Er zijn veel auteurs die ik alleen van naam ken, maar wier boeken ik niet gelezen heb. Ik probeer dat wel te repareren. Daarom ook schreef ik onlangs over een boek van A.H. Nijhoff en eerder over bijvoorbeeld Den ouden Smits, Ina Boudier-Bakker, Marianne Philips, Ida Simons en P. van Limburg Brouwer. Op het lijstje voor dit jaar liggen nog boeken van Aya Zikken, Hermine Heijermans, Dola de Jong en Alfred Birney. Ik doe mijn best, maar je moet nog even geduld hebben.
Ook van Clare Lennart las ik niets. Ze werd bekend in 1949 toen haar novelle Twee negerpopjes gekozen werd tot Boekenweekgeschenk. Uiteindelijk schreef ze een behoorlijk omvangrijk oeuvre bij elkaar, waarvan, gok ik, De ogen van Roosje (1957) het bekendst geworden is.
Paula vertelt
In dat boek is Paula Hazelaar aan het woord. Ze vertelt achteraf over wat er gebeurd is in haar leven. Ze begint met de periode voor haar geboorte. Haar moeder, een Française, geeft les op een landhuis in het dorp Rodenbeek aan twee broers. Omdat ze bang is dat ze ongetrouwd zal blijven, gaat ze een huwelijk aan met een onderwijzer, die hoofd van een school wordt.
Uit dat huwelijk worden twee dochters geboren. In 1902 Jeanne Marie of Jeanine, die vaak Nini genoemd wordt, en in 1905 Paula, de vertelster. Als Paula geboren wordt, is het huwelijk al niet helemaal goed meer.
Paula schetst haar vader gunstiger dan haar moeder. Vader ziet dat moeder die 'bijna uitsluitend' leeft voor het materiële. 'Een wezen, waarmee voor hem slechts lichamelijke, nauwelijks geestelijke gemeenschap mogelijk was en waar je alleen redelijk mee kon leven als je daarin berustte.' Dat wil niet zeggen dat het huwelijk slecht was:
Als zoveel mensen van een vorige generatie wisten ze uit een mislukte liefde een redelijk huwelijk te redden.
De ogen van de pop
In de jeugd van Paula gebeurt er iets wat haar hele verder leven zal tekenen. Ze vindt haar pop Roosje terug met twee gaten in haar hoofd in plaats van ogen. Blijkbaar heeft iemand de ogen ingedrukt.
Even terzijde: Paula vertelt dat de naam van de pop ingegeven is door het boek 't Jodinnetje van Elspeet (1895) van Bertha Elisabeth van Osselen - van Delden. Dat boek is mij volstrekt onbekend, maar ik ben er wel nieuwsgierig naar geworden. Je kunt het hier vinden.
Paula is ervan overtuigd dat Nini dit haar pop heeft aangedaan en dat ze nu voor het eerst een blik gekregen heeft op de kwaadaardigheid van Nini. Dat zal een soort thema worden in haar leven. Drie keer raakt Paula een jongen kwijt op wie ze zeer gesteld is. Het zijn achtereenvolgens Tom Landaal, Taco Zijlstra en Flip Vogel. Steeds heeft Nini ermee te maken, maar op een dusdanige manier dat er haar niets concreets te verwijten is.
Nini is mooi en aardig en neemt anderen makkelijk voor zich in. Ze flirt niet met de jongens, maar trekt ze, misschien wel juist daardoor, toch aan.
Huwelijk
Paula trouwt met Rutger Jan Elslander, die tien jaar ouder is. Hij is een van de broers die les had van haar moeder op het landhuis Zilden. Rut is goed voor Paula. Ze zegt daarover:
Eigenlijk was ik zijn terug gevonden witte beertje. Een wezentje dat hij in zijn armen kon klemmen en mee naar bed nemen, dat hij kon vertroetelen en beschermen, dat hem in staat stelde uiting te geven aan de zachtheid, de liefheid die deel van zijn wezen uitmaakte. En dat door haar aanhankelijkheid zonder reserve het gevoel van eenzaamheid ophief.
