woensdag 17 december 2014

Het hout (Jeroen Brouwers)



In 1980 las ik voor het eerst iets van Jeroen Brouwers:  Kladboek. Het boek deed me naar adem happen, zo was ik onder de indruk van wat Brouwers schreef en nog meer van hoe Brouwers schreef. Daarna ben ik Brouwers blijven lezen en ik heb maar weinig overgeslagen. Enkele verhalenbundels, een paar drama's, soms een Feuilleton. Dat is het wel, geloof ik.

Eigenlijk kan ik Brouwers niet recenseren: het is als met het gebak van bakker Hendriksen uit Zetten: al voor ik de eerste hap heb genomen, weet ik dat ik het lekker vind. Daarom juist eet ik het, en ik word eigenlijk nooit teleurgesteld.

Al voordat ik in Het hout begon, had ik erover gelezen: ik wist dat het over seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke kerk zou gaan. Het was een 'hard' boek, zei mijn boekhandelaar. Nu ik het gelezen heb, zou ik het niet een hard boek noemen. Het gaat over vreselijke dingen, ja, en Brouwers maakt ze niet mooier dan ze zijn. Maar waarom zou hij ook?

Het hout speelt zich af aan het begin van de jaren vijftig. Het heden is 1953, het jaar van de watersnoodramp. De hoofdpersoon is Eldert Haman, als docent in een klooster terechtgekomen en uiteindelijk kloosterling geworden: broeder Bonaventura. Hij is zaalwacht op de slaapzaal, hulpkoster en nog zo het een en ander.

Om hem heen speelt zich het misbruik van de jongens af. Soms terloops en onopvallend. Over broeder Hyacintus:
Nu is hij koster. Pulkt in de sacristie aan de misdienaars, plakt met zijn speeksel hun haar in fatsoen en streelt hun wangen. Voordat ze in hun toog en superplie het altaar op gaan strijkt hij de jongens van voor en achter over het lichaam als laatste kledingcontrole. Daarna nog een klapje tegen bips of een knijpje. 
Het lijken kleinigheden, maar Bonaventura ziet het, ook al wil hij het niet zien. Het doet denken aan het jongetje in Bezonken rood dat waarneemt wat er in het kamp Tjideng gebeurt. De oorlog is in Het hout niet ver weg. Die is pas acht jaar achter de rug en Eldert Haman herinnert die zich nog goed: zo ziet hij nog precies voor zich hoe zijn vader weggevoerd werd.

Het is dan ook niet voor niets dat de ergste van alle kloosterlingen een zwaar Duits accent heeft. Het is Mansuetus, het schoolhoofd. Hij is het die de jongens afranselt met 'het hout'. Een stoffer waarvan de haren verwijderd zijn, maar ook een strijkstok. Verder slaat de titel op het kruishout waaraan Jezus hangt.

Op een gegeven moment valt het Jezusbeeld naar beneden. Het lijkt me symbolisch voor de val van de kerk, die zich manifesteert in het wangedrag van de broeders. Zo is er meer symboliek in Het hout. De dagen voor Pasen zijn uitzonderlijk warm. Zo warm dat het eigenlijk niet kan. Hierop wees Rein Swart al in zijn recensie. In werkelijkheid was het begin april 1953 aan de koude kant, maar dat doet er niet toe. De warmte is zo intens, dat er wel iets moet gaan gebeuren. Zo kan het niet langer gaan; er moet wel een enorme onweersbui losbreken.

Je kunt ook zeggen dat de warmte staat voor de broeierigheid die er heerst bij de kloosterlingen. Die ontlaadt zich trouwens niet in een onweersbui, maar in het moment dat Bonavantura besluit om een daad te stellen. Daarop kan ik verder niet ingaan, omdat ik de plot niet wil weggeven.

In de loop van het boek komen zo'n beetje alle medebroeders van Bonaventura aan bod. De ziekenbroeder bijvoorbeeld die voor elk klein wondje de 'patiënt' zich laat ontkleden, voor de zekerheid; of de wasbroeder die hetzelfde doet als hij bij iemand een vlek in zijn broek, en natuurlijk ook in zijn onderbroek, constateert en hoe hij dan misbruik maakt van de situatie. Allemaal gaan ze ver over de schreef en ze lijken zich er niet schuldig over te voelen.

Bonaventura doet niet mee aan het misbruik. Ik vond hem daarom in het begin van het boek niet zo geloofwaardig: de roos op de vuilnisbelt, de goede tussen de slechten, het witte schaap in een kudde met zwarte. De manier waarop Eldert de kloosterregels overtreedt (hij komt in contact met een vrouw buiten het klooster), maakt hem nog eens extra sympathiek. Maar smetteloos is hij niet. Soms betrapt hij zich op kleine, wegglippende gedachten, die hemzelf verrassen. Zijn schuld zit echter vooral in het feit dat hij het allemaal laat gebeuren, dat hij niets doet, niet protesteert.

Centraal in het boek staat een ernstig geval van misbruik. Dat van Mark Freelink. Als Bonaventura de chambrettes controleert, blijkt Mark nog steeds niet terug te zijn. Hij had zich moeten melden bij Mansuetus. Al eerder op de dag had de jongen Wil van Lanschot  te horen gekregen, naar aanleiding van iets onschuldigs, dat hij niet meer met Mark mocht omgaan. Bonaventura verlaat zijn post en gaat op zoek naar Mark.

Brouwers beschrijft verschillende keren terloops de voorbeelden van misbruik. Expliciet beschrijft hij wat er met Mark Freelink is gebeurd. De dagelijkse praktijk kenden we al door de beschrijvingen. Nu we een concreet geval te horen krijgen, blijkt het allemaal nog gruwelijker dan we ons konden en wilden voorstellen.

