zondag 30 augustus 2015

Domweg gelukkig in de Dapperstraat (Knipoog 42)



J.C. Bloems werk is nog springlevend in ons collectieve geheugen. Je hoort nog wel eens iemand 'Voorbij, voorbij' mompelen of 'Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten'? Maar het bekendst is toch de slotzin van het 'De Dapperstraat': Domweg gelukkig in de Dapperstraat.

Al twee keer eerder schreef ik over een knipoog naar die regel: hier en hier. Vanmiddag vond ik weer een verwijzing.

In NRC Handelsblad van vrijdag 28 augustus bespreekt Kester Freriks een boek van een Finse schrijver, Tommi Kinnunen, Waar vier wegen samenkomen. De straten in deze roman hebben opmerkelijke namen: Vuurdoopsteeg, Gezinsweg, Weduweweg, Fuikweg, Offerkaarsweg en Valstrikpad.

De kop die Freriks boven het artikel heeft gezet, luidt: 'Domweg eenzaam in de Vuurdoopsteeg'. Iedereen zal de verwijzing herkennen. Door dat woord 'Domweg' natuurlijk en doordat 'Vuurdoopsteeg' hetzelfde aantal lettergrepen en hetzelfde accent heeft als 'Dapperstraat'.

Het woord 'eenzaam' verstoort het metrum, maar dat blijkt geen bezwaar. Blijkbaar paste een drielettergrepig woord (krankzinnig, apathisch, behoeftig, vermalen, bedrogen, gezwollen, bescheten) niet bij de inhoud van het boek. Niets aan te doen.

Het gedicht is ook te zingen. Hoe geslaagd deze uitvoering is, mag ieder zelf beoordelen.


woensdag 19 augustus 2015

Suikerschedel (Charles Burns)



In sommige strips is het leven simpel: er is een probleem en dat moet opgelost worden. Je krijgt wat aanwijzingen en uiteindelijk lukt het of lukt het niet. Soms komen er in de loop van het verhaal problemen bij, zodat het verhaal onvoorspelbaar is, maar in principe is de wereld overzichtelijk.
Charles Burns maakt andere strips. Met Zwart gat schreef hij al een verontrustend boek over een samenleving die in de greep is van een geheimzinnige ziekte. De wereld is nog duisterder geworden in zijn trilogie X, De korf  en Suikerschedel.

Deel 1 begint met de jongeman Doug, die wakker wordt. Hij heeft een hoofdwond. In ieder geval heeft hij een pleister op de zijkant van zijn hoofd. Zijn haar is weggeschoren op een kuifje na.
Doug gaat zijn kat Dropje achterna, door een gat in de muur en komt in een wereld met vreemde wezens terecht. Hij probeert zich te oriënteren, maar krijgt niet goed grip op de situatie. Gelukkig heeft hij een gids, zoals Dante die had op zijn tocht door hel, louteringsberg en paradijs.

Als je goed kijkt, zie je dat het eigenlijk niet Doug is die op pad gaat, maar een alter ego. Doug heeft wel eens opgetreden met een masker dat wat doet denken aan Kuifje. Er zijn in de drie boeken van Burns meer verwijzingen naar Kuifje, zoals de stijl van tekenen en de roodgevlekte eieren. Het personage dat Doug toen speelde, is een deel van hem en is tot leven gekomen.

Lees de rest op Literair Nederland
Auteur: Charles Burns
Vertaald door: Arend Jan van Oudheusden
Verschenen bij: Uitgeverij Oog & Blik
Aantal pagina’s:
Prijs: € 21,95

Recensie De korfRecensie Zwart gat

maandag 17 augustus 2015

Jan Montyn (1924 - 2014) overleden


Op 13 augustus overleed Jan Montyn, negentig jaar oud. 'Kunstenaar en dichter' noemde de NOS hem. Eerlijk gezegd wist ik niet dat Montyn gedichten had geschreven. Op een van de sites over Jan Montyn trof ik inderdaad enkele gedichten aan. Dit bijvoorbeeld:
Gouden woorden
De zon te hard, te schel,
te heet, pas bij het
zakkende goud, zodat
zelfs daar waar
armoede,
eenzaamheid,
en andere ellende
bitter leken nu ook
rijkdom heerst,
voor even,
is net als jij, te laat,
door pas na onder-
gang "ik hou van jou"
te geven
Hm. Als dit gedicht kenmerkend is voor het poëtische oeuvre van Montyn, heb ik er niet zoveel aan gemist, vermoed ik.

