 2023

Jaguarman (Raoul de Jong)


Het schrijven houdt het lezen niet bij: hoe meer je schrijft, hoe minder je immers kunt lezen. Daarom schrijf ik niet over alles wat ik lees, maar wel over veel ervan. Ik schreef niet over het essay Boto Banja van Raoul de Jong. Ik heb het wel gelezen en ik heb er ook van genoten. Soms was het me net iets te zweverig, maar ik vind dat ik daar maar overheen moet stappen. 

Ik had Jaguarman al in huis. Dat stond al op mijn lijstje voor ooit, maar toen een leerling het ging lezen voor zijn mondeling tentamen, moest ik wel, vond ik. Ook nu weer: ik heb ervan genoten. 

De ondertitel van het boek is 'Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden.' De vader van Raoul de Jong is lang uit beeld, Maar als De Jong achtentwintig is, ontmoet hij zijn vader en dan is ook Suriname in zijn leven. De Jong verdiept zich in zijn afkomst en stuit op de Jaguarman, een man met bijzondere gaven, die van generatie op generatie worden doorgegeven. Vader De Jong wil daar niets van weten, want hij heeft het christelijk geloof omarmd, maar De Jong gaat op onderzoek uit. 

Reinigingsritueel

Hij heeft zich ingelezen, hij heeft met mensen gesproken die meer weten over winti (als dat het goede woord is) en hij ondergaat een reinigingsritueel van zeven dagen. Dat voltrekt zich in het heden van het boek. De rest is wat er in het verleden is gebeurd. De kennismaking met zijn vader bijvoorbeeld, maar ook de reis van drie maanden naar Suriname. Allemaal om uit te zoeken hoe het zit met die Jaguarman en ook om erachter te komen of er wellicht een vloek op hemzelf rust. 

In het boek spreekt hij steeds de Jaguarman aan, die zich mogelijk ergens in zijn stamboom bevindt, al weet hij niet wie hij is. 'Beste gij die mijn voorvader zijt' is de aanhef van het boek, dat eigenlijk een lange brief is. 

Jaguarman is een heerlijk boek, omdat zo'n beetje alles erin past. Uitgebreid vertelt Raoul de Jong over zijn voorgangers in de literatuur, zodat we een begin van een beeld van de Surinaamse literatuur krijgen. Daarnaast beschrijft hij zijn reis, hoe hij Suriname ervaren heeft, wie hij in dat land was en wat het land met hem gedaan heeft. En toch blijft het gewoon een boek en valt het niet uit elkaar in de verschillende onderdelen. Ik was vanaf het begin mee met de auteur. 

Ooit gelezen

Wie een boek leest, leest ook altijd zichzelf. Ik zocht in mijn boekenkast het groene boekje op, dat al bijna vijftig jaar in mijn boekenkast staat: Kennismaking met de Surinaamse poëzie. Met aan de andere kant de Kennismaking met de Antilliaanse poëzie. Ooit gelezen, maar welke namen ken ik nog? Ik heb het boekje opnieuw doorgebladerd. 

Op de leeslijst voor mijn mondeling op de middelbare school stonden Mijn zuster de negerin van Cola Debrot en De stille plantage van Albert Helman. Debrot was een Antilliaan, maar in mijn hoofd maakte dat geen verschil. Van De stille plantage was ik nogal onder de indruk. 

Een paar jaar later nam ik Helman als onderwerp voor wat toen een 'speciaalstudie' heette en toen las ik nog een reeks andere boeken van hem. Ik herinner me verder nog het Marathoninterview met hem, waarin hij onder anderen vertelde over zijn grootmoeder, die aan zijn nek kon ruiken of hij ziek zou worden. 

Later las ik Tip Marugg, Astrid Roemer, Ellen Ombre, Karin Amatmoekrim, Cynthia McLeod, die ik voor publiek interviewde in de Boekenweek die het thema El Dorado had. En ook boeken van de Antillianen las ik: Frank Martinus Arion, Boeli van Leeuwen, Jules de Palm, Hugo Pos. En tussendoor wat losse gedichten, bijvoorbeeld van Edgar Cairo. 

Maar Anton de Kom las ik niet, Bea Vianen las ik niet, Trefossa niet, Leo Ferrier niet en ook Anil Ramdas en Clark Accord niet. Ik heb nog veel te doen. 

Onvolledig beeld

Aan de boom waaraan deze schrijvers groeien wordt flink geschud in het boek van Raoul de Jong, zodat de namen onder het blad vandaan komen. Het beeld dat ik heb van Suriname is gevormd door de literatuur. Maar klopt het beeld? Het is op zijn minst een onvolledig beeld, merkt De Jong:

Ik besefte dat het enige wat dat regenwoud eng gemaakt had, verhaaltjes waren zoals De stille plantage. Verhaaltjes waarin mensen zoals Raoul de Morhang op zoek naar een niet bestaan paradijs in rechte lijnen door dat regenwoud trokken, zonder iets aan dat regenwoud of aan de mensen die dat regenwoud verstonden te vragen. Natuurlijk ontstond zo de hel. Wat ik met eigen ogen zag, was niet een eindeloos gevecht waarin alleen de sterksten overleven, maar een gedicht waarin elk klein levend dingetje één facet was van een veel groter wonderlijker geheel dat al deze vormen nodig had om zichzelf te manifesteren. 

Eigenlijk was ik van plan een korter citaat te geven, maar ik kon ineens niet meer stoppen. Het zij zo. 'Verhaaltjes als De stille plantage' - dat doet toch een beetje pijn, omdat ik dat boek ooit gekoesterd heb en een bladzijde daarvan, juist een over het regenwoud, ooit overgetypt heb in een brief aan een vriend. Ik zou het boek moeten herlezen, niet met nieuwe ogen, maar met ogen die vijftig jaar ouder zijn. 

Andere wereld

De Jong heeft mij meegevoerd in zijn boek, in een wereld met andere wetten, met andere machten, met een andere natuur, met een geschiedenis die ik te weinig ken. Toen ik op de lagere school zat, stond Suriname achter in de atlas. Enkele plaatsen en verder veel rode stippen ('indianen') en zwarte ('bosnegers'). Niemand die daar verder iets over vertelde en toen in de tweede helft van de jaren zeventig een flink deel van de Surinaamse bevolking naar Nederland kwam, in 1975 al 40.000, zagen we ze niet in ons dorp. Wij kenden alleen de moppen over hen. 

Jaguarman is een persoonlijke zoektocht, maar het is ook een boek dat ons Suriname laat zien, zoals ik het nog niet eerder gezien had. Mijn interesse is gewekt en ik heb dan ook vanaf het begin Tigri Tories beluisterd, de podcast die Raoul de Jong maakt, samen met Noraly Beyer. En ik heb Surinaamse schrijvers en dichters (1989) maar weer eens uit de kast gepakt. Destijds gekocht, maar ik heb het alleen hapsnap gelezen. 

En natuurlijk moet ik Wij slaven van Suriname gaan lezen en De man van veel van Karin Amatmoekrim en ook wat van Bea Vianen. En als jullie Jaguarman nog niet gelezen hebben, moet je dat maar doen. Mooi geschreven, al noteerde de frik in mij ook wat taaldingetjes die de corrector over het hoofd heeft gezien ('vanwege gezondheidsredenen', 'mensen wiens', 'in ons eigen bestwil'). 

