Toen ik
Een bezielde schavuit las, de biografie van Jacob van Lennep, realiseerde ik me dat ik de Nederlandstalige negentiende-eeuwse literatuur nogal verwaarloosd heb de laatste jaren. Ik beloofde daar wat aan te gaan te doen en daar heb ik een begin mee gemaakt: ik las de roman
Clementine (1858) van Den Ouden Heer Smits.
De naam van de auteur is natuurlijk een pseudoniem. Daarachter schuilt Mark Prager Lindo. Die dubbele achternaam is een combinatie van de achternaam van zijn vader, David Alexander Lindo, en die van zijn moeder, Matilde Prager. Een dergelijk pseudoniem, waarin je jezelf ouder (en impliciet wijzer) maakt, was niet ongebruikelijk. Het gebeurde ook bij spectatoriale geschriften. In de achttiende eeuw (1767 -1769) verscheen bijvoorbeeld
De Gryzaard. Prager Lindo richtte in 1865 overigens
De Nederlandsche Spectator op.
Briefroman
Clementine begint als een briefroman: Clementine is opgegroeid in een familie met geld, op het platteland. Ze gaat bij haar tante in de stad wonen, in de hoop daar een goede echtgenoot te vinden. Die situatie doet denken aan
Opkomst en val van een koffiehuisnichtje van Jacob Campo Weyerman. Met dat 'koffiehuisnichtje' loopt het overigens niet zo goed af.
Aan het begin van het boek lezen we vooral brieven van Clementine aan haar vriendin Auguste, waarin ze verslag doet van hoe het haar vergaat. Ze ontmoet al snel een oude buurjongen, Willem Bleeker. Dezelfde naam is later door Mensje van Keulen gebruikt in
Bleekers zomer (1972). Een andere oude bekende van haar is Ada, die intussen getrouwd is met een kunstenaar, Kobalt. Verdere rollen zijn er weggelegd voor de jongeman Van Langhorst en de wat oudere man De Cauchemar.
Bleeker, De Cauchemar en Van Langhorst zien allemaal wel iets in de nog jonge Clementine. Ze is bijna negentien. Tante heeft haar uitgebreid instructies gegeven. Wat betreft de omgang met andere meisjes:
met de jongere dames kunt gij nooit anders dan op een afstand omgaan: - òf het zijn mededingsters, òf meisjes, die, uwe voordeelen niet bezittende, u benijden zullen, en u in geen geval van eenig nut kunnen wezen.
Omgang met heren
Ook wat de heren betreft, is het uitkijken geblazen:
Laat u nooit tot eenig discours verleiden, waarin het gevoel betrokken worde: - dat is altijd gevaarlijk: - vergeet ook niet zorgvuldig elk gesprek te vermijden, dat den schijn heeft van geleerdheid, -ik meen over boeken of zoo iets; - daar zijn de heeren altijd bang voor, - en bovendien, spreek nooit over eenig huishoudelijk onderwerp; - want hoewel de mannen altijd den mond vol hebben van de deugden eener echtgenoote, welke de huishouding verstaat, en dergelijke gekheden meer, is het zeker dat een meisje dat eenige ingenomenheid toont met dergelijke domestique onderwerpen, met recht in de wereld geschuwd wordt.
En naar wat voor man moet ze op zoek?
Gij moet een man hebben, die u aan fortuin en stand gelijk is - een jaar of wat ouder of jonger komt er niet op aan, en wees overtuigd, kindlief zoo gij er wezenlijk behoefte aan gevoelt, iemand, zooals het heet, te beminnen, gij evengoed u verlieven kunt op een goede partij, als op een armen sukkel, die niets dan zijne aanbidding heeft.
Zoals uit de citaten (hopelijk) te merken is, heeft de verteller een onderhoudende toon en ook in de ontwikkelingen zit vaart. De briefvorm werkt goed: er is een zekere vertrouwdheid tussen schrijver en aangesprokene en daardoor kan zo'n beetje alles gezegd worden. De brief is op dat moment ook een vrij snel medium, zeker als die in dezelfde stad bezorgd moet worden.
