maandag 31 augustus 2020

De Zeearend, deel 2: Grote Oceaan 1917 (Philippe Thirault & Enea Riboldi)



Het lezen van strips vergt niet altijd dezelfde spanningsboog: voor gags hoef je maar een strook tot een bladzijde te lezen en het andere uiterste zijn series waarin een verhaal vervolgd wordt en waarbij je zo'n beetje alle afzonderlijke delen moet lezen om dat verhaal nog te kunnen volgen. 

Beide formules hebben hun charme. Daartussenin zitten de oneshots, de verhalen die een enkel album beslaan, de korte series van twee, drie of vier albums en de langere series waarvan je de delen afzonderlijk kunt lezen. 

De Zeearend beslaat twee delen. Het eerste deel besprak ik hier. Het scenario van Philippe Thirault is gebaseerd op een verhaal van Enea Riboldi, die ook de tekeningen maakte. De gebeurtenissen zijn gebaseerd op historie. De Seeadler was een bestaand schip en de kapitein was Felix von Luckner. In dit album heet hij Hugo von Krüger. In het vorige deel zagen we hem jacht maken op koopvaardijschepen op de Atlantische Oceaan, maar het schip was ook prooi en moest verschillende keren op de vlucht. Aan het eind van dat deel probeerde hij Kaap Hoorn te ronden en zo te ontkomen. 

Jeugd

Dit tweede deel begint met een inleiding, die teruggaat naar de jeugd van de kapitein. Zijn vader is erop tegen dat zijn vrouw zoonlief fantasieboeken laat lezen, die hem meeslepen. En hij is al zo melancholisch! Maar moeder laat hem toch De kinderen van kapitein Grant (van Jules Verne) lezen. Dat is niet zonder gevolgen: de jongen wil naar zee. 

Daarna springen we naar april 1917, in de buurt van Kaap Hoorn, naar De Zeearend, dus waar deel 1 eindigde. Die eerste twee bladzijden lijken me een inleiding, ook goed te lezen voor mensen die deel 1 gemist hebben. Voor de rest van het verhaal is het wel een meerwaarde als je de achtergrond weet en als je weet wat Hugo von Krüger achter de rug heeft. De champagne aan boord is de buit van de Antonin en de vrouw aan boord, Pénélope de Luynes, hebben we ook in het eerste deel al leren kennen. Maar ook zonder die achtergrondkennis is het verhaal goed te volgen. 

Grillig

Het verhaal is verder nogal grillig: proberen te ontkomen aan achtervolgers, het tot zinken brengen van andere schepen, kampen met windstilte, averij en van tijd tot tijd wat seks tussen Von Krüger en De Luynes en nog wat ontwikkelingen die ik verder niet zal noemen om niet te veel te verklappen. Historisch zal het wel allemaal kloppen, maar qua verhaal zit er wat minder lijn in dan in deel 1, is mijn indruk. De passages op zich zijn heel aardig om te lezen, maar er is minder een grote lijn die je kunt volgen. 

Aan het eind zit een fikse tijdsprong, waarmee de verhaallijn van Von Krüger en De Luynes wordt afgerond. Zo krijgt het verhaal een echt einde. Nogal nadrukkelijk wordt Von Krüger neergezet als een goed mens, zodat je weet dat je je terecht met hem vereenzelvigd hebt. Een groot deel van het verhaal bestaat uit oorlogsgeschiedenis, maar aan het eind wordt nog eens benadrukt dat er vooral ook een menselijke kant aan het verhaal zit. Dat is misschien wel een beetje zoet, maar wel met een klein scherp randje, zodat het net te verteren is. 

De striplezer zal het al met al een aardig verhaal vinden: spanning (in de achtervolgings- en geverchtsscènes), romantiek, ontbering en toch ook nog een min of meer goede afloop. Sfeer heeft het verhaal voldoende, bijvoorbeeld door de tekeningen van de schepen, die een tijdsbeeld oproepen. Ook als je een vrouw ziet met geonduleerd haar dat tegen haar schedel geplakt lijkt te zitten, weet je meteen in welke tijd je bent: jaren twintig of dertig van de twintigste eeuw.  

Afwisseling

Er is veel afwisseling in de verschillende sferen, doordat de locaties zo verschillen: buitenscènes en binnenscènes en buiten lopen de locaties uiteen van een vaartocht tussen ijsbergen door, tot een tropisch eiland waar je naakt in de schaduw van bomen kunt liggen. Zon en regen, vredigheid en gevechten - het komt er allemaal in voor. 

Van deel 2 ben ik net wat minder onder de indruk dan van deel 1. Maar misschien komt dat ook doordat ik het eerste deel al ken en ik daardoor als lezer minder fris tegenover het verhaal sta. Ook dit tweede album, dat meteen het slot van het verhaal is, leest plezierig weg en het verhaal van de Zeearend en haar kapitein met zijn principes zal mensen zeker bijblijven. 

Serie: De Zeearend

Deel 2: Grote Oceaan 1917

Verhaal: Enea Riboldi

Scenario: Philippe Thirault

Tekeningen: Enea Riboldi

Uitgever: Silvester

's-Hertogenbosch 2020, 54 blz. € 9,95, softcover


vrijdag 21 augustus 2020

Podcast: Van A tot Z, BOBcast

Vakantie voorbij, weer een stukje over podcasts, want ik ben de afgelopen weken wel gewoon blijven luisteren.  Vandaag een stukje over twee podcasts: eentje met marathongesprekken in kleine stukjes, een over Bob Dylan.

Van A tot Z

Zoals zo vaak, kwam ik toevallig uit bij deze podcast. Ik downloadde enkele afleveringen, die me niet helemaal overtuigden, maar wel nieuwsgierig maakten. 

De leidraad voor de podcast is het alfabet. Aan iemand wordt bij elke letter een begrip voorgelegd en hem of haar wordt gevraagd daarop te reageren. Ik had de stukjes genomen over de laatste letters van het alfabet en de dirigent Philippe Herreweghe sprak daarover. Aardig, maar ook niet meer dan dat. 

Toen ik verder ging zoeken, zag ik dat er meer mensen geïnterviewd waren. Daar waren mensen mij die mij beslist interesseren: Stefan Hertmans, Johan Braeckman, Luc Tuymans, Dirk De Wachter, Conny Palmen. Ik besloot afleveringen van de gesprekken met de laatste twee te downloaden. Fascinerend: gesprekken waarbij de ondervraagden aan het nadenken gezet worden en ook tegengas krijgen. Gesprekken die uitnodigen tot mee- en tegendenken. 

Marathongesprekken

Wat ik toen nog niet wist, is dat het steeds een lang gesprek is dat in stukjes is geknipt. Het zijn echt marathongesprekken, van in totaal soms meer dan zes uur. Ze zijn niet alleen te beluisteren, maar ook te bekijken, zie ik (nu pas) op de website. Nu snap ik ook waarom ik niet meteen enthousiast was over de stukjes met Philippe Herreweghe: de man was aan het eind van het gesprek natuurlijk moe. 

Het mooie van deze gesprekken is dat ze alle kanten op kunnen gaan naar aanleiding van een woord als 'lichaam,' 'alleen,' 'discipline,' 'ijdelheid.' En vaak gaat het over wezenlijke zaken, die de anekdotes in het leven overstijgen. De gesprekken gaan over wat leven is, hoe het geleid wordt, wat mensen inspireert, kwaad maakt, op de been houdt. 

Intussen ben ik, zowel bij de reeks van Conny Palmen als van Dirk De Wachter, meer dan en bijna halverwege het alfabet. Ik kan nog een tijdje vooruit. Palmen praat met Ruth Joos en De Wachter met Pat Donnez. Goede gesprekken: de ondervragers zijn scherp, vragen om verheldering, geven mogelijke aanvullingen en de ondervraagden voelen zich duidelijk op hun gemak en durven zich goed in hun ziel te laten kijken. 

Eerder schreef ik over Het Marathoninterview. Vroeger waren dat gesprekken van vijf uur lang en die waren heerlijk. Intussen zijn die ernstig ingekort en tussendoor worden muziek en geluidsfragmenten gedraaid, wat de gesprekken misschien iets afwisselender maakt, maar dat afbreuk doet aan het besef dat de twee gesprekspartners aan elkaar zijn overgeleverd en er samen iets van moeten maken.  

Van A tot Z lijkt op de oude marathoninterviews. De lange gesprekken zijn achteraf in stukjes per letter opgeknipt, wat prettig is. Wie niet het hele gesprek wil bingeluisteren (en wie heeft daar de gelegenheid voor?) kan dan een paar letters per keer tot zich nemen. 