Illustraties van de schrijver. Dat is meestal geen aanbeveling, maar deze keer wel: mooi gedaan. Je zou het boek in zeven dagen kunnen lezen, dan ga je gelijk op met het zevendaags ritueel in Jaguarman. Als je tenminste jezelf kunt inhouden en niet gewoon doorleest. 

vrijdag 24 maart 2023

Prinses Simone 4: Niet de eerste de beste! (Robbert Damen)


Prinses Simone woont in Eenderland, een klein landje, dat op Nederland lijkt. Zo lijkt het paleis van haar oma op Drakensteyn, heeft haar vader een baard en heeft moeder een accentje, zodat je merkt dat ze uit het buitenland komt. Het is een knipoogje, een aardigheidje. Het lijkt geen satirische bedoelingen te hebben. 

Simone zit op een gewone school en wil het liefst een gewoon meisje zijn, maar dat valt niet mee, want iedereen vindt haar bijzonder. Als ze keer op keer wedstrijden in paardrijden wint, krijgt ze in de gaten dat ze die prijzen niet krijgt voor haar prestaties, maar omdat ze prinses is. En als ze wil voorlezen aan jonge kinderen, wil ze dat doen omdat ze het leuk vindt, maar anderen zien er een mediamoment in. Gewoon zijn is nog een hele klus.

Doe maar gewoon

Daarin is Simone misschien wel heel erg Nederlands: doe maar gewoon. De strip lijkt een pleidooi voor een egalitaire maatschappij en neemt afstand van kapsones. Het gaat om wie je bent als mens, niet om je afkomst of functie. 

In het vierde deel van de strip, Niet de eerste de beste! zijn negen verhalen van vijf bladzijden elk verzameld. Alle verhalen zijn verteld vanuit Simone, waardoor de sympathie van de lezers automatisch bij haar ligt. Het aardige van Simone is dat ze gewoon wil zijn, maar dat ze juist daardoor tegendraads is en eigenzinnigheid doet het altijd goed bij lezers. Velen van hen willen waarschijnlijk zelf ook hun eigen weg kiezen, zonder dat die voorgeschreven wordt door anderen. 

Zoet

De eigenzinnigheid is altijd vriendelijk van toon, want Simone deugt altijd. Naar mijn smaak wordt het daardoor een beetje te zoet, maar misschien werkt dat juist wel goed bij de beoogde doelgroep. 

De tekst en de tekeningen zijn van Robbert Damen, die wel gezorgd heeft voor afwisseling: sommige verhalen spelen zich af of school, andere op het paleisterrein en Simone gaat ook nog mee op staatsbezoek. Het paleis blijkt ook nog geheimen te kennen, die onze prinses ontdekt, waardoor er soms ook een zekere spanning in het verhaal zit. 

Tekeningen

De tekeningen zijn helder en er is een vrij dikke lijn gebruikt, die die helderheid ondersteunt. Daardoor zullen de verhalen makkelijk te lezen zijn, ook voor lezers met weinig leeservaring. Ook de inkleuring, met weinig kleurnuance, werkt mee aan de helderheid. 

Voor volwassenen is er wellicht wat minder te beleven in Prinses Simone, maar die behoren dan ook niet tot de doelgroep. Ongetwijfeld zullen veel meisjes en misschien ook wel jongens, zich identificeren met Simone. Zij zijn natuurlijk zelf heel gewoon, maar misschien zijn ze eigenlijk ook wel een prinses. 

Serie: Prinses Simone
Deel 4: Niet de eerste de beste!
Tekst en tekeningen: Robbert Damen
Uitgever: Personalia
Leens 2022, 48 blz. 48 blz. 8,95 euro (softcover)

woensdag 22 maart 2023

De Generaal gaat integraal 8, 1991 - 1997 (Peter de Smet)



De strips van Peter de Smet zijn al heel lang in mijn leven. Op de middelbare school had ik al schriften met omslagen die door De Smet getekend zijn. Ik zou ze nog ergens moeten hebben, maar ik weet niet meer waar. Mijn erfgenamen zullen ze wel tegenkomen bij het ruimen van de zolder. 

Zijn meesterwerk is De Generaal waarin de Generaal verhaal na verhaal tevergeefs probeert de macht te grijpen. De structuur is bekend, maar binnen die structuur weet De Smet steeds te variëren, waardoor je verrast kunt worden binnen het bekende. 

Humoristisch

Altijd zijn de verhalen humoristisch. Door de manier van tekenen, maar ook door de tekst. Het achtste deel van de integrale heruitgave had ik al een tijdje in huis en toen pas zag ik bijvoorbeeld dat er op de tank 'Klaas komt!' geschreven staat, een uitspraak van Robert Jasper Grootveld en in deze tekening ook verwijzend naar Sinterklaas, omdat de Generaal als Sint een poging doet tot machtsovername. 

In dit achtste deel staan de laatste verhalen van de Generaal. De pogingen zijn er nog steeds, maar ze lijken nauwelijks nog doelgericht, alsof de Generaal zelf al in de gaten heeft dat het er niet maar van zal komen. Daardoor is de verhaallijn minder strak, maar de verhalen blijven interessant: ze hebben niet een duidelijke plot nodig. 

In elk deel staat een dossier, dat altijd interessant is om te lezen. In dit deel wordt vreemd genoeg niet vermeld van wie de tekst is. Mocht ik iets over het hoofd gezien hebben, dan laat ik me graag corrigeren. Deze keer komen we in het dossiergedeelte Viva Zapapa tegen, evenals Xavier Bloothoofd en De Meester. De achtergronden maken het beeld completer, ook het beeld van De Smet. 

In veel verhalen loopt er bijvoorbeeld een ayatollah rond, die zijn ideeën op het gebied van voedsel evangeliseert. Zijn naam is voluit Fred Gleufhoed en het blijkt dat hij geënt is op de striptekenaar Fred Julsing, van wie ik me de strips Wellington Wish en De broertjes Samovarof en Co nog goed herinner. Julsing geloofde in de macrobiotiek, of, zoals de ayatollah zei: 'Als je maar goed je bammetjes eet'. Van gezweef moest De Smet weinig hebben. 


De Generaal, als persoon en als strip, is een monument in onze stripkunst. Van sommige strips weet ik niet wie de maker is, maar dat kun je je bij De Generaal domweg niet voorstellen. Wie De Generaal leest, leest Peter de Smet.  

Ik heb altijd heel veel sympathie gehad voor deze man, wiens hoofdkwartier bestond uit een boom waar hij met een kussen in de rug tegenaan zat. Je zou kunnen zeggen dat hij eigenlijk een dakloze was. Maar zijn dromen bleven groot en in die dromen worden de lezers meegenomen. Totdat hij zelf niet goed meer wist waar hij nu van dromen moest. 

Het is goed dat er nu zo'n mooie integrale reeks is, want De Generaal is zeer herleesbaar: er zijn altijd details die je bij een eerdere lezing over het hoofd hebt gezien en van sommige gebeurtenissen of zinsneden kun je keer op keer genieten. 

Eigenlijk zou je elk leger een generaal als deze gunnen: een generaal met een eendje op zijn pet. Met zulke militairen zou de wereld er een stuk mooier uitzien. 


Reeks: De Generaal gaat integraal
Deel 8, 1991 - 1997
Uitgeverij: Personalia
Leens, 2022. 128 blz. 29,95 euro (hardcover)

Eerder schreef ik over:


De tranen van Kuif den Dolder (Nico Dijkshoorn)


Het werk van Nico Dijkshoorn is grotendeels langs mij heen gegaan. De afleveringen van zijn podcast Woeste meuk heb ik met plezier beluisterd, maar wat Dijkshoorn schreef, ontging me. De doodenkele keer dat ik een stukje zag van het programma De wereld draait door, was Dijkshoorn er ook. Hij las dan een column voor, die hij zelf volgens mij een gedicht noemde. Heel aardig en knap dat hij zo'n tekst in zo korte tijd geschreven kreeg. Ik herinner me vooral de voldane uitdrukking op zijn gedicht als hij zijn aantekenboekje nadrukkelijk dichtklapte: dat zat er weer op. 