Paula is bang haar man kwijt te raken en daarom past ze zich in alles aan. 'Ik was niet een tegenstem, maar een echo,' zegt ze.
Als ik alleen door de bossen dwaalde, zoals ik als kind zo vaak had gedaan, voelde ik diep in mezelf de tinteling van een eigen, persoonlijk, niet van Rut afhankelijk leven.
Terugkeer van Nini
Haar zus woont in Frankrijk, dus voor haar hoeft ze niet bang te zijn. Maar na de oorlog, in 1946, keert Nini terug en ze komt zelfs bij Paula en Rutger inwonen. Ze laat zich dan Jane noemen en ze heeft al snel een schare bewonderaars.
Paula voelt zich daardoor onzekerder en ze vindt dat ze wat moet doen aan de boosaardigheid van Nini (Jane), die blijkbaar niemand ziet. Maar daardoor wekt ze alleen maar de indruk dat het niet goed met haar gaat. Uiteindelijk gebeurt er iets wat ronduit dramatisch is. Daar wil ik even niets over zeggen, om de plot niet verraden.
Die gebeurtenis Paula zet aan om te reflecteren op haar leven en om alsnog vrede te krijgen met Nini. Daar is het boek eigenlijk een product van. Toen dit allemaal gebeurd is, is ze het boek gaan schrijven. Ergens noemt ze dat de roman De wereld gaan aan vlijt ten onder nog niet verschenen is. Maar Paula kent die dus al wel. Deze roman, van Max Dendermonde, verscheen in 1954. In 1957 kwam De ogen van Roosje uit. Ergens in de tussenliggende jaren is dus het heden van de roman.
Al op de eerste bladzijde noemt ze de inzet van het boek:
Maar ik geloof dat ik terug moet gaan tot mezelf in het verleden om mezelf van nu te kunnen begrijpen. Was het een hersenschim of een reëel gevaar, dat me al die jaren heeft opgejaagd. Daar moet ik achter zien te komen.
Echt boosaardig?
Met andere woorden: was Nini echt boosaardig, of bestond die boosaardigheid alleen in het hoofd van Paula? Ik zou het eigenlijk wel mooi gevonden hebben als er geen antwoord was gekomen op deze vraag, maar aan het eind van het boek weten we wel zo ongeveer hoe het zit. Voor mijn gevoel wordt het verhaal daar toch iets minder interessant van, maar het antwoord is ook weer niet heel goedkoop. Er komt wel een psychologische duiding bij.
Clare Lennart Het Binnenhof, 8 januari 1958 |
Paula ziet wel in dat zowel bij haarzelf als bij Nini altijd angst een rol heeft gespeeld. Ze oppert de mogelijkheid dat die te verklaren is uit de relatie die haar ouders hadden. Ze hebben een huwelijk uit berekening gesloten. Mogelijk heeft Nini daaraan haar koude hart en Paula haar gebrek aan durf te wijten.
Bij Paula zit de angst er diep in en de liefde heft die niet op. 'Misschien is verliefdheid altijd wel een inslag van angst, geweven door een schering van extatisch geluk', denkt ze. Als ze in een liefdevolle relatie terechtkomt, meent ze dat ze heel voorzichtig moet leven om niet kwijt te raken waar haar hart aan hangt.
Veel voorbeelden
De ogen van Roosje is een mooi boek, dat je ook nu nog goed kunt lezen. Soms wilde ik wel iets meer vaart. Paula zet haar vader nogal op een voetstuk. Ze gaat in op het feit dat hij verzen opzegt en in de klas verhalen vertelt. Dan krijgen we wel heel veel voorbeelden. Net als wanneer ze vertelt over klasgenoten. Daar had voor mijn gevoel best wat in geknipt mogen worden.
