dinsdag 30 december 2014

De beste poëzie van 2014


Net als in 2013 en 2012 kijk ik terug naar de poëzie die ik afgelopen jaar heb gelezen. Dat was niet genoeg om er een echte top-10 van te maken. Anders had ik bundels op moeten nemen, waar ik toch niet voluit enthousiast over kan zijn. Maar tot acht stuks kwam ik wel:

1. Leo Vroman, Die vleugels (recensie)
2. Hannah van Wieringen, hier kijken we naar (recensie)
3. Judith Herzberg, 111 Hopla’s (recensie)
4. Armando, Stemmen (recensie)
5. Johanna Geels, Wildberichten (recensie)
6. Hélène Gelèns, applaus vanuit het donker (recensie)
7. Annemieke Houben, Vieze liedjes uit de 17e en 18e eeuw (recensie)
8. Hans Tentije, Gissingen gebeurtenissen (recensie)

Het boek van Annemieke Houben hoort hier eigenlijk als dichtbundel niet tussen, maar ik heb zo van de liedjes genoten, dat ik het boek niet uit de lijst kon laten. Een boek waar ik een beetje mee zit is de biografie die Rutger Vahl van Cornelis Vreeswijk schreef. Dat is natuurlijk geen poëziebundel, maar er zijn veel teksten van Vreeswijk opgenomen. Daar heeft Vahl veel aandacht aan besteed. Alsnog en alweer aanbevolen. 



maandag 29 december 2014

De beste strips van 2014



Vorig jaar publiceerde ik hier een lijstje met wat ik toen de beste 'beeldromans' van 2013 noemde. Ik wilde het woord 'graphic novel' vermijden. Een jaar ervoor had ik net zo'n lijst gemaakt voor 2012, waarbij ik me ook nog vergiste, zodat er een aanvulling nodig was. Deze keer heb ik de boeken in het lijstje maar gewoon 'strips' genoemd.

Alle boeken in het lijstje hieronder heb ik gelezen tussen begin december 2013 en nu. Ik heb alleen vrij recente strips opgenomen, wat niet wil zeggen dat alle strips uit 2014 zijn. Maar strips die ouder dan een paar jaar waren, heb ik weggelaten. Pas dit jaar las ik bijvoorbeeld MW van Osamu Tezuku, maar het is al wat ouder, vandaar dat het ontbreekt.

1. Manu Larcenet, En nu maar hopen dat de boeddhisten zich vergissen. Blast 4. (recensie)
2. Roelof Wijtsma, Doolhof van Eeden (recensie)
3. Aimée de Jongh, De terugkeer van de wespendief (recensie)
4. Robert van Raffe, Zonder filter (recensie)
5. Shamisa Debroey, Verdwaald (recensie)
6. Vranckx/Strzelecki, De gierenclub (recensie)
7. Trondheim/Bonhomme, Omnivisibilis (recensie)
8. Henrik Rehr, Gavrilu Princip (recensie)
9. Porcel/Zidrou, Folies Bergère (recensie)
10. Leela Corman, Meideles (recensie)

Ook vorig jaar al stond Manu Larcenet op de eerste plaats; het jaar ervoor werd hij nummer drie (na Habibi van Craig Thompson en Binnenskamers van Tim Enthoven). De serie Blast  is van uitzonderlijk hoog niveau. 

Datzelfde vind ik van Doolhof van Eeden van Roelof Wijtsma. Met bijzonder weinig tekst krijgt hij de lezer mee op de zoektocht naar een verloren paradijs. 

De andere strips zullen wel verwisselbaar van plaats zijn. Is het boek van Aimée de Jongh beter dan dat van Robert van Raffe? De aanstellerij van Van Raffe staat mij wat tegen, maar dat is nu juist deel van de thematiek, dus hierin is mijn oordeel niet eerlijk. Uiteindelijk heb ik gekozen op wat er van elk boek is blijven hangen.

Er zijn weer een paar boeken net buiten het lijstje gevallen, dat is nu eenmaal niet te voorkomen. Tom Poes en de Paskaart bijvoorbeeld en Kop en staart, van Catherine Lewis (te weinig een strip) en ook De vreemdeling, de versgtripping van een boek van Camus. Uiteindelijk heb ik de keuze gemaakt voor de tien in het lijstje. 

Een mens kan niet alles laten. Ongetwijfeld zijn er meer goede strips verschenen, maar die heb ik niet gelezen. Misschien komt dat nog. Panter  van Brecht Evens ga ik in ieder geval nog lezen. 
















zondag 28 december 2014

De beste romans van 2014


Al een paar jaar maak ik begin december lijstjes van de beste boeken die ik in het jaar ervoor gelezen heb en zelfs een lijstje van de beste boeken die ik niet heb gelezen. Voor de romans maakte ik in 2013 deze lijst in 2012 deze.