De naam Montyn leerde ik, zoals velen waarschijnlijk, kennen door het boek van Dirk Ayelt Kooiman uit 1982. Ik heb het indertijd gelezen. Ik las ook eerder werk van Kooiman, maar ik weet niet eer of dat voor of na Montyn was. Van zijn vroegere werk las ik in ieder geval één boek, vermoedelijk Een romance, 1973, maar dat weet ik niet zeker meer en later las ik De afwezige (1990). Ik vond daar niet veel aan. En natuurlijk had ik het stuk van Jeroen Brouwers in Kladboek gelezen, waarin hij een verhaal van Kooiman fileert. Daar had ik erg van genoten.

Maar het boek Montyn was andere koek, vond ik. Ik heb er nog steeds een levendige herinnering aan. Kooiman schreef het op basis van gesprekken met Jan Montyn. Hij heeft ervoor gekozen om de ik-vorm te gebruiken, waardoor het lijkt alsof Montyn zelf vertelt over zijn leven. Montyn nam als jongen dienst bij de Kriegsmarine en kwam in de loopgraven aan het oostfront terecht. Daar had ik nog niet eerder over gelezen.

Montyn leest als een trein. Er is veel actie in het boek en het doet soms een beetje aan als een jongensboek, maar vooral ook laat het de gruwel van de oorlog zien. De passages die zich in de loopgraven afspelen, staan mij helder voor ogen. Later heb ik die ook wel voorgelezen in de klas.

Of alles wat in het boek staat letterlijk zo gebeurd is, is nog wel een punt van discussie. Ik vond een artikel van Gert de Jager uit 2012, waarin hij ingaat op het waarheidsgehalte van de roman.

Indertijd was ik onder de indruk van de roman. Kort nadat ik het boek gelezen had, las ik dat er een expositie van werk van Montyn in Roermond was. Daar ben ik toen naar toe gereden. Het dunne catalogusje heb ik gekocht. Ik zal het nog hebben, in een doos. In de etsen van Montyn was de oorlog gemakkelijk terug te vinden.

Later beluisterde ik het marathoninterview met Jan Montyn, uitgezonden in de zomer van 1992, maar ik vermoed dat ik het pas tien jaar later hoorde. Daarin gaat het, als mijn geheugen me niet bedriegt, niet alleen en zelfs niet hoofdzakelijk over de oorlog, maar meer over wat Montyn meemaakte in Azië.

In de roman staat dat Montyn pas aan het eind van de oorlog, toen hij krijgsgevangene was, hoorde van de concentratiekampen. Dat drukte hem met de neus op het feit dat hij aan de verkeerde kant had gestaan. In het boek wordt wel aannemelijk gemaakt waarom het voor een jongen van zestien aantrekkelijker was om bij de Kriegsmarine te gaan dan de kans te lopen om te werk gesteld te worden in Duitsland. Maar voor een zestienjarige zal het toch ook toen niet vanzelfsprekend zijn geweest om met de bezetter mee te vechten.

Na de oorlog vocht Montyn in Korea en in de Vietnamoorlog bekommerde hij zich om weeskinderen daar, wellicht als een poging om goed te maken wat hij in de oorlog verkeerd deed. Dat marathoninterview heb ik geboeid beluisterd. Montyn vertelde sober, maar zijn verhaal was bepaald niet alledaags en daarom wilde ik het graag horen.


In 2004 maakte Jan Louter een documentaire over Montyn: Jan Montyn: love me or leave me. die in 2006 werd uitgezonden in Het uur van de wolf.  In 2005 werd er een aflevering van het radioprogramma Kunststof aan gewijd.