Verteller als personage
De verteller is den ouden heer Smits, die ook als personage optreedt. Hij heeft zakelijke contacten met de vader van Clementine. Haar moeder is overigens overleden. Vader, hij wordt een 'land-edelman' genoemd, bezit tabaksplantages en een groot deel van de tabak wordt al jaren door Smits opgekocht.
Smits komt voor het eerst voor in het verhaal als er een brief afgebroken wordt. Smits laat een deel van een brief weg, omdat het onderwerp in een volgende brief ook aan de orde zal komen. Blijkbaar heeft hij de redactie van het boek.
Op een gegeven moment gaat hij niet verder met de brieven, maar slaat hij zelf aan het vertellen:
Er ligt zulk een stapel brieven op mijne tafel van de verschillende personen, die eene meer of minder belangrijke rol spelen in de lotgevallen van de jonge dame, voor wie ik mijne lezers eenige belangstelling heb trachten in te boezemen, dat, ten einde plaats te winnen, ik mij genoopt vind, in stede van ze alle op te nemen, tusschenbeide slechts het hoofdzakelijke daaruit mede te deelen, vooral, daar die brieven niet in alle opzichten belangrijk zijn.
Breuk in de compositie
Misschien kwam Prager Lindo er niet helemaal uit bij het schrijven van de brieven. Het is in ieder geval een breuk in de compositie van het boek. Daarvan is hij zich ook bewust en later komt hij erop terug, waarbij hij zich verdedigt.
Herman Robbers vertelt in
Het ontstaan van een roman (1922) dat lezers aan den ouden heer Smits vroegen hoe de roman zou aflopen en dat hij antwoordde: 'Lieve vrienden, ik wou dat ik het zelf wist.' Daaruit blijkt dat de oude heer Smits in ieder geval geen schema vooraf maakte. Als we hem tenminste op zijn woord mogen geloven.
Het spelen met feit en fictie komt in veel negentiende-eeuwse literatuur voor: denk aan het pak van Sjaalman in
Max Havelaar of aan de context waarin de gedichten in
Snikken en grimlachjes worden gepresenteerd.
De verteller doet alsof de brieven op zijn bureau liggen. Hoe hij aan de brieven van al die mensen komt, is onduidelijk. Binnen de werkelijkheid van de fictie lijkt dat al niet helemaal te kloppen. Later richt hij nog wel het woord tot de lezer, maar hij speelt eigenlijk verder niet meer mee in het verhaal. Hij heeft bijvoorbeeld geen gesprekken met de vader van Clementine.
Voor mijn gevoel rammelt de constructie behoorlijk en ik vermoed dat de schrijver zich daar ook van bewust is. Dat zal ook de reden dat hij het zelf ter sprake brengt.
Godsdienst
Het verhaal van Clementine blijft overigens boeiend genoeg. Ze heeft andere opvattingen dan haar tante. Die laatste is nogal 'zwaar' wat betreft de godsdienst, daarin geadviseerd door de dominee.
De hoofdtrek van haar godsdienstigheid schijnt ook daarin te bestaan, dat zij over alles en iedereen zucht en klaagt (vooral over de verdorvenheid der mindere klassen,) zichzelfve voor 'eene uitverkorene' houdt, en mij zoekt te overtuigen, dat ik mij eerst recht gelukkig zal gevoelen, als ik besef, dat ik diep ellendig ben. Dat is: volgens haar, moet ik leeren inzien, dat er niets goeds aan mij is, en dat ik eene zeer groote zondares ben.
Clementine is juist opgevoed met een liefdevolle God. We zien dat ook in
De koele meren des doods (1900) van Frederik van Eeden, waarin Hedwig te maken krijgt met een ander soort godsdienst dan waarmee haar moeder haar heeft opgevoed. En natuurlijk in het hilarische
Het leesgezelschap van Diepenbeek (1847) van Lodewijk Mulder. In
De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) hangt Sara een andere vorm van godsdienst aan dan haar 'fyne' tante Hofland.