Dit jaar kwam het er begin december niet van, maar dat ga ik alsnog goedmaken. Eerst maar eens de romans. Van de boeken die ik vorig jaar opnam in de lijst met de beste nog niet door mij gelezen boeken uit 2013 heb ik er afgelopen jaar drie gelezen. Ze staan allemaal in het lijstje hieronder.

In dat lijstje komen ook boeken voor die al wat ouder zijn, maar die ik in 2014 pas gelezen heb. Strikt genomen behoren ze niet tot de beste boeken van 2014, maar wel tot de beste boeken van mijn 2014.

1. Ilja Leonard Pfeijffer, La superba  (recensie)
2. Jeroen Brouwers, Het hout (recensie)
3. Tomas Lieske, Door de waterspiegel (recensie
4. Margriet de Moor, De schilder en het meisje (recensie)
5. Niña Weijers, De consequenties (recensie)
6. Marente de Moor, De Nederlandse maagd (recensie)
7. Bert Wagendorp, Ventoux (recensie)
8. Joost de Vries, De republiek (recensie)
9 Jan Brokken, De vergelding (recensie)
10. Gijs IJlander, Vergeef ons onze zwakheid (recensie)

De eerste drie zijn voor mij onomstreden. Ik heb in mijn kennissenkring al heel wat reclame gemaakt voor het boek van Pfeijfer. Het boek steekt met kop en schouders boven de rest uit. Voor zover ik weet, heeft het boek goede kritieken gekregen en dat is terecht. 

Datzelfde geldt voor het boek van Brouwers, maar ik herinner me niet dat er luid gejuicht is voor Tomas Lieske, hoewel Door de waterspiegel een gedurfd boek is, waarin de schrijver over allerlei grenzen gaat. Prachtige roman. 

Bij de rest van de boeken heb ik wat zitten schuiven, zonder dat ik helemaal tevreden over de volgorde was. Uiteindelijk heb ik besloten het maar zo te laten, al zou misschien Marente de Moor wel op plaats 4 moeten en Margriet de Moor op 6. Die laatste heeft vorig jaar alweer een boek geschreven, maar dat heb ik nog steeds niet gelezen. Ik raak achter. 

Aan de volgorde van de laatste zeven romans hecht ik niet zo. De boeken van bijvoorbeeld Joost de Vries en Bert Wagendorp zijn moeilijk met elkaar te vergelijken. Beide boeken zullen mij bijblijven. 

De vergelding van Jan Brokken is geen roman, al gebruikt Brokken wel technieken van de romanschrijver. Ik heb het toch maar opgenomen in deze lijst. Maar wat moet ik met Een makelaar in Pruisen van Nicole Montagne (recensie) en (maar dat is ook heel wat ouder) het prachtige boek van Wiepke Loos over Gerard Bilders en Johannes Kneppelhout (recensie). Ik vond dat ze niet in dit lijstje pasten, maar ik wil ze toch genoemd hebben. 

Binnenkort meer lijstjes: van de nog niet gelezen boeken, van poëzie en van strips.

zaterdag 27 december 2014

De republiek (Joost de Vries)


Van sommige boeken vind ik dat ik ze moet lezen, maar komt het er gewoon niet van. Van sommige auteurs ook. Zo heb ik nog nooit een boek gelezen van Christiaan Weijts, Kees 't Hart of Elvis Peeters, terwijl ik dat wel zou willen doen en eigenlijk al gedaan zou willen hebben. Maar ik heb de boeken van deze auteurs nooit in huis gehaald en altijd liggen er boeken op mijn stapel die eerst gelezen willen worden.

Joost de Vries is zo'n auteur; De republiek is zo'n boek. Het is van diverse kanten geprezen en het kreeg de Gouden Uil. Ongetwijfeld heb ik indertijd de recensies gelezen. Het enige wat me bijgebleven is, is dat het een goed boek is. Niet waarover het gaat.

Voor degenen bij wie de inhoud van De republiek ook weggezakt is: de hoogleraar Josip Brik is overleden (net als Chet Baker, door uit het raam van een hotel te vallen). We leven mee met zijn vertrouweling Friso de Vos, die moet toezien hoe bij de publiciteit rond het overlijden ene Philip de Vries de aandacht krijgt waarop Friso recht meende te hebben. Hij doet er alles aan om Philip verdacht te maken.