Heerlijke podcast. Ik ga als ik met De Wachter en Palmen klaar ben, over naar Braeckman en daarna naar nog meer. Ik verheug me erop. 


De BOBcast

Bob Dylan wordt volgend jaar tachtig. In de aanloop daartoe, maken Chris Kijne en Lars Hulshof een podcast over de oude bard. Ze voeren in elke aflevering een gesprek met iemand voor wie de muziek van Dylan belangrijk is geweest. Tot nu waren dat: onder anderen Mathijs van Nieuwkerk, Huub van der Lubbe en Tim Knol. Elke twee weken is er een aflevering.

De afleveringen hebben titels als 'Bob, de leidsman', 'Bob, de meester', 'Bob, de muzikant', 'Bob, het talent'. Aan de titels is al een beetje te zien dat (voor sommigen) Bob Dylan een wezen is dat het menselijke ras ontstijgt. Zo vertelt Huub van der Lubbe dat hij gaat kijken bij een huis waar Dylan ooit gewoond heeft en dat hij dan niet de deurknop aan gaat raken, maar dat hij wel bedenkt dat Bob Dylan die ooit in zijn hand heeft gehad. Tegen dat soort gedweep kan ik slecht. 

Het is trouwens niet de sfeer die in de podcast hangt. Daar komen ook de donkere kanten van Bob Dylan uitgebreid aan de orde, zodat het beeld wel in evenwicht blijft. Dat hij goede teksten schrijft, staat intussen wel buiten kijf; hij heeft immers de Nobelprijs gewonnen, die hij, lomp genoeg, niet kwam ophalen en zijn toespraak stelde niet veel voor, heb ik begrepen. Erg vriendelijk lijkt hij me ook niet, maar zolang hij goede muziek maakt, is dat misschien vergeeflijk. 

Verschillende kanten

Het aardige is dat elke gesprekspartner weer een ander aspect van Dylan belicht en dat er ook steeds verschillende nummers langskomen en verschillende albums. Daarvan zou veel meer te horen moeten zijn, maar dat zal, in verband met de rechten, wel te duur zijn. Wel heb je het idee dat je door de gesprekken geholpen wordt om beter naar Bob Dylan te luisteren en ik hoor ook allerlei anekdoten die ik nog niet kende. 

Bij de afleveringen met Cato van Dijck en Huub van der Lubbe zit een bonus: een nummer van de betreffende musici. Daar gaat het wel meteen mis. Van der Lubbe zingt een Nederlandstalige versie van 'To make you feel my love', dat begint met 'Als de wind om je oren slaat, en heel de wereld zit achter jou aan.' Daarbij valt er een zwaar accent op het tweede deel van het woord 'achter', dus: achter. Dan kan ik de rest van het nummer al nauwelijks meer beluisteren. Zo'n onvolkomenheid laat je toch niet staan? Ik snap de gemakzucht van de vertaler niet. 

Freek de Jonge, de grootste nog levende cabaretier van zijn generatie -daarover geen misverstand- heeft het meer over zichzelf dan over Dylan en dat is wel jammer, maar er is ook in die uitzending nog genoeg interessants te horen. Ik vond het verder leuk om te horen hoe Tim Knol, die veel jonger is dan het gemiddelde Dylanpubliek, naar de muziek van de oude meester luisterde. 

Liefhebbers, geen dwepers

Kijne en Hulshof weten veel van Dylan en weten de gesprekken vaardig te voeren. Als een geïnterviewde niet zeker is over een naam of een nummer, weten ze vaak wel het antwoord. Het zijn liefhebbers, geen dwepers. 

Het is een beetje onhandig dat deze podcast De BOBcast genoemd wordt, aangezien er nog verschillende andere podcasts met die naam zijn. Maar daar hoe je je niet meer om te bekommeren wanneer je je eenmaal geabonneerd hebt. Dat heb ik gedaan en ik zal ook alle zesentwintig afleveringen gaan beluisteren.

maandag 17 augustus 2020

Kamer in Oostende (Koen Peeters)

 

Misschien is de volgorde verkeerd: eerst heb ik de podcast beluisterd en pas daarna heb ik de roman gelezen: Kamer in Oostende van Koen Peeters. Eigenlijk was de podcast de aanleiding om het boek te gaan lezen, maar ik had ook al een andere aanleiding. Ik las van Peeters eerder dit jaar, met veel plezier, De mensengenezer.

Kamer in Oostende wordt gepresenteerd als een roman, maar het boek bevat veel non-fictie-elementen. De hoofdpersonen zijn Koen Peeters en Koen Broucke, de schrijver en de schilder. Ze ontmoeten elkaar en delen de belangstelling voor Oostende. Ze gaan vierendertig keer met elkaar op stap en dat resulteert in een boek met vierendertig hoofdstukken. 

Er komen verschillende personen in voor die we ook uit de werkelijkheid kennen, vaak met alleen de voor- of achternaam aangeduid. De Kuyper is Eric de Kuyper, Charlotte is Charlotte van den Broeck. Dat boek van de laatste over architecten wil ik trouwens ook nog lezen. 

Peeters houdt in zijn nawoord wel een slag om de arm: 'dat personages in een roman de naam dragen van echte mensen, mag niet betekenen dat ze dat ook zijn.' Het blijven personages, maar de mensen die model hebben gestaan, zijn wel goed te herkennen. 

Alles moet zijn getal hebben

Dat het boek vierendertig hoofdstukken telt, is niet toevallig. Vierendertig gezamenlijke bezoeken immers, maar het hotel van Gaston Duribeux had ook vierendertig kamers. 'Alles moet zijn getal hebben,' zegt Broucke, en voor dit boek, of voor Oostende, is blijkbaar 34 het getal. De uitspraak van Broucke deed met ook denken aan een boek van Lampo, De goden moeten hun getal hebben, van Hubert Lampo. Wel in huis gehaald, ooit, maar nooit gelezen. Het is het eerste Boekenweekgeschenk dat door een Vlaming werd geschreven. 

Peeters en Broucke zijn bezig met wat ze een onderzoeksproject noemen. Ze kijken naar de sporen van kunstenaars in Oostende. Dat zijn mooie stukken om te lezen en ze maken je nieuwsgierig naar meer. Na wat ik over Joseph Roth had gelezen, wilde ik wel meer van en over hem lezen. En van James Ensor zou ik wel eens schilderijen 'in het echt' willen zien. 

Het onderzoeksproject is niet alleen een onderzoek naar Oostende, maar ook een onderzoek naar vriendschap en een zelfonderzoek. Koen en Koen zien elkaar soms met grote tussenpozen en dat betekent dat de persoonlijke situatie van hen veranderd kan zijn: een liefde kan verdwenen of een nieuwe liefde kan verschenen zijn, iemand kan zijn baan vaarwel gezegd hebben, er zijn schoonouders overleden. Soms is dat onderwerp van gesprek, maar vaker is het er gewoon en zijn de vrienden er. Er hoeft niet altijd over gesproken te worden. 

Zelfonderzoek

Peeters vraagt zich ook af waarom hij met sommige mensen bezig is. Hij vraagt zich af of hij zich herkent in de schrijvers die hij opdelft en in welke dan. Door te zoeken naar anderen, vindt hij stukjes van zichzelf. 

Ik vrees dat ik me slechts kan bedienen van anderen, van hun perspectieven. Ik besta maar uit al die verschillende gebeurtenissen, verhalen, voorwerpen, situaties. Dat ik slechts de optelling ben van de bijeengeraapte ikken van een verzamelaar. 

En wat houdt hij dan over?

(...) ik zoek en koester het ware, het echte, de ontmaskering van het valse. Ik zoek naar het schone, en zie hoe ik uitkom bij vriendschap en liefde om de stormen te doorstaan, om verdriet en afscheid te overleven. 

Ernstig spel

Dat graven in het verleden lijkt vrijblijvend, maar als het een spel is, spelen de beide vrienden het ernstig. Ze hebben het gevoel echt terug te gaan in de tijd. Bij hun onderzoek naar de architect Eysselinck realiseren ze zich dat het een dag is voordat Eysselinck zelfmoord pleegde. 

Het is 5 december, de dag voor Eysselincks drama zich voltrok. Weliswaar in 1953 maar het klinkt alsof we nog iets kunnen verhinderen. 

In de roman zijn verschillende afbeeldingen opgenomen van zeegezichten (en andere schilderijen) van Koen Broucke. De zee en het strand zijn locaties die steeds weer terugkomen. Enkele keren is de zee de verteller. Dat kwam op mij net wat te gewild en te nadrukkelijk poëtisch over. 

