Met taal kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Zo gauw je iets benoemt, bestaat het immers. Er zijn bijvoorbeeld ziekten die alleen in bepaalde landen bestaan. Alleen daar hebben ze er een woord voor. Duitsers hebben nogal eens last van hun bloedsomloop, hun Kreislauf. Daar hebben we hier nog nooit van gehoord. We hebben er geen woord voor, dus bestaat het niet. Of andersom: in Duitsland hebben ze er een woord voor en daarom bestaat het.
Het luistert dan ook nauw hoe je iets noemt: terrorist of vrijheidsstrijder, activist of relschopper, alternatieve of complementaire geneeskunde, probleemwijken of krachtwijken, allochtonen of mensen met een migratieachtergrond. De manier waarop je iets benoemt, laat je visie erop zien, maar bepaalt mede je visie.
In Trouw van 30 maart 2017 las ik: 'Een baan voor iedereen met een beperking'. Vroeger zouden we 'gehandicapten' hebben gezegd, waarbij we ook nog het onderscheid maakten tussen lichamelijk en geestelijk gehandicapten. Nu zeggen we: 'Mensen met een beperking.'
Maar dat zijn wij allemaal! Mensen zonder beperking bestaan namelijk niet. We hebben allemaal een beperkte intelligentie, ook de heel slimmen onder ons. We zijn lichamelijk beperkt; we kunnen bijvoorbeeld niet vliegen.
'Mensen met een beperking' is dus een rare term: er wordt beoogd een subcategorie aan te geven, maar eigenlijk gebeurt dat niet. In het artikel kom ik ook een preciezere uitdrukking tegen: 'arbeidsbeperkten', 'mensen met een arbeidsbeperking' dus, maar die term slaat strikt genomen ook op alle mensen.
We kunnen nog meer muggen gaan ziften. Er bestaat bijvoorbeeld niet zoveel verschil tussen een beperking en een handicap. In ieder geval is duidelijk wie er bedoeld worden: mensen met een extra beperking, een beperking (of een handicap) die de meeste andere mensen niet hebben.
In mijn jeugd werd ook het woord 'handicap' niet gebruikt. 'Ongelukkig', herinner ik me: 'Bij de buren hebben ze een ongelukkig kind'. Dat was niet een kind dat niet gelukkig was of 'niet goed in zijn vel' zat, maar een lichamelijk of geestelijk gehandicapt kind. Als het in lichte mate was, zei men: 'Die is niet helemaal zoals een ander'.
Een oom en tante van mijn vader hadden 'ongelukkige kinderen'. Die zijn niet oud geworden. Ik herinner me hen niet. Mogelijk waren ze al voor mijn geboorte overleden of toen ik nog heel klein was. Ik had een hobbelpaard dat van een van die kinderen was geweest. Het was een haan, waarvan de kam was afgezaagd. De jongen die erin gezeten had, had een gebogen gestalte en zou zich anders aan de kam gestoten hebben.
Tegenwoordig kan 'ongelukkig' in zo'n geval niet meer gebruikt worden. We denken daarbij meteen aan iemands gemoedstoestand. Ons persoonlijk welbevinden is zo belangrijk geworden, dat we ons af zijn gaan vragen of we wel gelukkig zijn. Blijkbaar was dat in mijn jeugd minder van belang.
Ik denk dat indertijd in de benaming 'ongelukkig' ook wel medelijden meespeelde, wat de term iets bevoogdends geeft. Degene die een ander een 'ongelukkige' noemt, zal mogelijk sympathie hebben voor die ongelukkige, maar hij plaatst zich ook boven hem.
Die sympathie herinner ik me sterk. Bij ons in het dorp was er een man die Gekke Fritske werd genoemd. Ik heb nooit geweten hoe zijn achternaam luidde. Het was een magere man, die iets van een jongen in zich had. Hij droeg een pak, als mijn geheugen mij niet bedriegt, reed op een damesfiets (zo'n omamodel) en rookte sigaretten, met getuite lippen.
Fritske was 'niet helemaal zoals een ander'. Hij liep moeilijk; misschien was hij spastisch. Maar meestal fietste Fritske door het dorp en groette de mensen die hij tegenkwam. Iedereen groette hem terug. Bij elke bruiloft was hij aanwezig. Hij feliciteerde het bruidspaar, dronk een kop koffie, at een stukje taart en verdween weer. Misschien dat ik mij hem daarom in pak herinner.
Als Fritske nu geleefd zou hebben, zou hij vast niet Gekke Fritske genoemd zijn.' Iemand 'gek' noemen, kan niet meer. Je mag van jezelf zeggen dat je gekke Henkie niet bent, en ook dat je 'een heel gek mens bent', maar je noemt een ander niet gek. Toch was 'Gekke Fritske' bepaald geen scheldnaam.
Nooit heb ik iemand negatief gehoord over Fritske. Misschien kwam dat ook wel doordat hij vaak goed gehumeurd was en geen overlast veroorzaakte. Hij werd niet speciaal begeleid, voor zover ik weet; hij ging niet naar een dagopvang. Fritske fietste door het dorp, waar iedereen een beetje op hem lette.
Ik moet oppassen dat ik niet nostalgisch word. Met het huidige verkeer zou dat fietsen van Fritske waarschijnlijk gevaarlijk zijn en er zijn nu veel minder mensen die overdag thuis zijn of in de boomgaard of op het land aan het werk zijn. Die touwtjes uit de brievenbus waar Terlouw het over had, zijn niet voor niets verdwenen.
Wel heb ik het idee dat de taal toen onschuldiger was. Dat het minder nauw luisterde hoe je iemand noemde. Fritske was 'niet zoals een ander' en werd daarom 'Gekke Fritske' genoemd. Iedereen zou het vreemd gevonden hebben als we hem 'iemand met een beperking' of 'iemand met een uitdaging' hadden genoemd. Fritske behoorde niet tot een categorie. Hij was Fritske en niemand anders.
Naschrift: Het licht spastische dat ik me van Fritske herinnerde, kon mijn moeder niet bevestigen. Ze vertelde wel dat Fritske ook op de bruiloft van mijn ouders is geweest. Zij waren echter net met de fotograaf mee. Hij heeft toen mijn oom en tante gefeliciteerd, die er ook netjes uitzagen en een corsage op hadden. Mijn moeder wist niet zeker meer of Fritske voor een stukje taart of voor een borreltje kwam.
vrijdag 31 maart 2017
woensdag 29 maart 2017
Makkelijk leven (Herman Koch)
Het is altijd prettig als een verteller in een roman een 'stem' heeft, een herkenbare toon, een verteltrant die onmiskenbaar bij hem hoort. Schrijvers als Walter van den Berg en Dimitri Verhulst kunnen heel goed zo'n verteller opvoeren. Ook Herman Koch kan het.
In zijn nieuwe boek, het Boekenweekgeschenk Makkelijk leven steekt de verteller, Tom Sanders, als volgt van wal:
Ik schrijf zelfhulpboeken.Je ziet het plaatje meteen voor je: een schrijver van zelfhulpboeken - dat roept al meteen associaties op. Het is ook nog een succesvol schrijver, die al gewend is aan zijn succes. Hij lijkt zich te moeten inhouden, wil hij zich niet nog luider op de borst kloppen. Als hij het heeft over de achttiende druk van zijn boek, wat natuurlijk al een enorm succes is, vermeldt hij er terloops bij dat dat nog alleen maar in Nederland was, waaruit iedereen kan concluderen dat het echt grote succes toen nog moest komen. Het lijkt dan ook wel erg lang geleden.
Ik denk dat u mij wel kent. Van mijn succesvolste boek, Makkelijk leven, zijn wereldwijd meer dan veertig miljoen exemplaren verkocht. Is dat succes mij naar mijn hoofd gestegen? Ja en nee. Kort na het verschijnen van de achttiende druk -toen alleen nog in het Nederlands, en wat lijkt dat inmiddels lang geleden!- kocht ik een zwarte Jaguar XF. Julia, mijn vrouw, trok het gezicht dat ze ook altijd trekt wanneer ik haar vertel dat er 's avonds Champions League-voetbal op tv is en we dus niet uit eten kunnen.
Het is een man die gewend is zijn zin te krijgen. Als zijn vrouw een etentje gepland heeft, gaat het voetbal voor.