Josip Brik houdt zich bezig met Hitlerstudies en Friso de Vos is hoofdredacteur van een blad dat zich daar geheel aan wijdt, De slaapwandelaar. Op instigatie van Brik reist hij bijvoorbeeld naar Chili om daar mensen te bezoeken die de naam Hitler dragen. Zijn relatie met Pippa (die Brik ook goed kent) is net achter de rug, maar door Briks overlijden (en een ziekte die Friso oploopt) trekken ze toch weer samen op.

Met veel plezier heb ik De republiek gelezen. De Vries is iemand met een heldere stijl en hij kan goed beelden oproepen. Dat doet hij vaak door treffende vergelijkingen. Over politieagenten: 'Een van hen droeg een zwart machinegeweer op zijn borst alsof hij een pasgeboren kind aan het voeden was'. Dat zie je meteen voor je.

Of deze, over congresgangers:
Het viel me op hoeveel andere mensen alleen waren. Vooral mannen, je zag ze in de menigte nauwelijks staan, maar ze waren er. Ze stonden gewoon een beetje te staan, met naamstickers op hun revers geplakt waar net zo goed op kon staan naar welk dagverblijf ze gebracht moesten worden als ze hun moeder kwijt waren. 
De beelden zijn effectief en bovendien zo gekozen dat ze je doen glimlachen. Ook dat houdt het lezen aangenaam.

Je kunt goed meeleven met de hoofdpersoon, Friso de Vos, maar De Vries speelt niet in de eerste plaats de kaart van de emotie. Hij heeft een ingehouden toon en vraagt meer om de gedachtegang te volgen dan om je mee te laten slepen. Ik had een soortgelijke ervaring bij het lezen van De Nederlandse maagd van Marente de Moor, al broeit daar voor mijn gevoel meer.

Omdat het perspectief voortdurend bij Friso ligt, moet je wel met hem meeleven. Maar Friso doet dingen, waarvan je voorvoelt dat ze niet deugen of dat ze verkeerd moeten aflopen, wat je als lezer in een ongemakkelijke positie brengt. Geheel andersoortige auteurs als Renate Dorrestein en Maria Stahlie kunnen dat ook.

Eigenlijk staat me dat wel aan. Romans met hoofdpersonen die keurig deugen, zijn eigenlijk nooit interessant. Door het gedrag van Friso rijzen er ook vragen op over het thema identiteit. Friso geeft zich verschillende keren voor Philip uit. Ze blijken dan ook erg op elkaar te lijken.

Wie ben je, als je jezelf een andere naam geeft? Word je daarmee ook die ander? In hoeverre is de ander van jezelf te onderscheiden? Die consequenties van het aannemen van een naam werden al voorbereid door de gesprekken die Friso had met mensen in Chili die de naam Hitler dragen. Leeft Hitler nog een beetje door, als zijn naam er nog is?

Brik is het grootste deel van het boek afwezig. Hij is immers overleden. Toch is hij de zon waarom de planeten Friso en Philip draaien. Aan hem lijken ze hun identiteit te ontlenen. Maar zijn ze van zichzelf wel iemand? De sterren op het gebied van de Hitlerstudie bestaan ook alleen maar doordat Hitler er ooit geweest is. Ze blijven dus van Hitler afhankelijk.

De titel verwijst naar het wegvallen van Brik. Als de koning dood is, wat blijft er dan over? Brik heeft ooit aan Friso gevraagd of die zijn dauphin is of zijn Robespierre. 'En als we geen dauphins waren, wat bleef er dan nog over?'

Er zullen verschillende manieren zijn om De republiek te lezen. Ik heb het boek gelezen als een roman die vragen stelt over identiteit. Of dat een gedachtespel is of ernst is moeilijk uit te maken. Het boek heeft ongetwijfeld een speelse inslag, zoals Friso  misschien als een uit de hand gelopen geintje de identiteit van Philip aanneemt. Maar wat voor gevolgen heeft het voor hemzelf? Kunnen wij spelen met onze identiteit zonder te veranderen? Kunnen we onze identiteit kiezen?

De republiek is een goed boek, een rijk boek, maar het blijft voor mij wel erg hangen in het hoofd. Daardoor kon ik er wel van genieten, maar overweldigde het me niet, zoals bijvoorbeeld Het hout van Brouwers dat wel deed. Ik denk dat De Vries nog meer kan. Hij zal in de toekomst van maniertjes af durven stappen, grotere helderheid aandurven. We gaan meer van hem horen.

woensdag 24 december 2014

Mexicana (deel 1)


De cover van het eerste van de drie delen van Mexicana schudt de associaties al wakker. De hoofdkleur is oranje, het landschap ziet er desolaat uit. We nemen aan dat het warm is. En stoffig, want de man die op ons af loopt trekt wolkjes stof achter zich aan. Het is een politieman; zijn auto staat op de achtergrond. Een stoere man, alleen. De letters van de titel boven hem zijn een beetje aangetast en dat vinden we logisch. De man lijkt ons niet iemand bij wie alles gladjes verloopt. Er zullen wel wat scherpe randjes aan hem zitten.