Maar verder heb ik met plezier Kamer in Oostende gelezen. Omdat het over interessante mensen uit het verleden gaat, naar wie je nieuwsgieriger wordt naarmate je meer van hen weet. Maar ook omdat het een persoonlijk boek geworden is, zonder dat het ijdel of egocentrisch is. En schrijven kan Peeters wel. Mooie zinnen, vrij heldere stijl. Eigenlijk zou ik nu de podcast nog een keer moeten gaan beluisteren. Daar zal het wel niet van komen. 

vrijdag 14 augustus 2020

Baby op komst (Benjamin Renner)

Voordat er een baby in een gezin te begroeten is, moet er heel wat gebeuren. Het is een lange en niet altijd gemakkelijke weg. Er zijn verschillende vaders en moeders die daar verhalen over kunnen vertellen. Zelfs over zwangerschappen en geboorten die min of meer normaal verlopen. 

Soms gaat de komst van een nieuw gezinslid met erg veel complicaties gepaard. Dat lezen we in de strip Baby op komst van Benjamin Renner. De ooievaar die een baby moet bezorgen raakt geblesseerd en zal niet op eigen kracht Deventer kunnen bereiken. Daarom overhandigt hij de baby aan een eend en een konijn. Zij zullen zijn missie overnemen, maar ze zijn niet bijster slim. Gelukkig is er ook nog een varken dat hen helpt. 

Bijna-rampen

Het wordt een reis met heel veel hindernissen en bijna-rampen, vaak veroorzaakt door het drietal dat de baby moet bezorgen. In de loop van het verhaal is er gelukkig nog hulp van een familie van spookdiertjes dat naar de Filipijnen wil. 

De gebeurtenissen zijn bijzonder grappig. Het verhaal kent veel onverwachte wendingen, terwijl het einddoel steeds voor ogen blijft. Wat dat betreft doet het denken aan beroemde verhalen uit de literatuurgeschiedenis, zoals de Odyssee of De reis van Sinte Brandaan. Baby op komst is lekker dik (296 blz. oblong formaat), want al die nevenverhalen (die de reis moeilijker maken) krijgen de volle aandacht en dus de ruimte. Nergens raffelt Renner een verhaallijntje af, we krijgen het helemaal voorgeschoteld. En toch houdt het verhaal veel vaart. Wat dat betreft kan het boek wedijveren met een actiefilm, waarbij we van de ene situatie naar de andere wervelen. 

Vertelplezier

Door het hele boek heen is dan ook het vertelplezier merkbaar: de spitse, natuurlijk aandoende dialogen, de knotsgekke gebeurtenissen, de lekker losse tekenstijl die heel effectief is. De dieren worden getekend met alleen de noodzakelijke lijntjes en de tekening worden losjes met penseel ingekleurd. De plaatjes hebben geen kaders. Ondanks de minimale lijntjes, zit er veel expressie in de figuren. 

Sommige gebeurtenissen krijg je niet te zien: aan de rand van het blad lezen we dan alleen de dialoog: alsof we de dieren wel kunnen horen, maar niet kunnen zien. De dieren kunnen onderling meestal goed communiceren, maar in de buurt van mensen zijn ze toch weer gewoon dieren. De eend kan een mens wel aanspreken, maar de mensenoren horen alleen gekwaak. Dat is goed doordacht.

Alleen al voor het plezier zou je Baby op komst moet lezen en voorlezen en als je aan dat laatste begint, weet je dat je daar voorlopig aan vastzit, want een kind wil graag keer op keer hetzelfde boek lezen. 

Vasthoudendheid

Maar er is niet alleen maar lol. In de loop van het verhaal krijg je bewondering voor de vasthoudendheid van de eend, het konijn en het varken. Ze hebben een taak op zich genomen waar ze helemaal niet zo blij mee zijn, maar ze doen er alles aan om de missie tot een goed einde te brengen. 

De opdracht is blijkbaar groter dan zij zelf zijn en het drietal zet alle eigenbelang opzij om de baby bij de ouders te bezorgen. Ze nemen er zelfs een opdracht bij: zorgen dat de spookdiertjes op de Filipijnen komen. Verschillende keren loopt hun leven en dat van de baby gevaar, maar dat schrikt hen niet af. Energiek en blijmoedig gaan ze door. Ze stelen daardoor de harten van de lezers.

Het verhaal wordt ook nog mooi rondgemaakt door aan het eind de ooievaar weer op te voeren. hij beseft niet in welke situatie hij de drie dieren heeft gebracht. 

Baby op komst is een heerlijk boek, voor kinderen en volwassenen. Om te lezen en om te herlezen. Grijnzend zul je het na afloop dichtslaan. 

Baby op komst door Benjamin Renner. Uitg. Scratch. 296 blz. € 19,90 (softcover)

Zeven superhelden (Mathieu Salvia / Philippe Briones)


Bij Silvester verschijnt, al voor het derde seizoen, een serie met een leuke formule. Stripmakers krijgen de opdracht om een strip te maken met daarin zeven vergelijkbare (en natuurlijk ook onderling verschillende) personages: zeven psychopaten, zeven zendelingen, zeven strijdssters, zeven schipbreukelingen. De formule blijft bij elk deel hetzelfde, maar de uitwerking verschilt. Hieronder vind je nog een aantal links naar eerdere besprekingen van delen van deze reeks. 

Intussen zijn we aangekomen bij deel 18: Zeven superheldenMathieu Salvia, die het scenario schreef, heeft als hoofdpersonen geen mannen met maillots aan en capes om gekozen. Het verhaal begint met een oude man die met een stok loopt, zijn katje achterna dat hoog in de boom zit. 

Het blijkt een superheld in zijn nadagen te zijn. Vroeger kon hij vliegen, maar dat doet hij al lang niet meer. Hij probeert nu een onopvallend leven te leiden.

De baard een massief stuk inkt
 

Bejaarde superhelden

Als hij weer thuiskomt, wordt hij opgewacht door iemand die hem vriendelijk verzoekt om mee te gaan. Hij komt in een instelling met nog vier bejaarde superhelden. Men houdt ze daar vast voor onderzoek. De onderzoekers willen graag weten wat het geheim achter de superkrachten is. De behandeling is niet slecht en de oude helden genieten ook wel enige vrijheid, maar ze kunnen niet weg: hun polsbanden verraden waar ze zijn. 

Bij oude superhelden denk ik meteen aan Watchmen, een strip die ik koester. Ook daar zijn de helden over hun hoogtepunt heen en ze hebben allemaal donkere kant. Ze zijn niet meer de onversneden helden uit de comics uit mijn jeugd.                                                                    

Die tragiek zit ook in Zeven superhelden: ze zijn helden, maar kunnen niet meer de wereld naar hun hand zetten. Het is maar de vraag of het hun ooit zal lukken om uit de instelling te ontsnappen. Bovendien zijn ze niet meer onbevangen. Ze weten door hun verleden dat je wel de goede zaak kunt willen dienen, maar dat je altijd vuile handen maakt. 

De haardos lijkt los te staan van het gezicht

Zoektocht

Behalve het verhaal van een ontsnappingspoging is Zeven helden ook het verhaal van een zoektocht: waar is de zesde held? Is hij wel binnen de muren van de instelling? En dan blijkt er volgens de titel dus ook nog een nummer zeven te zijn.

Het verhaal zit goed in elkaar, neemt je gemakkelijk mee en door de tragiek overstijgt het het avontuur of de actie. De tekeningen van Philippe Briones waren minder aan mij besteed. Hij gebruikt een hoekige stijl, maar die werkt minder goed waar de lijnen in werkelijkheid niet zo hard zijn. Een baard wordt dan een een massief stuk inkt en een haardos lijkt los te staan van het gezicht. Bovendien lijkt de tekenaar niet stijlvast. Verderop in het verhaal heeft hetzelfde personage ineens wel een echte baard en echt haar. 

Maar het verhaal wordt er niet door bedorven en de lezer laat zich wel meenemen. In deze reeks wachten we nog op de albums over Zeven kannibalen, zeven atleten en zeven Makkabeeën. 