In de literatuur zal Montyn niet als dichter herinnerd worden, maar als hoofdpersoon van een roman, die voor een deel op waarheid berust. Belangrijker is dat Jan Montyn kunstenaar was. Aan zijn werk zijn verschillende sites gewijd, die gemakkelijk te vinden zijn. Zijn werk is nog altijd te koop: zie hier.

donderdag 6 augustus 2015

Roxy (Esther Gerritsen)


Roxy, de hoofdpersoon uit de gelijknamige roman van Esther Gerritsen, heeft het niet gemakkelijk. Het leven is een onveilige plek voor haar: ze weet niet wat anderen van haar verwachten en hoe ze geacht wordt zich te gedragen. Ze probeert zich dan ook afzijdig te houden, maar soms is dat niet genoeg. Ze denkt dan dat ze dood wil:
'Ik denk het wel vaker,' zegt Roxy, 'dat ik dood wil, dat zal Arthur je wel verteld hebben. Het is geen probleem, het is een beetje irritant, als een vlieg, een rotgeluid. Het wordt pas lastig als zo'n vlieg de hele dag om je hoofd zoemt.'
De Arthur in het citaat is haar man, die twintig jaar ouder is dan zij. Hij heeft haar de kans gegeven om al als jong meisje weg te komen uit het gezin waarin ze opgroeide. Dat was niet bepaald een liefdevol gezin.

Relaties tussen ouders en kinderen zijn vaker lastig bij Esther Gerritsen. In Dorst komt een dochter inwonen bij haar terminaal zieke moeder. Langzaam wordt duidelijk wat er in het verleden gebeurd is, en hoe het moeder eigenlijk nooit gelukt is om normaal met haar dochter om te gaan.

De moeder van Roxy gaat liefdevoller om met de hond dat zij ooit met Roxy gekund zou hebben. Vader, een truckchauffeur, nam de dochter wel eens mee op een tocht met zijn truck. Omdat hij  maar door bleef rijden, moest Roxy blijven zingen om hem wakker te houden. Het heeft van Roxy een boos kind gemaakt en eigenlijk is ze dat altijd gebleven.

Arthur, die werkzaam was in de filmindustrie, verschafte haar de kans om schrijfster te worden. Dat was voor haar een manier om zich aan het leven te onttrekken. Op haar zolderkamer kon ze maanden peuteren aan een alinea.
Ze wilde nergens anders meer zijn dan daar op die perfect gestylede zolder, ver van de begane grond. Het harde, boze kind dat ze was, was ingestopt in een groot zacht bed, ze werd er met het jaar zachter maar ook banger. Langzaamaan vreesde ze dat dit de enige veilige plek op aarde was. 
Maar op een dag verongelukt Arthur. Zijn geparkeerde auto wordt aangereden, terwijl hij zich erin bevindt, naakt, met een stagiaire. Roxy weet niet goed hoe ze moet reageren, omdat dit een situatie is die ze nog nooit heeft meegemaakt. Sommige dingen die anderen aanvoelen, intuïtief weten, heeft Roxy in de loop van de tijd geleerd. Zo weet ze bijvoorbeeld dat je je geacht wordt te laten omhelzen als iemand zijn armen opent.

Maar nu is er een situatie waarvoor ze de regels niet heeft geleerd. Ze slaat zich er zo goed mogelijk doorheen. Haar ouders komen op bezoek en blijven een tijdje, wat de zaak ook niet altijd gemakkelijker maakt. Ze heeft veel steun aan de studente Feike, die gewend is op haar dochter Louise te passen, en Jane, de assistente van Arthur.

Na de begrafenis wil Louise graag op vakantie. Het is iets om je op te verheugen, maar het is ook een ontsnappingspoging, een manier om niet te hoeven accepteren wat er gebeurd is. Feike en Jane gaan mee.

De vakantie is niet altijd gemakkelijk. Roxy is zich ervan bewust dat ze zich niet steeds gedraagt zoals er van haar verwacht wordt. Ze gaat met verschillende mannen naar bed. Dat zou je uit kunnen leggen als wraak voor Arthurs overspel, maar misschien is verleidend de enige manier waarop Roxy met mannen om kan gaan.