Als iemand zo getekend wordt, is het niet moeilijk meer om je met hem te identificeren. Het zou zomaar een held kunnen zijn, een eenzame strijder tegen het kwaad. Maar de scenaristen Mars & Matz hebben ervoor gezorgd dat het wat ingewikkelder is.

De man die we zien lopen is Emmett Gardner, lid van de Amerikaanse grenspolitie, wiens werk het is drugs- en mensensmokkel tussen Mexico en Amerika in te tomen. Tijdens zijn werk wordt hij gebeld: zijn zoon Kyle is opgepakt. Emmett betaalt de borgsom en neemt hem mee.

Kyle zit in de problemen. Hij is in contact gekomen met de drugsbaas Angel Moreno, voor wie hij klusjes opknapt. Als Angel erachter komt dat Kyles vader bij de politie is, krijgt hij een zware opdracht om zijn loyaliteit te bewijzen. Als hij het niet doet, zal hij uit de weg geruimd worden.

Emmett probeert zijn zoon te helpen en beseft dan pas wat hij gedaan heeft. Voor hij het weet, zit hij ook tot zijn nek in de problemen.

Mexicana is met dit eerste deel goed begonnen. In de klassieke tragedie behelst het eerste bedrijf de expositie: we leren de situatie kennen. In het tweede bedrijf krijgen we de intrige: de gebeurtenissen komen op gang en verknopen zich. Ik heb het idee dat we die twee delen aan het eind van dit deel van Mexicana gehad hebben. Dan komen nog de climax, de catastrofe en de peripetie. Als we dat klassieke stramien tenminste volgen.

Hoe dan ook: het spel is op de wagen, de gebeurtenissen zijn goed op gang. Wij willen wel weten hoe dat verder verloopt. Het zijn natuurlijk niet alleen de problemen die het verhaal voortstuwen. Intussen zijn we ook gaan meeleven met Emmett, een bezorgde vader, waardoor hij wel moet deugen. Maar als geharde politieman schrikt hij niet terug voor geweld en hij kan zomaar iemand omleggen. Een gecompliceerd figuur dus. Een prima personage.

De tekeningen van Mezzomo staan mij wel aan. Ze hebben iets grofs, maar zijn ook krachtig. Die robuuste tekeningen sluiten goed aan bij het verhaal: geen fijnzinnigheid, maar trefzekerheid. Dat zal niet naar ieders smaak zijn, maar mij bevalt dat goed.

Mexicana is een stevige strip en daar zijn ongetwijfeld liefhebbers voor. Ik kijk in ieder geval uit naar het volgende deel.

Mexicana deel 1
Scenario: Mars & Matz
Tekeningen: Mezzomo
Uitgeverij: Glénat
hardcover, 48 blz. € 15,95

dinsdag 23 december 2014

De oorlog van de Lulu's


















Er zijn veel manieren om een strip te maken over de Eerste Wereldoorlog. Ivan Petrus Adriaenssens tekent bijvoorbeeld een soort verhalende documentaires (kijk hier en hier). Hij doet dat op een indrukwekkende manier, maar er zijn natuurlijk ook heel andere manieren om die tijd op te roepen.

De scenarioschrijver Régis Hautière doet het anders. Hij begint met een verteller die terugkeert naar zijn verleden, wat een beproefd recept is. Denk maar aan De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst. De verteller rijdt met zijn auto het Franse plaatsje Valencourt binnen. Er zijn veel dingen veranderd, maar hij weet nog hoe het vroeger was. En dan krijgen we natuurlijk het verhaal van vroeger te horen, dat begint in 1914.

Wie die verteller is, wordt overigens niet duidelijk. Is het een van de Lulu's? Dat zijn vier belhamels die in het plaatselijke weeshuis wonen. Hun bijnaam danken ze aan het identieke begin van hun naam: Lucien, Lucas, Luigi en Ludwig. Het zijn ruwe bolsters, met een blanke pit: altijd uit op avontuur, lastig voor degenen die hen onder controle moeten houden, maar ze deugen.

Als de Duitsers via België Frankrijk binnenvallen, moet het weeshuis halsoverkop geëvacueerd worden. De Lulu's zijn op dat moment in het bos en ze gaan niet mee. Later voegt zich een meisje bij hen, ook een Lu: Lucy.