Omdat het werk van Dijkshoorn af en toe op leeslijsten van leerlingen voorkomt, moet ik me er wel in verdiepen en daarom las ik De tranen van Kuif den Dolder. Het gaat over een bijzondere voetballer in Uffelte, provincie Drenthe. Kuif is een wonderlijke voetballer. Zwijgzaam, lezer, bij geen enkel clubje horend, maar hij voetbalt zo goed, dat hij een heel team meeneemt naar een mogelijk kampioenschap. 

Provinciaal

Het provinciale, of liever het dorpse, wordt door Dijkshoorn benadrukt: iedereen kent iedereen en men draagt namen die je nergens anders hoort: voornamen als Bokke, Buik, Kalk, Peen, Raap, Roek, Rook, Ruif, Schaaf, Schaam, Schout, Schub, Schuim, Schuit, Touw, Zoom, Zweep. Blijkbaar houdt Dijkshoorn van namen van slechts een enkele lettergreep en is hij verzot op de sch-klank. 

Ook de achternamen zul je buiten het boek niet snel tegenkomen: Reffels, Roet, Waai, Bokkels, Rauw, Kiebels, Beffens, Buts, Bielders, Latten, Raafel, Bekkels, Bokkels, Keuvel, Reuk, Vuig, Beggels, Dukels. Veel namen op -els. Het gaat natuurlijk om de combinatie van voor- en achternamen. Die klinkt vaak wel goed, alsof je iemand door zijn naam karakteriseert. Maar omdat alle namen vreemd zijn, betekenen ze eigenlijk weer niks en gaan ze ook een beetje door elkaar lopen. 

De opzet van het boek is origineel. Iemand wil een boek over Kuif den Dolder schrijven en interviewt mensen uit zijn omgeving om te reconstrueren wat er gebeurd is. Kuif voetbalt dan al niet meer. Je leest alleen wat de mensen vertellen. 

Praattoon

Dat betekent dat alle teksten een praattoon hebben, met zinsneden als 'daar wil ik vanaf zijn', 'ik kan er niks anders van maken', 'Mag ik dat zo noemen?' 'Ik zal het je gekker vertellen.' Veel herhalingen van zinsgedeelten, zoals je dat soms doet in een gesprek en er komen ook aardig wat elliptische zinnen voor. Het taalgebruik is net iets grover dan in een gemiddeld gesprek. Of dat te maken heeft met de dorpse omgeving of met de voetbalwereld, weet ik niet. De zinnen zijn vrij kort. 

Het probleem is wel dat alle personages op ongeveer dezelfde manier praten. Het is Dijkshoorn niet gelukt om ieder zijn eigen taalgebruik te geven. De enige gedeelten die afwijken zijn de stukken uit de notitieblokken van Dolf Seegers, de trainer van het team waarin Kuif den Dolder speelt. Je zou ook kunnen zeggen dat het hele dorp spreekt, met dezelfde stem, door al die verschillende personen. 

De reconstructie van het leven van Kuif is chronologisch: van het moment dat hij begon met voetballen tot het moment waarop hij stopt. In elk hoofdstuk daarbinnen wordt een bepaalde kant van Kuif uitgelicht: Kuif speelt, Kuif leest, Kuif kijkt, Kuif reist. Het boek eindigt met een lijst van alle personages ('De opstelling') en een namenlijst van andere mensen naar wie verwezen wordt. 

Trucjes

De spreektalige teksten lezen prettig, vooral ook omdat Dijkshoorn zo'n verteltoon wel goed kan treffen. Hij valt echter wel vaak terug op dezelfde trucjes, waardoor mijn interesse in de loop van het lezen wel minder werd. Als er iets beschreven wordt, geeft de schrijver soms een toevoeging die nauwelijks extra informatie bevat, vaak beginnend met het woord 'met'. Over schoenen: 'met zolen.' Over boeken: 'Met bladzijden die je om moet slaan.' 'Schoenen hadden ze ook, glimmende, met sokken.' Als je dat een paar keer gelezen hebt, weet je het wel en verrast het niet meer. 

Tussendoor komen er bekende mensen voor in het verhaal: Harry Mulisch, Simon Vinkenoog, Wim Sonneveld, Willem Nijholt, Hugo Borst. Dat is op zich wel grappig. Daardoor lijkt het lokale landelijke impact te krijgen. 

Tijd

Het is lastig om te bepalen wanneer het zich allemaal afgespeeld zou hebben. Het kan niet recenter dan 1974 zijn geweest, want Wim Sonneveld leefde nog. Kojak wordt ook genoemd. Die serie werd tussen 1973 en 1978 uitgezonden op de Nederlandse televisie. Maar ook is er sprake van Dallas en dat begon pas in 1978, een aantal jaren na de dood van Sonneveld. Er wordt ook nog ergens verwezen naar Dirk Kuijt, een voetballer. Die werd pas in 1980 geboren. 

De personen worden pas achteraf geïnterviewd, dus wellicht laat hun geheugen hen in de steek. Ook kan het zijn dat Dijkshoorn die tijdsaanduidingen niet zo belangrijk vindt en wil laten zien dat het verhaal een zekere tijdloosheid heeft. Of het is domweg slordigheid. 

Inhoudelijk stelt het verhaal niet zo heel veel voor: mensen kletsen veel, maar vertellen weinig. Duidelijk is dat Kuif den Dolder in de geheugens van mensen een soort legendarische status heeft. Hij zou zelfs zo goed geweest zijn, dat er interesse ontstond bij AC Milan. Maar wat stelde het eigenlijk voor en wat gebeurde om hem heen. Dat zijn maar dunne verhaallijntjes. Je krijgt zeker een beeld van het personage Kuif, maar het 'verhaal' is gauw verteld. 

Het lijkt erop dat Dijkshoorn met deze uitsnede uit de voetbalwereld op lokaal niveau de opgeklopte manier waarop er over voetbal wordt gesproken wil doorprikken. Wellicht zijn er ook verwijzingen naar de grote voetbalwereld, maar daar weet ik zo weinig van, dat die mij ontgaan. Er zou een parallel kunnen zijn met de zwembadaffaire bij het WK in 1974.

Dedain voor het platteland

Er zit een zeker dedain in het boek voor het platteland: de mensen worden geportretteerd als een andere soort: ze dragen niet voor niets buitenissige namen. Ze zijn over het algemeen simpel, reageren primair en gewelddadig en moeten niets hebben van alles wat vreemd of stads is. Als er een nieuwe kok in het dorp komt, die gaat wokken, wordt hij bijvoorbeeld in elkaar geslagen. Daardoor lijkt de schrijver afstand te nemen van zijn eigen onderwerp en ook de lezer kan veilig door blijven lezen: dit gaat niet over hem of haar. Je mag wat grijnzen over de rare mensen in dat onbetekenende dorp en dat is het dan. 

Voor mij is dat te weinig. Dijkshoorn kan wel vertellen en je hebt wel een zekere nieuwsgierigheid naar hoe het verhaal van Kuif afloopt, maar verder raakte ik tijdens het lezen niet echt bij het boek betrokken. De tranen van Kuif den Dolder is helemaal niet vervelend om te lezen en voor beginnende lezers is het een aardig boek. Ik snap dan ook wel dat sommige leerlingen het op de lijst hebben gezet. Maar voor anderen zal het te weinig bieden. Het is een amusant boek, maar verder heeft het te weinig om het lijf. 

vrijdag 17 maart 2023

Vaderskind (Hans Goedkoop)


Leest iemand nog het werk van Renate Rubinstein (1929 - 1990)? Ze was columniste in Vrij Nederland, dat indertijd behoorlijk links was en Rubinstein (die schreef onder de naam Tamar) was rechtser dan de gemiddelde VN-lezer. Ze was een van de eerste columnisten en ze was spraakmakend.