Iemand die qua kerkgeschiedenis meer onderlegd is, kan waarschijnlijk uitleggen of dat nog iets heeft te maken met het opkomen van de Groninger Richting.
Sara Burgerhart natuurlijk niet; dat was voor die tijd.
In dat laatste boek worden de 'fynen' (in mijn herinnering althans) ook getekend als hypocriet, wat ook geldt voor de tante van Clementine:
(...) zij [= tante] beschouwt zichzelve als iemand, die het der Voorzienigheid behaagd heeft aan allerlei zware beproevingen bloot te stellen en te onderwerpen, en alleen door dit telkens te belijden en dagelijks zich in haar lot te schikken (wat ook niet moeielijk is, daar zij geen wensch heeft, die niet dadelijk vervuld wordt), kan zij hopen zalig te worden, vooral, zooals zij steeds herhaalt, door te verklaren, dat zij zelve onwaardig is, terwijl zij toch iedereen, die haar niet als een heilige beschouwt en behandelt, van de grootste onchristelijkheid beschuldigt.
Het is overigens een vrij milde observatie, die eerder voort lijkt te komen uit verwondering dan uit irritatie. In de tekening van de dominee (die zich soms honds gedraagt tegenover dienstboden) zit meer venijn.
Positie
Tussen tante en nichtje zijn er vooral verschillen van mening over haar positie. Daar moet Clementine zich steeds van bewust zijn, vindt tante. En Clementine is dat dan ook. Ze krijgt een gouvernante toegewezen die haar daarin moet begeleiden. Clementine heeft 'de vreemdste denkbeelden omtrent de maatschappij,' volgens tante en de gouvernante moet verder zorgdragen voor:
'En vooral eene zorgvuldige uitroeiing van alle dwaze romantische ideën van, - van - enfin, van die ideën, welke in deze revolutionaire tijden zoo algemeen beginnen verspreid te worden; zelfs tot in onze beste kringen doordringen.'
Pas als ze bij Kobalt is, kan Clementine de gedachte aan haar positie laten varen. Maar die heeft dan ook geen positie op te houden:
'Ik geloof ook, dat die Monsieur Kobalt in eene vreeselijke achterbuurt woont,' viel mademoiselle met een huivering in, 'zelfs ergens buiten de poort!'
Alles buiten de stad is blijkbaar per definitie verdacht.
De tegenstelling tussen hoe het hoort en hoe je je wilt gedragen komt veel voor in de literatuur, bijvoorbeeld in
Majoor Frans (1875) van A.L.G. Bosboom - Toussaint. Zeker voor hedendaagse lezers is een eigenzinnige hoofdpersoon aantrekkelijk. Hoe dat in de negentiende eeuw het geval is geweest, is (zeker voor mij) moeilijker na te gaan, maar er zijn aardig wat personage die eigenwijs hun weg kiezen.
Verlies van kapitaal
Het belang van een maatschappelijke positie wordt in
Clementine uitgewerkt: vader raakt zijn kapitaal kwijt, zodat Clementine in een andere positie komt. Ook hier blijkt weer dat de schrijver kiest voor iemand die eerlijk is en die haar lot met blijmoedigheid en geduld draagt. Dat blijkt belangrijker dan welke positie iemand inneemt.
Haar veranderde maatschappelijke positie zorgt ook voor een veranderde positie op de huwelijksmarkt. De vraag is of Clementine zal kunnen kiezen voor een man van wie ze houdt in plaats van voor een man die haar financieel wat te bieden heeft.
Toen zijn financieel nog in gunstiger positie was, was Willem Bleeker veel geld kwijtgeraakt bij het kaarten. Daar stapte de vader van Clementine toen gemakkelijk overheen.
De oude heer Smits weet de ontwikkelingen boeiend te houden: intriges, speurwerk en ontmaskering. Je vraagt je af of het allemaal goedkomt. Toen ik het boek bijna uit had, kwam ik erachter dat er in mijn uitgave een bladzijde ontbrak. Gelukkig is
Clementine ook te vinden op
DBNL, zodat ik niets heb hoeven te missen.