De Lulu's moeten op eigen kracht zien te overleven, wat nog niet zo gemakkelijk is. Op een gegeven moment stuiten ze op een Duitse soldaat, Hans, die door alle ellende die hij heeft meegemaakt besloten heeft om de oorlog te verlaten. Hij wil terug naar zijn vrouw die zwanger is. Met hem sluiten ze een bondgenootschap.

Deel 1, 1914, Het weeshuis leest prettig: het verhaal heeft vaart en tussendoor kom je nog het een en ander over De Grote Oorlog te weten. De toon is vrij licht en er zitten grappige scènes is, zodat je af en toe moet glimlachen.

Zoetsappig wordt het verhaal nergens. Dat komt doordat Hautière er ook een serieuze laag in aangebracht heeft. De Lulu's zijn avontuurlijk, maar het zijn niet alleen maar helden. En ze leven in een weeshuis, dus ze hebben allemaal een verleden. Soms hebben ze boze dromen, waaruit ze huilend wakker worden. Al op bladzijde 10 wordt verteld dat ze juist daardoor onafscheidelijk zijn, 'zoals mannen die in het leger op dezelfde kamer slapen'. Ze hebben gedeelde angsten en geheimen. Daardoor is hun verbondenheid zo hecht.

In deel 2 (1915, Hans) komt de gruwel van de oorlog dichtbij door de verhalen van Hans. Natuurlijk kunnen ze Hans niet zo goed verstaan, maar ze zien wel de blik in zijn ogen, waarin de ellende van de oorlog weerspiegeld wordt.

Deel 2 is wel een stuk minder aantrekkelijk dan het eerste deel. Het eerste deel is fris, maar in het tweede deel krijg je het idee dat je meer van hetzelfde krijgt, zonder dat er iets wordt toegevoegd. De Lulu's gaan met Hans op pad en onderweg krijgen ze natuurlijk te maken met wat moeilijkheden. Dat is allemaal niet echt vervelend om te lezen, maar heel bijzonder is het ook weer niet. Er komen nog meer delen en ik hoop dat die weer van het niveau van het openingsdeel zijn.

De tekeningen zijn gemaakt door Hardoc. Op zijn blog plaatste hij onlangs een zelfportret:

Daaraan zie je al dat hij goed overweg kan met het luchtige tekeningen. Hardoc tekent soepel, zijn figuren bewegen op een natuurlijke manier en de expressie op de gezichten is meestal niet overdreven. Technisch is er eigenlijk niets op aan te merken.

Daar komt nog bij dat de inkleuring fraai is. Voor een deel doet Hardoc die zelf. Verder heeft David François zich met het inkleuren bemoeid. Voor een strip die het luchtige en het ernstige combineert, is een Hardoc een goede keuze; hij kan beide aan.

Wanneer deel 3 (1916, De hoop stenen) verschijnt, is nog niet duidelijk op de site van Casterman kom ik, ook in het Frans, alleen nog maar de eerste twee delen tegen.

Uit: Deel 1, 1914. Het weeshuis

Uit: Deel 2, 1915. Hans

De oorlog van de Lulu's
Deel 1: 1914. Het weeshuis
Deel 2: 1915. Hans
Scenario: Régis Hautière
Tekeningen: Hardoc
Incleuring: David François, Hardoc
Uitgeverij Casterman, 2014
softcover, 56 blz. € 9,50

woensdag 17 december 2014

Het hout (Jeroen Brouwers)



In 1980 las ik voor het eerst iets van Jeroen Brouwers:  Kladboek. Het boek deed me naar adem happen, zo was ik onder de indruk van wat Brouwers schreef en nog meer van hoe Brouwers schreef. Daarna ben ik Brouwers blijven lezen en ik heb maar weinig overgeslagen. Enkele verhalenbundels, een paar drama's, soms een Feuilleton. Dat is het wel, geloof ik.

Eigenlijk kan ik Brouwers niet recenseren: het is als met het gebak van bakker Hendriksen uit Zetten: al voor ik de eerste hap heb genomen, weet ik dat ik het lekker vind. Daarom juist eet ik het, en ik word eigenlijk nooit teleurgesteld.

Al voordat ik in Het hout begon, had ik erover gelezen: ik wist dat het over seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke kerk zou gaan. Het was een 'hard' boek, zei mijn boekhandelaar. Nu ik het gelezen heb, zou ik het niet een hard boek noemen. Het gaat over vreselijke dingen, ja, en Brouwers maakt ze niet mooier dan ze zijn. Maar waarom zou hij ook?

