Er is al heel wat van Jeroen Brouwers dat ik in de loop van de jaren heb gelezen. Bij zijn dood had ik terug willen blikken op die leesgeschiedenis, maar mijn hoofd moest zich bezighouden met andere dingen. Misschien komt het er ooit nog van.
Wat rondstruinend op Literom, waartoe ik sinds kort toegang heb, kwam ik de recensie van Geheime kamers (2000) die ik indertijd schreef. Dat stuk is eerder gepubliceerd in Nederlands Dagblad van 10 november 2000.
Van de opmaak was weinig meer over, dus ik heb de verdeling in alinea's opnieuw moeten aanbrengen. Voor de rest heb ik weinig veranderd. Een enkel woord vond ik zo storend, dat ik het vervangen heb en ik heb wat tussenkopjes toegevoegd. Voor de rest is het de tekst van toen.
De verwoestende kracht van de leugen
Het was 1980, het eerste jaar dat ik voor de klas stond, en
ik had eigenlijk geen benul van literatuur. Wel had ik behoorlijk wat poëzie
gelezen, maar het proza was voor mij een nog nauwelijks ontgonnen gebied. Ik
had er wat in rondgestruikeld, was terechtgekomen bij Couperus, Reve en
Hermans, maar ook bij Arnold Clerx, J.J. Cremer en P. van Limburg Brouwer. Geen
idee waar ik mij bevond. Geen idee waar al die kronkelpaden heen leidden.
Toen ik mij weer eens door wat struikgewas geworsteld had en
nog even mijn kleren afklopte, was daar ineens Jeroen Brouwers, met zijn
Kladboek. Ik was meteen verkocht. Dat iemand zo kon schrijven! Zo betrokken, zo
persoonlijk en vooral zo mooi! Totaal anders dan alles wat ik daarvoor had
gelezen.
En ik kon er ook zo verschrikkelijk om lachen. Ik bezit een
opgewekt gemoed, maar mocht ik ooit in somberheid vervallen, reik mij dan
Brouwers' Kladboek aan en zoek daarin het stuk op 'Met D. van Tol naar de
bedriegertjes' of het artikel over Dirk Ayelt Kooiman.
Liefde, literatuur, dood
Gelukkig bleek mij al gauw, dat er nog veel meer Brouwers
was. Mijn Vlaamse jaren en Zonsopgangen boven zee en bovenal Zonder trommels en
trompetten, een van Brouwers’ boeken die me het dierbaarst gebleven zijn. En in
al die boeken kwam ik de Brouwerse thema's van toen tegen: liefde, literatuur
en de dood.
Allemaal waren ze geschreven in Brouwersstijl. Brouwers had
niet de stijl van een schrijver die maar gewoon deed, omdat hij dan eigenlijk
al te gek deed. Brouwers schonk geen kopje thee met een koekje erbij. Brouwers
vond niet dat het gazon nodig geknipt moest worden, want het gras was alweer
vier centimeter lang. Brouwers beeldhouwde zijn zinnen met een knoeper van een
hamer (en toch met eindeloos veel precisie). Hij verhief zijn stem, hij zwaaide
met zijn armen. 'Kome er opnieuw schoonheid', riep hij. En ik vond het allemaal
even mooi.
Signeren
De hele jaren tachtig las en herlas ik alles van Brouwers.
Toen in 1988 De zondvloed verscheen, pakte ik al mijn Brouwersboeken in een
koffer en reisde naar Arnhem, waar de schrijver zou signeren. In de winkel
pakte ik die koffer weer uit, stapelde alle titels en daarvan weer al de
verschillende drukken op elkaar en schuifelde met die stapel in de rij naar de
tafel waarachter de schrijver zich bevond.
Graag had ik hem in alle boeken zijn handtekening laten
zetten, maar Brouwers, die de hele sessie wel een bezoeking gevonden zal
hebben, begon daar niet aan. Ik mocht de vijf meest dierbare boeken uitkiezen
en de rest ging ongesigneerd weer mee naar huis. Ongetwijfeld koos ik de eerste
druk van Zonder trommels en trompetten uit en de beide delen van Kroniek van
een karakter. Wat ik nog meer koos, zou ik na moeten kijken.
De laatste tien jaar kwam Brouwers minder op mijn pad. Niet
meer in de financiële positie zijnde om boeken te kunnen kopen (ach ja, het
onderwijs), meed ik de boekhandels, las ik nauwelijks kranten en tijdschriften.
Achter in Geheime kamers, de nieuwe roman van Brouwers, heb ik in de
bibliografie opgezocht wat ik allemaal gemist heb en het is verbijsterend.
Brouwers voegde alleen de laatste tien jaar al zo'n dertig titels aan zijn
oeuvre toe. Ik moet nodig gaan sparen.