De toon is gezet. Verschillende keren heeft Koch voor zijn boeken een hoofdpersoon gekozen met wie wat was, die niet helemaal normaal was. Dat is bij Tom Sanders niet het geval. Hij is niet sympathiek, maar je kunt wel gemakkelijk meegaan in zijn gedachtegang.
Koch bekijkt de wereld van het zelfhulpboek met ironie. De hoofdpersoon heeft weliswaar een zelfhulpboek geschreven, maar dat is tegelijkertijd een anti-zelfhulpboek: luister niet naar al die adviezen en neem het leven een beetje makkelijk. Aan het eind van het Boekenweekgeschenk zijn de regels voor het makkelijk leven opgenomen. De eerste regel:
Probeer problemen niet altijd op te lossen door eraan te denken; vaak worden ze eerder opgelost door er niet aan te denken.Het aardige is dat het boek naar zichzelf verwijst: de hoofdpersoon heeft succes als auteur van het boek Makkelijk leven en dat boek hebben wij in handen. De regels achter in het boek zouden we als leefregels kunnen gebruiken.
Tom Sanders leeft zelf ook naar die regels, maar in dit verhaal lukt hem dat niet helemaal en dat wordt zijn ondergang. Op een feestje staat zijn schoondochter voor de deur. Hanna, met wie hij niet zoveel op heeft. Ze blijkt mishandeld door haar man, Stefan, de zoon van Tom en Julia. Tom praat met Hanna en belooft haar met zijn zoon te gaan praten, maar dat schuift hij, trouw aan zijn eigen regels, op de lange baan.
Die regel ('Stel altijd uit tot morgen wat je vandaag nog zou kunnen doen') hanteert hij wel. Maar een andere ('Probeer niemand te veranderen, ook jezelf niet') lijkt hij vergeten. Zijn schoondochter ziet hij zelfs als een project. Om kort te gaan: het project mislukt en Tom blijft met lege handen achter. Hij kan proberen om in zijn eentje het makkelijk leven in praktijk te brengen.
Boekenweekgeschenken zijn altijd maar dun; het verhaal moet dus in een beperkt aantal bladzijden verteld worden. Behalve de keer dat Salman Rushdie het Geschenk mocht schrijven. Dat het zo kort moet, is ook voor Makkelijk leven een nadeel. Het begin is heel aardig: boeiende hoofdpersoon, met wie je moet meeleven maar van wie je tegelijkertijd wat afstand neemt. En een interessant dilemma: je moet je zoon, die zelfs je favoriete zoon is, aanspreken als hij je schoondochter, die bepaald niet je favoriet is, te lijf is gegaan.
Maar daarna is het grote stappen, gauw thuis. Koch is genoeg schrijver om daar nog iets aardigs van te maken, zodat het niet helemaal in elkaar zakt, maar erg sterk is het slot toch niet.
Als Boekenweekgeschenk lijkt Makkelijk leven me geslaagd: geschikt voor een breed publiek en gewoon een heel aardig verhaal. Maar liever had ik gehad de Koch er een echte roman van had gemaakt. Nou ja, dat is de doem van Boekenweekgeschenken.
Zie ook de recensie van Zomerhuis met zwembad
dinsdag 28 maart 2017
StripGlossy
Wie zich bij wil lezen, op welk gebied dan ook, merkt dat er zoveel gepubliceerd wordt, dat het onmogelijk is om alles bij te houden. Dat geldt ook voor strips. Er komen veel nieuwe strips uit, er is een stroom aan integrale herdrukken en daarnaast wordt er in tijdschriften en op websites uitgebreid over strips geschreven. De stapel van wat je wilt lezen is altijd hoger dan van wat je kunt lezen.
De StripGlossy is begonnen aan haar tweede jaargang. Al vier keer is het tijdschrift op mijn mat gevallen en ik merk dat ik het altijd lees. Soms ligt het even voordat ik eraan begin, maar ik lees het. Helemaal. Dat is op zich al een wonder.
Het blad ziet er mooi uit: stevig (het valt ook na herhaald doorbladeren en lezen niet uit elkaar), mooi papier, waarop de kleuren goed uitkomen. Dat maakt het aantrekkelijk om te pakken en door te bladeren.
Verder heeft het een goede mix van strips en stukken over strips. Dat evenwicht is prettig. Op de vast terugkerende elementen verheug ik me altijd weer. De strip Llewelyn Fflint, die we ons nog herinneren van Peter van Straaten, is weer opgepakt door Fred de Heij, met Ger Apeldoorn als scenarist en dat pakt bijzonder goed uit.
Ook een vast element: de stripbattle, waarbij drie striptekenaars over hetzelfde thema tekenen. Of de parodie door Kim Duchateau. Of Ger Apeldoorn die ons in kort bestek laat delen in zijn brede kennis op stripgebied. In Stripglossy nummer 4 vertelt hij over Jacovitti en ik had meteen zin om terug te gaan bladeren in oude nummers van Pep om nog eens te genieten van Cocco Bill.
StripGlossy wordt gemaakt met respect voor de historie die Nederland heeft op stripgebied. Oude leeuwen als Daan Jippes, Martin Lodewijk, Dick Matena en Jan van Haasteren komen uitgebreid aan bod. Matena is behalve een goed tekenaar ook een goed verteller, zoals ook blijkt uit zijn stukjes in Eppo. Hij is altijd goed voor heerlijke anekdotes.
In nummer 4 krijgt Willem Ritstier de ruimte. Hij kreeg dit jaar de Stripschapprijs, die prestige heeft en publiciteit oplevert, maar waaraan nog steeds geen geldbedrag verbonden is. Zou dat door middel van crowdfunding niet te verhelpen zijn?
Ritstier is een van onze beste scenarioschrijvers, die intussen kan bogen op een groot oeuvre. Hij blijkt ook bezig te zijn aan een graphic novel, waarbij het overlijden van zijn vrouw het uitgangspunt is. Heftige stof, en naar het boek dat dat op zal leveren ben ik nu al benieuwd.
Wellicht is StripGlossy niet het meest doorwrochte blad, maar het is aantrekkelijk, afwisselend en nodigt daardoor uit tot lezen. Uit het hele blad spreekt het plezier waarmee het gemaakt wordt en het enthousiasme voor strips. Iemand die ook maar een beetje van strips houdt, kan daar moeilijk weerstand aan bieden.
Een los nummer van StripGlossy kost € 8,95. Bij een jaarabonnement worden er drie nummers voor diezelfde stuksprijs door de post bezorgd. Wie een abonnement voor langere tijd neemt, krijgt korting. Bij een abonnement voor drie jaar betaal je bijvoorbeeld €6,95 per stuk. Bezoek voor verdere informatie de site.
zondag 26 maart 2017
Liefde in beeld (Margreet de Heer)
Intussen zijn ze bekend en ze vormen een mooi rijtje in menige boekenkast: de boekjes van Margreet de Heer waarin ze een onderwerp in kaart brengt. Dat deed ze tot nu toe met filosofie, religie, wetenschappen en wereldheerschappij. Nu heeft ze de liefde onder een vergrootglas gelegd in het boekje Liefde in beeld.
De werkwijze van De Heer is in elk boek hetzelfde. Ze onderzoekt verschillende facetten van het onderwerp en tekent haar bevindingen. Door het hele boek heen loopt er een figuurtje rond dat geënt is op haarzelf, en haar man Yiri vormt ook een personage. Ze verwoorden vragen en gedachten die gemakkelijk bij de lezer opkomen als hij de informatie tot zich neemt.
Tegelijkertijd maken die figuurtjes het boek persoonlijk. De kracht van de boeken van De Heer is dat ze niet alleen informatie geven, maar ook een vorm van zelfonderzoek zijn. De auteur gaat haar eigen twijfels niet uit de weg, maar ziet die juist onder ogen. Als tegenwicht loopt er door dit boek een schooljufachtig figuurtje, dat de tegenstem verwoordt en de opvattingen uit die niet passen bij het Margreetfiguurtje.
De algemene informatie over het onderwerp zou iedereen kunnen geven. Die is ook wel te vinden op informatieve websites. De meerwaarde van bijvoorbeeld Liefde in beeld zit, behalve in de tekeningen waarin je meteen de hand De Heer herkent, in de persoonlijke aanpak. Dat is iets wat je niet zomaar ergens anders kunt vinden.
De Heer treedt haar onderwerp altijd met een open geest tegemoet. Ze is nieuwsgierig, wil weten hoe dingen precies zitten, heeft belangstelling voor andere tijden, andere culturen, andere opvattingen.