Ik las in de jaren tachtig Vrij Nederland en ik heb de meeste van de columns in die tijd gelezen. Het eerste boek dat ik van haar kocht, is Niets te verliezen en toch bang (1978), over haar echtscheiding. Mooie titel, mooi boek. Persoonlijk, zichzelf en anderen scherp observerend en daarna doordenken wat dat allemaal betekent. Dat heerlijke denken van Rubinstein, daar heb ik mij altijd door geprikkeld gevoeld, ook als ik het niet met haar eens was. 

Nee heb je

Verschillende van haar bundelingen columns staan in mijn boekenkast, evenals het Verzameld werk. In 1995 schreef ze over de ziekte die haar overkomen was (MS) het boek Nee heb je. Ook weer knap, scherp. Cox Habbema maakte er ooit een toneelvoorstelling van. Er was niet meer publiek dan een tiental mensen toen wij de voorstelling bezochten en er was helemaal niets aan. Na afloop besloot zo'n beetje het hele publiek samen naar het theatercafé te trekken, om nog iets leuks van de avond te maken. 

Het enige boek van Rubinstein dat ik niet goed vond, was haar boek over de geheime relatie die ze had met Simon Carmiggelt, Mijn beter ik (1991). Te weinig afstand, te klef. Het bood me niets. Ophef gaf het wel. Toen het gepubliceerd werd, waren alle betrokkenen (Renate Rubinstein, Simon Carmiggelt, diens vrouw) al overleden. 

Al vanaf 1996 werkt Hans Goedkoop aan een biografie van Renate Rubinstein. Mensen hebben zich wel afgevraagd of het er ooit nog van zou komen, maar in 2022 verscheen dan toch Vaderskind, De oorlog van Renate Rubinstein, een stukje van die biografie. 

Vormende jaren

Het boek begint voor Renates geboorte, niet alleen om de context te schetsen waarin ze geboren wordt, maar ook omdat Rubinstein de opvatting heeft dat de jaren waarin je gevormd wordt niet alleen je eerste drie of eerste twaalf jaar zijn, maar ook de jaren voor je geboorte. 

In 1929 wordt Renate Rubinstein in Duitsland geboren. Haar vader is Joods, haar moeder niet. Als het moeilijk wordt, weet het gezin naar Nederland te komen, maar daar komen de Duitsers na de inval ook. Vader wordt al snel gearresteerd. Een van de hoofdstukken heet 'Der Vati kommt bald wieder', want dat is wat Renate te horen krijgt. Omdat moeder niet-Joods is, zijn de kinderen dat officieel ook. Moeder doet er alles aan om die kinderen zo goed mogelijk door de oorlog te krijgen. Alles wat verwijst naar het Joodse en het Duitse wordt verwijderd, zoontje Günther zal voortaan Jan heten. 

Eigen kompas

Renate is een druk kind, heel actief. Ze gaat naar het Vossius Gymnasium en zal daar gaan schrijven voor de schoolkrant. Als ze vijftien is, een half jaar na de oorlog komt het bericht dat vader omgekomen is en dat hij dus, tegen al die beloften in, niet zal terugkomen. Volgens Goedkoop ligt die gebeurtenis ten grondslag aan haar houding ten opzichte van de wereld. Anderen waren niet te vertrouwen, ze had alleen haar eigen oordeel als kompas. Of dat zo is, zullen we nooit helemaal zeker weten, maar aannemelijk klinkt het wel. 

Veel over de jeugd van Renate Rubinstein is onbekend, maar gelukkig leefden haar broer en zus nog toen Goedkoop met zijn onderzoek begon. Hij heeft hen uitgebreid kunnen interviewen en de neerslag van die gesprekken vind je terug in Vaderskind. De schrijfster komt daardoor dichtbij, ook als Goedkoop, meerdere keren, slagen om de arm moet houden of moet vertellen hoe dingen mogelijk gegaan zijn. 

Verantwoordelijkheidsgevoel

De situatie van kinderen in een nieuw, vreemd land, maakt hij goed duidelijk en je krijgt een levendig beeld van wie Renate Rubinstein was. Wat opvalt is haar grote verantwoordelijkheidsgevoel, die ook tot bezorgdheid leidt, al voor de oorlog. Als vader en moeder er niet zijn, vraagt ze zich niet af of de kinderen wel veilig zijn, maar of de ouders dat wel zijn. Dat houdt haar uit de slaap. 

Vaderskind is maar 160 bladzijden dik (of dun), maar in zijn beknoptheid werkt het prima: het beeld van een kind, van een gezin, van een tijd, wordt goed getekend. In een prettige en mooie stijl. Schrijven kan Goedkoop wel. Dat hij dingen zelf moet invullen of vragen moet stellen waarop geen definitief antwoord te geven is, is onvermijdelijk, maar Goedkoop verantwoordt zich goed, zodat je altijd weet waarom hij bepaalde dingen beweert. 

Ik krijg ook zin om weer wat van Renate Rubinstein te gaan lezen. In haar Verzameld werk staan ongetwijfeld nog bundelingen die ik niet gelezen heb. Haar stijl zal ongetwijfeld nog goed te genieten zijn, maar ze zat dicht op de actualiteit. Zal dat haar werk niet gedateerd maken? Of blijft ze je na zoveel jaar nog aan het denken zetten? Dat ga ik eens bekijken. 

Een van de foto's uit het boek

donderdag 16 maart 2023

Hot Tabaaasco! - Ekhö deel 11 (Arleston / Barbucci)

De serie Ekhö heeft als ondertitel De spiegelwereld en dat is niet voor niets. Op Ekhö lijken veel dingen op wat we gewend zijn. Je vindt er dezelfde landen, dezelfde steden. Maar er is wel een verschil: er is geen elektriciteit. Waarom dat er juist niet is, is niet duidelijk, maar het heeft wel gevolgen voor het hele leven. 

Fourmille Gratule, een aardling, is er per ongeluk terechtgekomen, samen met Yuri Podrov. De twee houden van elkaar, maar botsen ook met elkaar - een boeiend tweetal. Af en toe lijkt Fournille in iemand anders te veranderen. Ze houdt hetzelfde uiterlijk, maar haar geest is tijdelijk die van iemand anders. Die geest doolt blijkbaar nog even rond, omdat hij geen afscheid kan nemen van Ekhö. Er zijn nog problemen om op te lossen. Fourmille en Yuri gaan daar dan mee aan de slag.

Hot Tabaaasco! is al het elfde deel van Ekhö en eerlijk gezegd was de hele serie mij ontgaan. Er zijn verschillende van dit soort series en ik snap hun aantrekkelijkheid: een wereld waarin je als lezer helemaal kunt verdwijnen. Fantasy is populair, maar nooit grijp ik er uit mezelf naar. Je kunt niet alles lezen, immers. Als ik deze strips wel lees, kan ik ze ook vaak wel waarderen. Eerder schreef ik bijvoorbeeld positief over Driftwereld van Ken Broeders. En in het verleden heb ik ook wel de albums over Rozebottel gelezen.

Preshaunen

Op Ekhö leven de Preshaunen, eekhoornachtige wezens die zorgen dat de samenleving blijft functioneren. Van een regering is verder niet zo veel te merken, maar gelukkig zijn er op de achtergrond Preshaunen, die op een geheimzinnige manier opereren. Wellicht vinden we het als lezer prettig dat de wereld niet aan zijn lot wordt overgelaten, maar dat er iemand is die zich erom bekommert. Ooit noemden we dat God, nu zijn het de Preshaunen. Almachtig zijn ze niet, maar ze lijken wel alomtegenwoordig. Overal duiken ze op. 

