maandag 31 oktober 2016

Help! De dokter verzuipt... (Knipoog 53)


Het zal in de eerste helft van de jaren zeventig zijn geweest, toen mijn moeder een boek kreeg van haar broer Albert (Ome Ab): Help! De dokter verzuipt... (1968) van Toon Kortooms. Ik gok dat het in 1974 is geweest, het jaar dat het boek verfilmd werd.

Help! De dokter verzuipt... gaat over een onorthodoxe huisarts, ruwe bolster, blanke pit, die allerlei patiënten ziet in zijn Brabantse dorpspraktijk. Ik herinner me een cliënt die 'de grofpisser' werd genoemd. Daarnaast trekt de arts zich het lot aan van een stel woonwagenbewoners.

Ik moest erg om het boek lachen. Bij ons op de mavo stonden nog meer van zijn boeken in de schoolbibliotheek: Beekman en Beekman (een samenvoeging van De gebroeders Beekman uit 1946 en De mannen Beekman uit 1950); De zwarte plak (1948); Parochie in de Peel (1954); Mijn kinderen eten turf (1959). Ik heb ze stuk voor stuk gelezen. Of ik Dit zwarte goud (1957) gelezen heb, weet ik niet zeker.

Op Wikipedia kom ik de hele lijst met werken van Kortooms tegen. Uit latere jaren heb ik nog gelezen: Laat de dokter maar schuiven (1975), een vervolg op Help! De dokter verzuipt... Dat viel me tegen. Nog weer vijf jaar later schreef Kortooms Laat de dokter maar opkrassen. Dat heb ik niet gelezen.

Wel las ik nog Mijn oom Theodoor (1978), dat ik me als een leuk boek herinner en Onze Leo (1985), een tegenvaller. Dat Kortooms daarna dapper door bleef schrijven, en bijvoorbeeld verschillende delen met memoires schreef, is me geheel ontgaan.

Toon Kortooms overleed in 1999. Hij had toen een hele ris romans en kinderboeken op zijn naam staan. Twee van zijn boeken werden verfilmd, twee werden er vertoneelstukt. Intussen is hij al zeventien jaar niet meer onder ons. Nooit hoor ik iemand nog zijn naam noemen.

Maar zijn boek Help! De dokter verzuipt... is nog niet vergeten. In Sir Edmund, de bijlage bij de de Volkskrant van 29 oktober 2016 wordt er opzichtig naar de titel van het boek geknipoogd in een artikel met de titel Help de wetenschapper verzuipt! Het artikel is geschreven door de wetenschapsjournalisten Martijn van Calmthout en Bard van de Weijer. Je kunt het hier vinden en als je ervoor betaalt, kun je het ook nog lezen.

Boven de schrijversnamen staat waar het artikel over gaat:
De hoeveelheid data die de wetenschap produceert, neemt elk jaar met eenderde toe. Hoe voorkomen wetenschappers dat zij verdrinken in de datazee?
Dat sluit mooi aan bij 'verzuipt'. Blijkbaar gaan de auteurs ervan uit dat de titel van het boek van Kortooms bij veel lezers nog bekend is. Als een boek verfilmd wordt, en als daarbij de titel behouden blijft, blijft zo'n titel gemakkelijker hangen. Ik vermoed dan ook dat de inschatting van Van Clamthout en Van de Weijer juist is.

Anno 2016 blijkt er bijvoorbeeld nog een fietsarrangement te zijn dat 'Help! De dokter verzuipt' heet. Op 9 september jl. heeft ook de NRC al geknipoogd: 'Help, de mobiele provider verzuipt'. In 2008 zond EenVandaag een item uit onder de titel 'Help, de school verzuipt!' en op een hogeschool is er een studiegroep 'Help, de bankier verzuipt!' Op de site van VVN (Verslavingszorg Noord Nederland) wordt aandacht gevraagd voor alcoholisme: 'Help, mijn buurman (ver)zuipt!'

Er blijkt nog veel meer te zijn dat met de verzuipingsdood bedreigd wordt Bijvoorbeeld het vrouwenvoetbal, de stad, de cultuur, het systeem, de scheidsrechter, m'n ligfietsclub, de coffeeshop,  de Oosterschelde, de Mercedes SL500Brazilië, de fysiotherapeut, de innovatie, de thuiszorg, de boermijn gezin, de aio en dan heb ik er nog heel wat overgeslagen.

In 2015 werd het manifest 'Help! de dokter...' gepubliceerd. Op een site met een artikel daarover wordt zelfs de omslagafbeelding van het boek van Kortooms gebruikt. De titel wordt letterlijk geciteerd in een bijdrage in Arts en auto waarin begrip wordt gevraagd voor hoe moeilijk artsen het hebben. Sommigen vonden indertijd dat het zo'n vaart niet liep: 'Help, de dokter zeurt! (hier).

Dokters kunnen nog meer dan verzuipen en zeuren. Ze kunnen protesterenhuilente veel moeilijke woorden gebruikenniet komenziek zijnmij niet willen steriliserenvertrekken en bijna cynisch worden, steeds voorafgegaan door 'Help!'

Help! De dokter verzuipt... is een dankbare titel om op te variëren. Je kunt namelijk zowel 'de dokter' als 'verzuipt' vervangen. Dat is dan ook heel veel gebeurd, zoals uit bovenstaande lijstjes blijkt. Geen wonder dat een knipoog naar het boek van Toon Kortooms nog steeds werkt.