In Liefde in beeld krijgen we dan ook een brede blik op het onderwerp. Ze belicht bijvoorbeeld zeven soorten liefde, seks (door De Heer steeds als 'sex' gespeld), de Kama Sutra, het Hooglied, de Boeketreeks, het sprookje, de gevaren van samenwonen en van kinderen, soorten huwelijken, de werking van verliefdheid, liefde als verslaving.
Altijd heeft Margreet de Heer een aangenaam opgewekte toon, die zo'n beetje alles goed verteerbaar maakt. Ook als het personage twijfels heeft, zich zorgen maakt of boos is, blijft er een ironische afstand, waardoor je automatisch blijft glimlachen. Tijdens het lezen van Liefde in beeld hou of krijg je vanzelf een goed humeur.
Liefde in beeld komt in mijn boekenkast naast de andere vier deeltjes te staan en naast de geschiedenis van het beeldverhaal die De Heer tekende en schreef (zie hier). Ze zullen er nog verschillende keren uit gehaald worden.
Titel: Liefde in beeld
Tekst en tekeningen: Margreet de Heer
Uitgever: Meinema
Zoetermeer 2017; 128 blz. € 16,95
Hier een verslagje van een lezing door Margreet de Heer.
maandag 20 maart 2017
Boven de straat hangt een witte lucht (Anne Büdgen)
Voor mij ligt de roman Boven de straat hangt een witte lucht van Anne Büdgen. Ook de ondertitel staat op het voorplat: 'Dagboek van Anna Meesink'.
Het boek opent met een wat aanstellerige tekst:
Neem een stapel notities. Laat ze lang rijpen in een donkere kamer. Kijk ze niet in om het proces niet te verstoren. Als ze voldoende vergeten zijn, weekt u voorzichtig de gedichten los. Dit moet met precisie gebeuren zodat er geen flarden fragmenten meekomen. Laat ze in hun geheel in een kom glijden, met of zonder titel. Kies nu enkele verhalen en slordig geschreven gedachten en giet ze erbij. Mocht u intussen personages tegenkomen, snijd ze gerust in een andere vorm. Laat herinneringen uitlekken. Voeg een flinke scheut fictie toe en een eetlepel dingen die gebeurd hadden kunnen zijn.Wie we als auteur van dit stukje tekst moeten zien, is niet helemaal duidelijk. Dat zou Anne Büdgen kunnen zijn, maar ook haar hoofdpersoon, Anna Meesink. Ze maakt op wat omslachtige manier duidelijk dat een deel van het boek fictie is en een deel gebaseerd op 'notities'. Dat losweken van de gedichten lijkt erop te duiden dat ook die in de notities te vinden waren. Of dat zo is of dat ze later zijn toegevoegd maakt voor het boek niets uit.
De rest van Boven de straat hangt een witte lucht is verdeeld in drie delen: 'Bewaar nooit', 'Sterf niet op een dinsdag' en 'Wie springt'. Elk deel begint met een stukje tekst dat niet de vorm heeft van een dagboek. De drie stukjes zijn in de je-vorm geschreven. De verteller is een schrijfster, die intussen al kinderen heeft. Ze kijkt terug op de dagboekentijd.
Net als het openingsstukje lijden de drie stukjes aan aanstellerigheid, aan de nadrukkelijke poging iets op een bijzondere of mooie manier te verwoorden. Wil Büdgen ons laten zien dat Anna schrijfster is geworden en dat ze nog steeds bij tijden de neiging tot dramatiseren heeft?
Over het algemeen laat Büdgen Anna in de dagboekgedeelten vrij sober schrijven. Af en toe schiet ze ook hier uit de bocht: '(...) en hoop ik zo dat er in de hemel ook milkshakes zijn of vriendinnen om mee te lachen tot er scheurtjes in ons geluk schieten.' Dat laatste stukje van de zin is mooischrijverij, die niet past bij de stijl waarin Anna gewoonlijk schrijft.
In de dagboekaantekeningen zijn Bijbelteksten opgenomen die passen bij wat Anna vertelt. Maar ook liedteksten, en gedichten die Anna geschreven heeft. Ze zijn, gezien Anna's leeftijd, niet slecht, maar ook niet interessant. Ze voegden eigenlijk niets toe aan wat het meisje al in proza verteld had. Ik merkte dat ik in de loop van het boek de neiging moest onderdrukken om de gedichten over te slaan.
Anna is bijna veertien jaar oud aan het begin van Boven de stad. Het begin van het dagboek ziet er niet uit als bij iemand die net aan een dagboek begonnen is. Blijkbaar schreef ze al eerder. Een dagboek bijhouden en ook nog gedichten schrijven: Anna moet wel van schrijven houden. Het is opmerkelijk dat ze in haar dagboek bijna nooit reflecteert op het schrijven.
Op bladzijde 66 vertelt ze dat ze een gedicht geschreven heeft en niet precies weet wat het betekent. Pas op de helft van het boek schrijft ze: 'De pen in mijn hand is de vijand. Elk woord dat ik schrijf is een leugen.' Even verderop lezen we over het schrijven van een sonnet. Dat is het wel zo ongeveer.
Een groot deel van het gemiddelde puberleven speelt zich af op school. Ook daarover schrijft Anna geruime tijd nauwelijks. Een vermelding dat ze geen Franse woordjes kan leren als ze moet huilen of dankbaarheid omdat God haar hielp bij het huiswerk. Daar blijft het aanvankelijk bij. Pas verderop in het boek krijgen we ineens te horen dat het op school niet goed gaat.
Anna groeit op in een orthodox christelijk gezin (Gereformeerde Bond van de Nederlandse Hervormde Kerk) in Gouda. Haar ouders zijn gescheiden; de kinderen ontmoeten vader van tijd tot tijd bij een oom en tante thuis. Anna heeft een oudere broer, Han, een jongere zus (Ruth) en een broertje, Leo.
Moeder moet haar best doen om het gezin draaiende te houden. Daardoor schiet de aandacht voor de kinderen er wel eens bij in. Misschien zit het ook niet in het karakter van moeder om haar affectie te tonen. Han onttrekt zich steeds meer aan het gezin, Leo heeft gedragsproblemen en wordt uit huis geplaatst en Anna moet in haar eentje haar weg zien te vinden. Over Ruth lezen we niet zo heel veel.
Vooral vader heeft de orthodox christelijke opvoeding in het gezin gebracht. Moeder heeft een niet-kerkelijke achtergrond. In de loop van het boek beginnen de strakke regels waaraan het gezin zich gehouden heeft te verwateren. Er komt een piepkleine tv in huis, later draagt Anna van tijd tot tijd een broek en aan het eind van het boek laat ze haar haren knippen, wat voor haar voelt als het stellen van een daad.
Onder invloed van een buurvrouw gaat Anna meer en meer haar heil zoeken bij een evangelische gemeente. Met moeder treft ze een regeling: dat mag één keer per maand. Ze gaat ook aan aan het avondmaal, wat niet mogelijk geweest zou zijn in de kerk van haar ouders. Daar moet je belijdenis gedaan hebben voordat dat mag.
Er zijn perioden dat Anna veel met het geloof bezig is:
God niet vergeten. Soms merk ik dat ik een paar uur niet aan Hem gedacht heb en dan bid ik. Hoe kan Hij mij bereiken als ik Hem uit het oog verlies?Ze kent daarin momenten van piekeren ('Waarom heeft God de mens niet zó geschapen dat hij zelf iets zou kunnen doen om zijn schuld op te heffen'), maar ook van blijdschap ('Ik sprong op en danste. Ik zong van Jeruzalem en de Messias verscheen boven de huizen van de Jasmijnlaan.').
Anna is een gecompliceerd persoon: ze wil graag geloven, maar ze wil zich ook afzetten tegen de 'refo's' op haar school. Ze is bij tijden somber, maar dat blijkt meestal niet uit het dagboek. Dat ze pillen slikt om er een eind aan te maken, is voor de lezer dan ook nauwelijks voorbereid. Er zijn wel wat fantasieën, bijvoorbeeld dat ze weg zou kunnen zweven uit het raam, maar dat kun je nauwelijks zelfmoordfantasieën noemen.
