Als ik weer een boek van
Fleur Bourgonje in de winkel zie liggen, koop ik het eigenlijk altijd. Een enkele dichtbundel heb ik aan me voorbij laten gaan, maar bijna al haar proza is in mijn boekenkast beland.
Bourgonjes debuut,
Spoorloos (1985) herinner ik me als een sensatie: het kreeg breed aandacht en werd goed verkocht. Daarna zijn er meer dan vijftien romans of verhalenbundels verschenen, maar daar lees ik in de pers altijd weinig over. Hoe kan dat toch? Voor mijn gevoel is de schrijfster alleen maar beter geworden.
De stijl van Bourgonje zou je 'poëtisch' kunnen noemen. Ze heeft een toon die een beetje zingt en haar zinnen hebben een ritme, dat zeker bij het hardop lezen duidelijk waar te nemen is. Ik kan me voorstellen dat er lezers zijn die dat een beetje
te vinden.
Het grondpatroon van veel boeken is de metafoor of de vergelijking. Bourgonje beschrijft iets en na verloop van tijd wordt dat het beeld voor iets anders, of ze vergelijkt twee dingen expliciet met elkaar. Bijvoorbeeld het feit dat haar vader smid was en dat zijzelf als schrijfster woorden smeedt (
Nevelpaarden). Zou dat te nadrukkelijk gevonden worden?
Misschien is het dat ook wel, maar ik lees het werk van Bourgonje nu eenmaal graag. Ik herken haar toon, haar manier van werken en geniet daarvan. Misschien ben ik niet tot een objectief oordeel over deze romans in staat, wellicht heb ik ooit 'besloten' ze goed te vinden. Dat is dan maar zo.
In
Uitval komt eigenlijk het complete werk van Bourgonje samen. We herkennen de autobiografische setting: de smederij van de vader, de moeder die het kind in het donker het erf op stuurt (
Oostenwind, koningskind), het meisje van wie de haren in het prikkeldraad gevlochten worden (
Stenen voor het begin), het vertrek naar Zuid-Amerika en hoe het haar daar verging in Chili en Argentinië. Alle thema's komen opnieuw voorbij, alsof Bourgonje nog eenmaal probeert tot de kern van haar werk te komen.
In het eerste deel zien we een schrijfster die net haar manuscript ingeleverd heeft. Terwijl ze door de stad loopt, begeeft haar rechterbeen het voor een korte tijd. Vandaar de titel. Ze grijpt zich vast aan een lantaarnpaal om zich staande te houden en moet later onderzoeken in het ziekenhuis ondergaan.
Het grootste deel van
Uitval wordt in beslag genomen door het middendeel, waarin de schrijfster haar manuscript herleest. Nu ze te maken heeft gekregen met de onberekenbaarheid van een deel van haar lichaam, blijkt er meer aan het schuiven en aan het wankelen te zijn gegaan. Ze leest met nieuwe ogen het manuscript en vraagt zich af hoe eerlijk ze is geweest in wat ze beschreven heeft.
In het korte laatste deel neemt ze opnieuw contact op met haar uitgever over haar manuscript.
Niet alleen bekende thema's komen langs in
Uitval, ook onderwerpen die in de rest van het oeuvre nog niet zo nadrukkelijk aan de orde zijn geweest, zoals het overlijden van de vader en de moeder; de militaire oefening waarmee de vertelster als meisje te maken kreeg; haar volwassen dochter, die we in eerdere romans vooral als kind zagen passeren; de emigratieplannen van de vader; de rellen in Parijs.
De vertelster in
Uitval bekijkt dus het manuscript opnieuw, waarbij ze haar best doet de schrijfster van zo dichtbij mogelijk te observeren. Eigenlijk bekijkt ze dus zichzelf in een eerdere fase, op een zoekende manier: wie is die vrouw die dit op deze manier meende te moeten vertellen? Juist dat spreekt me aan in meer werken van Fleur Bourgonje: de zoekende houding, het tasten naar wat er onder de oppervlakte ligt.
Tijdens het lezen ziet de vertelster de mechanismen die ze gehanteerd heeft om zich staande te houden: het in zichzelf keren, omdat ze in zichzelf autonoom en onaantastbaar kan zijn en het gebruik maken van de verbeelding die niemand je af kan nemen. Ze komt tot de conclusie dat het niet gaat om de gebeurtenissen, maar om de houding die ze aanneemt tegenover die gebeurtenissen.