En ze hebben ook een zekere onbegrijpelijkheid, die je als lezer accepteert:

We hebben een quadrifasisch potentieel op de middenindex, reguliere filoplasma: het thaumische evenwicht is niet in gevaar.

Verder zijn er bekende fantasy-elementen zoals draken, die overigens nooit eng zijn, maar alleen handig. Net als de gigantische duizendpoten, die ingezet zijn voor het openbaar vervoer. 

Een geest met geheugenverlies

In dit deel krijgt Fourmille op een heel ongelukkig moment inwoning van een geest: tijdens een vrijpartij. Die geest heeft bovendien last van geheugenverlies, zodat niet meteen duidelijk wordt wat er aan de hand is. Maar Fourmille en Yuri starten voortvarend hun onderzoek, lossen daarbij een groot probleem op en natuurlijk loopt het goed af. 

Er zit veel vaart in het verhaal van Christophe Arleston en je verveelt je als lezer geen moment. Er zijn spannende momenten, maar overal blijft het luchtig en hoopvol. Steeds worden er grapjes gemaakt, die je het vertrouwen geven dat de personages de zaak goed zullen afronden. Die grapjes refereren overigens ook vaak aan onze aarde. De persoon Neal Solgerson verwijst natuurlijk naar Niels Holgersson van Selma Lagerlöff en dat Yuri ooit blauwe vogels heeft uitgevonden om berichten te versturen knipoogt naar - juist, ja.

Tekeningen

De tekeningen van Alessandro Barbucci (ingekleurd door Nolwenn Lebreton) onderstrepen de luchtigheid van het verhaal. De tekeningen zijn lekker vlot, met een lijn die vrij soepel is. De wereld die opgeroepen wordt heeft een zekere aantrekkelijkheid, met de personages leef je graag mee, het verhaal heeft spanning genoeg. Niemand krijgt van Ekhö een slecht humeur.

Lekker lezend, dat is het vooral. Na dat lezen blijft je niet zoveel bij van het verhaal, maar dat hoeft eigenlijk ook niet. Het is amusement, een luchtige vertelling, die je even meeneemt naar een andere wereld, die toch blijft knipogen naar de jouwe. Dat de serie het al een tijdje uithoudt, laat zien dat er publiek voor is. Met dit gegeven kunnen de stripmakers ook nog wel even vooruit. 

Voor in het album wordt, beknopt, de wereld van Ekhö uitgelegd, voor instappers, zoals ik. Hot Tabaaasco! is uitstekend als afzonderlijk verhaal te lezen. 

Reeks: Ekhö. De spiegelwereld.
Deel 11: Hot Tabaaasco!
Tekst: Christophe Arleston
Tekningen: Alessandro Barbucci
Inkleuring: Nolwenn Lebreton
Vertaling: Mariella Lanfré 
Uitgeverij: L
softcover, 56 blz.; 9,95 euro


woensdag 15 maart 2023

Volgende week, zelfde tijd? (Gabi de Ridder)



Voordat deze Boekenweek begon, had ik nog nooit gehoord van Gabi de Ridder. Zij is de auteur van het christelijke Actieboek, Volgende week, zelfde tijd? 

De hoofdpersoon, Helen, werkt in een hospice. Als er een nieuw persoon opgenomen wordt, gaan 'de alarmbellen rinkelen.' Blijkbaar gaat het om iemand die ze kent. 

Dan gaan we vier jaar terug, als Helen in een relatie zit die niet helemaal goed voor haar is (met Jeroen), en daarna naar drie jaar later, als Helen tijdens het hardlopen ziet hoe een andere hardloper wordt aangereden. Ze verleent eerste hulp. Later ontmoet ze die man, Ralph, nog een keer en ze besluiten wekelijks te gaan hardlopen. Ik dacht dat Helen toen nog met Jeroen was, maar later blijkt dat ze dan al geen relatie meer heeft. 

Het klikt tussen Ralph en Helen, maar Ralph wil weinig over zichzelf vertellen. Alleen dat hij architect is en dat hij de kerk ontworpen heeft waar Helens gemeente kerkt en waar zij vrijwilligerswerk doet. Er gebeurt niet zoveel tussen hen, maar Helen zal wat er tussen hen speelt later een relatie noemen. Hoe zich die ontwikkelt, doe ik hier niet uit de doeken, om des plots wille. 

Vaart houden

Gabi de Ridder kan wel vertellen. Ze is goed in het doseren van informatie. Zo komen we er maar beetje bij beetje achter wat er in het verleden gebeurd is en dat Helen in een hospice werkt, weten we ook pas op pagina 30. Dat helpt bij het vaart houden: de lezer wil weten hoe het zit (of gezeten heeft).

Maar er is ook veel in het boekje dat mij minder aanstaat. Helen komt wel erg naïef over, hoewel ze al in de dertig is. En vooral deugt ze heel erg. Ze doet wel dingen die ze zelf afkeurt, maar in principe sta je als lezer de hele tijd voluit achter haar. Daar wordt ze niet interessanter van. Uiteindelijk blijkt Ralph ook te deugen. Dan wordt het verhaal wel heel erg zoet. 

Dat ze in het begin helemaal niet vertelt dat ze een keer per week hardloopt met Ralph, leek enigszins begrijpelijk toen ik dacht dat ze nog een relatie had, al leek het wel overdreven. Later bleek dat Helen helemaal geen relatie heeft, maar dat ze heel gevoelig is voor het oordeel van anderen. 

Expliciet

Dat ik de interesse voor het verhaal moeilijk op kon brengen, komt waarschijnlijk vooral doordat De Ridder weinig te raden overlaat en veel expliciet maakt. Enkele voorbeelden:
Helen glimlachte en besloot niet te happen. 
En:
 'Ook ik had zo mijn geheimen', zie ze met een vleugje ironie in haar stem.
De toevoegingen zijn niet nodig, lijkt me. Op te veel plekken slaat De Ridder aan het uitleggen. De vraag 'Wat moest ze toch met hem aan?' laat nog wat open, maar meteen daarna lezen we: 'Maar in haar hart had ze allang een keuze gemaakt.' En de lezer weet dan wel welke keuze. De spanning is er dan helemaal uit. 

Verder lopen de zinnen meestal wel goed. Af en toe kom je een vreemde formulering tegen ('Na nog een laatste bemoedigende glimlach viel de deur achter haar dicht.'), maar het is allemaal wel redelijk vlotjes geschreven. 

Oppervlakkig

Maar psychologisch blijft het allemaal aan de oppervlakte. Als je het vergelijkt met bijvoorbeeld Tekenen van het universum van Emy Koopman, is het verschil wel erg groot. Het onderwerp in beide boeken is vergelijkbaar, zij het dat de hoofdpersoon in Koopmans boek al een relatie heeft en ze wel open is over wat er aan de hand is. Maar in dat boek is de hoofdpersoon wel heel wat interessanter. Het is ook een veel rijker boek, maar dat is niet zo vreemd. De Ridder had immers nog geen honderd pagina's tot haar beschikking. 

In een eerdere bijdrage heb ik al vermeld dat De Ridder aangeeft dat ze met haar romans Gods liefde voor zwakke mensen wil doorgeven. Dat doet ze misschien wel met Volgende week, zelfde tijd? Ze draagt het boekje op aan 'alle lieve schatten die zorg bieden aan mensen in hun laatste levensfase' en ze laat zien dat die schatten goed werk doen. Ze heeft een heel menselijk boek geschreven, waar mensen inhoudelijk niet zoveel tegen zullen hebben. Maar heel interessant is het niet geworden. 


In 2015 postte ik een bijdrage over de geschiedenis van de christelijke Actieboeken. 