Het Vaderland, 15 februari 1958 |
Maar Clare Lennart weet je wel heel goed mee te laten leven met Paula. Ook is ze goed in het oproepen van een bepaalde sfeer. De jongeren spelen, tegen het vallen van de avond, verstoppertje. Paula leeft dan op de toppen van haar gevoel:
De fluwelen, bijna tastbare zachtheid van de zomeravond, de geurige duisternis, de speciale avondgeluiden - het zachte suizen van fijnverdeeld water op het gebladerte als een tuin begoten werd, koffie malen, het oefenen op de hoorn van een lid van een fanfarecorps, het drukke gekwetter van vogels voor ze boomkruinen en in de klimop gingen slapen, gaven aan het spel een extra spanning en geheimzinnigheid. Het was of het hart van de avond erin klopte en het groter, heviger, wijder maakte.
Als Paula zich dan ook nog samen met Tom Landaal kan verstoppen, komt er een lading in hun samenzijn, die meer te maken heeft met wat er zou kunnen gebeuren, dan met wat er daadwerkelijk gebeurt. Dat is goed gedaan door Lennart.
Op andere momenten heeft haar stijl eerder iets opstelachtigs met formuleringen als 'mijn grote vriendschap met Tom Landaal, waarover ik nu ga vertellen.'
Gedateerd?
Dat jongeren, van een jaar of zestien, schat ik, zich bezighouden met verstoppertje spelen of een spelletje als pandverbeuren doet nu wel gedateerd aan, maar tijdens het lezen, ging ik er toch gemakkelijk in mee.
De ogen van Roosje is een mooie roman over een vrouw met een niet al te hoog zelfbeeld, die angstig leeft. Soms raakt ze even aan het geluk, maar eigenlijk kan ze er nooit echt van genieten. De oorzaak daarvan legt ze buiten zichzelf. En of dat nu terecht is of niet (dat hou ik even voor me), tegenwoordig zouden we iemand veel meer zelf verantwoordelijk maken. Uiteindelijk neemt Paula wel verantwoordelijkheid voor het geluk in haar leven, maar op een manier die op zijn minst niet zo gelukkig is te noemen.
Ontvangst
Omdat ik wel benieuwd was naar de ontvangst van De ogen van Roosje, heb ik wat gebladerd in oude kranten. De eerste recensie die ik vond, is die van J.C. Bloem in De Telegraaf van 29 november 1957. Hij noemt haar 'volstrekt niet de mindere' van Bordewijk en Vestdijk. Ook zegt hij dat hij van deze drie 'persoonlijk' het meest van Lennart houdt. Het zijn dus niet de minsten met wie ze op één lijn gezet wordt.
Dat gebeurt ook in Het Binnenhof van 8 januari 1958, door Jos Panhuijsen. Hij vergelijkt haar eerst met Antoon Coolen (maar hij vindt Lennart beter) en aan het slot van zijn recensie plaatst hij haar naast Couperus, Aart van der Leeuw en Arthur van Schendel. Hij vindt De ogen van Roosje een 'verrukkelijke roman' en vindt het boek 'uitnemend geschreven'.
Het Binnenhof, 8 januari 1958 |
Een week later is J. Roelands Vermeer in De Maasbode ook lovend. Hij noemt het boek 'een uitstekende, voortreffelijk geschreven roman', en prijst de gevoeligheid en de natuurbeschrijvingen. Aan het slot noemt hij het nog 'een zeer mooi boek, waarmee men de schrijfster en de lezers geluk kan wensen.'