De schrijfster is vol empathie voor haar eerdere ik, maar ook genadeloos. Ze ziet feilloos waar het anders had gekund, waar de schrijfster van het manuscript niet de kern heeft geraakt of heeft durven raken. Eigenlijk was ook de schrijfster in het manuscript al tot die conclusie gekomen:
Eromheen schrijven, dat is wat ze heeft gedaan, in steeds kleinere cirkels eromheen tot de lijn bijna een stip werd. Met haar pen benaderde ze zo dicht mogelijk, millimeter voor millimeter, letter voor letter, dit stille punt, het oog van de storm: het geluk, het missen het verdriet. Maar ze raakte het niet. Ook om de liefde zelf heeft ze heen geschreven.
Later verwoordt ze dat ook tegenover haar uitgever:
Wat ik na een korte stilte meer tegen mezelf dan tegen hem zei, was dat ik achteraf gezien hier en daar de weg van de minste weerstand had gekozen door de meest intieme, meest kwetsbare ervaringen van mezelf maar ook van de mensen om mij heen buiten beeld te houden, waardoor er misschien een vertekening was opgetreden.
Meteen erna corrigeert ze dat:
het was niet de weg van de minste weerstand geweest, het was een bewust verhullen en afschermen, het was afstand bewaren met behulp van de taal en die afstand wilde ik nu proberen te slechten.
Dat is dus de kern: het missen, het verdriet, de liefde. En die kern is niet geraakt, zegt de vertelster. Ze wil nog dichterbij, nog directer, nog minder terughoudend en komt erachter dat ze daarvoor niet de gebeurtenissen behoeft te beschrijven; ze kan daarvoor ook de verbeelding gebruiken.
Als er één schrijfster is, bij wie juist het verlangen, het missen, het verdriet, de liefde na te voelen zijn, dan is dat wel Fleur Bourgonje. In al haar boeken zindert het van de emoties, ook als die niet benoemd worden. Niet de stemmingen, maar de grote emoties, die een mensenleven lang meegaan.
Ontroerend is in
Uitval hoe ze haar ouders nadert, door ze op hun meest kwetsbare momenten te tekenen. Bij de moeder die het kind de nacht in stuurt, stapt ze uit het kind dat angstig het erf op gaat, en zegt dat de moeder haar niet losliet, maar deed alsof en dat ze misschien slecht gehumeurd was of een vlaag van moedeloosheid had. Na haar dood wordt de moeder ontschuldigd.
Net zoals in
Spoorloos de afwezigen aanwezig zijn, zijn ook de overleden ouders aanwezig in een ontroerende scène:
Plotseling zaten ook zij naast me, verbeeldde ik me. Zwijgend lazen ze, vanuit hun gemeenschappelijke graf, mee wat ik over hen had geschreven vóór ik aan mijn eigen sterfelijkheid werd herinnerd. Ook toen ze uitgelezen waren, zeiden ze niets. Misschien keken ze elkaar aan. Heel even meende ik een warme, bezwete vrouwenarm om mijn schouders en een door smeden en hameren vereelte mannenhand op mijn hoofd te voelen. Maar toen ik opzij keek was ik alleen.
Het is niet voor niets dat de volwassen dochter in
Uitval om de hoek komt kijken. Er zitten verschillende noties in die te maken hebben met ouderschap en kindschap. De vertelster beseft dat ze haar dochter opgevoed heeft tot onafhankelijkheid. Je moet jezelf kunnen redden in het leven. Maar kan de vertelster wel zonder haar dochter, zeker nu ze zo kwetsbaar is?
Spiegelingen, parallellen, vergelijkingen - Bourgonje heeft er patent op. Dat kan als geconstrueerd of als gezwollen overkomen, maar ik heb me er nooit aan geërgerd. Mij imponeert de zoektocht naar de kern, naar het waarachtige, naar hoe het nu werkelijk zit in eigen hart en hoofd. Boek na boek zet Bourgonje die zoektocht voort en je hebt het idee dat ze steeds dichter komt bij wat ze zoekt.
Het wordt tijd dat Bourgonjes werk goed verkocht gaat worden. U kunt eraan meehelpen door dit boek te kopen. Of
Onderstroom. Of
Labyrint. Of
Verdwijnpunt. Of welk ander boek dan ook uit de stapel die ze geschreven heeft.