De film kunt u hier bekijken.

zaterdag 29 oktober 2016

Das wohltemperierte Klavier (Knipoog 52)

In de eregalerij van componisten neemt Johan Sebastiaan Bach een belangrijke plaats in. Iedereen kan wel wat werken van hem noemen en wellicht noemt iemand 'Das wohltemperierte Klavier', een cyclus van vierentwintig preludes, elk gevolgd door een fuga.

Bachs voorbeeld is later gevolgd door andere componisten (Chopin, Sjostakovitsj) die net zo'n cyclus componeerden, zij het dat zij de fuga's achterwege lieten.

Dat Bach het klavier 'wohlemperiert' noemde, heeft te maken met de stemming van het insturment. De welgetemperde stemming zorgde ervoor dat zo'n beetje alle toonsoorten redelijk zuiver te spelen waren. Dat lees ik tenminste op Wikipedia en met mijn gebrek aan kennis neem ik dat graag voor waar aan.

In Die Zeit van 13 oktober 2016 wordt er overduidelijk geknipoogd naar Das wohltemperierte Klavier met de kop 'Wohlpräpariertes Klavier'. Het artikel, van Stefan Hentz, gaat over de Franse pianiste Eve Risser, die in de Elzas opgroeide.

Ze speelt samen met percussioniste, zangeres en samplekunstenaar Yuko Oshima. Risser probeert nieuwe klanken uit de piano te krijgen, door met het instrument zelf aan de slag te gaan. Wat gebeurt er als je schalen, magneten, motortjes, ballen, parels, kussens op de snaren legt? Of als je de snaren op een andere manier (bijvoorbeeld met je vingers) aanslaat?

Bij het artikel is een fotootje geplaatst met als onderschrift: 'Kleine Motoren bringen Eve Rissers Piano auf Touren'.

De stemming van de geprepareerde piano is bij Eve Risser inderdaad nogal opmerkelijk. Geen wonder dat Stefan Hentz moest denken aan 'Das wohltemperierte Klavier'. Hij knipoogde er op een fraaie manier naar: 'Wohlpräpariertes Klavier'. Vanaf nu denken we daarbij zowel aan Bach als aan Risser.



vrijdag 28 oktober 2016

Oorlog en vriendschap (Dolf Verroen)


Kinderboeken over 'de oorlog' zijn er heel wat. Er is een periode geweest, in mijn jeugd, dat er veel spannende boeken over de oorlog waren, waarin de hoofdpersonen vaak helden waren en de Duitsers deugden natuurlijk niet. Ik herinner me titels als Engelandvaarders (verschillende delen), De geroofde Duitse granaten, Holland onder het hakenkruis, Reis door de nacht. Dat laatste boek, van Anne de Vries, is in mijn herinnering wel wat genuanceerder, maar ik weet niet hoe betrouwbaar mijn geheugen in dezen is.

In 1972 verscheen Oorlogswinter van Jan Terlouw, een boek dat nog steeds bekend is, mede door de verfilming. De hoofdpersoon is menselijk, hij heeft zijn angsten en twijfels, maar hij zit toch wel dicht tegen het heldendom aan. Dat je niet altijd kunt weten wie er goed is en wie fout (de verrader is iemand die nooit wantrouwen heeft gewekt) komt in dit boek duidelijk naar voren.

Aan het eind van de jaren zeventig (1979) publiceerde Evert Hartman Oorlog zonder Dvrienden, waarin de oorlog bezien werd door de ogen van een kind uit een NSB-gezin. In die tijd was dat iets nieuws.

In de literatuur voor volwassenen gaf De aanslag (1982) het zetje voor een nieuwe reeks oorlogsboeken. Ik heb het idee dat in de jeugdliteratuur de oorlog als thema in de loop der jaren een beetje weggezakt is, maar misschien weet ik domweg te weinig van de jeugdliteratuur af.

Maar juist de laatste jaren komt de belangstelling voor de oorlog terug in het jeugdboek. Janne IJmker schreef Mijn vriend Samuel (2012) en bij uitgeverij Leopold verscheen een hele serie boeken: 'Vergeten oorlog' waarin niet alleen aandacht wordt besteed aan het verzet of aan de vervolging van de Joden, maar ook aan dwangarbeid, de vervolging van Sinti en Roma en zelfs de Tweede Wereldoorlog in Suriname.

Dolf Verroen schreef dit jaar het Kinderboekenweekgeschenk, Oorlog en vriendschap, waarin de hoofdpersoon Joop is, een jongen die in de hoogste klas van de lagere school zit. Hij zit in de zevende klas en later zal hij naar de middelbare school gaan. Vaak is er trouwens geen school.

Het zou me niet verbazen als Verroen geput heeft uit herinneringen aan zijn eigen jeugd. In Oorlog en vriendschap lezen we vooral herinneringen aan de dagelijkse gebeurtenissen. Hoe is het om in die tijd les te krijgen en in de klas te zitten met zowel Joodse kinderen als kinderen van NSB'ers? Er is geen echte koffie meer en het brood smaakt ook niet lekker meer. Er staan rijen voor de winkels en als je aan de beurt bent, is soms alles op.

Verroen vertelt ingehouden, hij maakt dingen niet groot. De dingen gebeuren en als kind weet je niet beter. Als er een onderduiker komt, is dat vooral lastig omdat Joop uit zijn kamertje moet. En als vader niet ingezet kan worden om te graven voor de Duitsers (hij werkt in het ziekenhuis), moet Joop hem vervangen en daar heeft hij helemaal geen zin in.