De eerlijke vinder (Lize Spit)

 

Eind jaren negentig, een dorpje in Vlaanderen. Daar vestigt zich een Albanees gezin, dat gevlucht is uit Kosovo. Het zijn de Ibrahimi's, acht kinderen, met hun ouders en ze hebben veel meegemaakt. Een van de kinderen, Tristan, komt in de klas bij Jimmy, die de hoofdpersoon is van het Boekenweekgeschenk, De eerlijke vinder, geschreven door Lize Spit.

Jimmy is een bijzondere jongen. Hij doet het goed op school en hij is een verwoed verzamelaar van flippo's. Hij hoort niet bij een groepje. Misschien heeft dat te maken met zijn vader, die vertrokken is. Vader was verzekeraar, maar is failliet gegaan. Hij is er met het geld van anderen vandoor

Tristan en Jimmy worden vrienden. Jimmy komt geregeld in Klein Kosovo, zoals het huis van de vluchtelingen genoemd wordt. Hij maakt werk van de taallessen die hij aan Tristan en de rest van het gezin geeft. Uiteindelijk zal die vriendschap aardig op de proef gesteld worden. 

Strenge regels

Jimmy is streng voor zichzelf. Hij koopt zo veel mogelijk zakken chips, om zijn verzameling compleet te krijgen, maar daarbij moet hij altijd eerlijk zijn. Geld vinden is geen probleem, maar stelen mag niet. Hij fietst een route waarbij hij geld denkt te kunnen vinden en dan mag hij onder geen beding van zijn route afwijken. Ook heeft hij geleerd geduld te hebben: 'Haast was nooit goed, het was na oneerlijkheid de grootste valkuil voor een verzamelaar.'

Jimmy wil een wereldberoemde verzamelaar worden en hij neemt het verzamelen heel serieus. Hij heeft dat ook nodig, zeker sinds zijn vader weg is. Die laat niets meer van zich horen. Jimmy heeft zijn rapport al een tijd naast zijn telefoon liggen, om meteen zijn goede cijfers door te kunnen geven als vader zou bellen. Maar die belt niet. 

Hoezeer hij het verzamelen nodig heeft, merkt hij als hij bij Tristan thuis is: 

De Ibrahimi's waren een volledige verzameling op zich. Hij kon zich plots voorstellen waarom sommige mensen niet geïnteresseerd waren in het vullen van mappen.

Ontroerend

Jimmy is ontroerend in het fanate dat hij in alles heeft. Daardoor moet hij haast wel teleurgesteld worden. Zo speelt hij alle leerstof door aan Tristan, maar die vertelt hem niet wat hij leert van meneer Pieters, die van Tristan een goede zwemmer heeft gemaakt. Het is niet direct een verwijt, maar de gedachte komt toch op in Jimmy. 

Hij is loyaal aan Tristan en eigenlijk zou hij wel een club willen vormen met Tristan en diens oudere zus. 

Ze zouden heel veel dingen doen, maar bovenal zouden ze eerlijk zijn, ze zouden nooit failliet gaan en er nooit vandoor gaan met andermans geld. 

En hij zou ergens bij horen, natuurlijk. 

Tijdsbeeld

In al zijn beknoptheid is De eerlijke vinder een prachtig boekje. Het geeft een mooi tijdsbeeld (vluchtelingen uit Kosovo, flippo's), een beeld van een complexe hoofdpersoon en de plot zit knap in elkaar. Aan het eind merk je hoe veel details alles stiekem vooruitwijzen. De thematiek is ook actueel, nu iedereen wel van dichtbij of van iets verder af te maken heeft gehad met vluchtelingen. De trauma's die ze met zich meedragen weet Spit goed op te roepen. 

Daarbij houdt ze het tempo hoog, zoals ook in haar vorige boeken. Haar formulering is nauwkeurig en steeds weer zijn er verrassende beelden. Een voorbeeld:

Jimmy hoefde niet na te denken over een vraag, een hele rij vragen zat in hem klaar, als Mentos in een rolletje, hij kon ze er een voor een uit drukken.

Het enige wat mij even deed fronsen was hoe goed het gezin al na een jaar Nederlands spreekt. In veel passages valt dat niet op, maar wel als iemand een fout maakt en 'hoed' zegt in plaats van 'hoede' of 'bestoven' in plaats van 'bekokstoven'. Zo'n fout wordt altijd door Jimmy gecorrigeerd, maar het zijn geen woorden die nieuwe taalgebruikers zouden overwegen, lijkt me. Maar goed, het zijn kleinigheden. 

Slot


Over het slot van het boekje wil ik verder niet te veel zeggen, om de leespret niet te bederven. Ik moest  wel denken aan Dieperik van Leo Pleysier. Eerder deed Jimmy mij ook wel denken aan Elmer in Werther Nieland, ook iemand die graag een club wilde oprichten en die zijn best deed een goede vriend te zijn. Maar het is makkelijker om sympathie voor Jimmy op te brengen, denk ik. 

De eerlijke vinder is een uitstekend Boekenweekgeschenk: een helder verhaal, toegankelijk voor een breed publiek, maar ook goed geschreven, goed gecomponeerd en lekker om te lezen. Mooi gedaan. 



Eerder schreef ik over andere boeken van Lize Spit:

Zie over de Boekenweek ook:


maandag 13 maart 2023

Schrijvers en bakkers


Het is Boekenweek! Zaterdag heb ik meteen wat inkopen gedaan. Bij de boekhandel kreeg ik het Boekenweekgeschenk, geschreven door Lize Spit en bij de christelijke boekhandel het christelijke Actieboek, geschreven door Gabi de Ridder.

Voor een lezer die gewend is literatuur te lezen is het verschil pijnlijk groot: Lize Spit (van het Boekenweekgeschenk dus), schrijft in kort bestek een mooi verhaal, dat je meevoert en dat ook nog iets geeft om over na te denken. Gabi de Ridder komt niet verder dan een verhaal over iemand die zich bedrogen voelt in wat zij een relatie noemt. Aan het eind van het boek is het verhaal helemaal uit en weet je precies wat de schrijfster heeft bedoeld. Het is een sympathiek boek en de schrijfster heeft hart voor mensen, maar haar boekje bood me weinig.

Af en toe lees ik literatuur uit christelijke hoek en er zijn schrijvers die daar goede dingen doen. Maar vaker lees ik boeken waaraan ik de goede bedoelingen kan aflezen, maar die onder de maat zijn. Als je de christelijke literatuur (van nu, in Nederland) vergelijkt met de reguliere, is het alsof je de Paralympics vergelijkt met de Olympische Spelen.

Het is goed dat die Paralympische Spelen er zijn en het initiatief is sympathiek, maar er zullen geen records gebroken worden die op de reguliere Spelen gevestigd zijn.

Waarom blijft die christelijke literatuur zo achter? Daar zijn wel verklaringen voor. Allereerst zijn er veel meer schrijvers in het reguliere circuit en dus zijn er ook veel meer goede schrijvers: de wet van de grote aantallen, als ik de uitdrukking tenminste correct gebruik.

Maar er lijkt mij meer aan de hand. Achter op het christelijke Actieboek staat bij de informatie over de auteur: Gabi de Ridder wil met haar romans Gods liefde voor zwakke mensen doorgeven. Dat is een mooi streven, maar levert het ook goede romans op? Blijkbaar is het niet haar hoofddoel om gewoon een goed boek te schrijven; ze heeft een ander doel, dat in haar ogen hoger is.

Misschien zijn er christelijke bakkers die met hun brood Gods liefde willen doorgeven, maar het lijkt me dat ze in de eerste plaats lekker en goed brood moeten bakken. Als dat niet lukt, zal de bakkerij het niet redden, vrees ik.