Het hout speelt zich af aan het begin van de jaren vijftig. Het heden is 1953, het jaar van de watersnoodramp. De hoofdpersoon is Eldert Haman, als docent in een klooster terechtgekomen en uiteindelijk kloosterling geworden: broeder Bonaventura. Hij is zaalwacht op de slaapzaal, hulpkoster en nog zo het een en ander.

Om hem heen speelt zich het misbruik van de jongens af. Soms terloops en onopvallend. Over broeder Hyacintus:
Nu is hij koster. Pulkt in de sacristie aan de misdienaars, plakt met zijn speeksel hun haar in fatsoen en streelt hun wangen. Voordat ze in hun toog en superplie het altaar op gaan strijkt hij de jongens van voor en achter over het lichaam als laatste kledingcontrole. Daarna nog een klapje tegen bips of een knijpje. 
Het lijken kleinigheden, maar Bonaventura ziet het, ook al wil hij het niet zien. Het doet denken aan het jongetje in Bezonken rood dat waarneemt wat er in het kamp Tjideng gebeurt. De oorlog is in Het hout niet ver weg. Die is pas acht jaar achter de rug en Eldert Haman herinnert die zich nog goed: zo ziet hij nog precies voor zich hoe zijn vader weggevoerd werd.

Het is dan ook niet voor niets dat de ergste van alle kloosterlingen een zwaar Duits accent heeft. Het is Mansuetus, het schoolhoofd. Hij is het die de jongens afranselt met 'het hout'. Een stoffer waarvan de haren verwijderd zijn, maar ook een strijkstok. Verder slaat de titel op het kruishout waaraan Jezus hangt.

Op een gegeven moment valt het Jezusbeeld naar beneden. Het lijkt me symbolisch voor de val van de kerk, die zich manifesteert in het wangedrag van de broeders. Zo is er meer symboliek in Het hout. De dagen voor Pasen zijn uitzonderlijk warm. Zo warm dat het eigenlijk niet kan. Hierop wees Rein Swart al in zijn recensie. In werkelijkheid was het begin april 1953 aan de koude kant, maar dat doet er niet toe. De warmte is zo intens, dat er wel iets moet gaan gebeuren. Zo kan het niet langer gaan; er moet wel een enorme onweersbui losbreken.

Je kunt ook zeggen dat de warmte staat voor de broeierigheid die er heerst bij de kloosterlingen. Die ontlaadt zich trouwens niet in een onweersbui, maar in het moment dat Bonavantura besluit om een daad te stellen. Daarop kan ik verder niet ingaan, omdat ik de plot niet wil weggeven.

In de loop van het boek komen zo'n beetje alle medebroeders van Bonaventura aan bod. De ziekenbroeder bijvoorbeeld die voor elk klein wondje de 'patiënt' zich laat ontkleden, voor de zekerheid; of de wasbroeder die hetzelfde doet als hij bij iemand een vlek in zijn broek, en natuurlijk ook in zijn onderbroek, constateert en hoe hij dan misbruik maakt van de situatie. Allemaal gaan ze ver over de schreef en ze lijken zich er niet schuldig over te voelen.

Bonaventura doet niet mee aan het misbruik. Ik vond hem daarom in het begin van het boek niet zo geloofwaardig: de roos op de vuilnisbelt, de goede tussen de slechten, het witte schaap in een kudde met zwarte. De manier waarop Eldert de kloosterregels overtreedt (hij komt in contact met een vrouw buiten het klooster), maakt hem nog eens extra sympathiek. Maar smetteloos is hij niet. Soms betrapt hij zich op kleine, wegglippende gedachten, die hemzelf verrassen. Zijn schuld zit echter vooral in het feit dat hij het allemaal laat gebeuren, dat hij niets doet, niet protesteert.

Centraal in het boek staat een ernstig geval van misbruik. Dat van Mark Freelink. Als Bonaventura de chambrettes controleert, blijkt Mark nog steeds niet terug te zijn. Hij had zich moeten melden bij Mansuetus. Al eerder op de dag had de jongen Wil van Lanschot  te horen gekregen, naar aanleiding van iets onschuldigs, dat hij niet meer met Mark mocht omgaan. Bonaventura verlaat zijn post en gaat op zoek naar Mark.

Brouwers beschrijft verschillende keren terloops de voorbeelden van misbruik. Expliciet beschrijft hij wat er met Mark Freelink is gebeurd. De dagelijkse praktijk kenden we al door de beschrijvingen. Nu we een concreet geval te horen krijgen, blijkt het allemaal nog gruwelijker dan we ons konden en wilden voorstellen.