Juist doordat het allemaal zo kaal verteld wordt, maakt het indruk. Je kunt je goed voorstellen hoe Joop leeft in de oorlogssituatie. Ik moest daarbij denken aan een gedicht van Willem Wilmink, dat ook op die manier over de oorlog gaat. Het begint met:
't Was oorlog. We zaten gewoon in de klas.
Je was bang...voor een vak waar je slecht in was,
je was bang...voor een beurt, zo ineens voor het bord.
Niet bang voor de oorlog, maar voor je rapport.
De vriendschap uit de titel verwijst naar een belangrijk aspect in het verhaal. Joop en Kees zijn bevriend. Ze zijn zelfs bloedbroeders. Maar op een gegeven moment komt Joop erachter dat de vader van Kees NSB'er is. Is de vriendschap daartegen bestand?

Je kunt het verloop van de oorlog aardig volgen in Oorlog en vriendschap. Dolle dinsdag komt er bijvoorbeeld in voor. De hongerwinter, die ook voor het gezin van Joop zwaar geweest moet zijn, krijgt minder aandacht. Misschien was die zo ellendig dat de schrijver er liever niet te lang bij wilde stilstaan. 

Het boekje is geïllustreerd door Charlotte Dematons en terecht wordt haar naam op de voorkant van het boek genoemd. Het zijn mooie tekeningen. Door de afmetingen van het boek moesten de tekeningen vrij klein blijven. Dat is aan de ene kant jammer: zulke tekeningen gun je de ruimte. Aan de andere kant houden de tekeningen het ook goed in de huidige afmetingen. Dematons heeft een gedetailleerde manier van tekenen en ook in klein formaat blijven de tekeningen helder.

Het lijkt me goed dat er van tijd tot tijd kinderboeken verschijnen waarbij de lezer in gedachten naar het verleden verplaatst wordt. Daarbij horen zeker ook de oorlogsboeken. Dolf Verroen slaagt er met zijn boekje in dat voor elkaar te krijgen. 

woensdag 26 oktober 2016

Eind goed, al goed (Knipoog 51)


Spreekwoorden genieten een grote bekendheid, al heb ik wel het idee dat de kennis van spreekwoorden en gezegden langzaam afneemt. Pas nog kwam Johan Derksen in nieuws, doordat hij verschillende uitdrukkingen door elkaar haalde.

Door die bekendheid is een spreekwoord dan ook geschikt om erop te variëren. Iedereen houdt dan namelijk het oorspronkelijke spreekwoord in zijn gedachten. Bij ons in de familie werd wel eens gezucht: 'Oost, west, thuis is het ook niet alles' en in de strip Vader en zoon sprak de vader, terwijl hij een borreltje inschonk: 'Zoals het ticje thuis klokt, klokt het nergens.'

Een leraar zei aan het begin van het schooljaar tegen een leerling die zijn werk maar voor een deel had gemaakt: 'Geen goed begin, maar wel het halve werk'.

In NRC Handelsblad van zaterdag 22 oktober 2016 varieerde Joël Broekaert op een spreekwoord in zijn verslag van een bezoek aan het restaurant Bouwkunde in Deventer. Daarover is hij behoorlijk tevreden. De eend was bijvoorbeeld goed klaargemaakt:
De eend zelf is ook mooi klassiek: rode borst, geconfijte bout. En je weet wat ze zeggen: eend goed, al goed. 
'Je weet wat ze zeggen,' schrijft Broekaert, dus blijkbaar is dit een bekende variant, maar ik kende hem niet. Misschien is eend zo moeilijk te bereiden, dat de kwaliteit van de eend een goed criterium is bij het beoordelen van de kok.

Bij het googlen kom ik 'eend goed, al goed' inderdaad vaker tegen. Zo is er een film die zo heet. En ook bij Hart van Nederland kom ik de variant tegen. Er is ook een webshop van badeendjes met dezelfde naam en op een weblog wordt onder die titel een groep eenden beschreven. En dan heb ik nog alleen maar gekeken naar de eerste twee pagina's met zoekresultaten.

'Eend goed, al goed' is bij het artikel van Broekaert en mooie, passende titel. Ongetwijfeld zijn er meer plaatsen waar de eendvariant van het spreekwoord voorkomt. Waarschijnlijk een hele kwak.

een Boomerangkaart met het originele spreekwoord

Titaantjes (Knipoog 50)


Er zullen al heel wat zinnen begonnen zijn met 'Jongens waren we....' Elke zoekmachine kan met zijn handen in zijn zakken en slechts één oog open tientallen zinnen vinden die op die manier beginnen. Ze verwijzen natuurlijk naar het begin van Titaantjes van Nescio:

Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe 't moest. We, dat waren wij, met z'n vijven. Alle andere menschen waren 'ze'. 'Ze', die niets snapten en niets zagen. 'Wat?' zei Bavink, 'God? je praat over God? Hun warme eten is hun God.' Op enkele 'goeie kerels' na werd iedereen door ons veracht. Heel stilletjes zeg ik daar nu bij: 'En niet ten onrechte', maar dat mag niemand hooren. Ik ben nu geen held meer. Je weet niet hoe je de menschen nog eens noodig kunt hebben. En Hoyer vindt ook dat je geen aanstoot moet geven. Van Bekker zie of hoor je niks meer. En Kees Ploeger praat van die rare kerels die 'm op den slechten weg brachten. Maar toen waren we in de dagen onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf. Verstandig zijn we nu, alweer behalve Bavink, en we kijken mekaar aan en glimlachen en ik zeg tegen Hoyer: 'we zijn er niet op vooruit gegaan.' Maar Hoyer is al te ver heen, hij begint bij de bonzen van de S.D.A.P. te hooren, en maakt een gebaar van twijfel met z'n handen en z'n schouders.
Eigenlijk heb ik voor dit stukje alleen de eerste zin nodig, maar als je Nescio aan het citeren bent is het moeilijk om op te houden.