De verhouding tussen Roxy en haar dochter Louise is net zo lastig als die tussen haar en haar ouders. De volle verantwoordelijkheid hebben voor een kind valt Roxy zwaar. Met Arthur had ze een regeling wie op welke dag de verantwoordelijke ouder was. Dat kon wel uitbesteed worden, aan bijvoorbeeld Feike. In plaats van voltijds moeder te zijn zou Roxy dan ook liever een 'weekendvader' zijn.

Het feit dat Louise niet zonder moeder kan, Roxy nodig heeft, houdt haar in leven.
Als Louise haar niet meer nodig heeft, heeft zij zichzelf tenslotte ook niet nodig. Ze voelt wel dat ze dat moment nadert, erop afgaat als iemand met hoogtevrees die toch naar de klif loopt.
Het hoogtepunt van het boek is het moment waarop Roxy zich uitleeft op een kudde schapen. Haar vader is op dat moment al naar haar onderweg. Ze heeft hem te hulp geroepen, wat een grote stap is in de richting van haar ouders. Eigenlijk is het de erkenning dat ze afhankelijk is, dat ze kind is.

Die schapen herinneren haar aan haar jeugd, waar soms door de schapenwei van de buren liep.
Het troostte haar hoe de schapen voor haar opzijgingen, een zeldzaam moment waarop de wereld zich aan haar aanpaste en niet andersom.
Roxy begint met een citaat van Sophocles over Ajax. Ajax werd door Pallas Athene krankzinnig gemaakt, waarna hij een kudde schapen afslachtte. Toen hij weer tot zichzelf kwam, voelde hij zich diep vernederd en stortte zich in zijn zwaard.

Bij Roxy werkt het anders. Het zich uitleven op de schapen is een daad, ze laat zien wat ze kan. Eerder was voor haar elke ander een vijand, op Arthur na. Die is weggevallen en nu heeft ze alleen Louise nog. Het bestrijden van de buitenwereld, van de ander, manifesteert zich in hoe ze tekeergaat in de kudde schapen. Het is eerder louterend dan vernederend. Ze heeft haar vader niet meer nodig en kan nu ook haar verantwoordelijkheid ten opzichte van Louise nemen.

Ook De kleine miezerige god eindigt met de weg omhoog na een louterende ervaring. Het lijkt me kenmerkend voor veel werk van Esther Gerritsen: het leven is moeilijk, maar het is niet hopeloos. Er zijn mogelijkheden om het leefbaar te maken.

Bij mijn terugblik op vorig jaar nam ik Roxy van Esther Gerritsen op in de lijst van de tien beste boeken van 2014 die ik niet gelezen had. Nu ik het boek intussen wel gelezen heb, kan ik alleen maar concluderen dat het boek terecht in het lijstje stond.

Roxy is  een boek dat leest als een trein. Dat zal mede komen door de sterke dialogen, die zowel iets vanzelfsprekends als bevreemdends hebben. Dat heeft natuurlijk te maken met het personage Roxy dat ook vanzelfsprekend gepresenteerd wordt, terwijl ze dat niet is. Met gemak leef je met Roxy mee, voel je hoe pijnlijk het leven voor haar is en merk je hoe ze zich er doorheen probeert te slaan. Dat maakt haar sympathiek, zonder dat je je volledig met haar kunt identificeren.

Als je het boek uithebt, blijft het personage nog wel even met je oplopen. Je hoopt dat het ook na het slot van het verhaal goed met haar blijft gaan, omdat je haar dat gunt. Die hoop heeft de schrijfster ons expliciet meegegeven. Er zijn boeken waar je minder van meekrijgt.

dinsdag 4 augustus 2015

Sybren Polet (1924 - 2015) overleden

Op 30 juli overleed Sybren Polet. Ik zag wat kleine berichtjes voorbijdobberen op het wereldwijde web, toen ik op vakantie was. Polet schreef een indrukwekkende lijst romans, verhalenbundels en poëziebundels, maar ze werden naar mijn indruk niet veel gelezen.