Samen met Wil van Lanschot gaat Eldert Haman op bezoek bij Mark, die op de ziekenzaal ligt, zogenaamd vanwege een epileptische aanval. Mark vertelt aan zijn vriend wat er gebeurd is, maar je merkt dat Bonaventura er ook als verteller tussen zit:
Een mooie intelligente knaap als jij, grommelde het schoolhoofd, zijn hand op Marks haar tegen zijn borst. Ik zou je moeten strelen in plaats van tuchtigen. Hij legde de stok neer en klemde zijn andere arm rond het joch. Ik hoorde en voelde hem hijgen, zegt Mark. Ik stond blind tegen hem aan en rook hem, hij stonk.
Aan zo'n woord als 'het joch' merk je dat Mark niet van het hele verhaal de verteller kan zijn. Uiteindelijk is het ook Bonaventura die het verhaal, ja het hele boek, vertelt:
Ik geloof Mark en heb alle schandelijks altijd geloofd, erover zwijgend als iedereen. Ik schrijf alles maar op om het opgeschreven te hebben.
Dat is het uiteindelijke protest van Bonaventura: het luiden van de klok (wat misschien ook wel de taak van de hulpkoster is) door het boekstaven van het misbruik.

Stijl is altijd het sterke punt van Brouwers. Hij houdt ervan om flink uit te pakken. Daar schiet hij in Het hout ook wel eens in door: dan pakt hij zo luidruchtig uit dat het nauwelijks meer in dienst van het verhaal staat. Misschien is het pronkzucht, maar ik vermoed dat Brouwers zo van mooie taal houdt, dat hij het eigenlijk niet kan laten om van tijd tot tijd er wat in door te schieten. Mij heeft het meestal niet gestoord.

In Het hout bedient Brouwers zich verschillende keren van de onvolledige zin. Hij laat woorden weg, zodat er eigenlijk geen goede zin overblijft, terwijl we toch feilloos de mededeling kunnen volgen. In deze passage bijvoorbeeld:
Die jongen Van Lanschot waarmee jij hand in hand, is hij verder gegaan, daar was jij ook vanmiddag mee in de ziekenkamer. Geen toestemming voor en niets te zoeken met die jongen. Broeder Mansuetus heeft mij over die jongen en jij loopt daarmee onbeschaamd. Broeder Johannes Vianney meldt jullie betrapt in de ziekenkamer toen hij afwezig was waar die andere jongen ik kan zijn naam niet lezen. Mark Freelink, roept Amadeo uit zijn kantoor. Die daar vanwege epileptische aanval inmiddels de hemel gedankt voorbij.  
Het is bijzonder effectief, hoe Brouwers schrijft. Het zou kunnen zijn dat de broeder gewoon beroerd formuleert, maar het kan ook dat tot Bonaventura, die een reeks beschuldigingen moet aanhoren, slechts flarden van de zinnen doordringen.

Brouwers heeft met Het hout weer een parel toegevoegd aan de kroon die hij al jaren draagt. Een goed gecomponeerd boek dat langzaam toewerkt naar een ontknoping, stilistisch heerlijk zoals altijd bij Brouwers en over een onderwerp dat lastig is. Hoe beschrijf je het gruwelijke zonder dat je pen uitschiet? Hoe voorkom je het schema schurk-slachtoffer-held? Brouwers beschrijft de gruwelijkheid, betrokken, ingetogen en niet verdoezelend. Daar krijg je het als lezer van tijd tot tijd wel benauwd van, maar dat is ook de bedoeling.

Voor mij behoort Brouwers bij de beste schrijvers van zijn generatie. Nooteboom hoort daar natuurlijk ook bij en van mij mag K. Schippers ook op het podium. Of zie ik een andere nog levende schrijver over het hoofd?

Eerder schreef ik over andere boeken van Brouwers:
Restletsels
Bittere bloemen

maandag 8 december 2014

Tom Poes en de Pas-kaart (Dick Matena)


Wie een nieuw verhaal wil maken over Tom Poes en Heer Bommel, heeft geen gemakkelijke taak. De lezers kennen immers al een heel oeuvre aan verhalen waarin de personages figureren. Altijd zal het nieuwe verhaal vergeleken worden met de Toonderverhalen. Past het in de traditie? En is het tegelijkertijd eigen genoeg?

Als mijn geheugen mij niet bedriegt, leerde ik Bommel kennen in de tweede helft van de jaren zestig. Ik logeerde twee nachten per week bij mijn oma, die na de dood van opa 's nachts niet meer alleen in huis wilde zijn. Oma las een tijdschrift dat toen waarschijnlijk de Revue heette. Ik heb ook de benaming Revu en Nieuwe Revu meegemaakt.