Niet stijlvast


Zeven superhelden. Mathieu Salvia (scenario), Philippe Briones (tekeningen), Romain Huet (inkleuring). Uitg. Silvester, 64  blz. € 17,95 (hardcover)


Eerdere recensies van deze delen uit deze reeks:

Zeven detectives                          

Zeven draken

Zeven dwergen

Zeven broeders

Zeven magiërs


donderdag 13 augustus 2020

De zusjes Duizendblad. Deel 1: De droom van Sarah (Di Gregorio / Barbucci)

 

Als de hoofdrollen in een strip gespeeld worden door meisjes, noemen we het meestal een meisjesstrip. Dat zal wel te maken hebben met het feit dat iemand die lijkt op de hoofdpersoon zich er het gemakkelijkst mee kan identificeren. Noodzakelijk is dit niet. In de literatuur kun je je ook identificeren met bijvoorbeeld de moordenaar Raskolnikov in Schuld en boete (of Misdaad en straf) van Dostojevki. 

Gezien de hoofdpersonen zou je de strip De zusjes Duizendblad een meidenstrip kunnen noemen. Maar wat is er verder zo typisch meisjesachtig aan? Wie hier antwoord op geeft (bijvoorbeeld de inkleuring met vrij zachte kleuren), maakt zich eigenlijk al schuldig aan het opdelen in hokjes. Bovendien gaat het er niet om of dit eerste deel van de reeks, De droom van Sarah, een goede meisjesstrip is, maar of het een goede strip is. 

Verhaal

Het verhaal, geschreven door Di Gregorio, zit in ieder geval goed in elkaar. Drie zusjes, Sarah, Cassiopeia en Lucy, wonen bij hun moeder. Sarah is de oudste en die vindt dat ze daarom veel mag bepalen; Cassiopeia is kunstzinnig en romantisch; Lucy houdt van dieren, vooral van katten. Met die dieren kan ze goed communiceren en zelf loopt ze ook het liefst rond met iets katachtigs in haar kleding: een haarbeugel met kattenoren, een kattenrugzak of een kattenonesie.

Sarah wordt gekweld door dromen, waarin kwallen voorkomen. Ze heeft heel vaak deze droom en ze heeft het idee dat die haar wat wil zeggen. Daarnaast hebben de meiden voorgenomen hun moeder met moederdag een fotoboek te geven. Ze gaan rommelen op zolder en vinden informatie over moeder die ze daarvoor niet kenden. Ze besluiten op onderzoek uit te gaan en te gaan spitten in het verleden van moeder. Uiteindelijk blijkt dat verleden iets te maken te hebben met de droom van Sarah. 

Als lezer zit je meteen in het verhaal: de geheimzinnige droom, de stukjes uit de werkelijkheid die daarmee corresponderen, de geheimen die moeder blijkbaar heeft en haar soms verdachte gedrag: je wilt weten hoe het nu zit. Daarnaast loopt het ook niet allemaal even soepeltjes tussen de zussen. Er zijn wat onderlinge irritaties die de samenwerking bemoeilijken. 

Tijdloos

Verder kom je terecht in een wereld die tijdloos lijkt te zijn: een plaatsje met oude huizen, waarin de eeuwen zich tonen in het ruwe hout van de balken op zolder. Dat heeft een zekere schattigheid, maar je merkt dat er ook een duistere kant aan zit. De natuur is ook intrigerend: een eeuwenoude boom in een tropische tuin die eigenlijk niet meer toegankelijk is. 

Sfeervol, romantisch en tegelijk zit er een onveilig kantje aan. De strip deed me een beetje denken aan Het dagboek van Cerise, maar ik vind het verhaal van De zusjes Duizendblad net iets pittiger en ook wat geheimzinniger. Bij beide strips zijn in de tekeningen de manga-invloeden goed te zien, vooral door de grote ogen. Die zijn innemend, maar Sarah kan er ook boos mee kijken. 

De terugkerende droom was me net iets te zweverig, maar voor de gang van het verhaal was die wel belangrijk. De ontknoping is nogal plotseling: de meisjes hebben heel wat aanwijzingen verzameld en dat vertelt moeder hoe het zit. Dan is het raadsel probleemloos opgelost. Het wordt dan nog wel mooi afgemaakt met een soort afscheid van de droom, die nu niets bedreigends meer heeft. 

Tekeningen

De plaatjes hebben geen kaderlijnen, waardoor ze minder contrasteren met de achtergronden. Op sommige plekken, bijvoorbeeld in de dromen zijn de hoeken van de plaatjes afgerond. Verder is de inkleuring in vrij zachte kleuren, zonder helemaal weg te zweven in de pasteltinten. Er blijft genoeg pit zitten in de inkleuring.

De zusjes Duizendblad is een leuke strip. Laten we die niet alleen aan de meisjes overlaten. Ook jongens willen weten wat er nu met de moeder van de zusjes aan de hand was. 

Serie: De zusjes Duizendblad

Deel 1: De droom van Sarah

Scenario: Di Gregorio

Tekeningen: Barbucci

Uitgever: Dupuis

z.pl. 2020, 72 blz. € 8,50; softcover


Jongensdagen (Theo Thijssen)

De Theo Thijssenprijs is een oeuvreprijs voor auteurs van kinder- en jeugdliteratuur. Dat die prijs naar Theo Thijssen is genoemd is niet zo vreemd: hij heeft zich immers altijd om het kind bekommerd, zowel in zijn dagelijks werk als onderwijzer als in zijn geschriften. Maar hoe staat het met de jeugdboeken die Thijssen zelf schreef?

Tot nu toe las ik die kinderboeken niet. Het eerste boek dat ik van Thijssen las, was zijn debuut, Barend Wels (1908). Daarna volgden: Schoolland (1925), Kees de jongen (1923) en De gelukkige klas (1926). Tenminste, dat is de leesvolgorde zoals ik mij die herinner. Het grijze kind (1927) moet zich ook ergens in mijn huis bevinden, maar ik heb het niet gelezen. Over In de ochtend van het leven (1941) twijfel ik: het staat me niet meer bij of ik het las. 

In al deze boeken spelen kinderen een prominente rol of zelfs de hoofdrol, maar het zijn geen kinderboeken. Jongensdagen (1909) is dat wel. Ik heb het gelezen, of liever gezegd: voorgelezen. Aan mijn moeder, wier ogen het niet meer toestaan dat ze lange stukken leest. Soms gaf ze tijdens het lezen commentaar, bijvoorbeeld als Thijssen vertelt dat het gezin gaat eten, maar niet vermeldt of er vooraf gebeden wordt. 

Vier jongens

Het boek begint halverwege mei. We leren meteen de hoofdpersonen kennen, vier jongens: Klaas, Henk, Ay en Ko: de meeste jongens zitten in de achtste klas van de lagere school, Henk is een jaar jonger. Ko en Henk zijn broers. Hun moeder heeft een winkeltje en ze hebben ook nog een klein zusje, Miep. Klaas woont boven de beide broers, Ay woont een eindje verderop. 

De gebeurtenissen in het boek zijn niet spectaculair. De jongens willen graag gaan zwemmen zodra het zwembad open is, maar Ay's ouders zullen het wel te koud vinden. En natuurlijk zijn er wel eens confrontaties met andere jongens. 

Op een gegeven moment is de moeder van Henk en Ko een tijdje uitgeschakeld door een val van de keldertrap. Tante Riek komt helpen in huis en de jongens moeten bijspringen in de winkel. Daar hielpen ze toch al, bijvoorbeeld met het bezorgen van brood en boodschappen. 

Moe ligt overigens dagen in bed en de kinderen gaan met haar om alsof haar dagen geteld zijn. De dokter komt geregeld kijken en zegt dan bijvoorbeeld dat moeder nog maar een dag in bed moet blijven. 

Loffelijk ontslag

Aan het einde van het schooljaar is er 'examen voor loffelijk' ontslag. Ko kan goed leren, maar zoals moe al zei: 'Leren kost geld.' Thijssen was een overtuigd socialist, met aandacht voor de minder bedeelden. Uiteindelijk komt alles goed. Het slot:

Toen is het leven Ko en Ay een beetje anders geworden, ze zijn gaan leeren, en om dáárvan te lezen is nogal vervelend. Misschien zijn m'n lezers toch nog 'n beetje nieuwsgierig, hoe 't afgeloopen is?

Wel, goed; Ko heeft veel geleerd, en Ay ook, en Henk later ook. Moes leeft nog en Miep is al getrouwd. En in 't winkeltje woont nu een ander, want Moes woont bij Miep, in Haarlem.

En deze herinneringen zijn geschreven door een goeien kennis van Ko. 

Die goeie kennis zal Theo Thijssen dus wel zijn. Mogelijk gaat het over vrienden of klasgenoten van hem. Ze hadden weinig te makken, maar ze konden toch een goed leven opbouwen. 

