vrijdag 19 april 2019

De onverwachte rijkdom van Altena (Jan van Mersbergen)


Frankie en Marlies slaan zich zo goed mogelijk door het leven: Frank legt vijvers aan in tuinen en Marlies werkt bij een verzorgingshuis. Samen zorgen ze voor hun zoontje Willem, dat met krukken loopt. Hij krijgt thuisonderwijs, na een conflict met de school. Op de aandoening van hun zoontje na lijkt hun leven op orde. Maar dan verandert er iets in het dorp: er staat een Chinees bij de cafetaria.

Dat is de start van de gebeurtenissen in het boek De onverwachte rijkdom van Altena van Jan van Mersbergen. De Chinees blijkt overigens een Japanner, Murakami. Hij staat bij de cafetaria, omdat Rochat, de rijkste man van het dorp overleden is.

De Put

Rochats dochter Eveline, nu een bekend schrijfster, was ooit Franks eerste vriendinnetje en ze was ook nog de beste vriendin van Marlies. Rochat was eigenaar van de Put, een zandzuigersgat (zouden ze zeggen in het dorp waar ik opgroeide) dat ooit een recreatieplaats voor jongeren was.
Wij spendeerden meer tijd aan deze lake dan bij pa en ma op de bank. Die kwamen hier niet omdat dit onze plek was. Hier hadden zij en niemand anders iets over ons te zeggen: de gemeente niet, de politie niet, de boeren niet, niemand. Hier konden we jong zijn zoals alle mensen jong zouden moeten zijn.
Aan dat 'zij en niemand anders' merk je al dat het citaat qua taal niet helemaal correct is, maar dat is hoe Marlies praat: zij vertelt het verhaal aan een 'jij', al is het niet helemaal duidelijk wie dat is. Misschien is het de lezer wel.

Marlies en Frank hebben goede herinneringen aan de zomers van hun jeugd, vooral die van 1986 en 1987. Daarna liet Rochat een hek om de Put zetten, waarna hij door het hele dorp werd uitgekotst. Nu hij is overleden, krijgen Marlies en Frank het beheer van de Put. Bovendien blijkt er een mysterieuze administratie te bestaan, die misschien ontcijferd kan worden. Er is bovendien een boekje met spreuken en verhalen, mogelijk van Japanse afkomst.

Delen is de werkelijke rijkdom

Marlies en Frank besluiten de Put terug te geven aan het dorp, want zoals Murakami al zei: 'To share is the real richness.' Maar ze willen ook graag wat voor zichzelf, of liever: voor Willem die nog heel wat behandelingen nodig zal hebben.

Ooit was de Put een droom die afgepakt is en nu kan de Put misschien een droom waarmaken. Daarbij houden de twee beheerders het verhaal in hun achterhoofd van 'de lui onder aan de dijk', die een loterij wonnen en alles voor zichzelf hielden, wat uiteindelijk hun ondergang werd: 'de vette prijs die uiteindelijk alles uit elkaar sloeg als een zuidwesterstorm. De hoofdprijs binnenharken, niks overhouden.'

In de verhalen en spreuken in het boekje van Rochat gaat het ook verschillende keren over hebzucht. Bijvoorbeeld in het verhaal over de Japanse steenhouwer, dat we van Multatuli kennen. Hij was niet tevreden met zijn lot en wilde steeds meer, totdat hij inzag dat zijn oorspronkelijke leven zo slecht nog niet was.

Dromen

Er zijn verschillende thema's aan te wijzen in De onverwachte rijkdom van Altena. Het boek gaat over dromen die van je afgepakt worden en dromen die je waarmaakt. En dromen waar je een hek omheen zet. Over rijkdom die je deelt of die je voor jezelf houdt. Over bang zijn en durven. Niet voor niets is het laatste zinnetje in het boek: 'Ik durf'.

Marlies heeft zichzelf al eens 'een bange trut' genoemd en ze vraagt zich ook af of de Put nu een vloek of een zegen is. Haar dromen zijn al eens stukgeslagen en je hebt moed nodig om te geloven dat dromen ook gerealiseerd kunnen worden.