In de literatuurmethode die ik als middelbare scholier gebruikte, stond Polet achterin, bij de het experimentele proza. Ik heb het niet nagekeken, maar ik vermoed dat er van al die auteurs maar één of twee boeken genoemd werden. De andere twee schrijvers die me te binnen schieten herdacht ik eerder: Ivo Michiels en Hugo Raes.

Het heeft lang geduurd voordat ik wat ging lezen van Polet. Van Michiels las ik bijvoorbeeld al snel Het boek Alfa en later de hele cyclus en toen ik De vadsige koningen Hugo Raes las, zal ik toch ook niet ouder geweest zijn dan begin twintig.

Voor zover ik weet las ik Mannekino toen het als Bulkboek verscheen. Misschien was het al lang in die vorm verschenen, maar las ik het nog later. Ik herinner me een oranjeachtige omslag. En het verhaal natuurlijk, over een geniaal jongetje. Hij chanteert een notaris om het zakenleven in te kunnen gaan.

Indertijd vond ik het wel een aardig boek, geloof ik, maar het kwam op mij niet als bijzonder experimenteel over. Het boek deed het behoorlijk. In 2008, veertig jaar na het jaar van de eerste druk, verscheen er een tiende druk. Het is de eerste titel die je te binnen schiet bij de naam Polet. Zijn naam van experimenteel auteur kan hij toch moeilijk aan dit boek te danken hebben, lijkt me.

Of ik verder nog iets van Polet gelezen heb, weet ik niet meer. Breekwater (1961) heeft wel een tijdje in mijn boekenkast gestaan, maar ik heb het nooit gelezen. De enige titel die ik me verder nog herinner is De Sirkelbewoners (1970), waarschijnlijk door die 's' waarmee 'sirkel' begint.

Polet is dapper door blijven schrijven en het is me allemaal ontgaan. In 2004 en 2005 verschenen er nog drie delen autobiografie (Een geschreven leven). Ik heb het niet in de boekhandel zien liggen, ik heb geen recensie gelezen.

Het zou me niet verbazen als Polet een goed schrijver is geweest. Ik heb niet gehoord of gelezen dat zijn oeuvre is ingezakt, zoals bijvoorbeeld wel gebeurde bij Ward Ruyslinck. Maar waarom is het dan zo weinig bekend geworden? Waarom heb ook ik niet de moeite genomen om het te lezen. Heeft dat toch te maken met dat kopje 'experimenteel' in de literatuurmethodes?

Ook toen hij weinig in de belangstelling stond, bleef Polet doorgaan. Dat vind ik eigenlijk wel mooi. Een man die vindt dat hij moet schrijven, ongeacht wat anderen ervan vinden. Er is een website waar de informatie over Polet geconcentreerd is. Ik las er een gedicht, dat er qua vormgeving wat Ostaijenachtig uitzag. Met zijn bundel Virtualia. Teletonen (2012) werd Polet genomineerd voor de VSB  Poëzieprijs.


Polet heb ik nog één keer voorbij zien komen in Hotel Atonaal van Hans Keller en Remco Campert. Dat zal de laatste keer zijn geweest dat ik aan hem gedacht heb. Totdat ik hoorde dat hij overleden was. Ik heb het idee dat ik zijn werk veronachtzaamd heb, maar ik heb er geen schuldgevoel over. Men kan niet alles lezen.



maandag 3 augustus 2015

Uitval (Fleur Bourgonje)



Als ik weer een boek van Fleur Bourgonje in de winkel zie liggen, koop ik het eigenlijk altijd. Een enkele dichtbundel heb ik aan me voorbij laten gaan, maar bijna al haar proza is in mijn boekenkast beland.

Bourgonjes debuut, Spoorloos (1985) herinner ik me als een sensatie: het kreeg breed aandacht en werd goed verkocht. Daarna zijn er meer dan vijftien romans of verhalenbundels verschenen, maar daar lees ik in de pers altijd weinig over. Hoe kan dat toch? Voor mijn gevoel is de schrijfster alleen maar beter geworden.