Op een gegeven moment gaat ze zich punkachtig kleden en opmaken. Dat wordt vermeld, maar verderop lijkt het geen rol meer te spelen. We krijgen een versnipperd beeld van Anna, alsof er nauwelijks doorgaande lijnen zijn in het boek. Misschien is dat typerend voor het gebrek aan cohesie dat Anna in haar leven ervaart; misschien heeft de schrijfster gewoon niet zo goed grip gekregen op haar personage.
Boven de straat hangt een witte lucht leest aardig vlot, maar het is niet een heel goed boek. Het moet het vooral hebben van de verschillende scènes, die soms goed getroffen zijn. De problematische relatie tussen Anna en haar moeder bijvoorbeeld komt gemiddeld genomen wel goed uit de verf.
Als een boek zich in een wat zwaarder christelijk milieu afspeelt, wordt het in de kringen die getekend worden altijd de maat genomen. Zijn de personages wel representatief? Is er wel recht gedaan aan het milieu? Het is een onzinnige eis. Personages moeten geloofwaardig zijn binnen de roman en goede personages zijn meestal niet representatief. In de Bijbel is Jona een interessante profeet: hij gehoorzaamt niet aan God. Hij is waarschijnlijk juist interessant doordat hij niet representatief is en dus niet een gemiddelde profeet.
Franca Treur is redelijk welwillend besproken, voor zover ik weet, maar zij heeft op dit punt wel vragen gekregen. Dat zal met Anne Büdgen ook wel weer gebeuren. De hoofdpersonen uit Dorsvloer vol confetti en Boven de straat hangt een witte lucht zijn wel met elkaar te vergelijken: meisjes uit een christelijk gezin die hun weg zoeken. Maar de verschillen zijn er ook: bij Treur wordt een plattelandsgemeenschap beschreven, terwijl de hoofdpersoon van Büdgen in een provinciestad opgroeit. De gezinssituatie van Anna Meesink is ook veel minder stabiel dan die in het boek van Treur.
Beide boeken missen een sterke verhaallijn en moeten het hebben van de afzonderlijke gebeurtenissen. Treur heeft wel veel duidelijker een karakter neergezet, waardoor er meer evenwicht in haar boek zit.
Boven de straat hangt een witte lucht is het prozadebuut van Anne Büdgen. Eerder publiceerde ze twee dichtbundels. Ik vind deze roman niet heel goed, maar ik heb me meestal niet verveeld tijdens het lezen. Laten we de volgende boeken van Büdgen maar afwachten.
zondag 19 maart 2017
Thierry en Joop
Op 16 maart jl. schreef Anne Fleur Dekker op Joop.nl het artikeltje 'Thierry Baudet is Wilders in schaapskleren'. Het is maar een kort stukje, nog geen driehonderd woorden, maar Dekker ('Activist en blogger') krijgt het toch voor elkaar om in dat korte bestek verschillende malen uit de bocht te vliegen.
De lijsttrekker praatte verkrachting goed en deed racistische uitspraken, maar komt nog steeds in Tweede KamerDat is een wat onhandige zin na een titel waarin twee lijsttrekkers worden genoemd, maar het is toch wel duidelijk dat hier Thierry Baudet wordt bedoeld. De zin lijkt me een samenvatting vooraf. Ik laat die voor wat die is.
Opvattingen van auteur of personage?
Dan krijgen we een citaat:Vraag het ook maar eens aan een verkrachter. Even los van al het tegengestribbel en uiterlijk verzet: vrouwen reageren ontzettend op zulke nietsontziende mannelijkheid. In veel gevallen komen ze ook gewoon klaar (…)Dekker noemt het een gruwelijk citaat. Ze legt uit dat het niet uit een psychologische thriller of uit de memoires van een seriemoordenaar komt, maar uit 'het boek van nieuwbakken Tweede Kamerlid Thierry Baudet'.
Over de inhoud van het citaat ga ik verderop in. Dekker geeft aan dat ze over zo'n citaat niet begonnen zou zijn als het uit een psychologische thriller geplukt zou zijn. In een roman kunnen er nu eenmaal personages rondlopen met vreemde opvattingen.
Maar het boek van Baudet, Voorwaardelijke liefde, is ook een roman. Blijkbaar mag je een schrijver van een psychologische roman niet afrekenen op de opvattingen van zijn personages, maar Thierry Baudet wel.
Dekker ziet wel in dat dat niet helemaal zuiver is. Daarom schrijft ze:
Goed, het boek is officieel een roman en dus fictie, maar Baudet heeft zich in meerdere interviews geïdentificeerd met de hoofdpersoon.Ze geeft toe dat het boek een roman is (en dus fictie), maar ze zwakt het af door te zeggen dat het 'officieel' een roman is en dat Baudet zich in 'meerdere interviews' heeft geïdentificeerd met de hoofdpersoon.
Welke interviews dat zijn, vermeldt ze niet, maar ik neem aan dat ze die zo zou kunnen noemen. Of ze de roman van Baudet gelezen heeft, is mij niet duidelijk. Ze verwijst naar een recensie op de site van HP/De Tijd (van de hand van Dries Muus), die weinig heel laat van Voorwaardelijke liefde.
De roman van Baudet heb ik niet gelezen. Voordat ik het stukje van Dekker las, wist ik niet eens dat Baudet een roman geschreven had. Maar ik wil wel ingaan op de veronderstelling dat je een schrijver verantwoordelijk mag houden voor de uitlatingen van zijn personages, in ieder geval wanneer hij zich met hen identificeert.
Dat lijkt me onzin. Een schrijver identificeert zich altijd met zijn personages: hij moet zich inleven in hun manier van denken, wil hij geloofwaardig over hen kunnen schrijven. Bij literatuur zal de autobiografie van de schrijver altijd meespelen, ook als hij stof gebruikt die ver van zijn eigen leven af staat. Een romanpersonage van Louis Ferron zei ooit, weliswaar overdrijvend: 'Zelfs een bloembollencatalogus is nog autobiografisch'.
Fictie en werkelijkheid
Bij schrijvers lopen fictie en werkelijkheid wel eens door elkaar. Jan Siebelink bijvoorbeeld had tijdens het schrijven van zijn bestseller Knielen op een bed violen een briefje op zijn bureau liggen met de tekst 'Hem loslaten'. Die 'Hem' is zijn vader, die model stond voor de hoofdpersoon van de roman. Siebelink probeerde nadrukkelijk een personage van zijn vader te maken, maar in zijn hoofd leken die twee wel heel erg op elkaar. In interviews kreeg Siebelink vragen over het personage Hans Sievez, maar vaak gaf hij een antwoord dat op zijn vader sloeg.Maar ook als fictie en autobiografie niet goed te scheiden zijn, moet je een roman als een roman beoordelen. Waarschijnlijk heeft ook Baudet stukken uit zijn eigen leven in de roman verwerkt. Maar hij heeft ook meteen afstand genomen, bijvoorbeeld door de hoofdpersoon een andere naam te geven (Gregor).
Het boek kan niet dienen om er argumenten aan te ontlenen, het is fictie en niet alleen 'officieel'. In een roman mogen racisten, moordenaars, verkrachters, activisten, bloggers of milieuvervuilers voorkomen. Ze mogen de wet overtreden en ze mogen stevige meningen hebben: het zijn personages. Je mag een schrijver daar niet op afrekenen, zoals het ook onterecht is als je de acteur die de schurk gespeeld heeft, verwijt dat hij een slecht karakter heeft.
Een schrijver is niet verantwoordelijk voor de uitlatingen van zijn personages, al heeft hij hun die uitlatingen zelf in de mond gelegd. Kun je een auteur wel verantwoordelijk houden voor de strekking van zijn roman? Dat lijkt me wel. Bij een roman die oproept tot geweld kun je best kritisch schrijven over de strekking. Maar ook dat is een mijnenveld. Het kan in ieder geval niet op de van-dik-hout-zaagt-men-planken-manier die Dekker hanteert.
Eerder besprak ik hier Van dode mannen win je niet, een roman over een extreem gewelddadige man, die het hele boek door zijn gedrag probeert te rechtvaardigen tegenover een jongen. Hij wil hem laten inzien dat diens moeder niet voor niets door hem in elkaar geslagen is; ze had het er zelf naar gemaakt.
De hele roman zitten wij als lezer in het hoofd van de hoofdpersoon. De auteur neemt geen afstand van zijn personage. Het gevolg is dat het boek ons laat nadenken over hoe het is om zo'n gewelddadige man te zijn. Iemand die oppervlakkig leest, zou kunnen beweren dat Van den Berg het wereldbeeld van zo'n man niet alleen duidelijk maakt, maar ook propageert. Dat is niet het geval.