Veilige wereld

Thijssen schetst in Jongensdagen een veilige wereld. De jongens hebben hun probleempjes, maar de andere jongens (Wullem en Neilissie) bedreigen die veiligheid niet echt. Er zijn altijd mensen die aan hun kant staan, zoals een 'fijnen agent.' De grootste inbreuk is de val van moeder, maar ook daarbij loopt alles goed af. 

Het is een tijd waarin samen zwemmen het opperste genot is en als het regent lezen de jongens een feuilleton uit een stapel tijdschriften. Ze vormen duidelijk een clubje, met een eigen herkenningsroep: Riet-pe-tie-oe! Daarvan kon ik me moeilijk voorstellen dat jongens dat naar elkaar riepen, maar het waren natuurlijk andere tijden. 

Opmerkelijk vond ik ook dat Thijssen schreef over ''t school.' Het deed met denken aan 'het fabriek,' wat ik wel eens bij Vlamingen had gelezen. Intussen is bij 'school' in veel gevallen het lidwoord verdwenen: kinderen gaan 'naar school.' Dat was ook al in mijn jeugd het geval. Tegenwoordig hoor ik jongeren (dat is iedereen onder de veertig) zeggen dat ze 'naar werk' gaan. Ik ga nog steeds 'naar het werk.'

Dialogen

De dialogen Van Thijssen zijn levendig. Voor mijn gevoel benadert hij daarin aardig de spreektaal. Die dialogen houden het boek ook levendig. In sommige scènes krijgen we iets te zien van het innerlijk van de jongens. Ko moet bijvoorbeeld bij het helpen in de winkel stroop verkopen. Dat wordt nog 'los' verkocht. De klant heeft een eigen kan bij zich en dan wordt er afgewogen hoeveel hij wil hebben. Dat vindt Ko een lastig karweitje en daarom doet hij het heel voorzichtig. Maar hij laat zich opjagen door een volgende klant, waardoor de stroopkoper veel te veel krijgt. De opjaagster heeft dan ook nog als commentaar: 'Die het wèl z'n deel.' Het is een kostelijke scène.

Deze levendige passages lezen lekker. Wel is het boek behoorlijk braaf. Deze jongens deugen, sommige andere jongens wat minder. Ze komen niet in grote innerlijke conflicten en zijn vooral met de kleine dagelijkse dingetjes bezig. Uiteindelijk blijkt dat de braafheid loont, zoals uit het slot blijkt. 

In 1914, vijf jaar na, Jongensdagen, zou Chris van Abcoude een heel andersoortig kinderboek publiceren: Pietje Bell of De lotgevallen van een ondeugenden jongen. Pietje deugde ook, maar zijn daden werden door de omgeving toch vaak als brutaliteit gezien. Zijn vader bleef hem altijd steunen. Dat lijkt mij een vernieuwing, maar misschien waren juist deze grappige boeken wel gangbaar. 

Ernstig boek

De recensent van het Algemeen Handelsblad van 13 november 1909 is lovend over Jongensdagen. Het wordt een ernstig boek genoemd en dat wordt als een kwaliteit gezien. In ieder geval geen 'gewilde geestigheid.' Terecht worden de fraaie tekeningen van Jan Sluyters genoemd. 

Algemeen Handelsblad 13 november 1909


Ook de Provinciale Overijsselsche Courant van 22 november 2020 was positief:

Provinciale Overijsselsche Courant 22 november1909

Frisch, natuurlijk Hollandsch

Ook De vrouw, veertiendaagsch blad gewijd aan de onderlinge opvoeding der vrouw is lovend, bij penne van Ida H. Ze vindt dat Thijssen 'frisch, natuurlijk Hollandsch' en dat hij oog heeft voor kinderen. Ze signaleert ook dat de jongens uit de 'kleinen middenstand' komen en dat de jongens al vroeg de ernst van het leven leren kennen, doordat ze moeten helpen in de winkel. Het lijkt me dat alle kinderen van alle kleine zelfstandigen in die tijd bij moesten springen. Ze eindigt met:

De Vrouw, 22 decwmber 1909

Men was dus onversneden enthousiast over het boek van Thijssen. Het is nog steeds een aardig boek, maar zo bewonderend als men er indertijd over was, kan ik er niet over zijn. Misschien moet ik Pietje Bell gaan herlezen. In mijn herinnering zijn de deeltjes over deze held hilarisch, maar misschien valt dat wel tegen. Mogelijk was Thijssen echt heel goed. 

woensdag 12 augustus 2020

Jump Nr. 1

 

Vroeger waren strips bij voorbaat kinderlectuur. Strips moesten ook eigenlijk niet zo serieus genomen worden en ze hoorden bij de lage cultuur. Er waren waarschuwende stemmen, die beweerden dat het lezen van strips maar zou afhouden van het lezen van 'echte' boeken en nog meer slechte invloeden zou hebben. De Stripmaker des Vaderlands is nu juist actief om strips het onderwijs in te krijgen, juist in het kader van leesbevordering. 

Overijsselsch Dagblad, 5 mei 1948

De kinderen van toen zijn de (oudere) volwassenen van nu en de strips zijn meegegroeid met de verouderende doelgroep. Een groot deel van de striplezers is volwassen. 

Iets soortgelijks hebben we gezien in de popmuziek: die was bedoeld voor wie toen nog 'teenagers' werden genoemd. Ik herinner me een interview met een nog piepjonge Mick Jagger, die vertelde dat hij nog een paar jaar door zou gaan, maar dat het dan wel bekeken was. The Rolling Stones treden nog steeds op en ze hebben nog steeds publiek, net als bijvoorbeeld Bob Dylan. 

Bij de popmuziek zagen we ook een tegenbeweging. De top-40-muziek kreeg een jonger publiek. Het zal in de tijd van Britney Spears en The Spice Girls zijn geweest dat juist kinderen in de basisschoolleeftijd aangesproken werden door de nieuwe popmuziek. 

Jonge lezers

Het is goed dat er ook bij de strips recent aandacht is voor de jongere lezers. Een tijdje terug besprak ik het tijdschrift Brul! en nu is er alweer een nieuw stripmedium voor kinderen: Jump. De hoofdredacteur is een tienjarige jongen, Tim. Voor de buitenwereld lijkt dat misschien een publiciteitsstunt, maar Tim bemoeit zich wel degelijk met wat er in zijn tijdschrift komt. Bovendien verkeert hij in een omgeving met veel strips, kent hij er veel en  neemt hij zijn taak serieus. 

In het eerste nummer schrijft hij niet alleen het voorwoord, maar interviewt hij ook John Flanagan, schrijver van de reeks De grijze jager. Het interview is in stripvorm te lezen. Stripmaker des vaderlands, Margreet de Heer, combineert screenshots van het interview met tekeningen van wat er besproken is. Zo leest het interview een beetje als een strip. Het lijkt me dat op die manier een interview voor kinderen makkelijker te lezen is dan wanneer het alleen maar uitgeschreven is. 

Tim geeft ook tekentips. In dit eerste nummer legt hij uit hoe je een grijze jager moet tekenen. 

De naam van het tijdschrift is ontleend aan de gelijknamige strip van Charel Cambré. Dit eerste nummer start met een verhaal ('Zwijgen en trappen'), voorafgegaan door een interview van Tim met Cambré, en op de achterkant staat Jump als gag, een verhaaltje van een enkele pagina. Dat is intussen traditie bij veel tijdschriften. We hadden (en hebben) dat ook bij bijvoorbeeld Sjors en Eppo. 

Poster

Midden in het blad zit een poster met daarop de hoofdpersonages van Jump. Op de achterkant staan advertenties, zodat je toch alle strips overhoudt als je de poster eruit haalt. Meteen moest ik weer denken aan mijn jongenskamer, waarin niet alleen pop- en voetbalposters hingen, maar ook affiches van striphelden als Ringo en Guust Flater. 

Jump telt 48 pagina's, mooi, zwaar papier, goed gedrukt. De inhoud is een mix van oud en nieuw. Het album De koddige kater van Suske en Wiske wordt in afleveringen opnieuw gepubliceerd, maar wel voorafgegaan door een interview van Tim met Helena Vandersteen. Verder zullen bijvoorbeeld Boes, Kort en triest en Peer de plintkabouter voor sommigen oude bekenden zijn. 

Er zijn ook enkele strips die ik nog niet kende: Darius, de min-of-meer-prehistorische dinosaurus en Mythos. Maar ik ben dan ook geen kenner (wel een liefhebber) en misschien maak ik mij met vorige zin nogal belachelijk. 