De stijl van Bourgonje zou je 'poëtisch' kunnen noemen. Ze heeft een toon die een beetje zingt en haar zinnen hebben een ritme, dat zeker bij het hardop lezen duidelijk waar te nemen is. Ik kan me voorstellen dat er lezers zijn die dat een beetje te vinden.

Het grondpatroon van veel boeken is de metafoor of de vergelijking. Bourgonje beschrijft iets en na verloop van tijd wordt dat het beeld voor iets anders, of ze vergelijkt twee dingen expliciet met elkaar. Bijvoorbeeld het feit dat haar vader smid was en dat zijzelf als schrijfster woorden smeedt (Nevelpaarden). Zou dat te nadrukkelijk gevonden worden?

Misschien is het dat ook wel, maar ik lees het werk van Bourgonje nu eenmaal graag. Ik herken haar toon, haar manier van werken en geniet daarvan. Misschien ben ik niet tot een objectief oordeel over deze romans in staat, wellicht heb ik ooit 'besloten' ze goed te vinden. Dat is dan maar zo.

In Uitval komt eigenlijk het complete werk van Bourgonje samen. We herkennen de autobiografische setting: de smederij van de vader, de moeder die het kind in het donker het erf op stuurt (Oostenwind, koningskind), het meisje van wie de haren in het prikkeldraad gevlochten worden (Stenen voor het begin), het vertrek naar Zuid-Amerika en hoe het haar daar verging in Chili en Argentinië. Alle thema's komen opnieuw voorbij, alsof Bourgonje nog eenmaal probeert tot de kern van haar werk te komen.

In het eerste deel zien we een schrijfster die net haar manuscript ingeleverd heeft. Terwijl ze door de stad loopt, begeeft haar rechterbeen het voor een korte tijd. Vandaar de titel. Ze grijpt zich vast aan een lantaarnpaal om zich staande te houden en moet later onderzoeken in het ziekenhuis ondergaan.

Het grootste deel van Uitval wordt in beslag genomen door het middendeel, waarin de schrijfster haar manuscript herleest. Nu ze te maken heeft gekregen met de onberekenbaarheid van een deel van haar lichaam, blijkt er meer aan het schuiven en aan het wankelen te zijn gegaan. Ze leest met nieuwe ogen het manuscript en vraagt zich af hoe eerlijk ze is geweest in wat ze beschreven heeft.

In het korte laatste deel neemt ze opnieuw contact op met haar uitgever over haar manuscript.

Niet alleen bekende thema's komen langs in Uitval, ook onderwerpen die in de rest van het oeuvre nog niet zo nadrukkelijk aan de orde zijn geweest, zoals het overlijden van de vader en de moeder; de militaire oefening waarmee de vertelster als meisje te maken kreeg; haar volwassen dochter, die we in eerdere romans vooral als kind zagen passeren; de emigratieplannen van de vader; de rellen in Parijs.

De vertelster in Uitval bekijkt dus het manuscript opnieuw, waarbij ze haar best doet de schrijfster van zo dichtbij mogelijk te observeren. Eigenlijk bekijkt ze dus zichzelf in een eerdere fase, op een zoekende manier: wie is die vrouw die dit op deze manier meende te moeten vertellen? Juist dat spreekt me aan in meer werken van Fleur Bourgonje: de zoekende houding, het tasten naar wat er onder de oppervlakte ligt.

Tijdens het lezen ziet de vertelster de mechanismen die ze gehanteerd heeft om zich staande te houden: het in zichzelf keren, omdat ze in zichzelf autonoom en onaantastbaar kan zijn en het gebruik maken van de verbeelding die niemand je af kan nemen. Ze komt tot de conclusie dat het niet gaat om de gebeurtenissen, maar om de houding die ze aanneemt tegenover die gebeurtenissen.