Goedpraten van verkrachting
Aangezien Dekker gauw thuis wil zijn, maakt ze grote stappen: twee zinnen verder al noemt ze Baudet 'iemand die verkrachting goedpraat'. Hier wordt de bocht wel erg grof afgesneden.Ten eerste gaat het om een personage en niet om Thierry Baudet en ten tweede kan ik niet uit het citaat halen dat het personage verkrachting goedpraat. Hij zegt alleen dat vrouwen tijdens een verkrachting een orgasme kunnen krijgen. Of dat zo is, wist ik hiervoor niet, maar hier, in het boek Seksuologie (2004), kwam ik dat wel tegen. Ik neem maar even aan dat dat klopt.
Er zijn ook verschillende fora waarin slachtoffers hun verhaal doen, hier bijvoorbeeld, maar dat zijn niet te checken verhalen. Dat vrouwen in 'veel gevallen' een orgasme krijgen tijdens een verkrachting krijgen zal wel overdreven zijn; in Seksuologie wordt gesproken over 'soms'.
Ik kan niet inzien dat er hier sprake is van goedpraten van verkrachting, niet door het personage Gregor en al helemaal niet door Thierry Baudet.
Misgoynie
Het zijn overigens niet de enige beschuldigingen die Dekker uit:Hij laat zich wel vaker niet alleen seksistisch, maar zelfs misogyn en racistisch uit.Ze geeft daarbij twee links. Voor 'misogyn' verwijst ze naar het artikel 'Julien Blanc heeft volkomen gelijk' waarin Thierry Baudet, de versiergoeroe Julien Blanc gelijkgeeft. Het artikel is (opnieuw) gepubliceerd op The Post Online. Baudet verwijst in het artikel naar een bericht op dezelfde site waarin vermeld wordt dat Blanc niet toegelaten wordt tot Groot-Brittannië.
Of het artikel van Baudet een uiting van vrouwenhaat (misogynie) is, kun je betwijfelen. Hij doet nogal generaliserende uitspraken over vrouwen, die niet al te slim overkomen en het is begrijpelijk dat hij daarop aangevallen wordt. Ook in de eerder genoemde recensie krijgt Baudet het verwijt dat hij overhaaste generalisaties gebruikt. Of die uitingen zijn van misogynie weet ik niet. Misschien wel. Maar misschien had de bewering dat Baudet zich 'wel vaker' misogyn uitlaat iets steviger onderbouwd kunnen worden.
Racisme
Ook bij de beschuldiging van racisme geeft Dekker een bewijsplaats: een discussie tussen Baudet en Sylvana Simons. Het onderwerp van de discussie is de vraag of er quota opgelegd moeten worden om ervoor te zorgen dat de politiek en het bedrijfsleven een betere afspiegeling vormen van de diversiteit in de samenleving. Simons is daarvoor, Baudet denkt dat zulke quota niet werken. Bij de discussie tussen de 'Lagerhuisleden' blijkt dat ook daar de meningen verdeeld zijn.Deze discussie wordt door Anne Fleur Dekker gepresenteerd als het argument voor Baudets racisme, maar ik kan dat racisme werkelijk niet terugvinden. Veronderstelt Dekker dat iedereen die het met Sylvana Simons oneens is bij voorbaat al een racist is? Dat moet haast wel.
Voor de duidelijkheid: Sylvana Simons is mij sympathiek Baudet bepaald niet. Ik had veel liever dat haar partij in de Kamer was gekomen dan het Forum voor Democratie. Maar dat wil niet zeggen dat alle tegenstanders van Simons racistisch zijn. Of zo'n quotum werkt, weet ik niet. Daar zal wel onderzoek naar gedaan zijn. Als niets doen niet helpt, moet er misschien wat geprobeerd worden en zo'n quotum kan misschien een zetje geven.
Van het artikeltje van Anne Fleur Dekker is intussen weinig over: ze beschuldigt Thierry Baudet ervan dat hij verkrachting goedpraat, waarvoor ze alleen een uitspraak van een personage aanhaalt waarin verkrachting helemaal niet goedgepraat wordt.
Voor de beschuldiging van misogynie geeft ze een enkele bewijsplaats, waarover je van mening kunt verschillen en het argument dat ze geeft bij de beschuldiging van racisme onderbouwt haar stelling niet. Daarmee wil ik niet beweren dat Baudet geen racistische of misogyne opvattingen huldigt. Dat blijkt alleen niet uit het artikeltje van Dekker.
Volgens Dekker hebben de media zich vooral gericht op Wilders (wiens uitspraken zij 'fascistoïde' noemt) en 'wordt er geen woord gerept over Baudet die een overwinning heeft behaald.' 'Onbegrijpelijk' zegt Dekker.
Aantoonbaar onjuist
Haar bewering is aantoonbaar onjuist. Eerder in het artikel geeft ze een link naar Het Lagerhuis en verwijst ze naar Pauw & Jinek die aandacht besteedden aan Baudet. Ook na Baudets overwinning besteedden Pauw en Jinek aandacht aan het Forum voor Democratie.Dekker zet de PVV en het Forum voor Democratie zo ongeveer op één lijn. Een onderbouwing geeft ze daarbij niet. Doet Baudet net als Wilders 'fascistoïde' uitspraken? Het is belangrijk om nu het Forum voor Democratie in de gaten te houden zegt Dekker, 'en met verzet daar ook op in te spelen'. Dat is wat ongelukkig geformuleerd. Blijkbaar moeten we ons verzetten tegen het Forum voor Democratie. Hoe dat verzet eruit moet zien, wordt niet uitgelegd.
Het doel van het verzet is het 'voorkomen dat FvD ooit net zo groot, dan niet groter wordt dan de PVV'. Het Forum voor Democratie is de kleinste partij in de Tweede Kamer. Natuurlijk kan die partij groeien, maar suggereren dat de partij een gevaar kan opleveren (voor wie of wat eigenlijk?) heeft op zijn minst de schijn van demagogie.
Anne Fleur Dekker noemt zichzelf 'activist en blogger' en haar stukje zal wel een activistische of blogachtige toon hebben, maar dat is het dan ook wel. Inhoudelijk stelt het weinig voor. Of Joop een redactie heeft die bijdragen beoordeelt, weet ik niet. Dat naar het schrijfseltje van Dekker niet kritisch gekeken is, is duidelijk.
Het soort uithalen als in 'Thierry Baudet is Wilders in schaapskleren' diskwalificeren slechts de schrijfster van het artikel en daarmee de site waarop het geplaatst is.
vrijdag 10 maart 2017
Heel Holland Bakt (Knipoog 61)
Van tv-kijken komt het meestal niet. Dat wil zeggen dat ik wel gehoord heb over sommige programma's, maar dat ik ze meestal niet gezien heb. Zo'n programma is Heel Holland Bakt. Ik geloof dat daarin niet door Nederland gereisd wordt om te kijken hoe in geheel Nederland gebakken wordt, maar dat er bakkende mensen gefilmd zijn en dat heel Holland geacht wordt daarnaar te kijken.
Misschien kijkt niet heel Holland, maar het programma doet het goed. Ook de titel doet het goed. Er blijken variaties op mogelijk te zijn.
Ik denk dat de alliteratie op de h-klank in de eerste twee woorden goed werkt. Dat zou nog net iets beter zijn als alle drie de woorden met een h zouden beginnen, net als bij Heerlijk helder Heineken.
Bij het hengelen via Google ving ik de volgende voorbeelden: 'Heel Holland helpt', een tv-sprogramma. Het is mij niet duidelijk welke van de twee Heel-Hollandprogramma's het eerst was. En er blijkt op tv nóg een programma te zijn waarvan de titel hetzelfde stramien volgt: Heel Holland zorgt.
Verder vond ik 'Heel Holland transparant' (hier), Heel Holland lakt (hier), Heel Holland hyggt (hier - weer een nieuw woord geleerd), Heel Holland baklava (hier), Heel Holland danst (hier), Heel Holland holt (hier), Heel Holland hugt (hier), Heel Holland scheurt (hier) en nog veel en veel meer.
Op vrijdag 13 januari kwam ik een knipoog tegen in de NRC van die dag: 'Heel Holland verhuist', voor op het katern 'Economie'. De kop verwijst naar een artikel over de hectiek op de woningmarkt.