Divers

De stijlen van tekenen zijn heel divers: van Margreet de Heer (Het dagboek van Stella) tot Hein de Kort (Jean Pierre). Het lijkt me zonder meer goed om kinderen in aanraking te laten komen met een diversiteit aan soorten strips en zo te laten zien dat je je niet in smaak hoeft te beperken. Verder heb ik de indruk dat de strips zowel voor jongens als meisjes aantrekkelijk zijn. 

Voor de volledigheid noem ik nog: Inspecteur Netjes, BeterMan, Timo, Beestjes, een puzzel en Frikken. Die laatste strip vond ik niet zo leuk, maar misschien denkt de doelgroep daar anders over. Verder wordt er in elk nummer een album voorgesteld in Jump's album van de maand. 

Jump is een mooi initiatief, waarvan we hopen dat het levensvatbaar zal blijken. Wie nieuwsgierig is geworden kan een jaarabonnement nemen of een proefabonnement (vijf nummers voor € 15,-).


dinsdag 11 augustus 2020

Huidhonger en andere ongemakken (Michiel van de Pol)

 

Wat doet een tekenaar ten tijde van corona? Tekenen! Tenminste, als je Michiel van de Pol bent. Van de Pol zoekt het vaak dicht bij huis. Wie hem volgt, ziet bijna elke dag een tekening voorbijkomen over het dagelijkse gepruts. Aan de basis ervan ligt altijd een scherpe observatie en Van de Pol heeft behoorlijk wat zelfspot, wat altijd prettig is. 

Ook in de coronamaanden tekende Van de Pol. Hij hield al tekenend een dagboek bij en daar is nu een boek van gemaakt, met de titel Huidhonger en andere ongemakken. Het begint met het uit huis gaan van een van de kinderen. Dat doet meteen denken aan Het lege nest, van Peter de Wit, maar Van de Pol heeft er slechts twee pagina's voor nodig. Er lijkt dan nog niet zoveel aan de hand in de wereld: ieder heeft zijn eigen zorgen en zorgjes.

Uitbraak

Maar in Brabant, niet zo ver van Tilburg, de woonplaats van Van de Pol breekt corona uit. De manier waarop de tekenaar reageert is kenmerkend voor zo'n beetje de hele Nederlandse bevolking: eerst dachten we het niet zo serieus te hoeven nemen, maar toen kwamen de beelden van de zieken in Italië. Maar het was nog steeds wennen. Iedereen herinnert zich premier Rutte die aankondigt dat er geen handen meer geschud worden en prompt Jaap van Dissel de hand drukt. 

De maatregelen gaan verder. Er is een soort verbondenheid omdat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Tegelijkertijd wordt er gehamsterd: veel mensen denken wc-papier nodig te hebben. Vanaf dan  begint Van de Pol zijn tekeningen te dateren, zodat we kunnen zien wat er wanneer gebeurde. Zo wordt er op 18 maart voor het eerst gesproken over 'groepsimmuniteit,' en op 23 maart hebben we de tekeningen over het weekend dat er mensen door het mooie weer naar het strand gaan, toch nog onbezorgd. 

Niet alleen het grote geheel

Van de Pol kijkt niet alleen naar het grote geheel, maar ook naar zichzelf. Hij constateert bijvoorbeeld dat hij zijn capuchon opdoet als hij naar buiten gaat en concludeert dat hij zich op die manier blijkbaar net iets veiliger voelt. Zo zullen anderen zich het eindeloze handenwassen herinneren en de rode handen die daarvan het gevolg waren. 

Juist de gewone dingen zijn kenmerkend en daar heeft Van de Pol een goed oog voor: de klusjes die hij in huis doet en de series waar hij naar kijkt op Netflix. Het mooie is dat hij dat ook weer met zichzelf in verband brengt. Zo kijkt hij naar Tiger King, totdat hij dat ineens zat is. De hoofdpersoon exposeert zichzelf op een troon, omringd door tijgers. Megalomaan, meent Van de Pol. Daar is niks mis mee, maar het is beter te pruimen als het ondersteund wordt door een van God gegeven talent. En dan tekent hij, vol ironie, zichzelf op een troon, als Comic King, omgeven door stripboeken. 

Innerlijke monoloog

Achteraf is er veel duidelijk, maar op het moment zelf zijn er verschillende stemmen die het oneens zijn met elkaar: deskundigen, politici, talkshowgasten. Dat stemt niet altijd gerust. Af en toe tekent Michiel daarom een bladzijde waarop hij op elke tekening naast zichzelf in bed ligt en een discussie met zichzelf heeft, hopend zo tot meer inzicht te komen. 

Troostposter

De titel van het boek verwijst naar de poster 'Huidhonger' die Van de Pol tekende. Doordat lichamelijk contact teruggebracht was tot een minimum gingen mensen dat contact missen: een handdruk, een knuffel, een vrijpartij - dat was nog alleen mogelijk in de kleinst mogelijke bubbel: bij huistgenoten. 

'Huidhonger' was een 'troostposter' van allemaal door elkaar kronkelende naakte lichamen. Het lichamelijke contact in de werkelijkheid kan niet meer, maar de verbeelding kent geen grenzen. 

De titel is niet helemaal origineel: er bestond al een documentaire met die titel en een boek van Bruno Müller-Oerlinghausen en Gabriele Mariell Kriegbis en ook een boek van Gemma Boormans en Esther Cohen, maar misschien was toen de poster van Van de Poll al verschenen. Mogelijk zijn er nog meer voorbeelden. Het woord werd in korte tijd populair.

Karakters

In de loop van het boek leren we de gezinsleden van Michiel beter kennen. Het zijn werkelijk karakters geworden, al heeft Van de Poll zich wel beperkt tot enkele kenmerkende karaktertrekken. Dat helpt de betrokkenheid van de lezer, die het idee krijgt dat hij leest over mensen die hij kent. 

De tekeningen zijn allemaal in vrij hoog tempo gemaakt. Daardoor gaat er wel eens wat mis, maar ook dat werkt grappig: Zo tekent hij zichzelf op de bank, maar de stand van de voet is net te hoog. Dan tekent hij er een hondje onder. En ook op de tekening aan het slot, van zijn zoon Cas heeft hij commentaar: het ene been lijkt langer dan het andere en zijn voeten zijn te groot. 'Alleen 't stopcontact achter hem is aardig gelukt,' concludeert Van de Pol, al dan niet vals bescheiden. 

Michiel van de Pol is een aardig oeuvre bij elkaar aan het tekenen. Zijn tekenstijl is direct herkenbaar, de humor is nooit ver en vaak hebben de verhalen persoonlijke trekjes. Liefhebbers van zijn werk zullen dan ook blij zijn met dit coronadagboek. Maar ik kan me voorstellen dat ook degenen die nog nooit van hem gehoord hebben dit boek als documentatie willen hebben: kijk, zo was het in 2020. En nu maar hopen dat dit een uitzonderlijk jaar en dat we niet aan de huidhonger of de andere ongemakken hoeven te wennen. 

Huidhonger en andere ongemakken, tekst en tekeningen Michiel van de Poll. Uitgever: Scratch, 2020, 136 blz. € 24,90. Hardcover. 

Eerdere recensies op Bunt Blogt:

Scherpschutters

Spotters

De gevoelige mannenclub



De dag dat ik mijn naam veranderde (Bibi Dumon Tak)

 

Anna's jongere zus Lize sterft. Tot het einde toe heeft Anna haar en haar twee zoontjes verzorgd. Maar als ze overleden is, moet het testament uitgevoerd worden en dat is een heel gedoe. Het betekent ook dat Anna de kinderen van Lize, Remy en Misha, niet meer mag zien. Dat heeft de vader van de kinderen bepaald. 

Dat is zo'n beetje het begin van De dag dat ik mijn naam veranderde van Bibi Dumon Tak. Achter op het boek lezen we dat deze roman is 'geworteld in een waargebeurde familiegeschiedenis.' Maar het boek is een roman en als zodanig moeten we het lezen. 

Huwelijk

Lize heeft een huwelijk achter de rug met een man die alles onder controle wilde houden. Dat betekent dat ze weinig vrijheid had. Bovendien was hij bezeten door het idee dat alles eerlijk verdeeld moest worden. Daarbij had een moeder volgens hem altijd al bij voorbaat voordeel: zij had het kind immers negen maanden mogen dragen. Van de borstvoeding eiste hij dan ook de helft van de voedingen op: dan moest Lize kolven. Daarbij kon hij niet alleen dominant, maar ook gewelddadig zijn. 