Nu kan het zijn dat de lezers van De Ridder helemaal niet zitten te wachten op een literaire roman, maar op een menselijk boek of een theologisch of moreel verantwoord boek. Dan is het ook niet eerlijk dat ik voor Volgende week, zelfde tijd? (zo heet het Actieboek) literaire maatstaven aanleg.

In dat geval blijkt het boek van De Ridder gewoon niet voor mij bedoeld. Iemand die iets hartigs wil eten, moet niet klagen over de zoetigheid in de snoepwinkel; hij had gewoon ergens anders moeten gaan winkelen.

Maar dan toch even terug naar de christelijke literatuur, naar de schrijvers uit die hoek die wel degelijk literaire ambities hebben. Er zijn er maar weinig die tot het grote publiek weten door te dringen. Degenen bij wie dat wel lukt, waren al bekend voordat duidelijk werd dat zij geloofden. Hoe komt dat?

Het lijkt me niet dat er te weinig publiek is. Ook in de christelijke hoek (als ik die even zo vaag mag aanduiden) zijn er genoeg lezers die graag literatuur lezen.

Wellicht dat het toch in de schrijvers zelf zit. Ook als hun eerste doel is een goede roman te schrijven, speelt misschien de gedachte mee dat ze iets goeds moeten uitdragen, dat ze hun kring moeten dienen, dat ze een instrument in Gods hand moeten zijn. Mogelijk zit die gedachte niet prominent in hun hoofd, maar zeurt die toch ergens op de achtergrond. Zelfcensuur ligt dan op de loer en een schrijver die zichzelf censureert, schrijft gemankeerde boeken, denk ik.

Juist daar waar het schrijnt, juist daar waar de schaamte schuilt, de twijfel, de angst – juist op die plaatsen ontstaat de literatuur. Daar zou de schrijver moeten zoeken, zijn of haar verdediging moeten laten zakken, zich durven laten zien.

Meer vertrouwen hebben in jezelf, durven zijn wie je ten diepste bent, met alle gebreken en onzekerheden en ook meer vertrouwen hebben in de lezer. Die lezer hoef je niet uitdrukkelijk of verborgen een boodschap mee te geven. Vertel een goed verhaal en ieder haalt eruit wat voor haar of hem van belang is. Bak een zo goed mogelijk brood. Bespaar ons de misbaksels, hoe goed bedoeld ook.


(Column voorgelezen op 13 maart 2023 bij EdeFM, Kerkvenster)  


woensdag 8 maart 2023

De dubbele waarheid (Roelof Smit)


Als leerlingen het niet op hun lijst gezet hadden, had ik het waarschijnlijk niet gelezen. Sterker nog: ik had nog nooit van het boek en of zelfs maar van de schrijver gehoord: De dubbele waarheid (2021) van Roelof Smit

Bij het bladeren blijkt dat het boek twee voorkanten heeft en dat je dus kunt kiezen hoe je het leest. Dat is leuk, maar het is wel eerder gedaan. Daan Remmerts de Vries deed het ook met zijn jeugdboek De noordenwindheks (2004), dat gaat over twee kinderen die naast elkaar in het ziekenhuis liggen, maar wel met een gordijn tussen hen in. Dat gordijn staat ook midden in het boek afgebeeld. 

Walter van den Broeck schreef 362.880 x Jef Geys (1970). De ondertitel is 'een multiepel'. Het boek telt negen hoofdstukken en je kunt die in willekeurige volgorde lezen, waardoor je het boek op 362.880 manieren tot je kunt nemen. 

Elk zijn eigen verhaal

Wat de drie boeken gemeen hebben, is dat de delen hetzelfde verhaal vertellen maar steeds vanuit een ander perspectief. In Dubbele waarheid leven we mee met respectievelijk Ruben en Milan. Voor in het boek staat een motto van António Guterres: 

Als twee mensen samen zijn, dan zijn ze niet met zijn tweeën, maar met zijn zessen: wat elk van hen is, wat elk van hen denkt te zijn en wat elk van hen denkt dat de ander is.

Het gaat er natuurlijk om dat iedereen zijn eigen verhaal heeft of maakt, over zichzelf en over de ander. In dit geval komt het er zeker op aan, want het betreft een #MeToo-affaire. 

Ruben

De dader of vermeende dader is Ruben. Hij is opgegroeid in een geprivilegieerde omgeving, waar het normaal is om een universitaire studie te volgen. Ruben voelt meer voor de muziek en hij wil dj worden: 

'God is a dj,' volgens Faithless. Die God wilde ik worden.  

Maar hij maakt vooral opgang in de modellenwereld, waarin hij het zo ver schopt, dat hij een topmodel wordt, die gevraagd wordt voor grote merken. Maar dan wordt hij beschuldigd van een verkrachting. Dat laten de media zich natuurlijk niet ontgaan. De ophef waarmee hij te maken krijgt doet denken aan Ruimte van Walter van den Berg.

Milan

Milan komt uit een heel andere omgeving, waar het een uitzondering is als je gaat studeren. Zijn vader vindt dat hij eigenlijk gewoon aan het werk moet, om zijn brood te verdienen. Milan gaat toch studeren en treft in het uitgaanscircuit Ruben, met wie hij een nacht meegaat. 

Zijn studie raakt in het slop. Hij krijgt een vriend, die advocaat is en die vindt dat hij werk moet maken van wat er jaren daarvoor gebeurd is. Milan wil alles het liefst achter zich laten, maar laat zich meeslepen door zijn vriend. Waar loopt dat op uit?

De auteur moest de personages beiden iets goeds meegeven, zodat de lezer met beiden kan meeleven. Dat is wel gelukt. Ik las eerst het verhaal van Ruben en toen had ik het idee dat de zaak nogal opgeklopt werd, waarbij ik me wel realiseerde dat ik maar een enkele kant van het verhaal had gehoord. 

De kant van Milan geeft nieuwe informatie, die nieuw licht op de zaak werpt. De dubbele waarheid laat zien dat in het contact tussen mensen niet bedoeling doorslaggevend is, maar het effect. We kunnen begrip hebben voor de bedoeling, maar uiteindelijk gaat het om het effect dat daden en woorden op de ander hebben. 

Hoog leestempo

De dubbele waarheid leest lekker. De hoofdstukken zijn erg kort, waardoor het lezen lekker opschiet. Smit weet de aandacht goed vast te houden. Met beide personages kun je meeleven en je krijgt ook sympathie voor hen. 

Maar de tegenstellingen tussen Milan en Ruben zijn wel erg vet aangezet en het inzicht dat dingen soms anders zijn dan ze in eerste instantie lijken, is niet zo spectaculair. Verder greep het boek me niet echt aan, wat overigens ook aan mij kan liggen. 

Soms zit de afstand ook een beetje ingebakken. Als Milan vertelt over zijn jeugd, is het duidelijk niet de jonge Milan die zaken meemaakt, maar de oudere die erop terugkijkt. Zijn moeder wordt ziek en overlijdt:

De hersenen onder haar mooie krullen waren kansloos tegen de oprukkende glioblastomen.

Door deze woordkeuze weet je al dat er afstand in tijd is en dat geeft misschien ook wat afstand in beleving. Er zijn verschillende passages die meegevoel hadden kunnen oproepen, bijvoorbeeld die over de relatie tussen Milan en oma Trui, maar ook daar zit de lezer niet echt dicht op wat er gebeurt. 

Misschien dat het wel gebeurt bij de wat onhandige vader van Milan, die meer aandacht aan zijn zoon wil geven. Maar de omslag in zijn manier van doen komt toch vrij onverwacht. 

