In het toenmalige Nederlands-Indië was er een mannenoverschot onder de Nederlanders. Veel Nederlanders knoopten er een relatie aan met een inheemse vrouw en in die relatie werden ook wel kinderen geboren. Voor die vrouwen is lange tijd weinig aandacht geweest. In 2008 publiceerde Reggie Baay De njai, Het concubinaat in Nederlands-Indië. Het is een boek dat ik nog niet gelezen heb. Dat zou ik onderhand wel gedaan moeten hebben.
De njai, de inlandse vrouw, komt in literaire werken wel voor, maar vaak speelt zij een rol op de achtergrond. Coen van 't Veer duikelde het boek Het mooiste meisje aan boord (1894) van Henriëtte Wilhelmina Beijerinck op. Daarvan was nog maar een enkel exemplaar te vinden. Maar nu is het herdrukt bij uitgeverij Verloren, met een prachtige omslagtekening van Peter van Dongen, bekend van Rampokan en van de verstripping van Familieziek van Adriaan van Dis.
In zijn inleiding zegt Van 't Veer dat Het mooiste meisje aan boord geen literair meesterwerk is, maar het is inhoudelijk interessant en het is nog steeds heel goed te lezen.
Naar Nederland
Als ze vijf jaar oud is, gaat Minie van Ellinkhuizen per schip van Nederlands-Indië naar Nederland. Haar vader is een Nederlands ambtenaar en haar moeder is een Javaanse. Minie gaat naar haar Nederlandse grootmoeder om bij haar een Europese opvoeding te krijgen.
Grootmoeder besluit om tegenover Minie haar moeder dood te zwijgen. Het is wel wat vreemd dat Minie daar lange tijd blijkbaar ook niet zelf over begint. Pas als kinderen op school beweren dat haar moeder een 'gemeene inlandsche vrouw' is, zegt oma: 'Kind! je hebt geen moeder meer. Ik, je grootmama zorgt immers voor je. Je bent toch tevreden?'
De schrijfster geeft duidelijk haar oordeel daarover. Al eerder lezen we:
Hoe natuurlijk ook van háár standpunt, zal het moeten blijken of zij recht had deze zienswijze te koesteren. Ook of zij menschlievend was. Ja wat meer zegt, of het meisje in welks belang zij meende te handelen, er mede gebaart zou zijn?
Verder wordt oma's handelwijze 'kortzichtig' genoemd en ook twijfelt oma zelf wel:
Er braken oogenblikken aan dat bij mevrouw van Ellinkhuizen de machtige stem van het geweten begon te spreken, dat twijfel bij haar oprees aan de juistheid harer inzichten.
Als Minie expliciet met haar vraag komt, krijgt oma de kans om openheid van zaken te geven, maar dat doet ze niet.
Zij zeide haar niet dat - ja eene kleurlinge haar moeder was, doch dat ook deze een moederhart bezit. Niet, dat die vrouw haar onder het hart had gedragen en zij dus het recht niet had haar te verloochenen.
Blijkbaar aanvaardt Minie dat ze geen moeder meer heeft. Ze vraagt niet wat oma daarmee bedoelt. Oma zegt niet met zoveel woorden dat Minies moeder overleden is, maar suggereert dat wel.
Terug naar Nederlands-Indië
Op haar zeventiende, na het overlijden van oma, reist Minie terug naar Nederlands-Indië. Onderweg is ze, zoals de titel aan aangeeft, het mooiste meisje aan boord. Ook bij de beschrijving van Minie als klein kind wordt veel aandacht besteed aan haar uiterlijk: 'roode lippen', 'fluweelbruine oogen', 'parelwitte tandjes'.
Er cirkelen verschillende mannen om dit 'weergaaisch mooi juffertje'. Minie is erg gecharmeerd van baron Van der Eyken, maar achter haar rug om wordt er gekletst over haar afkomst. Beijerinck laat het vertelperspectief verschuiven naar enkele zeelieden die het allemaal horen en zo krijgt de lezer de informatie ook mee. Minie is een onwettig kind en ook nog van een inlandse vrouw. Hoezeer het Van der Eyken ook aan het hart gaat, hij kan niet met haar in zee gaan. Minie moet concluderen 'dat de man dien zij liefhad, haar had prijsgegeven voor standsvooroordelen.'
Op Java gaat zij weer bij haar vader wonen, in de binnenlanden. Ze maakt kennis met broertjes en zusjes en ook met haar moeder. Aanvankelijk blijft er enige afstand, maar moeder en dochter worden toch hartelijk verenigd.
De zaak komt op scherp te staan als enkele jaren later Van der Eyken als ambtenaar wordt toegevoegd aan Van Ellinkhuizen, die intussen assistent-resident is. Eigenlijk is hij altijd van Minie blijven houden, zoals zij van hem.
Als Minie ziek is -zelfs 'half stervende'- heeft Van der Eyken een gesprek met Minies moeder. Zij praat daarna weer met Ellinkhuizen, want 'een vrouw vermag veel, zelfs al is zij eene kleurlinge'. En de volgende dag ontvangt Van der Eyken zijn bruid uit de handen van haar moeder.
Representant van haar tijd
Henriëtte Beijerinck is een representante van haar tijd. De Javanen zijn duidelijk van een lagere stand dan de Europeanen, ook in haar ogen.