Veel lof
Zo te zien krijgt Lennart vooral lof toegezwaaid: door Jan Greshoff in Het Vaderland van 18 januari 1958 ('voortreffelijke roman', 'een door en door en in ieder opzicht goed boek'); J.W. Hofstra in De Tijd van 25 januari 1958 ('een van de voortreffelijkste schrijfsters van Nederland', 'een stuk literair werk waar voor u respect zult hebben'); J.W. in Het Parool van 22 februari 1958 ('een van haar beste boeken'); Garmt Stuiveling in het Nieuw Utrechtsch Dagblad van 29 maart 1958 ('de grens overschreden die haar tot nu toe scheidde van de grote literatuur'); drs. Karel Korswagen in de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 7 juni 1958 ('een prachtige, zuivere roman'); Hans Warren in de Deventer Courant van 8 augustus 1958 ('een fijnzinnig, typisch vrouwelijk en zeer lezenswaard boek').
Kritiek
Kritiek was er ook. In het Eindhovensch Dagblad van 22 februari 1958. De recensent, H.J. vindt het slot wat gekunsteld. Het valt trouwens op dat in bijna alle recensies verteld wordt wat er in het slot gebeurt. Blijkbaar vond men het toen niet zo erg om een plot te verklappen.
Het meest kritisch is Anne Wadman in de Leeuwarder Courant van 17 mei 1958. Hij vindt het niet zo geloofwaardig dat Paula over zo lange tijd een angst voor haar zus blijft voelen. Dat Tom Landaal aan het eind op komt draven noemt hij een deus ex machina. En hij heeft het ook niet op de natuurbeschrijvingen:
Aan het eind van dit citaat verwijst Wadman naar 'het ontluisteringsproces in de moderne literatuur'. Hermans, Reve en Claus waren al druk aan het publiceren. In sommige recensies wordt genoemd dat Lennart een positiever levensgevoel beschrijft. Verschillende keren wordt ze vergeleken met Aart van der Leeuw. Dat is wel een auteur uit het verleden.
Wadman neemt overigens wel de ruimte om te schrijven over Lennart: ruim een halve pagina en de lezers kregen ook nog een stukje uit De ogen van Roosje te lezen. Hij constateert dat dit boek Clare Lennart een eigen plaats in de literatuur geeft, 'eerder in de achterhoede dan in de voorhoede misschien'. Hij noemt het wel 'een bijzonder boek'.
Best verkochte boek van 1957
Ik heb alleen gekeken naar de kranten. Er zijn ongetwijfeld ook recensies in tijdschriften verschenen. Pas eind november 1957 verscheen de eerste recensie. De meeste reacties kwamen in 1958. Toch was De ogen van Roosje meteen een succes. Aan het eind van 1958 wordt er in verschillende kranten, bijvoorbeeld in Tubantia van 27 december, geïnventariseerd wat de best verkochte boeken van dat jaar waren. Daarbij wordt genoemd dat De ogen van Roosje dat in 1957 was. In slechts enkele maanden moeten er heel veel exemplaren van verkocht zijn.
Ooit was De ogen van Roosje dus een populair boek, dat door de meeste recensenten ook als een goed of zelfs voortreffelijk boek werd gezien. Of het nog herdrukt zal worden, weet ik niet. Mensen zullen dan niet massaal naar de boekwinkel lopen, gok ik, maar er zullen genoeg mensen zijn die er nog genoeglijke uren aan kunnen beleven.
Intussen wordt er wel aan gewerkt om haar nagedachtenis en haar werk levend te houden. Er is een biografie, (Voor 't gewone leven ongeschikt, door Petra Teunissen) een website, en haar columns voor het Utrechts Nieuwsblad zijn in druk verschenen, lees ik op de website. Het was mij allemaal ontgaan. Gelukkig dat er wordt gewerkt aan haar comeback.
Eerder schreef ik over:
Arthur van Schendel, De mensenhater
A.H. Nijhoff, Twee meisjes en ik
Ida Simons, Een dwaze maagd
Ina Boudier-Bakker, De klop op de deur
Marianne Philips, De wonderbare genezing
Herman Robbers, De bruidstijd van Annie de Boogh
P. van Limburg Brouwer, De kiesvereeniging van Stellendijk
Cyriel Buysse, De roman van den schaatsenrijder
Den ouden Heer Smits, Clementine
Geen opmerkingen:
Een reactie posten