Het mooie van de beginzin zit hem natuurlijk in het woordje 'maar', dat de suggestie in zich bergt dat jongens over het algemeen helemaal niet aardig zijn. Of dat ze stoer zijn. Die herhaling van het woord 'jongens'  werkt goed, maar uit de knipoogjes hier en daar blijkt dat die niet noodzakelijk is. Zo gauw iemand schrijft 'Jongens waren we' begint het lampje 'Nescio-alert' al te branden.

Ik kwam een knipoog naar de zin van Nescio tegen in de NRC van vrijdag 21 oktober 2016, boven een recensie van twee boeken: 10 over rood 50 jaar later van Chris Hietland en Gerrit Voerman (redactie) en Redelijk radicaal onder redactie van Thom de Graaf en Alexander Rinnooy Kan. Het eerste boek blikt terug op Nieuw Links in de jaren zestig, het andere op de geschiedenis van D66.

Mark Kranenburg gaf zijn recensie de kop 'Jongens waren het, machtsbeluste jongens'. Niet 'we' maar 'het' dus en ook niet het woord 'maar', waardoor 'machtsbeluste jongens een precisering wordt van 'jongens'. Door de herhaling van 'jongens' herkent iedere lezer gemakkelijk de knipoog naar Nescio.

Nog andere voorbeelden van knipogen naar hetzelfde citaat:
'Kleine jongens waren we' (hier); 'Zware jongens waren we, maar aardige jongens' (hier); 'Blote jongens waren we' (hier); 'Jongens waren we...' (hier).

Chris van Esterik schreef een boek over vier jongens uit de provincie die in Amsterdam politicologie gaan studeren. De titel? Jongens waren we. Zie hier.

En ook in het theater spreekt met van 'Jongens waren we'. Zie bijvoorbeeld hier. De documentaire heet: Jongens waren we. Een indicatie van de inhoud:
Theater en het echte leven komen samen. Op het podium staan zeven jongens uit de theatervoorstelling 'Staal' in de wachtkamer van het echte leven. Testosteronbommen, die een balletje trappen, een robbertje vechten, kwetsbaar zijn en geduldig wachten tot het over is, dat groeien. Om vervolgens tevoorschijn te komen als echte man. Als krachtpatser, grappenmaker, carrièreman, rokkenjager, rebel of misschien gewoon als eeuwige puber. In een wervelende mix van dans, vechtsport, virtuoos stuntwerk en energiek gespeelde theaterscènes worden jongens mannen. In de donkere coulissen van het theater kijken ze naar zichzelf in een spiegel en richten zich op hun binnenwereld. Ze geven een blik in hun persoonlijke bestaan en vertellen over hun levens met en meestal zonder vader, want die moest werken of zat in de gevangenis of wilde helemaal geen kinderen. Ze kijken terug op de jongens die ze waren, die werden gepest, moeilijk aansluiting vonden, eenzaam waren. Hun bravoure wordt breekbaar, ze durven klein te zijn. 
 Het zal wel niet de laatste keer zijn dat er geknipoogd is naar Nescio. Gelukkig maar. We mogen nog lang in weemoed omkijken en zuchten: 'Jongens waren we.' Aardige jongens, natuurlijk.



dinsdag 25 oktober 2016

Opa en Oma (Lo Hartog van Banda/Thé Tjong Khing)


Een boek over opa en oma - dat past goed bij het thema van de Kinderboekenweek die net achter de rug is. Wat dat betreft is Opa en oma op het juiste moment op de markt gebracht.

Uitgeverij Sherpa is al een tijdje bezig om het werk van tekenaar Thé Tjong Khing opnieuw uitgegeven. Eerder besprak ik Arman en Ilva (ook hier) en Student Tijloos. In Opa en Oma  laat Khing zich van een andere kant zien: de illustraties bij de stukjes zijn luchtig, humoristisch. Alleen al de afbeeldingen maken het tot een vrolijk boek.

De korte stukjes verschenen in 1959 en 1960 in De Telegraaf en even later mocht men er ook in Duitsland van meegenieten: Das grüne Blatt plaatste ze ook . Er zijn ook vier Engelstalige proefafleveringen gemaakt, maar blijkbaar zijn die verder niet gepubliceerd.

Op de voorkant en boven elke bladzijde staat prominent de naam van Lo Hartog van Banda, maar uit het dossier blijkt dat hij slechts de situaties kort omschreef. De tekst is geschreven door Geert Elfferich en Jan Moraal. Zij schreven indertijd de 'radiostrip' Koek en ei. Jan Moraal zou ook succes hebben met Biels en Co, ook een radiostrip, met Co van Dijk in de hoofdrol.

Het stramien van de krantenstukjes is vaak hetzelfde: opa en oma halen herinneringen op. Opa speelt in zijn eigen herinneringen vaak een heldenrol en in oma's herinneringen valt hij juist door de mand. Maar oma haalt hem niet van zijn voetstuk; ze is eerder door hem vertederd.

Er zijn ook wel afleveringen met een ander thema (herinneringen aan de tijd dat de kinderen klein waren), maar vaak hebben we te maken met opa die onterecht op zijn borst klopt.

De stukjes zijn luchtig en zelfs humoristisch, maar ze gaan al gauw vervelen, doordat er zo weinig variatie in zit en doordat de karakters vrij voorspelbaar zijn. Misschien dat in de krant dat bezwaar iets minder zwaar gewogen heeft, omdat de lezers slechts één stukje per keer tot zich hebben genomen. Voor het boek is het echter wel een bezwaar.