Soberder
Geheime kamers is de eerste roman in tien jaar, maar de
vraag is niet waarom het zo lang geduurd heeft voor die roman er was, maar hoe
Brouwers was veranderd, merkte ik. Of ik was veranderd. Of wij beiden. Zijn
stijl was kaler geworden, soberder dan ik mij die herinnerde. Die stijl werd in
recensies altijd barok genoemd. Het was een stijl met krullen, een stijl met
kleuren die de aandacht trokken, niet zo'n sorry-dat-ik-besta-stijl. In Geheime
kamers lijkt de stijl wat bescheidener. Wat sneller ook, meer in dienst van het
verloop van het verhaal. Misschien is dat winst, maar ik hield ook erg van die
krulstijl, waarin Brouwers gelukkig nog met enige regelmaat vervalt.
Ook zijn er meteen alweer de herhalingen. Het kwastje van
een baret, dat elke keer opnieuw beschreven wordt of de correctielak in brieven
of de geheime kamers of de jojo. Ik heb dat altijd schitterend gevonden. Nog
steeds herinner ik mij de mist en het eelt en het 'kwaak kwaak' uit Bezonken
rood, die het hele boek door opdoken. Zoals de verschillend gekleurde blokjes
op een klimwand de klimmer langs verschillende routes omhoog leiden, leiden de
motieven die Brouwers gebruikt je door zijn boek. Soms herhaalt hij ze bijna
letterlijk, vaak geeft hij er een tikje tegen, zodat ze net iets anders
betekenen dan de vorige keer. Daardoor krijgt het boek samenhang, krijgt alles
met alles te maken. "Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt",
schreef Brouwers ooit.
Soms is zo'n herhaling wat overnadrukkelijk. Als aan het
eind van het boek mensen bezig zijn een vertrek wit te schilderen, denkt zelfs
de meest argeloze lezer meteen aan alle correctielak die in de loop van het
boek genoemd is. Dat Brouwers het ook nog een keer 'correctiewit' noemt, stoort
mij dan.
Verliefdheid
Ook qua inhoud is Geheime kamers typisch een Brouwersboek.
De ik-figuur, de afgekeurde geschiedenisleraar Jelmer van Hoff, is verliefd op
de operazangeres Daphne, de vrouw van een jeugdvriend. In veel van het eerdere
Brouwerswerk komen verliefdheden voor op meisjes die Aurora heten, of Emmy of
Iris of Nachtschade. De verliefde mannen dwepen met deze meisjes, cijferen zich
weg, hebben alles voor hen over. De meisjes staan op een voetstuk en worden
aanbeden.
Ook Jelmer wordt verliefd als hij na zo veel jaren Daphne
opnieuw ziet. Zij lijkt ook iets voor hem te voelen, schrijft hem brieven en
arrangeert afspraken waar vervolgens vaak wat tussenkomt. Jelmer is in de ban
van Daphne, maar niet voortdurend. Hij ziet vanaf het begin van de hernieuwde
kennismaking de leugenachtigheid van Daphne in en soms zegt hij haar dat ook.
Maar vaak is haar betovering sterker dan Jelmers bezwaren.
Ik heb erg moeten grinniken om een telefoongesprek waar Jelmer Daphne steeds
van repliek dient. Maar hij doet het alleen in zijn gedachten. Jelmer verschilt
in die zin van eerdere ik-figuren bij Brouwers, dat hij genoeg momenten heeft,
waarop hij zich wel degelijk realiseert wat er aan de hand is. Dan ziet hij dat
hij aan het lijntje gehouden wordt.
Geheimhouding
Thematisch gezien draait het in Geheime kamers om het beeld
dat Daphne gebruikt voor die dingen waar ze haar man buiten wil houden en dat
zijn er nogal wat. Weliswaar is ze getrouwd met de hooggeleerde Nico Sibelijn,
maar haar echte liefde is haar oud-docent Johann Fahrenfurth. Ook het contact
dat Daphne met Jelmer heeft, heeft ze opgesloten in een geheime kamer. Jelmer
verzwijgt tegenover zijn vrouw Paula het een en ander over Daphne en zij op
haar beurt verzwijgt de relatie die ze heeft met haar collega.
Het huwelijk van Jelmer en Paula stelt niet veel meer voor.
Na de geboorte van hun dochter Hanneke, die het syndroom van Down heeft, heeft Paula zich totaal van
Jelmer (en trouwens ook van Hanneke) afgewend. Man en vrouw delen een woonboot
en dat is het wel zo ongeveer. Daphne is uit leugens opgebouwd. Haar hele
huwelijk is een leugen, aangezien ze het alleen gebruikt als dekmantel voor
haar relatie met Johann Fahrenfurth, die overigens ondanks zijn huwelijk ook
met iedereen het bed in duikt. Maar ze bedriegt Jelmer net zo makkelijk. Als
Jelmer dingen die zij vertelt natrekt, blijkt er nooit wat van te kloppen en
als hij er vragen over stelt, praat ze eroverheen. Haar achternaam is niet voor
niets Uitwyck, ze heeft haar uitvluchten altijd bijdehand.