Het is duidelijk: om aan te duiden dat iets wijd verbreid is in Nederland, kun je een kop maken die begint met 'Heel Holland'. Zolang het tv-programma (of de tv-programma's) populair zijn, zal dat nog wel even duren.
zondag 5 maart 2017
Schuld (Walter van den Berg)
Slechts twee maanden geleden las ik Van dode mannen win je niet van Walter van den Berg. Daarover schreef ik hier. Ik was onder de indruk van het boek. De verteller heeft een duidelijke stem en is een gecompliceerde persoonlijkheid, die je misschien niet helemaal begrijpt, maar toch aanvoelt.
Omdat het boek me zo beviel, besloot ik meteen Schuld te kopen. Ook dit boek is 'lekker' verteld: er is wel iets meer afstand tot de personages, maar de verteller komt dicht genoeg bij ze om ze interessant te maken. Je wilt weten wat hen beweegt.
Van den Berg schetst een overzichtelijk aantal personen, waarvan de belangrijkste Ron is, die net uit de gevangenis komt. De personen om hem heen zijn zijn zoon Kevin; zijn broer Co; Sandra, die op hem gewacht heeft. Cor begint het boek met een zin die meteen staat: 'Mijn broer had nog gezongen op de avond dat hij iemand doodsloeg.'
Cor is de enige die in de ik-vorm vertelt, over de andere personages wordt in de hij-vorm geschreven. Maar Cor is niet heel nauw bij zijn broer betrokken; het liefst houdt hij een beetje afstand. Daardoor kan hij wel goed rapporteren wat er gebeurd is. De belangrijkste relatie is die tussen Ron en zijn zoon Kevin. Als Ron uit de gevangenis komt, wil hij contact opnemen met Kevin, maar dat lukt niet zo goed.
De tijd is behoorlijk door elkaar gehusseld in Schuld. Dat geeft een verbrokkeld beeld en er is niet een reden binnen de roman (zoals die er bijvoorbeeld wel is bij Alles wat er was van Hanna Bervoets) die een logische verklaring geeft voor het gehussel. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de avond van de moord. We willen weten hoe die zich heeft toegedragen.
Van den Berg neemt ons mee naar een milieu van kleine krabbelaars die zich staande proberen te houden. Ze verkeren op de rand van de criminaliteit of daaroverheen. Cor heeft zich aan het milieu ontworsteld en is schrijver geworden. Het is verleidelijk om te denken dat Van den Berg veel van zichzelf in het personage heeft gestopt. Cor is de beschouwer, die registreert wat er om hem heen aan de hand is.
De personages hebben een achtergrond van gebroken gezinnen, verwaarlozing, mishandeling. Ze proberen desondanks zo goed mogelijk het leven door te komen. Het ontroerendst vind ik Kevin, die bij Mo werkt om de schuld van zijn vader te voldoen.
Maar eigenlijk hebben bijna alle personages een schuld opgebouwd. Die kan uit te drukken zijn in een bedrag, maar het kan ook een morele schuld zijn. Ron heeft een schuld ten opzichte van Kevin, die veel te weinig aan hem als vader heeft en heeft gehad en wanhopig probeert om gezien te worden. Hij daagt zijn vader uit: die moet moeite doen om hem te bereiken en neemt die moeite niet genoeg.
Cor is Kevins voogd, maar heeft nauwelijks aandacht voor hem. Sandra heeft ook een schuld, waarover ik hier niet verder kan uitweiden, omdat ik dan te veel verraad.
Schuld is een goed boek. Het tekent geloofwaardig een milieu en het laat zien hoe mensen in alles hun verleden met zich mee moeten sjouwen. Ook heeft het een verteltoon waar je wel naar moet luisteren. Of ik het een beter boek vind dan Van dode mannen win je niet, weet ik niet zeker. Dat was dwingender van opbouw en ging misschien nog dichter op de huid zitten.
Maar de relatie tussen Kevin en Ron blijft je bij. De situatie tussen die twee is zo schrijnend dat het bijna pijn doet om erover te lezen. Kinderen zijn zo'n beetje per definitie loyaal aan hun ouders. Kevin stelt zo ongeveer zijn hele leven in het teken van het voldoen van schulden die hij niet zelf heeft opgebouwd. Hij wil gezien worden en doet alsof het niet erg is als dat niet gebeurt.
Ook worstelt hij met het beeld van zijn moeder. Bij het schoonmaken van laptops komt hij compromitterende filmpjes tegen, waarmee hij de vrouwen die erop te zien zijn lastigvalt. Graag zou hij willen dat zij de werkelijk slechte vrouwen zijn en dat zijn moeder bij hen vergeleken nog wel meevalt. Maar de vrouwen blijken niet zo slecht te zijn, wat de situatie voor Kevin alleen maar moeilijker maakt.
Je kunt zeggen dat Schuld een hard boek is en daar zijn argumenten genoeg voor. Maar de roman blijft misschien nog meer bij door het benauwende, het uitzichtloze en het ontroerende. Dat krijgt Van den Berg dan toch maar mooi voor elkaar.
zaterdag 4 maart 2017
Ach, vader lief, toe drink niet meer (Knipoog 60)
In NRC van zaterdag 4 februari 2017 staat een paginagroot artikel van Elsje Jorritsma over het drankmisbruik door ouderen: 'Elke dag een dubbele tong'. Gepensioneerden blijken behoorlijk wat te drinken: 'In het weekend een wijntje wordt na het pensioen elke avond. Voor je het weet zit je aan een fles per dag.'
De ouderen lijken er zelf niet zoveel problemen mee te hebben: 'Volgens de richtlijn zijn we allemaal alcoholist,' roepen ze vrolijk bij het heffen van het glas. Voor de kinderen is het gênant: er zijn er die na zes uur 's avonds hun ouders niet meer bellen, omdat ze dan niet meer aanspreekbaar zijn.
Voor op de bijlage, Lux, wordt het artikel aangekondigd met de titel 'Ach ouderslief, toe drink niet meer.'
Eerst over dat 'ouderslief'. We schrijven nu gemakkelijk 'moedertjelief' of 'broerlief'. Blijkbaar is het bijvoeglijk naamwoord aan het zelfstandig naamwoord vastgegroeid. Ik heb de twee woorden in de titel hierboven toch maar los van elkaar laten staan.
Een bijvoeglijk naamwoord na, in plaats van voor het zelfstandig naamwoord plaatsen, kwam vroeger nogal eens voor: We zingen niet: 'Daar was laatst een loos (= slim) meisje', maar: 'Daar was laatst een meisje loos.'
Vier jaar geleden schreef ik over Een oudt liedeken van Victor de la Montagne, dat ooit door de Zangeres zonder Naam op de plaat werd gezet. Het begint met:
Tsagh eens een cnape stervensgeernDe knaap die graag wil sterven is hier niet de stervenswillige jongen, maar 'een cnape stervensgeern'. We kennen de constructie ook uit een bekend gedicht van Martinus Nijhoff, Het steenen kindje: 'o zoontje in me, o woord ongeschreven.' En natuurlijk uit het lied van het knaapje dat een roosje zag staan: 'Roosje, roosje, roosje rood (hier).
een valsche vreede boose deern.
Om te constructie duidelijk te maken schreef ik daarom 'vader lief'. Want die lieve vader had ik wel nodig. 'Ach ouderslief, toe drink niet meer' knipoogt immers opzichtig naar 'Ach, vader lief, toe drink niet meer', een lied dat we kennen van de Zangeres zonder Naam. In 1959 kwam het de hitlijsten binnen en daarmee werd het de eerste hit van de Zangeres.
In het lied is vader een dronkelap, wie door een kind gesmeekt wordt om de drank te laten staan. Vader stoot het kind van zich af, waardoor het een hoofdwond oploopt. Vader neemt zich meteen voor om niet meer te drinken. Tja.
Jorritsma is niet de eerste die naar het bekende lied knipoogt. Ik vond nog: 'Ach zwager lief, toe loop niet meer (hier); 'Ach, Jantjelief, toe drink niet meer' (hier); 'Ach, vaderlief, toe schaak niet meer' (hier); 'Ach, vaderlief, toe fiets niet meer' (hier).