Toen het huwelijk eenmaal was ontbonden moest ook elke afspraak zwart op wit gezet worden, tot aan de stand van de tondeuse die de kapper op de kinderhoofden zette. 

In het begin van de roman krijgen we veel van de voorgeschiedenis te weten. Anna en Lize en hun broer zijn kinderen van gescheiden ouders. Vader woont in een arbeidershuisje in Zeeland. Lize is slechthorend en gaat naar het speciaal onderwijs, maar door volharding krijgt ze het voor elkaar om goed te leren praten en om een studie succesvol af te ronden. 

We krijgen ook te horen hoe aan de naam van de familie ooit een Franse naam werd toegevoegd. Dat doet wel erg denken aan het Dumon in Dumon Tak. Er zijn nog maar weinig mensen die deze naam dragen. Toch overweegt Anna om haar naam te veranderen. 

Namen

Namen zijn belangrijk in deze roman. De eerste zin is: 'Ik hoorde mijn naam noemen' en lange tijd wordt de naam van de ex-man van Lize niet genoemd. Hij wordt steeds aangeduid als 'de man wiens naam ik niet zal noemen, met daarachter een vervloeking, zoals: 'mogen de hoofdluizen van alle werelddelen zich vermenigvuldigen op zijn kruin.' Dat is grappig, maar ik werd het ook wel eens zat, als ik voor de vijfde keer op een bladzijde zo'n vervloeking had gelezen. 

Blijkbaar denkt Anna de man te kunnen treffen als ze zijn naam niet noemt, maar door steeds te zeggen dat ze die naam ongenoemd laat, maakt ze die eigenlijk alleen maar belangrijker. Later, als ze besluit dat ze toch meer aandacht moet geven aan zijn kant van het verhaal, noemt ze zijn naam wel: Juliano. En later weer niet. Dan spreekt ze van 'de man wiens naam ik niet meer zal noemen' en ten slotte van 'de man wiens naam ik nooit ofte nimmer meer zal noemen.'

Anna mag de kinderen, met wie ze zoveel heeft opgetrokken, niet meer zien. Dan komt ze erachter dat de kinderen nog wel naar hun opa gaan en dat alle mannen van de familie (inclusief haar broer) daar aanwezig zijn. Anna en haar moeder zijn daarbij niet welkom. Dat is het moment waarop ze besluit dat ze niet meer bij die mannenfamilie wil horen en ze gaat onderzoeken of ze haar naam kan wijzigen. 

Het feit dat die mogelijke naamsverandering in de titel terugkomt, duidt erop dat het gebrek aan loyaliteit in de familie als erger ervaren is dan de bepaling van Juliano dat Anna de kinderen niet meer mag zien. 

Intussen gaat ze praten met Stien. Het zijn gesprekken die heilzaam zijn en haar nieuwe inzichten verschaffen. Ze wil in ieder geval af van haar vervloekende gedachten over Juliano. Ze zegt dat ze niet wil leven 'met vuurwapens in haar hoofd.'

Verteller

In het hele boek is Anna de verteller. Soms vertelt ze (aan de lezer) wat er gebeurd is, soms spreekt ze Lize aan. Uiteindelijk blijkt een deel van het boek bedoeld als afscheid van Lize. Tegen het einde kan ze schrijven: 

Lize, het is bijna gedaan, bijna klaar voordat ik afscheid van je neem. Nog even volhouden. Ik beloof je dat ik je daarna zal laten gaan.

De eerste helft van het boek is het boeiendst. We krijgen inzicht in een huwelijk met een nogal vreemde man, in de ziektegeschiedenis van Lize en in de familiegeschiedenis. Je krijgt bewondering voor Anna, die het al die tijd volgehouden heeft - niet alleen bij het huwelijk en de ziekte van haar zus, maar ook daarvoor al als kind, waarbij ze het ook nogal voor de kiezen heeft gehad. Tot aan een oom toe die haar wel naakt wilde zien en een man die haar in de bosjes trok. 

Vader

Mooi is hoe de vader wordt getekend. Ergens schrijft Dumon Tak dat hij voor Anna misschien meer een oudere broer dan een vader is. Hij wordt getekend met al zijn fouten en toch ook liefdevol. 

In de tweede helft is de vaart een beetje uit de roman. Vooral het hoofdstuk waarin behandeld wordt welke gronden voor naamsverandering er zijn, was naar mijn beleving veel te lang. De metaforen, van de scherven en de pannenkoek, waarop ik nu even niet inga, voegden niet zo veel toe, maar ze kwamen wel steeds terug. 

Misschien dat de eerste helft beter is, doordat de woede op Juliano wordt afgewisseld met scènes uit het verleden, waardoor het evenwichtiger oogt. Door die afwisseling is het verhaal ook interessanter. 

De dag dat ik mijn naam veranderde heb ik met plezier gelezen, maar niet elk deel van het boek is even sterk. 

maandag 10 augustus 2020

Luc Orient, Alle avonturen deel 3 (Eddy Paape / Greg)

 

De meeste verhalen van Luc Orient heb ik niet meteen bij verschijnen gelezen, toen ze werden gepubliceerd in het week Kuifje. Ook de albums, die later verschenen, kocht ik niet meteen.Als ik mij goed herinner, heb ik ze tweedehands aangeschaft, ook vanwege de omslagen door William Vance. Avonturen van Bob Morane, Bruno Brazil en Bruce J. Hawker kocht ik ook, mede om die reden. 

Jaren zeventig

Toch associeer de verhalen van Luc Orient met mijn jeugd en ik lees ze dan ook met een zekere nostalgie. Dat het verhalen zijn uit de jaren zeventig merk je aan bijvoorbeeld het roken: Luc Orient steekt wel eens een sigaret op en professor Kala rookt pijp, ook als hij in het ziekenhuis bij Luc aan het bed zit. 

Ik lees dat in het derde deel van de integrale uitgave van de avonturen van Luc Orient. Daarin zijn opgenomen: De krater van tovenarijen (1974), Het legioen van verdoemde engelen (1975) en 24 uur voor de planeet Aarde (1975). Niet alleen het roken doet erg aan als jaren zeventig, maar bijvoorbeeld ook de geringe beschikbaarheid van telefoons. 

In het eerste avontuur is er een meteoriet ingeslagen in een klein dorpje. In het dorpje zijn maar twee telefoons. De pers komt erop af, maar wordt niet toegelaten tot het dorp. Zo gauw er iets bekend is, haasten de journalisten zich naar de dichtstbijzijnde telefooncel om het nieuws door te bellen. Vreemd is dat daarna niets meer van de journalisten vernomen wordt. Hebben ze de belangstelling verloren? Dat zou sterk zijn. 

Spannend

De krater van tovenarijen is overigens wel een spannend verhaal. Uit de krater, die gevormd is door de inslag walmen dampen omhoog, die een halucinerende werking hebben. Hebben we hier te maken met een inval van buitenaardse wezens? Veel lijkt daarop te wijzen, maar er zijn ook aanwijzingen dat mensen de hand hebben in de aanslagen. Een konvooi van enkele laboratoriumwagens wordt getroffen door een lawine die door mensenhand veroorzaakt lijkt te zijn. Scenarioschrijver Greg weet de spanning goed op te voeren, maar de ontknoping gaat erg snel. 

De spanning wordt wat dikker aangezet door de lettering, waarin zwaar beladen uitspraken groter en vetter worden afgedrukt: 'Er lopen onzichtbare vijanden rond in Sargoris!!' En af en toe horen we ineens de stem van een alwetende verteller: 'En een zwaardere beproeving dan je denkt, Luc Orient...' Voor mijn gevoel was het niet nodig om op die manier te benadrukken dat we te maken hebben met een spannende situatie. Ook de titels van de albums doen nogal kitscherig aan. Zeker die van de eerste twee hier opgenomen albums zouden nu niet meer gebruikt worden, hoop ik. 

Oersterke baby's

Ook het tweede verhaal heeft een intrigerend gegeven: op verschillende plaatsen op aarde blijken er oersterke baby's te zijn. Wie zit hierachter? Natuurlijk gaat het team van professor Kala het uitzoeken. Luc redt nog op het nippertje een baby, waarbij hij wel heel onnatuurlijk over de rand van het dak hangt. Het is een positie die zelfs voor een atletisch persoon als onze held moeilijk vol te houden lijkt. 

In dat team hoort ook Toba, maar die krijgen we in deze drie verhalen niet in beeld. Zijn naam wordt slechts een enkele keer genoemd. Kala, Luc en Lora zijn steeds de belangrijke personages. 