Hoe destructief de leugen kan zijn, blijkt als een
roddelblad zich richt op de beroemde zangeres Daphne en haar man Nico. De
artikelen hangen van hele en halve leugens aan elkaar. Er wordt onder andere in
gesuggereerd dat Nico zich schuldig gemaakt heeft aan bedrog, bij zijn
belangrijkste ontdekking, 'de steen van Sibelijn'. Aan die ontdekking en de
publicaties erover dankt Nico zijn faam als wetenschapper en ook zijn baan. De
verdachtmakingen ruïneren Nico's status. Ook wat er over Jelmer en Daphne
geschreven wordt, is grotendeels verzonnen. Zelfs de foto's zijn gemanipuleerd.
Witblonde vitrage
Er valt trouwens helemaal niet zo veel spannends te
vertellen over die twee. Een relatie bestaat er nauwelijks en eigenlijk valt er
tussen hen niet werkelijk iets voor. Misschien werd dat al aangekondigd toen
Jelmer Daphne voor het eerst terugzag. 'Bij onze poging tot kussen, haar
haar viel als witblonde vitrage voor mijn gezicht, stootten onze neuzen tegen
elkaar.' Die witblonde vitrage lijkt wel het negatief van de zwarte voile
die tussen de hoofdpersoon van Bezonken rood en zijn moeder valt, als ze hem
kust, waarna ze hem achter zal laten op het pensionaat.
Zoals het vanaf toen eigenlijk niet meer goed kon komen
tussen die twee, lijkt hier bij de begroetingszoen meteen het afscheid zich aan
te kondigen. Uiteindelijk kent de hele geschiedenis een dramatische afloop, die
ik hier niet uit de doeken zal doen.
Het is een triest beeld dat Brouwers schetst van de relaties
tussen mensen. Leugens, bedrog en onoprechtheid. In tegenstelling tot Daphne is
Jelmer niet slecht. Hij biecht zelfs alles op aan Paula, maar die gelooft hem
al niet meer door de publicaties en het roddelblad.
Dochter
Jelmer is zelfs uitgesproken sympathiek door de manier
waarop hij omgaat met zijn dochter Hanneke. Hij bezoekt haar trouw in de inrichting
en probeert het beste voor haar te regelen als ze daar niet meer kan blijven.
Hanneke kent geen bedrog, zij is wie zij is. Wel probeert men ook haar om de
tuin te leiden, als de zuster snel de foto van de hond verwijdert, na het
verscheiden van het dier.
Maar Hanneke heeft prima in de gaten wat er aan de hand is.
Jelmer probeert Hanneke dan ook voor Daphne in een geheime kamer te houden. Dan
is er in ieder geval nog iets wat niet aangetast is door Daphnes leugens. Dat
Jelmer zo veel geeft om zijn dochter, is misschien wel het enige hoopvolle in
het boek. Het is dan ook het enige wat hij overhoudt, als hij alles is kwijt
geraakt.
Ingenieus opgebouwd
Geheime kamers is geen boek om vrolijk van te worden, al heb
ik bij sommige passages zeker moeten lachen. Wel is het weer een typisch
Brouwersboek, dat ingenieus is opgebouwd. De stijl blijft heerlijk. Ik kan
ervan genieten als Brouwers iemand beschrijft 'met een zo strakke scheiding in
het geplakte haar, dat die er met een bijl in lijkt te zijn geslagen. 'Zo'n
hoofd zou ik zo kunnen uittekenen, als ik daar talent voor had.
De stijl mag dan misschien wat ingehoudener zijn geworden
dan hoe ik die mij herinner uit vroeger werk van Brouwers, in de situaties die
hij beschrijft schuwt hij de overdrijving niet. Als het noodweer is, waaien de
vissen het water uit en vliegen hele stadsparken in de lucht. En ook op andere
momenten neigen Brouwers' beschrijvingen naar het extreme. Natuurlijk maakt dat
het boek minder realistisch, maar waarom zou realisme een eis moeten zijn?
Voor mij was Geheime kamers een hernieuwde kennismaking met
het werk van Brouwers en al zijn boeken bleven meeneuriën tijdens het lezen.
Toen ik het sterven van de hond las, stierf opnieuw de kat in Zonder trommels
en trompetten en de rode laarsjes van Daphne lieten meteen de laarsjes van
Aurora uit Zonsopgangen boven zee door mijn hoofd lopen. Bij het opnieuw
doorbladeren van zijn laatste boek zullen er steeds meer van die lijntjes
getrokken worden, totdat ook Geheime kamers muurvast zit in het oeuvre van Brouwers.