Het is duidelijk: je kunt bij deze regel zowel variëren op de aangesprokene als op het werkwoord. In alle gevallen blijft het metrum gehandhaafd: je moet de lieven aan kunnen spreken in twee lettergrepen en het werkwoord telt er eentje. Een variant als 'Ach, grootmoederlief, toe patience niet meer' is wel mogelijk, maar ik ben die nog niet tegengekomen.
Zonder 'lief' is er meer mogelijk: 'Ach Hans, toe schrijf niet meer' (hier). En soms wordt het 'lief' zomaar weggelaten: 'Ach vader, lieg niet meer.' (hier).
In ieder geval is het lied van de Zangeres nog zo bekend, dat we er nog gemakkelijk op kunnen variëren. Dat zal dan van tijd tot tijd ook wel blijven gebeuren.
Roodbaard Deel 8 (Jijé / Lorg / Charlier)
Integrale heruitgaven zijn hot en dat is niet zo gek. De oudere lezer kan verzinken in het sentiment als hij de strips van vroeger herleest. Strips markeren de jaren waarop je volwassen wordt en herlezen van strips is daarmee ook het herlezen van je leven.
Maar er is natuurlijk meer, anders zouden we ook gewoon een stapeltje oude albums van de zolder kunnen halen. En voor de jongeren geldt het argument sowieso niet. Zij krijgen de kans kennis te maken met een strip die tot de canon van de stripgeschiedenis behoort.
De heruitgaven zijn mooi vormgegeven: gebonden boeken, waarvan we ook als boek kunnen genieten en die we trots in de boekenkast kunnen zetten.
En dan bevat (bijna) elke heruitgave ook nog een 'dossier', een uitgebreide inleiding met veel informatie over de achtergrond, schetsen, omslagen. Na het lezen ervan waan je je een ingewijde in je favoriete strip.
De heruitgave van Roodbaard heeft intussen zijn sporen al verdiend. In 2014 kreeg uitgeverij Sherpa een penning van het Stripschap, mede vanwege die serie. De puristen vinden alleen de Roodbaard van Victor Hubinon de echte. Zij zijn na de eerste zes delen wellicht afgehaakt.
Dat is jammer. Ten eerste hebben de andere tekenaars ook heel wat te bieden en ten tweede is zo'n serie het mooist als je hem compleet hebt, waarmee je het totale overzicht hebt.
In deel 8 treffen we twee verhalen aan: Het hellevuur (deel 20) en Het eiland van de verdwenen schepen (deel 21). Het eerste is het slotdeel van een aantal opeenvolgende verhalen, het tweede het begin van een nieuwe serie verhalen. Het scenario is weer in de vertrouwde handen van Jean-Michel Charlier, de tekeningen zijn gemaakt door Jijé (Joseph Gillain, bekend van Jerry Spring en Tanguy en Laverdure) en zijn zoon Lorg (Laurent Gillain).
In het dossier is weer veel moois te vinden, zoals een overzicht van de omslagen van de albums, die op een gegeven moment de uitstraling van een filmposter moesten krijgen. Het is mooi om te zien hoe verschillende kunstenaars hetzelfde gegeven aanpakken.
Verder natuurlijk veel aandacht voor Jijé en voor de manier waarop vader en zoon Gillain samenwerkten. Lorg vertelt in een interview dat Jijé niet aan de serie begonnen is omdat hij er zoveel zin in had, maar omdat hij op die manier zijn zoon de kans wilde geven het vak te leren. Jijé had toen al problemen met zijn gezondheid.
Ook is er veel aandacht voor het tijdschrift Super As, de Franstalige versie van het Duitse Zack (dat in Nederland verscheen als Wham!).
De twee verhalen over Roodbaard lezen als vanouds: er moet een probleem opgelost worden en de inventiviteit van Roodbaard (of Erik) helpt daarbij. Er worden altijd ingenieuze manieren bedacht om tegenstanders te misleiden.
De tekeningen van Jijé zijn goed. In Het eiland van de verdwenen schepen is de inkleuring van de huid soms wel erg oranje/rood, maar dat zal wel gedaan zijn om aan te geven dat het gebruinde zeelieden betreft.
Jijé gebruikt bij het tekenen van de gezichten meer ironie dan zijn voorgangers, waardoor sommige scènes al snel iets grappigs krijgen. En verder is het hem en zijn zoon gelukt om er gewoon weer twee prettig lezende Roodbaardverhalen van te maken. Daarmee is ook deel 8 weer een mooi boek geworden, waarmee je je in een gemakkelijke stoel kunt nestelen om te genieten van een strip die na al die jaren nog niets aan kracht heeft ingeboet.
Titel: Roodbaard, De schrik van de zeven zeeën. Deel 8
Scenario: Jean-Michel Charlier
Tekeningen: Jijé en Lorg
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2016, gebonden, 144 blz. € 24,95
vrijdag 3 maart 2017
De Dapperstraat (Knipoog 59)
Bij de Dapperstraat denken veel mensen aan de beroemde dichtregel van J.C. Bloem: 'Domweg gelukkig in de Dapperstraat'. Een lekkere zin, door dat 'domweg' en door de alliteratie op de d-klank. De zin heeft zich zo vastgezet in ons nationale geheugen dat we er gemakkelijk en veel op variëren.
Al eerder signaleerde ik 'Domweg gelukkig in een verzorgingshuis' (hier), 'Domweg gelukkig in de Javastraat' (hier) en 'Domweg eenzaam in de Vuurdoopsteeg' (hier). Maar niet alleen de slotzin is productief in onze taal. Je kunt ook variëren op een andere zin.
Dat heeft Arjen Fortuin gedaan in de NRC van vrijdag 24 februari 2017. Hij bespreekt daarin het boek Masser Brock van Bert Wagendorp en waardeert de roman met twee van de vijf mogelijke ballen. Hij noemt dit boek 'een overvolle roman'. Wagendorp had meer moeten schrappen, vindt Fortuin.
Masser Brock heeft de journalistiek als onderwerp en de dilemma's waarmee journalisten te maken krijgen. Fortuin:
De waarheid is weliswaar heilig in de journalistiek, maar in hoeverre is die waarheid te kennen? Kan een journalist genoegen nemen met een deel van de waarheid? Hoe verdedigt een journalist zich tegen leugens of tegen manipulaties die hem een bepaald deel van de waarheid naar voren willen laten schuiven? Hoe functioneert een waarheidszoekende journalist in een wereld die vooral geïnteresseerd lijkt in amusement? En: is de waarheid inderdaad heilig of zijn er omstandigheden waarin de wereld beter af is door de waarheid niet te openbaren?Boven zijn recensie zette Fortuin de kop 'Wat is waarheid nog in dit land?' We zijn weer bij Bloem:
Natuur is voor tevredenen of legen.Bloem kiest in 'De Dapperstraat' niet voor de natuur, die toch maar weinig voorstelt, maar voor de stad. Je moet niet te veel van het leven verwachten verwachten en misschien dat het dan ineens zijn wonderen prijsgeeft, zodat je, 'verregend, op een miezerigen morgen' je ineens domweg gelukkig voelt.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Fortuin is niet de eerste die knipoogt naar 'En dan: wat is natuur nog in dit land?' In het sleepnet van de zoekmachine vond ik nog: 'En wat is literatuur nog in dit land? (hier); 'Wat is kritiek nog in dit land? (hier); 'Wat is Nederlands nog in dit land? (hier); 'Maar ja, wat is cultuur nog in dit land?' (hier); 'En dan: wat is landbouw nog in dit land?' (hier). En heel vaak wordt letterlijk de zin van Bloem geciteerd.
Bloem leeft. In ieder geval leeft zijn gedicht 'De Dapperstraat' nog. Er zal nog vaak naar geknipoogd worden.
donderdag 2 maart 2017
Piet Paaltjens in beeld (Marc Weikamp)
Er zijn maar weinig dichters uit de negentiende eeuw van wie we gedichten uit het hoofd kennen. Guido Gezelle natuurlijk, P.A. de Génestet wellicht, maar in ieder geval Piet Paaltjens. Jongeren zetten nog geregeld Snikken en grimlachjes op de boekenlijst. Niet alleen omdat ze de gedichten zo mooi vinden, maar ook omdat die toegankelijk zijn en omdat je in een uurtje zo'n bundel kunt lezen. Het gevolg is wel dat deze poëzie blijft leven onder het lezerspubliek.