De tekeningen van Khing zijn prima en in het kader van een heruitgave van zijn werk is deze uitgave nog wel te billijken. Maar de matige tekst is minder interessant. Opa en Oma is een boek om door te bladeren, om mondjesmaat te lezen, maar niet om te herlezen.

Titel: Opa en Oma
Tekeningen: Thé Tjong Khing
Tekst: Lo Hartog van Banda
Uitgever: Sherpa
Haarlem, 2016; 192 blz. hardcover, € 24,95



maandag 24 oktober 2016

Die Vermessung der Welt (Knipoog 49)



In een korte vakantie in Duitsland genoot ik natuurlijk van de Nederlandse boeken die overal in de etalages liggen. De Buchmesse leeft. Ik kocht ook een krant, Die Zeit van 13 oktober 2016, met daarbij een dikke boekenbijlage. In de krant las ik het artikel 'Die Vermessung der Gefühle'.

Computers kunnen steeds meer. Er wordt nu een poging gedaan om ze emoties te laten herkennen op een gezicht. Intussen is men zo ver dat er vier emoties 'gemeten' kunnen worden: woedend, gelukkig, verdrietig, verrast. Bovendien geeft de computer een indicatie van de leeftijd van de gemetene.

We kunnen daar bepaald nog niet blind op varen. Dezelfde persoon werd, bij verschillende gezichtsuitdrukkingen niet altijd even oud geschat. Bij voornamelijk gelukkig/verrast schatte de computer haar op 26 jaar oud (met een marge van zeven jaar) en bij woedend op een leeftijd van 17 jaar (met een marge van vijf jaar).

Poster bij de film naar het boek
Behalve dat het onderwerp me interesseerde, bleef mijn oog ook haken aan de titel. Als het niet je moedertaal betreft, is het altijd lastig om te herkennen of er wel of niet geknipoogd wordt naar een boektitel, maar ik moest wel meteen denken aan Die Vermessung der Welt van Daniel Kehlmann, in het Nederlands vertaald onder de titel Het meten van de wereld.

Indertijd heb ik het gelezen en ik vond het een fascinerend boek. Het gaat over twee wetenschappers, Alexander von Humboldt en Carl Friedrich Gauss, die de wetenschap een stapje verder willen brengen. Von Humboldt doet dat door de wereld te bereizen, Gauss door achter zijn bureau te blijven zitten.

De boeken van Kehlmann worden in Nederlandse kranten besproken. Ik herinner me ook nog recensies over Ruhm (Roem) en F. Ik kan me voorstellen dat Kehlmann in Duitsland nog veel beroemder is dan in Nederland en dat iedere Duitse lezer meteen ziet dat er met 'Die Vermessung der Gefühle' geknipoogd wordt naar Die Vermessung der Welt. Zeker nadat in 2012 er ook nog eens een verfilming van het boek op de markt kwam. In ieder geval moest ik aan dat boek denken.


zondag 23 oktober 2016

Chlorophyl integraal 2 (Richard Macherot)


In de stripboekhandel liggen niet alleen maar de nieuwste strips. Vooral de laatste jaren zien we de trend om oudere series integraal uit te geven. Een greep: Roodbaard, Ton en Tineke, Comanche, Johan en Pirrewiet, Guus Slim.

Natuurlijk spelen de heruitgaven in op het jeugdsentimentiment: de oudere lezer wordt weer even verplaatst naar zijn jeugd toen hij de strips voor het eerst las. Maar dat is niet het enige. De nog jonge stripwereld is ook bezig met een canonisatie en met geschiedschrijving. Daarom worden in de meeste integrale uitgaven niet alleen de stripverhalen herdrukt, maar wordt er ook vaak een uitgebreide inleiding bij geschreven.

Voor mij ligt het tweede deel van de integrale uitgave van Chlorophyl, getekend en geschreven door Raymond Macherot. Chlorophyl is een muis, die samen met zijn makker Minimum in elk album een gevaar moet bestrijden of een raadsel moet oplossen.

Omdat de verhalen zich in de dierenwereld afspelen, zou je het lezen ervan als een vorm van escapisme kunnen zien: we zijn even weg uit onze wereld. Maar bij Macherot zijn er ook altijd lijnen te trekken naar de mensenwereld, waar we dezelfde soorten van bedrog of kwaadwilligheid tegenkomen.

In het tweede deel van de integrale uitgave vinden we drie verhalen over Chlorophyl: De spoorpiraten, Zizanon de verschrikkelijke en De terugkeer van Chlorophyl. In de eerste twee verhalen maken Chlorophyl en Minimum een uitstapje, naar het eiland Notenschelp, waar ze terechtkomen als de reiger die hen vervoert, crasht in het noodweer.

Op het eiland komen ze een oude bekende tegen: de rat Anthraciet, die al eerder tegenstander was van de muizen. Er zijn veel strips waarin dezelfde antagonist voortdurend opduikt. Je kunt zeggen dat dat een verhaal schematisch maakt. Het is immers meteen duidelijk wie de goeden en de slechten zijn.

Dat is een terecht verwijt, maar dit soort verhalen wordt niet in de eerste plaats gelezen om de psychologische diepgang. Het gaat niet om personages die geconfronteerd worden met het slechte in zichzelf, maar met het kwaad om hen heen. Anthraciet is gewetenloos, wat al meteen blijkt als hij een schip laat ontploffen, om de schipper, een lastige getuige, uit te schakelen. We weten meteen dat Chlorophyl en Minimum aan de goede kant staan en we willen dat ze winnen. Dat gebeurt natuurlijk ook.