Grabbelend in mijn geheugen haal ik een beeld naar boven van mezelf, liggend op mijn buik voor de oliekachel en bladerend in de Revue. Ik haalde de voetbalplaten eruit en ik las op de achterkant de strip. Ik herinner me een Bommelverhaal met lopende keien en waarschijnlijk ook De Jakker-Jekker en De tic van Joost. Lag mijn sympathie toen al bij de heer van stand? Mijn moeder had meer op met de schrandere Tom Poes. Ze vond dat 'dien stomme Bommel' zich maar in de problemen werkte.

Ongetwijfeld was Dick Matena zich bewust van de 'last' die een Bommelverhaal bij voorbaat al meetorst: alle verhalen die de lezer kent, spelen mee bij lezing van het nieuwe verhaal. Tom Poes en de Pas-kaart, noemde Matena zijn Bommelboek en de lezers denken natuurlijk meteen aan het verhaal over de pasmunt en aan magister Hocus P. Pas. Ooit werkte Matena samen met Toonder aan het verhaal Tom Poes en de Paskaarten, maar dat schip strandde al in de loop van het proces. Met dit verhaal neemt hij het vroegere, aangepast, weer op.

Toonder is overleden maar hij regeert nog over zijn graf (of zijn urn) heen: nooit meer mag iemand een strip over Bommel en Tom Poes maken zoals Toonder dat deed: een strook van meestal drie plaatjes, met daaronder de tekst. Ballonstrips mogen nog wel.

Tom Poes en de Pas-kaart is een geslaagde strip: er doen veel personages aan mee die we herkennen uit de Rommeldamse maatschappij die Toonder geschapen heeft en ze houden zich allemaal aan het karakter dat wij van hen kennen.

Ook het soort verhaal klopt: in verschillende verhalen heeft Toonder zaken ingebracht die niet met ons verstand te verklaren zijn, dingen die eigenlijk niet kunnen of die bovennatuurlijk zijn. Dat kan gebeuren doordat bijvoorbeeld een schilderij van Terpen Tijn onvermoede krachten blijkt te bezitten, doordat Hocus Pas iets in gang gezet heeft of doordat Pee Pastinakel iets in elkaar geknutseld heeft.

Van die laatste twee mogelijkheden heeft Matena gebruik gemaakt: de Rommeldamse samenleving komt in een soort loop in de tijd terecht, waardoor de personages getuige kunnen zijn van handelingen die zich op verschillende tijden afspelen. Er zijn personages die slachtoffer zijn en personages die er zaken in zien en natuurlijk komt het uiteindelijk allemaal goed.

Meestal eindigen de Toonderverhalen (net als die over Asterix), met een eenvoudige doch voedzame maaltijd. In dit verhaal is dat niet het geval: Heer Olivier en Tom Poes rijden weg in de de Oude Schicht en we hopen natuurlijk dat ze op weg zijn naar nieuwe avonturen.

Wie de tekeningen bekijkt, herkent meteen de hand van Matena. Hij gebruikt duidelijk minder zwart dan gebruikelijk is bij de vroegere Toonderverhalen. In een ballonstrip, waarin met kleuren gewerkt wordt is er ook minder noodzaak om de tekeningen gewicht te geven door zwarte schaduwpartijen. Die schaarse aanwezigheid van het zwart viel mij misschien ook wel op doordat mijn referentiekader vooral gevormd wordt door de strokenverhalen en niet door de ballonstrips over Tom Poes.

Behalve in zijn lijnvoering (de lijnen variëren weinig in dikte) herken je Matena ook in zijn arceringen. Ik hou niet zo van de manier waarop Matena gewoonlijk het wegdek arceert, maar dat zal wel een persoonlijk allergie zijn. Over de inkleuring ben ik weer wel enthousiast. Voor een ballonstrip is er op verschillende pagina's vrij veel tekst gebruikt en ook dat is vintage Matena. Hij doet dat immers ook bij de verstripping van literatuur, waarbij hij bij verschillende boeken de coplete tekst heeft overgenomen.

Het mooie is dat Tom Poes en de Pas-kaart zowel voor honderd procent een Bommelverhaal is als een verhaal van Dick Matena. Aan beide grootheden wordt recht gedaan. Het stripverhaal wordt in- en uitgeleid, zodat we ook nog een blik krijgen in de wordingsgeschiedenis. Mooi gedaan.

Nog meer Matena? Kijk hier (Sammie en Nele in Artis), hier (De schippers van de Kameleon), hier (Kees de jongen), hier (De jongen met het mes) en hier (Kort Amerikaans).

Door verhuisdrukte verschijnt er maar weinig op mijn weblog, maar ik ben van plan om binnenkort te schrijven over Afke's tiental en 100 pagina's Dick.