De schrijfster is vol empathie voor haar eerdere ik, maar ook genadeloos. Ze ziet feilloos waar het anders had gekund, waar de schrijfster van het manuscript niet de kern heeft geraakt of heeft durven raken. Eigenlijk was ook de schrijfster in het manuscript al tot die conclusie gekomen:
Eromheen schrijven, dat is wat ze heeft gedaan, in steeds kleinere cirkels eromheen tot de lijn bijna een stip werd. Met haar pen benaderde ze zo dicht mogelijk, millimeter voor millimeter, letter voor letter, dit stille punt, het oog van de storm: het geluk, het missen het verdriet. Maar ze raakte het niet. Ook om de liefde zelf heeft ze heen geschreven. 
Later verwoordt ze dat ook tegenover haar uitgever:
Wat ik na een korte stilte meer tegen mezelf dan tegen hem zei, was dat ik achteraf gezien hier en daar de weg van de minste weerstand had gekozen door de meest intieme, meest kwetsbare ervaringen van mezelf maar ook van de mensen om mij heen buiten beeld te houden, waardoor er misschien een vertekening was opgetreden. 
Meteen erna corrigeert ze dat:
het was niet de weg van de minste weerstand geweest, het was een bewust verhullen en afschermen, het was afstand bewaren met behulp van de taal en die afstand wilde ik nu proberen te slechten. 
Dat is dus de kern: het missen, het verdriet, de liefde. En die kern is niet geraakt, zegt de vertelster. Ze wil nog dichterbij, nog directer, nog minder terughoudend en komt erachter dat ze daarvoor niet de gebeurtenissen behoeft te beschrijven; ze kan daarvoor ook de verbeelding gebruiken.

Als er één schrijfster is, bij wie juist het verlangen, het missen, het verdriet, de liefde na te voelen zijn, dan is dat wel Fleur Bourgonje. In al haar boeken zindert het van de emoties, ook als die niet benoemd worden. Niet de stemmingen, maar de grote emoties, die een mensenleven lang meegaan.

Ontroerend is in Uitval hoe ze haar ouders nadert, door ze op hun meest kwetsbare momenten te tekenen. Bij de moeder die het kind de nacht in stuurt, stapt ze uit het kind dat angstig het erf op gaat, en zegt dat de moeder haar niet losliet, maar deed alsof en dat ze misschien slecht gehumeurd was of een vlaag van moedeloosheid had. Na haar dood wordt de moeder ontschuldigd.

Net zoals in Spoorloos de afwezigen aanwezig zijn, zijn ook de overleden ouders aanwezig in een ontroerende scène:
Plotseling zaten ook zij naast me, verbeeldde ik me. Zwijgend lazen ze, vanuit hun gemeenschappelijke graf, mee wat ik over hen had geschreven vóór ik aan mijn eigen sterfelijkheid werd herinnerd. Ook toen ze uitgelezen waren, zeiden ze niets. Misschien keken ze elkaar aan. Heel even meende ik een warme, bezwete vrouwenarm om mijn schouders en een door smeden en hameren vereelte mannenhand op mijn hoofd te voelen. Maar toen ik opzij keek was ik alleen. 
Het is niet voor niets dat de volwassen dochter in Uitval om de hoek komt kijken. Er zitten verschillende noties in die te maken hebben met ouderschap en kindschap. De vertelster beseft dat ze haar dochter opgevoed heeft tot onafhankelijkheid. Je moet jezelf kunnen redden in het leven. Maar kan de vertelster wel zonder haar dochter, zeker nu ze zo kwetsbaar is?

Spiegelingen, parallellen, vergelijkingen - Bourgonje heeft er patent op. Dat kan als geconstrueerd of als gezwollen overkomen, maar ik heb me er nooit aan geërgerd. Mij imponeert de zoektocht naar de kern, naar het waarachtige, naar hoe het nu werkelijk zit in eigen hart en hoofd. Boek na boek zet Bourgonje die zoektocht voort en je hebt het idee dat ze steeds dichter komt bij wat ze zoekt.

Het wordt tijd dat Bourgonjes werk goed verkocht gaat worden. U kunt eraan meehelpen door dit boek te kopen. Of Onderstroom. Of Labyrint.  Of Verdwijnpunt. Of welk ander boek dan ook uit de stapel die ze geschreven heeft.