De dubbele waarheid is een vaardig geschreven boek, leuk en makkelijk om te lezen, maar het doet me te weinig, wat ik wel een nadeel vind. Aardig boek - veel verder kom ik niet. 

dinsdag 7 maart 2023

Het wit en het purper (Willemijn van Dijk)

Over het Romeinse hof is heel wat geschreven en ik heb dat eigenlijk allemaal ongelezen gelaten. Ik weet enkele keizers te noemen, maar ik weet niet de volgorde. Ooit heb ik wel de tv-serie Ik, Claudius gezien en daar heb ik zeer van genoten. Na zoveel jaren herinner ik me vooral de hoofdpersoon en dat het hof een ware slangenkuil was, waar je je leven eigenlijk nooit zeker was. 

Enkele van mijn leerlingen hebben Het wit en het purper van Willemijn van Dijk op de lijst gezet en toen moest ik het eigenlijk ook gaan lezen. Dat heb ik gedaan. Het is een hele pil (vierhonderd pagina's) en het grootste deel speelt zich af in de nabijheid van de verschillende keizers. 

De hoofdpersoon is Marcus Antonius Pallas, een vondeling die opgenomen wordt door een gezin in Griekenland. Later wordt hij verkocht als slaaf en hij komt aan het Romeinse hof, samen met Felix, van wie hij zegt dat het zijn broer is. Uiteindelijk komt hij in dienst van Claudius, eerst als een soort boekhouder, later als secretaris. Als Claudius keizer wordt, stijgt Pallas mee. Hij is van veel zaken op de hoogte en er zijn daarom ook steeds mensen die gunsten van hem vragen, waar hij soms wel, soms niet op ingaat. 

Agrippina

Bijzonder is zijn verhouding met Agrippina, die met Claudius zal trouwen. Ze is dan al de moeder van Nero. Er wordt gesuggereerd dat ze moeilijk door Pallas te weerstaan is, hoewel hij het niet op elk punt met haar eens is. Maar hij werkt wel met haar samen. 

Pallas is veel bezig met zijn eigen positie en dat is niet zo vreemd. Hij was slaaf, maar werd vrijgelaten. Voor een vrijgelatene heeft hij het wel heel ver geschopt. De titel heeft daar ook mee te maken: als iemand man werd, mocht hij de witte toga dragen, maar dat was voorbehouden aan Romeinen. Alleen de keizer droeg een purperen toga. Als vrijgelatene was Pallas een Romein en mocht hij de witte toga dragen. Door anderen werd hij overigens nog vaak genoeg op zijn afkomst gewezen. 

Het gaat Pallas voor de wind en zijn meebewegen met de heersers levert hem heel wat op. Maar aan het hof ben je je positie en je leven nooit zeker, dus het blijft uitkijken. Of Pallas uiteindelijk kan standhouden, blijkt uit dit boek, maar dat ga ik maar even niet verklappen. 

Fictie?

Aanvankelijk dacht ik dat Pallas een fictief personage was, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Ook de keizers en de andere hovelingen zijn op te zoeken in de geschiedenisboeken. De vraag is: waarin verschilt Het wit en het purper dan van wat we elders al kunnen vinden?

Allereerst natuurlijk in het perspectief: Pallas heeft een belangrijke functie aan het hof, maar hij is geen kernfiguur. In zekere zin is hij een beschouwer, die ziet wat er gebeurt, al heeft hij soms wel degelijk de hand in de loop van de gebeurtenissen. 

Qua gebeurtenissen zal Van Dijk best het een en ander ingevuld hebben en zeker aan het slot is ze afgeweken van de geschiedenis. Die invulling is ook gedaan om kleur aan te brengen en dat is wel nodig, want Pallas is niet de meest uitgesproken figuur. We lezen ook zijn gedachten en die moeten  allemaal verzonnen zijn. 

Verder zijn er fragmenten opgenomen van de memoires van Agrippina. Die heeft ze inderdaad geschreven, maar de boeken zijn verloren gegaan. Hier moest Van Dijk zelf aan het invullen gaan. 

Apollo

Het beeldje van Apollo dat Pallas zijn hele leven in zijn buurt heeft, zal ook wel fictie zijn en dat werkt goed. In het begin krijgen we het verhaal van Phaëton, die wil weten of hij een godenzoon is en vraagt om een dag de zonnewagen te besturen, wat op een mislukking uitloopt. Dat verhaal ken ik vooral door de klassieke tragedie die Joost van den Vondel erover schreef. Het is wel tekenend voor Pallas: hij klimt hoog, maar zal hij zich kunnen handhaven. Zullen de goden hem goed gezind zijn? Apollo blijft van tijd tijd terugkomen in de roman en dat is een mooi lijntje.

Door het strakke perspectief ga je wel meeleven met Pallas en hoop je dat het hem goed zal vergaan. Hij laat overigens weinig te raden over en dat is wel een nadeel van het boek: er wordt nogal veel uitgelegd. Waarschijnlijk verliest de romanauteur het hier van de historicus en dat is wel jammer. Er had best iets meer open gelaten mogen worden. 

Aan het begin van de roman moest ik wennen aan al die verschillende namen en de ingewikkelde familieverhoudingen. Van Dijk nam voor in het boek een stamboom van de Julisch-Claudische dynastie op en achterin nog een lijst met personen, geclusterd tot de kring waartoe ze behoren en met vermelding van hun functie of relatie tot andere personen. Na verloop van tijd heb je die hulpmiddelen echter niet meer nodig. Er zijn veel passanten en van de werkelijk belangrijke personen weet je toch wel waar die zich in de rangorde bevinden. 

Wat weinig roman

Over de roman ben ik wat tweeslachtig. Aan de ene kant heb ik het boek geboeid gelezen, maar aan de andere kant zit het boek wel dicht aan tegen geschiedschrijving en is het wat weinig roman. Meer interessant dan spannend. Dat het boek me toch boeide, zegt wel dat er toch ook iets goeds in moet zitten. In ieder geval zal ik Marcus Antonius Pallas niet meer vergeten. Eigenlijk zou ik Ik, Claudius opnieuw moeten bekijken, met oog voor de rol van Pallas, maar ik weet nu al dat ik dat niet zal doen. Maar de geschiedenis lijkt leidend te zijn en niet wat een roman vraagt. Het is een te respecteren standpunt, maar meer vrijheid had waarschijnlijk een beter boek opgeleverd. 

De stijl van Van Dijk is correct, maar ook weinig opvallend. Af toe streepte ik een vreemde zin aan. Iemand die geknield lag, was op zijn schenen gezakt en ergens had iemand een genoegzame glimlach. Dat had vergenoegd of zelfgenoegzaam moeten zijn, vermoed ik. Maar meestal klopt het allemaal en lopen de zinnen wel goed. De stijl staat in dienst van het verhaal, maar had hier en daar iets meer kleur kunnen gebruiken. 

Dat leerlingen het boek lezen is wel een goed teken. Ze krijgen hierdoor een beeld van het leven aan het Romeinse hof. Aan de ene kant is dat een beperkt wereldje, maar de uitgestrektheid van het Romeinse rijk raakt niet uit het oog: iemand komt terug van wat nu Groot-Brittannië ia, Pallas gaat tussendoor naar Egypte en zijn broer krijgt een functie in Judaea. Ook dringen andere zaken uit de Romeinse samenleving  door, bijvoorbeeld de heersende koorts, die mensenlevens kost. Het zullen wel de echte lezers zijn die naar zo'n boek grijpen. 

Met deze roman won Willemijn van Dijk de BNG Literatuurprijs 2019. Dat is mij indertijd ontgaan. Het is een degelijke roman, die goed te lezen is, maar het uitzonderlijke zit voor mij meer in de onderwerpkeuze dan in de kwaliteit van de roman.