Samen met Wil van Lanschot gaat Eldert Haman op bezoek bij Mark, die op de ziekenzaal ligt, zogenaamd vanwege een epileptische aanval. Mark vertelt aan zijn vriend wat er gebeurd is, maar je merkt dat Bonaventura er ook als verteller tussen zit:
Een mooie intelligente knaap als jij, grommelde het schoolhoofd, zijn hand op Marks haar tegen zijn borst. Ik zou je moeten strelen in plaats van tuchtigen. Hij legde de stok neer en klemde zijn andere arm rond het joch. Ik hoorde en voelde hem hijgen, zegt Mark. Ik stond blind tegen hem aan en rook hem, hij stonk.
Aan zo'n woord als 'het joch' merk je dat Mark niet van het hele verhaal de verteller kan zijn. Uiteindelijk is het ook Bonaventura die het verhaal, ja het hele boek, vertelt:
Ik geloof Mark en heb alle schandelijks altijd geloofd, erover zwijgend als iedereen. Ik schrijf alles maar op om het opgeschreven te hebben.
Dat is het uiteindelijke protest van Bonaventura: het luiden van de klok (wat misschien ook wel de taak van de hulpkoster is) door het boekstaven van het misbruik.

Stijl is altijd het sterke punt van Brouwers. Hij houdt ervan om flink uit te pakken. Daar schiet hij in Het hout ook wel eens in door: dan pakt hij zo luidruchtig uit dat het nauwelijks meer in dienst van het verhaal staat. Misschien is het pronkzucht, maar ik vermoed dat Brouwers zo van mooie taal houdt, dat hij het eigenlijk niet kan laten om van tijd tot tijd er wat in door te schieten. Mij heeft het meestal niet gestoord.

In Het hout bedient Brouwers zich verschillende keren van de onvolledige zin. Hij laat woorden weg, zodat er eigenlijk geen goede zin overblijft, terwijl we toch feilloos de mededeling kunnen volgen. In deze passage bijvoorbeeld:
Die jongen Van Lanschot waarmee jij hand in hand, is hij verder gegaan, daar was jij ook vanmiddag mee in de ziekenkamer. Geen toestemming voor en niets te zoeken met die jongen. Broeder Mansuetus heeft mij over die jongen en jij loopt daarmee onbeschaamd. Broeder Johannes Vianney meldt jullie betrapt in de ziekenkamer toen hij afwezig was waar die andere jongen ik kan zijn naam niet lezen. Mark Freelink, roept Amadeo uit zijn kantoor. Die daar vanwege epileptische aanval inmiddels de hemel gedankt voorbij.  
Het is bijzonder effectief, hoe Brouwers schrijft. Het zou kunnen zijn dat de broeder gewoon beroerd formuleert, maar het kan ook dat tot Bonaventura, die een reeks beschuldigingen moet aanhoren, slechts flarden van de zinnen doordringen.

Brouwers heeft met Het hout weer een parel toegevoegd aan de kroon die hij al jaren draagt. Een goed gecomponeerd boek dat langzaam toewerkt naar een ontknoping, stilistisch heerlijk zoals altijd bij Brouwers en over een onderwerp dat lastig is. Hoe beschrijf je het gruwelijke zonder dat je pen uitschiet? Hoe voorkom je het schema schurk-slachtoffer-held? Brouwers beschrijft de gruwelijkheid, betrokken, ingetogen en niet verdoezelend. Daar krijg je het als lezer van tijd tot tijd wel benauwd van, maar dat is ook de bedoeling.

Voor mij behoort Brouwers bij de beste schrijvers van zijn generatie. Nooteboom hoort daar natuurlijk ook bij en van mij mag K. Schippers ook op het podium. Of zie ik een andere nog levende schrijver over het hoofd?

Eerder schreef ik over andere boeken van Brouwers:
Restletsels
Bittere bloemen

2 opmerkingen:

  1. Ik ben ook al tijden een fan van Jeroen Brouwers, o. a. door een van zijn dagboeken (Kroniek van een karakter). 'Het hout' heb ik nog niet gelezen, maar deze recensie - en dus waarschijnlijk ook het boek zelf - stuit mij enigszins tegen de borst, omdat het geweld dat tegen de jongens wordt gebruikt onwerkelijk grof lijkt. Het boek, zoals hierboven weergegeven, wekt de indruk een historische schets te zijn van het katholieke internaatsleven in de jaren vijftig, terwijl mijn eigen internaatservaring - die ook uit die jaren en dat milieu dateert - hiermee helemaal in strijd is.
    Het boek is waarschijnlijk koren op de molen van de hedendaagse papenhaters, terwijl de papen uit die tijd zoveel haat niet verdiend hebben. Als de door Brouwers beschreven wandaden niet berusten op werkelijke ervaringen - ik weet dat hij een tijd in een katholiek internaat heeft doorgebracht -, maar voornamelijk voortkomen uit zijn fantasie, vind ik eigenlijk dat hij, meedeinend op de golf van recente maar ook rijkelijk late verontwaardiging, het zich te gemakkelijk heeft gemaakt. Maar nu ga ik natuurlijk het boek lezen en eventueel mijn voorlopig oordeel herzien.

    Lau Kanen

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat laatste lijkt me een goed voornemen, Lau. Ik heb overigens niet het idee dat Brouwers gemakkelijk wilde scoren, maar misschien kom jij tot een andere conclusie. Ik ben benieuwd.

      Verwijderen