De vertelster heeft ook zo haar oordelen over de inheemse bevolking:
De van nature moeite schuwende inlander, draagt er gewoonlijk wel zorg voor niet harder te werken dan nodig is.
Vooral dat 'van nature' laat zien dat het voor Beijerinck niet een houding is, maar het is alsof de luiheid ingeschapen is.
De Nederlanders brengen de beschaving, die de oorspronkelijke bewoners niet of veel minder hebben. De moeder van Minie zegt over de invloed van Van Ellinkhuizen:
De beschaving die hij mij van lieverlede heeft meegedeeld, scheidt mij af van mijn rasgenooten.
De ouders van Minie
De verhouding tussen de ouders van Minie wordt positief getekend, maar voor de omgeving blijft moeder op de achtergrond:
De vrouw, met wie hij nimmer in het openbaar verscheen, wier plaats tehuis was en die zelfs dáár altijd achter de schermen bleef, werd door hem met liefde bejegend.
Beijerinck is niet enthousiast over de relatie tussen een Europese man en een Javaanse vrouw.
Het ligt verre van ons, een huiselijken toestand als waarmede wij zullen gaan kennismaken, te idealiseeren, of zelfs maar te vergoelijken. Eene dergelijke verbintenis als Minie's vader had aangegaan, mag een enkelen keer tot het behoud van den man medewerken, gewoonlijk is zij diens ondergang, in het beste geval echter is zij beslist in het nadeel van de kinderen, die er uit geboren worden. Het spreekt echter vanzelf dat naar gelang der persoonlijkheden dusdanige verhoudingen zich van elkander onderscheiden.
In dit geval waren er twee factoren die zorgden voor een gunstige situatie: het superieure karakter van Van Ellinkhuizen en het feit dat Minies moeder 'een van de besten van haar soort was':
Dank zij zijn superieur karakter, had hij den hefboom in zijn handen om de vrouw, die hij tot zich had genomen, op te heffen tot zijn standpunt, in stede van zooals zeer dikwijls gebeurt tot het hare af te dalen. Bovendien, de schoone Javaansche, die reeds op zeer jeugdigen leeftijd zijn wel en wee was komen deelen, was een der besten van haar soort.
De rol van Minies moeder
Vooral aan het eind van het verhaal speelt de moeder een nadrukkelijke en zelfs beslissende rol. Door haar interventie komt uiteindelijk alles goed.
In de inleiding legt Coen van 't Veer uit dat een zo grote en positieve rol voor een njai eigenlijk niet in de literatuur voorkomt, voor zover wij nu weten. Hij vergelijkt de uiteindelijke versie van het verhaal met de publicatie in het tijdschrift Los en vast, tien jaar eerder, onder de titel 'Een Indisch kind.' Deze oerversie van Het mooiste meisje aan boord heeft Beijerinck grondig herschreven, waarbij vooral het slot anders geworden is. De moeder van Minie is uiteindelijk veel belangrijker geworden.
Maar ook de positie van Minie krijgt in het boek nadrukkelijk aandacht. Ze lijkt Europees, ('hare gelaatstrekken meer Europeesch dan Indisch'), maar wordt aan boord geconfronteerd met haar dubbelbloedige afkomst, die op dat moment de relatie met de man van haar hart in de weg staat. Beijerinck vindt dat ook die positie belicht moet worden:
Dochter van den Europeaan van goeden huize en de inlandsche vrouw die haar het levenslicht schonk, ziet men in haar het indische type, in zijne halfslachtigheid te weinig bekend en te weinig beklaagd.
Bijzonder boek
Het mooiste meisje aan boord is een bijzonder boek. Het laat zowel zien hoe de verhoudingen in Nederlands-Indië waren als het oordeel van de schrijfster erover. Die is ook een representant van haar tijd, maar ze heeft oog (en hart) voor de positie van de njai en voor die van haar dochter.
Het is goed dat Het mooiste meisje aan boord opnieuw is uitgegeven. Deze heruitgave is duidelijk als historisch bedoeld. Daarom zijn over het algemeen fouten niet verbeterd. In een enkel citaat heb ik een duidelijke zetfout wel hersteld (of -> af). Er zijn in deze uitgaven wat inconsequenties weggewerkt, maar niet allemaal: 'baatje' en 'baadje' komt allebei voor, net als 'indisch' en 'Indisch'.
De inleiding van Van 't Veer ('Een eerbetoon aan de njai') is zeer verhelderend en ook nog rijk geïllustreerd. In een tweede stuk gaat Van 't Veer in op de familie Beijerinck ('De Beijerincks, gertuigen van een Indische geschiedenis) en in het 'Ten geleide' legt hij uit welke keuzen zijn gemaakt bij deze heruitgave.
Het is mooi dat Het mooiste meisje aan boord nu weer voor veel lezers beschikbaar is. Niet alleen is het een heel aardig verhaal, maar het geeft ons inzicht in de complexe samenleving van het toenmalige Nederlands-Indië en het is, zoals Van 't Veer al aangeeft, een eerbetoon aan de njai.
H.W. Beijerinck, Het mooiste meisje aan boord. Met een inleiding van Coen van 't Veer. 116 blz. paperback, ISBN 9789464550733; € 17,50
vlnr: Coen van 't Veer, Het mooiste meisje aan boord, Peter van Dongen Foto stiekem overgenomen van deze site |