Het verhaal laat goed zien hoe doordacht Anthraciet te werk gaat. Door de treinen te kapen probeert hij het monopolie te krijgen over het vervoer op het eiland. Dat is gemakkelijk te verplaatsen naar de mensenwereld, waar economische oorlogen bepaald niet zeldzaam zijn.

Ook het tweede verhaal, Zizanion de verschrikkelijke, speelt op Notenschelp. Hier gaat het om een gemaskerde boef, die uiteindelijk door het tweetal ontmaskerd wordt. In De terugkeer van Chlorophyl keren Chlorophyl en Minimum terug naar hun vrienden. Maar de titel verwijst naar meer: Chlorophyl verdwijnt; een misdaad wordt gevreesd. Ook hier komt alles uiteindelijk goed, zoals het hoort.

Het is een genot om de oude verhalen opnieuw te lezen. Wel stoorden me de flandricismen die in de tekst zijn blijven staan. Zo is er geen sprake van 'schoorstenen' maar van 'schouwpijpen', wordt er niet gesproken van 'zulke smoesjes' maar van 'zo'n smoesjes', er rijdt wel eens een 'camionette' rond, iemand kan een 'nietdeug' zijn en we kunnen zinnen lezen als 'Daar mocht men zich aan verwachten.' Die hadden er van mij uit gehaald mogen worden. Dit soort ingrepen doet geen afbreuk aan de authenticiteit en maken de verhalen toegankelijker voor een breed publiek.

De inleiding is niet alleen informatief, maar ziet er ook erg fraai uit. Veel illustraties, waarbij vooral het afdrukken van de voorkanten van de oude Kuifjes de sfeer van een halve eeuw geleden goed oproepen. Dat de tekst niet op een witte ondergrond is afgdrukt draagt er ook aan bij. Het witte, gebleekte papier was er immers indertijd nog niet bij de striptijdschriften.

Bij zo'n integrale uitgave horen ook een paar extraatjes en ook die ontbreken niet: de korte verhalen 'Pas op voor de verf!'  en 'Dokter Finet is verdwenen', de stroken over Grenadier Victoria, de 'tekenfilms' over Klaxon en 'De drie bergplaatsen van Langoor, het konijn', dat eigenlijk een advertentie in de vorm van een stripverhaal is. Ook Grenadier Victoria is commercieel: er wordt reclame gemaakt voor chocola, waar je in veel gevallen net ze sterk van wordt als Joris Driepinter indertijd werd van de melk.

De integrale uitgave van Chlorophyl zal veel stripliefhebbers voor het eerst of opnieuw doen genieten van onderhoudende verhalen, die nog altijd fris zijn. Altijd weet Macherot de luchtige toon te bewaren en zijn heldere tekeningen hebben nog niets aan kracht ingeboet.

Titel: Chlorophyl integraal 2
Tekst en tekeningen: Raymond Macherot
Uitgever: Scratch Books
hardcover, 208 blz.€ 27,50




vrijdag 21 oktober 2016

Winter in Gloster Huis (Vonne van der Meer)


Half oktober dienden de ministers Schippers en Van der Steur een wetsvoorstel in dat het mogelijk moet maken dat mensen met een 'voltooid leven' stervenshulp krijgen. Een voltooid leven - dat klinkt erg vriendelijk. Mooier een leven waar je nu wel mee eens klaar bent.

Het wetsvoorstel is opmerkelijk, omdat minister Schippers eerder een Adviescommissie Voltooid Leven (de commissie Schnabel) had ingesteld, die in februari kwam met een rapport waarin geoordeeld werd dat verruiming van de huidige wetgeving onnodig is. Je kunt je afvragen waarom deskundigen om een afgewogen oordeel wordt gevraagd als je hun advies toch terzijde schuift als de uitkomst je niet bevalt.

In 2015 publiceerde Vonne van der Meer de roman Winter in Gloster Huis die juist over dit onderwerp gaat. De wet dat mensen met een voltooid leven uit het leven kunnen stappen is dan al aangenomen. Van der Meer plaatst de roman dan ook in de toekomst: 2027.

Of, nauwkeurige gezegd. Na het overlijden van hun vader krijgen twee zonen een brief die geschreven is in 2024 en de roman speelt drie jaar na het ontvangen van de brief. Die brief maakt hen beiden schatrijk.

Dat de wet dan aangenomen is, lijkt de enige reden waarom Van der Meer het verhaal naar de toekomst verplaatst heeft. Uit weinig anders blijkt dat we meer dan tien jaar verder zijn. Het verhaal had dus ook in een fictief heden zich kunnen ontrollen.

De broers worden geacht iets goeds te doen met het geld. Richard sticht een huis waarin mensen comfortabel kunnen sterven als ze klaar zijn met leven; zijn broer Arthur sticht ook een huis, maar daarin moeten juist mensen de zin in het leven weer terugwinnen. Hij kan ze daartoe verleiden, maar hij schrikt er ook niet voor terug om iemand naar het huis te ontvoeren. Dat gebeurt met Noor, die aanvankelijk in het huis leeft in de veronderstelling dat ze overleden is en zich in een hiernamaals bevindt.