Publicatie
In het
Algemeen Handelsblad van 13 september 1858 treffen we een advertentie aan van uitgeverij Thieme.
Clementine is verschenen als nummer drie in de zogeheten 'Guldens-editie.' Advertenties in andere kranten volgen. Anderhalf jaar later, in
dezelfde krant van 18 februari, als nummer vijf verschenen is, wordt
Clementine nogmaals genoemd. Het boek blijkt 282 pagina's te tellen.
In
Het leeskabinet van 1 februari 1858 wordt aandacht geschonken aan het initiatief van Thieme om boeken voor een lage prijs op de markt te brengen. In welk opzicht deze uitgaven verschilden van reguliere uitgaven, is mij niet bekend.
De uitgaven zouden, 'op de gewone wijze gedrukt,' in ieder geval veel duurder zijn:
Reeds meermalen hebben onze wakkere uitgevers beproefd te gemoet te komen aan het niet ongegronde bezwaar, dat er voor velen in gelegen is, om toe te geven aan den lust tot het koopen van onze Hollandsche werken van smaak daar die veelal te duur zijn om anders dan voor leesgezelschappen of leescirkels te worden aangekocht. Op nieuw waagt de Heer Thieme eene poging om goed en goedkoop met elkander te vereenigen, en zijne landgenooten daardoor in de gelegenheid te stellen, voor eene betrekkelijk geringe uitgave langzamerhand in het bezit te geraken van eene collectie degelijke en nuttige boekwerken, die, op de gewone wijze gedrukt en uitgegeven, zeker drie à vier maal den prijs zouden te boeven gaan, door hen voor deze serie bepaald. (…) In het bekende, niet onbevallige Tauchnitz-formaat gedrukt, bedraagt de prijs van ieder deel, dat ook afzonderlijk verkrijgbaar is, slechts één gulden.
Recensie
Op 1 januari 1859 besteedt datzelfde
Leeskabinet aandacht aan
Clementine. Het boek blijkt al in afleveringen verschenen te zijn geweest in
Den Nederlandschen Spectator. Daardoor is het al door heel wat mensen gelezen.
De auteur heeft het verwijt gekregen dat hij, in plaats van te 'Smitsen' een geregeld verhaal heeft verteld 'dat toch niets te beteekenen' heeft. Met dat laatste is
Het leeskabinet het niet eens:
Vertalingen
Op 17 juni 1861 meldt het
Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad dat 'de bekende novelle' van den ouden heer Smits te New York in Engelse vertaling is verschenen.
Opmerkelijk is dat een boek van 282 bladzijden een novelle wordt genoemd. Tegenwoordig reserveren we die term voor boeken met een beperkte omvang. Maar blijkbaar werd het woord 'roman' voor een ander soort boeken gebruikt. Wel is
Clementine intussen een bekend boek geworden en de uitgever doet moeite het ook over de grens bekendheid te geven.
Daar blijft het niet bij.
Clementine wordt ook in het Frans vertaald. Het verschijnt als feuilleton in het Belgische blad
l'Echo du Parlement. Dat wordt op 3 november 1871 gemeld in de krant
De locomotief.
Vergeten
Intussen is
Clementine vergeten, net als de oude heer Smits, lijkt me. In ieder geval is
Clementine geen hecht gecomponeerde roman, maar het verhaal is nog steeds boeiend en de humor doet nog steeds glimlachen. De kennismaking met het werk van de oude heer Smits is me niet tegengevallen. Van jongere auteurs als Justus van Maurik en Jacob Jan Cremer heb ik meer gelezen en van hun werk heb ik intussen een beter beeld.
Eigenlijk heb ik er nog geen idee van wat de auteur bedoelt met 'Smitsen'. Zou dat beter in zijn korte stukjes tot uitdrukking komen? Of heeft dat te maken met de meer spectator-achtige aanpak, waarbij de auteur er steeds tussendoor komt. Daar leed
Clementine ook af en toe onder.
In mijn kast staat nog meer werk van Mark Prager Lindo. Mocht ik daar meer van gelezen hebben, dan meld ik het.