Marc Weikamp besloot aan de slag te gaan met de gedichten van Paaltjens (François HaverSchmidt): hij verstripte ze. Of misschien is het beter om te zeggen dat hij ze zeer uitgebreid geïllustreerd heeft. De tekeningen zijn niet in plaats gekomen van de tekst; die is integraal te lezen.
Weikamp hanteert de oude spelling, maar zijn tekeningen hebben een moderne setting. Bij het bekende gedicht 'Aan Rika' zit Rika dus niet in een stoomtrein, maar in een trein zoals wij die vandaag kennen en in die trein zitten de mensen op hun mobieltjes te kijken.
Dat is een vondst: de gedichten van Piet Paaltjens zijn al oud (de eerste druk verscheen in 1867), maar ondanks de gedateerde spelling, doen ze door de tekeningen tegelijkertijd hedendaags aan. Daarmee heeft Weikamp wat toegevoegd aan de poëzie van HaverSchmidt.
Tekenen is natuurlijk ook interpreteren. En daarbij gaat er ook wel eens iets verloren. Neem nu dit gedicht ('Immortelle XLIX'):
Wel menigmaal zei de melkboer
Des morgens tot haar meid
'De stoep is weer nat.' Och, hij wist niet
Dat er 's nachts op die stoep was geschreid.
Nu, dat hij en de meid het niet wisten,In dit gedicht zijn er drie personages (behalve de ik-figuur): de melkboer, de meid en de niet nader genoemde 'zij'. Laten we ervan uitgaan dat het een dame is op wie de 'ik' verliefd is. Blijkbaar heeft hij de hele nacht op haar stoep gehuild en wel zo erg, dat de stoep er de volgende ochtend nog nat van is. Dat is vaker voorgekomen, want de melkboer zegt dat de stoep weer nat is. Maar alle tranen zijn voor niets vergoten, want de persoon voor wie de tranen gestort worden, vermoedt er hoegenaamd niets van.
Dat was minder; - maar dat zij
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij.
Het lijkt erop dat Weikamp ons bij dit gedicht meer naar de tijd van zijn jeugd verplaatst dan naar het heden. De melkboer heeft een SRV-wagen, zoals die waarschijnlijk hier en daar nog wel rijden, maar de meid draagt een rekje met melkflessen die er tegenwoordig niet meer zijn.
De stoep heeft Weikamp geïnterpreteerd als 'trottoir'. Daardoor lijkt de stoep een toevallige plaats geworden, niet meer de stoep voor een bepaalde deur. In de tekeningen is er ook geen verwijzing meer naar de 'zij'. Dat vind ik een verlies.
Verder is er ook veel goed over de interpretatie te zeggen. Weikamp maakt bijvoorbeeld de overvloedigheid van de tranen duidelijk door ze als een regen over de bladzijden neer te laten dalen.
Wie door het boekje bladert, zal veel geslaagde verbeeldingen van gedichten zien. In het gedicht 'Het zwart Schiedam' heeft Weikamp voornamelijk grijzen gebruikt en donkere kleuren, waardoor er in het hele gedicht een 'steenkolennevel' lijkt te hangen. Ook drinkt de hoofdpersoon het hele gedicht door, waarbij hij soms vrolijk kijkt, maar soms ook meer in zichzelf gekeerd lijkt. Ook dat past goed bij de grijze, wat sombere sfeer die de kleuren oproepen. Aan het eind van het gedicht loopt 'de maker van dit dichtje' met hangende schouders het gedicht en ook dit boekje uit.
Op de titel, Piet Paaltjens in beeld, valt wel wat af te dingen. Strikt genomen gaat het boekje van Weikamp immers niet over Paaltjens, maar over zijn gedichten. De meeste gedichten heeft hij genomen uit Snikken en grimlachjes, maar hij heeft daarbij niet de oorspronkelijke volgorde aangehouden. Dat lijkt me geen bezwaar; dit is immers ook maar een beperkte keuze uit de bundel.
Wel ernstige bezwaren heb ik tegen de tekstbehandeling. De vraag is altijd of je de oorspronkelijke tekst letterlijk moet overnemen. Neem je de oude of de hedendaagse spelling. Mag je van een 'onafboenbre' 'onafboenbare' maken en van 'hartverovrend' 'hartveroverend' of van 'een eeuwige jonge meid' 'een eeuwig jonge meid'?
Het zal het plan geweest zijn van Weikamp om de tekst intact te laten, maar tijdens het lezen merk je al gauw vreemde dingen. In het eerste gedicht, 'Aan Betsy' lezen we 'Gij hield' en 'dronk ge', terwijl Paaltjens in de verleden tijd bij 'gij' altijd de toen gangbare spelling hanteerde: 'Gij hieldt' en 'dronkt ge'.
Dat is misschien nog geen doodzonde, maar Weikamp neemt ook storender fouten in de tekst op, die een deel van het gedicht onbegrijpelijk maken: 'Je wordt zoo bleek als de door!' moet natuurlijk zijn: 'zoo bleek als de dood'. Weikamp had kunnen weten dat hij fout zat, want de zin die erop rijmt eindigt met: 'Breng gauw een glas rood!'
'Immortelle XVI' bevat bij Weikamp de volgende zin: 'Ruik ik opnieuw die sigaren, / dan wordt is eenklaps zoo raar.' De zin is onbegrijpelijk. Er had moeten staan 'dan word ik eensklaps zoo raar'; een fout in drie opeenvolgende woorden dus.
Menigeen kent het gedicht 'De zelfmoordenaar' uit het hoofd. De tweede strofe daarvan begint met:
'Ha!' dus riep hij verwoed,Maar bij Weikamp begint de strofe met: 'Harriot! dus riep hij verwoed'. Ook hier is de zin onbegrijpelijk geworden. Ook door de rare afwijking in het metrum is al duidelijk dat het woord 'Harriot' niet kan kloppen.
''k Heb een adder gebroed,
Nee, erger, een draak aan mij borst hier!'
Juist bij de bekende gedichten vallen de afwijkingen meteen op. Bij 'Aan Rika' heeft de eerste regel van elke strofe tien lettergrepen. Bij de derde strofe is dat: 'Waarom ook hebt gij van dat blonde haar'. Weikamp laat 'ook' weg, waardoor het metrum niet meer klopt en de zin niet goed meer loopt. In dit gedicht zijn nog drie andere fouten gemaakt.
Voor degenen die geïnteresseerd zijn in hoe de gedichten van Piet Paaltjens precies luiden, is er een uitstekende uitgave te vinden op internet, bezorgd door experts: Marita Mathijssen en Dick Welsink. Weikamp heeft als uitgangspunt een andere, corrupte tekst genomen. Die komt van het project Laurens Jz Coster. Bij de 'veelgestelde vragen' geeft men daar toe dat 'in dit stadium' kwantiteit de prioriteit heeft boven kwaliteit. Juist de afdeling met werk van Piet Paaltjens stikt van de ergerlijke fouten en Marc Weikamp heeft ze allemaal overgenomen.
Is hem dat kwalijk te nemen? Voor een groot deel wel. Ten eerste heeft hij niet de moeite genomen om te zoeken naar meer edities dan degene die hij gebruikt heeft. Ten tweede had hij door de onbegrijpelijk geworden zinnen al moeten snappen dat er echt iets mis was met zijn bron. En ten derde heeft hij ook bij het overschrijven van de teksten fouten gemaakt: 'tenoorstem' in plaats van 'tenorstem', 'intuschen' in plaats van 'intusschen', 'eerenwoord' in plaats van 'eerewoord'. Het gedicht 'Schiedam' gaf hij de titel 'Het zwart Schiedam', wat hij wellicht uit weer een andere bron heeft.
Dat is zonde. Piet Paaltjens in beeld is een sympathiek boekje, met daarin een fraaie combinatie van tekeningen en gedichten. Maar door de vele fouten is de tekst eigenlijk onbruikbaar. Bij de uitgeverijen zal het tegenwoordig ook wel armoe troef zijn. Blijkbaar is er ook daar niemand in dienst die de taak heeft de tekst nog eens kritisch na te kijken. Zo iemand had de auteur voor veel ellende kunnen behoeden.
Hopelijk is de eerste druk snel uitverkocht en komt er een tweede druk waarin de teksten wel correct zijn weergegeven.
Marc Weikamp, Piet Paaltjens in beeld. Uitgeverij Syndikaat/Strip 2000. z.pl. 2016.
hardcover, 60 blz. € 14,95
Abonneren op:
Posts (Atom)