Van der Meer is altijd erg goed in het beschrijven van mensen en hun relatie tot de omgeving. Ze kan gecompliceerde gevoelens duidelijk maken zonder die te benoemen. Dat is ook in Winter in Gloster Huis het geval. We kunnen Noor goed volgen: haar verwarring, haar vermoedens, de taak die ze zich stelt - we gaan er moeiteloos in mee. Ze is wel een modelgast in het Gloster Huis. Zij toont het gelijk van Arthur aan. Maar hoe zou het gegaan zijn als iemand niet zo in het huis gepast zou hebben? Dat is Van der Meer uit de weg gegaan.

Misschien zit hier de boodschap het verhaal wel een beetje in de weg. De mogelijkheid van de dood voor mensen met een voltooid leven is Van der Meer waarschijnlijk wat al te gemakkelijk. Lastiger is het voor de omgeving om deze mensen weer zin in het leven te laten krijgen. In deze roman wordt verkend hoe dat toch zou kunnen. Maar daarbij wordt er wel een ideale situatie geschetst, zodat het experiment wel moet lukken. Dat begon me tijdens het lezen wel tegen te staan.

Als we een tijd het verhaal van Noor hebben gevolgd, wordt er een grote stap in de toekomst gezet en dan is het boek ineens afgelopen. Ook dat bevredigde me niet helemaal.

Maar Winter in Gloster Huis leest wel bijzonder prettig. Moeiteloos laat Van der Meer je meeleven met de personages. Sommige van die personages zijn al voorgekomen in eerdere romans, zoals bijvoorbeeld ook Harry Mulisch vroegere personages liet terugkomen in De pupil, maar daar speelden ze nauwelijks een actieve rol. Van der Meer buit dat aardigheidje beter uit.

Wellicht dat Van der Meer mensen aan het denken zet over hoe wij moeten of kunnen denken over dat voltooide leven. Een roman is daarvoor een prettig middel. Maar de boodschap dreigt zo wel belangrijker te worden dan het verhaal. Dat zal niet iedereen kunnen waarderen.


Eerder schreef ik over Ik verbind u door en Zondagavond.

donderdag 20 oktober 2016

Razende Roeltje (Diet Kramer)


'Kan niks zijn,' zei mijn zoon, terwijl hij Razende Roeltje van Diet Kramer van de tafel pakte. 'De titel klopt al niet. Dat moet toch Razend Roeltje zijn?' Daar had ik nooit bij stilgestaan, maar ik moest hem gelijkgeven. Nu ik het boek gelezen heb, moet ik me voor een groot deel ook aansluiten bij zijn premature oordeel.

Ik denk dat ik voor het eerst over Razende Roeltje hoorde tijdens de les Nederlands op de middelbare school. Op de mavo mocht het niet voor de lijst gelezen worden, maar het vervolg, Roeland Westwoud (1937) wel. Ik las geen van beide. Uit die tijd herinner ik me boeken als Peelwerkers van Antoon Coolen, Mensen zonder geld van Jan Mens en een jeugdboek als De adelaar van het negende van Rosemary Sutcliff. 

Omslagtekeningen G. Wildschut
Intussen heb ik Razende Roeltje (1931) gelezen. Roel Westwout groeit op in Australië. Zijn moeder is overleden en hij woont ver van anderen af. Zijn lessen krijgt hij van een privé-leraar. Roel is behoorlijk driftig en daarom lijkt het zijn vader beter dat hij wat meer onder de mensen komt. Dan kan hij beter leren omgaan met zijn drift. 

Vader zet Roel op de boot naar Nederland, waar hij in huis zal komen bij vaders broer. Die heeft twee zoons (Vic en Ab) van dezelfde leeftijd. Er is nog een jongen in huis (Timo), die uit Nederlands-Indië komt. 

De vier jongens zitten in de eerste klas van de HBS. Vic is altijd de beste geweest in gym, maar Roel overtroeft hem, wat Vic maar moeilijk kan verkroppen. Daar heeft hij zoveel moeite mee, dat hij Roel een lelijke streek levert, maar natuurlijk heeft Vic daar spijt van, want uiteindelijk deugen de vier jongens. Ze deugen verschrikkelijk en ze zijn heldhaftig (als ze hun hond moeten redden die te pakken genomen is door een stroper). 

Dergelijke personages zijn tegenwoordig niet meer te verteren. De karakters zijn al te ongeloofwaardig. Indertijd zal dat minder opgevallen zijn. Er zullen meer boeken geweest zijn met een duidelijke scheidslijn tussen helden en schurken. De lezers zullen zich comfortabel hebben kunnen identificeren met de hoofdpersonen. 

De ouders zullen ook blij geweest zijn met het brave boek. Het roept de kinderen op eerlijk te zijn, rechtvaardig, moedig en trouw aan elkaar. Het gezin waarin Roel terechtkomt, is duidelijk christelijk, maar dat krijgt niet overdreven veel aandacht. 

Roel krijgt vrienden door zijn goede karakter:
Ja, als een jongen recht en eerlijk uit zijn doppen kijkt, zó dat je zien kunt dat hij niets voor je te verbergen heeft, als hij een gulle kameraad is en nooit een ander de hete kastanjes uit het vuur laat halen... dan heeft iedere jongen vrienden, véél vrienden.
Timo krijgt het nog met iemand aan de stok omdat die hem niet alleen een 'stadse opschepper' noemt, maar ook een 'liplap-uit-de-oost'. Het komt tot een vechtpartij, die uiteindelijk in vriendschap uitloopt. De schelder komt uit een sociaal lager milieu, wat ook te zien is aan zijn uiterlijk (afgezakte kous, lap op zijn broek). Als de vrede getekend is, wil Timo toch nog even wat rechtzetten:
'Een liplap... een liplap da's een neger,' verkondigde Timo aan Gerbrand, terwijl hij hem aan de slip van zijn jas greep. Dát moest toch nog eens even van Timo's hart. Goede vrienden zijn vond hij uitstekend, maar die liplap moest de wereld uit. Dat mocht zijn bijnaam niet worden. 
De verhouding tussen mannen en vrouwen is in Razende Roeltje duidelijk: het huishoudelijke werk is niets voor een man. Als de meid Aal ziek is, kan die niet voor het huishouden zorgen als moeder muziekles geeft. 'En vader moest zélf voor zijn thee zorgen... en daar heeft hij zo'n hekel aan.' Het accent op 'zelf' zegt genoeg. 