In het derde verhaal is er iemand die aangeduid wordt als 'De Verwoester'. Hij kondigt aan dat hij binnen vierentwintig uur zal toeslaan. Eerst doet hij dat op kleine schaal, maar er wordt een aanslag gevreesd waarbij de hele aarde gevaar loopt. Het gevaar blijkt niet van aardlingen af te komen. 

Deze drie verhalen spelen zich af op de aarde. In eerdere albums zagen we Luc ook in actie op de planeet Terrango. Wel zit er duidelijk een science-fictionkant aan al deze verhalen. Steeds neemt het verhaal de lezer goed mee. Wel blijft het echt een avonturenverhaal, dat psychologisch verder niet zo diep gaat. Maar de verhalen zijn leuk om te lezen. 

Interview

De tekenaar, Eddy Paape, kreeg nauwkeurige aanwijzingen, lezen we een interessant interview met Greg dat in het dossiergedeelte is opgenomen. Paape wilde dat ook. In het interview gaat Greg verder in op het vermeende racisme in sommige verhalen van Olivier Blunder en op de morele problemen die Bruno Brazil krijgt met zijn missies. Het interview, door Willem van Helden, dateert van 1977. 

De tekeningen van Paape zijn aardig, al valt hij vaak terug op dezelfde soort gezichten en de meeste haardossen bestaan uit dik krullend haar. Expressie in de gezichten was niet zijn sterkste kant. Maar verder kan het tekenwerk nog wel mee. 

Val Sparkling

Aan het eind krijgen we een extraatje: een strip over kapitein Val Sparkling en zijn team. De strip is gemaakt om een frisdrank te promoten: Valfruit Pompelmoes. Indertijd was de aanbeveling: 'met fruitsap & zuiver suiker, zonder kleurstoffen.' Ik denk dat 'zuiver suiker' nu geen klanten meer trekt. De inhoud van de strip heeft overigens niets te maken met de frisdrank, wel met het belang van drinkwater. 

Luc Orient is nog steeds een aardige strip. De verhalen zijn spannend en houden de lezer gemakkelijk vast. Ik had deze drie avonturen ooit al eens gelezen, maar bij herlezing zat ik er meteen weer net zo in. De uitgave is verder prettig: goed afgedrukt, op papier dat herinnert aan dat van de vroegere albums en hardcover natuurlijk. Er zullen nog steeds liefhebbers voor zijn, neem ik aan. 

Titel: Luc Orient, Alle avonturen deel 3

Scenario: Greg

Tekeningen: Eddy Paape

Uitgever: Sherpa

Haarlem 2020, 176 blz. hardcover; € 29,95

Ook bij Luc Orient zijn mondkapjes niet altijd afoende


Naima El Bezaz (1974 - 2020) overleden


Naima El Bezaz is overleden. Het bericht overviel me.  

Nietsvermoedend opende ik zaterdagochtend de pagina van Tzum, om te zien of de nieuwste roman van Fleur Bourgonje daar besproken was en toen zag ik het bericht van het overlijden van El Bezaz. De brenger van het droeve nieuws was Abdelkader Benali, die dat deed in twee tweets. In berichten die volgden (bijvoorbeeld bij de NOS en de Telegraaf) werd slechts het eerste van die tweets geciteerd, die halverwege een zin ophield. Haastwerk, vermoedelijk. 

Naima El Bezaz werd 46 jaar oud. Ze heeft met haar werk behoorlijk wat ophef veroorzaakt en heeft ook altijd moeilijk geleefd, in een leven waarin haar van tijd tot tijd depressies overkwamen. Na 46 jaar werd dat leven blijkbaar te zwaar. 

Debuut

In 1995 debuteerde El Bezaz met de korte roman De weg naar het noorden. Het boek staat niet in mijn boekenkast, zie ik. Mogelijk heb ik mijn exemplaar mee naar school genomen om het op te nemen in de klassenbibliotheek. 

Wanneer las ik het boek? Niet meteen in 1995, vermoed ik, maar ook niet heel lang erna. Toen het in een scholierenreeks verscheen (1998?) had ik het al gelezen. Ik heb het ook veelvuldig aan jongeren aangeraden. 

In De weg naar het noorden wordt de onmachtige situatie van een migrant geschetst die illegaal in Europa verblijft. Hij wordt uitgebuit en kan daar niets tegen doen, omdat hij daartoe niet in de positie is. Altijd dreigt hij verraden te worden. 

Waar het allemaal op uitloopt, lees je in het slot van het boek. Wie de epiloog gelezen heeft, snapt wat er aan de hand is in de proloog. 

De weg naar het noorden is maar een dun boekje, maar het is wel een belangrijk boek. Ten eerste omdat het door veel (jonge) mensen gelezen is. Het boek zal ongetwijfeld mensen aan het denken hebben gezet. Ten tweede omdat het over een onderwerp gaat waarin daarvoor nog niet zo veel geschreven was in de Nederlandse literatuur. 

Heftige reacties

Het boekje zat goed in elkaar en was helder geschreven. Toch bracht mij dat er niet toe om haar volgende boeken te lezen: Minnares van de duivel (2002) en De verstotene (2006). Die riepen beide heftige reacties op. De verhalen in Minnares van de duivel waren vrijmoedig op het gebied van de erotiek. Zowel uit het orthodoxe christendom als de orthodoxe islam werd gereageerd, zeker nadat El Bezaz zich uitgesproken had in een tv-programma. 

In De verstotene verkent de hoofdpersoon zowel de heteroseksuele als de homoseksuele liefde. Uiteindelijk wordt ze zwanger van een Joodse man. Ook nu kwamen er bedreigingen binnen. Indertijd zijn ze mij ontgaan. Blijkbaar was ik met andere dingen bezig, las ik andere boeken, andere schrijvers. 

In 2008 verscheen Het gelukssyndroom. Layla is obsessief op zoek naar het geluk, maar glijdt weg in een depressie. Ongetwijfeld zit er veel van de schrijfster in dit personage, maar El Bezaz heeft fictie gemaakt van haar leven. Soms kun je via de verbeelding de werkelijkheid beter overbrengen dan wanneer je alleen de feiten geeft. 

Vinexvrouwen

In 2010 verscheen Vinexvrouwen en in 2012 Meer vinexvrouwen. Naima El Bezaz tekende hierin de mensen in de wijk waarin ze woont. Ze sprak daar ook over op tv. Het was haar bedoeling, zei ze, om de witte mensen vanuit vooroordelen te beschrijven, zoals ook vaak gebeurt met mensen met een migratieachtergond. 

Dat veroorzaakte ophef, doodsbedreigingen zelfs. Dat is natuurlijk naar, maar aan de andere kant zocht El Bezaz ook de aandacht. Welke aandacht dan ook. Dat bleek uit een documentaire, die ik niet eens zo lang geleden zag. 

Beide boeken heb ik niet gelezen. Ik had het idee dat ze literair niet zo interessant waren. Sociologisch mogelijk wel. Binnen het oeuvre passen deze boeken wel. El Bezaz was vaak aan het uitzoeken welke positie ze nu had, tussen witten, tussen gelovigen en ongelovigen, tussen hetero's en homo's, tussen vinexbewoners. Je zou daarbij enige onzekerheid kunnen vermoeden, maar ze leek vaak juist zeker van zichzelf en ze kon overtuigend ruziemaken. Maar misschien is dat ook een manier om om te gaan met onzekerheid. 

Laatste roman

In dienst bij de duivel (Ik heb steeds de neiging om te typen In dienst van de duivel) verscheen in 2013. Ik schreef erover in 2019. Dat kun je hier lezen. Het gaat over een schrijfster die bij een glossy gaat werken. Het boek leest aardig door, maar het is geen goede roman. Het zou de laatste roman zijn die El Bezaz publiceerde. 

Rond de tijd dat ik schreef over In dienst bij de duivel heb ik nog een tv-item over de schrijfster bekeken. Ik kan niet meer terugvinden wat dat geweest moet zijn. Wel herinner ik mij haar moeite om haar leven aan de gang te houden, het zoeken van de controverse en daar dan weer de gevolgen van moeten dragen. 

Naima El Bezaz is er niet meer. Wat zal er van haar oeuvre overblijven? In ieder geval haar debuut, vermoed ik, al wordt het op dit moment minder vaak op scholen gelezen dan twintig jaar geleden. Ze zal ook wel bekend blijven vanwege haar boeken over vinexvrouwen, maar ik weet niet of mensen die nog gaan lezen. Ik vrees van niet. 


(De foto van Naima El Bezaz is welwillend afgestaan door de fotograaf, Friso Keuris, bij wie ook het copyright berust).