De jongens springen bij en helpen met de afwas. 'Kon moeder het helpen, dat ze geen dochters had?' Als er een meisje in huis was geweest, hadden de jongens het natuurlijk mooi door haar laten opknappen. 

Er komen maar twee meisjes voor in het boek. De 'branieachtige Mies van Loon' en 'de spichtige, brutale Bertie Wijkstra'. Bij het sneeuwballengevecht mag Bertie in de voorste linie meevechten:
'Nee, Bertie, ga jij maar mee, jij mikt zo verdraaid goed.' Trots als een pauw keek Bertie de anderen aan. Alsjeblieft! Róél zei het: ze mikte zo goed. En nou jullie!
Meisjes zijn alleen wat waard als ze jongensachtige kwaliteiten hebben en hun eigenwaarde ontlenen ze aan de waardering door jongens.


Razende Roeltje is geïllustreerd met fraaie tekeningen van Henk Poeder, die overigens geen enkele keer genoemd wordt in De verbeelders (zie hier), het kloeke werk van Saskia de Bodt over Nederlandse illustratoren. 

In mijn bezit is de elfde druk van het boek. In vroegere drukken was Poeder blijkbaar nog niet de illustrator. In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 7 december wordt de derde druk aangekondigd van Razende Roeltje. De illustrator is dan G. Wildschut. Waarschijnlijk werd Poeder pas gevraagd toen het boek al een succes was.

Ik kan me ook voorstellen dat de illustraties van Poeder wat moderner aandeden. De voorkant van de eerste druk, met een illustratie van Wildschut (zie boven), oogt wat meer belegen dan de tekeningen van Poeder. 

Toch heeft het nog wel even geduurd voordat Razende Roeltje goed ging verkopen: de vijfde druk is twaalf jaar later dan de derde. Het Friesch Dagblad adviseert ouders op 11 oktober 1947 in het artikel 'Geef een goed boek. Ook aan uw kinderen.' Het oordeel over Razende Roeltje is positief. Volgens de anonieme scribent ademt het boek 'een goede sportieve geest'. 

Razende Roeltje is wel een van de bekendste boeken van Diet Kramer gebleven. Bij de artikelen die verschijnen naar aanleiding van haar overlijden (1965) wordt altijd dit boek genoemd. Bijvoorbeeld in De Telegraaf van 17 augustus 1965.

De benaming 'razende Roeltje' voor een onstuimig persoon komt van tijd tot tijd nog voor. Ik kwam hem zelfs tegen op de site van de PVV: 'Mijn voorstel aan u is dan ook dat u als een Razende Roeltje terugkeert naar de overlegtafel van Bos minister Vogelaar die wel het lef heeft om nog meer geld te vragen voor haar totaal mislukte wijkaanpak een zetje geeft, nog eens een kopje koffie intapt en de sluwe vos eens fijntjes meedeelt dat hij het miljard dat u nodig heeft weghaalt bij de minister die net de tafel verlaten heeft.'

Aan de namen Bos en Vogelaar is te zien dat het citaat stamt uit een tijd van voor dit kabinet, maar het is opmerkelijk dat Wilders er blijkbaar op vertrouwt dat mensen nog iets weten over Razende Roeltje. In zijn tekst lijkt het 'razende' overigens alleen te verwijzen naar snelheid. 

Er zijn meer van dit soort citaten te geven. Bijvoorbeeld: 'Pak de kookwekker, zet hem op 15 minuten en vlieg, ga als een razende roeltje door je huis en do what needs to be done. Weet je wat? Je hebt vast tijd over. Schrob nog even de gootsteen met jif.' Dat is hier te vinden. Ook in dit citaat ligt de nadruk op de snelheid, terwijl in het boek de nadruk ligt op de onbeheerstheid. Roel heeft net een vechtpartij achter de rug, als een docent zegt:
'En jij, mijnheer Westwout... geen stoeipartijtjes meer, begrepen? Dat loopt toch op menes uit. Vooral als je zo'n onbehouwen driftkop bent, als jij schijnt te zijn. Kijk me dat hoofd eens. Een mooie vertegenwoordiger van je land, ben je, hoor. Ik zou me dood schamen. Het lijkt wel of je uit de binnenlanden komt. Hoe heet je ook al weer? Roel? Roeland? Nou maar, een rázende Roeland dan!'
'Razende Roeltje... Hoera voor Razende Roeltje!' riep Mies, terwijl haar kousenbenen op en neer huppelden.
De roep werd overgenomen.
'Hoera voor Razende Roeltje uit Australië!'
De benaming 'een razende Roeltje' zal het wel langer houden dan het boek. Rudy Kousbroek heeft in de jaren tachtig (in 'De troost der pornografie') nog eens verwezen naar het jeugdboek, maar dat kwam doordat het een jeugdherinnering betrof.  Verder hoor je er toch weinig mensen meer over. Dat is begrijpelijk. Voor lezers van nu heeft het weinig meer te zeggen.