Of, zoals Marlies het zegt:
Dromen, voor je het weet worden ze je afgepakt. De ene dag lig je in het paradijs met eindelijk de jongen van je dromen tegen je aan, de volgende dag hangt er een slot aan de poort. 

Ongecompliceerde taal

Frank en Marlies zijn weinig ontwikkelde mensen, maar wel mensen met gezond verstand. Hun taal is ongecompliceerd. Als ze voor het eerst weer terug zijn bij de Put, hun vroegere paradijs, zegt Frank: 'Zitten we dan.' Meer hoeft er eigenlijk ook niet gezegd te worden.

Eveline, de schrijfster, zou in dat soort taal willen schrijven.
Ze komt met een heel betoog, dat ook zij hier vandaan komt maar dat haar schrijftaal anders is dan onze spreektaal. Eigenlijk wil ze schrijven zoals de mensen hier praten, zoals we nu aan dit tafeltjes zitten, hoe we kijken en van die korte woorden zeggen als Welk? en Hoe bedoel je? in plaats van Wat zeg je?
Later zal ze in een boek de stem van Marlies als vertelstem gebruiken. Het is een persoonlijk boek geworden, waarover ze zegt:
Dit boek is mijn overwinning. Met dit boek nam ik afscheid van mijn vader, door alles wat bij hem hoorde weg te geven. 
Een boek schrijven is een manier van delen. Maar je kunt ook zeggen dat je je iets toeëigent als je er een verhaal van maakt. En is dit boek dat wij lezen dan het boek dat Eveline geschreven heeft? Ik hoop het eigenlijk niet. Dat komt wel erg als geconstrueerd over.

Vertelstem

In ieder geval is het Jan van Mersbergen wel heel goed gelukt om de stem van Marlies als vertelstem te gebruiken. Het is altijd prettig als een stem de toon geeft aan een boek, zoals bijvoorbeeld ook gebeurt in Van dode mannen win je niet (Walter van den Berg) of Wil (Jeroen Olyslaegers). De ongecompliceerde manier van vertellen bepaalt bij Van Mersbergen voor een groot deel de charme van het boek.

Die nadrukkelijke constructie zit het boek toch wel een beetje in de weg. In het heden bevindt Marlies zich in een wintersportgebied. Ze praat daar tegen de 'jij'. Dat verhaallijntje zakt gemakkelijk weg en soms is het wel heen dun. Het is ook niet zo waarschijnlijk dat het hele verhaal, compleet met alle details, daar aan dat tafeltje op de berg, verteld zou zijn.

Marlies zit ondertussen ook nog een cryptogram in te vullen. Dat laat wel zien dat ze taalgevoelig is, maar de woorden die gezocht worden moeten dan ook steeds net iets zeggen over de lotgevallen van Marlies. Het woord dat ze zoekt is 'zoals steeds [...] bijna de kortst mogelijke samenvatting van mijn verhaal.' Dat is me te nadrukkelijk. Van mij hadden die cryptogrammen wel weg gemogen.

Te nadrukkelijk

Ook parallellen of vormen van beeldspraak zijn soms te nadrukkelijk. Er is een straat die de Gelukshof heet en die loopt dan ook nog dood. De knipoog is wel erg vet, zeker als die ook nog eens expliciet wordt gemaakt.

Het perspectief is ook niet altijd geloofwaardig. Als Frank met zijn kameraad Peet van Siene en Willem naar de Put zijn, krijgen we een verslag van Marlies, inclusief details. Die zal de weinig spraakzame Frank haar niet verteld hebben.

Sade

Muziek is belangrijk in deze roman. Allereerst de nummers van Sade. Sommige teksten blijken toepasselijk en de muziek van deze zangeres geeft ook een tijdsbeeld: in het najaar van 1985 kwam het album Promise uit en die muziek past dus bij de zomers die Frank en Marlies zich herinneren bij de Put. Bovendien zong Sade 'Build a wall around your dreams'.

Ook Meat Loaf komt voorbij met 'It was a hot summer night and the beach was burning', het begin van 'You took the words right out of my mouth'.
Dat was ons liedje, van Frankie en van mij, en van niemand anders.
 En de lezer denkt ook automatisch aan een ander paradijs dan de Put, met alleen maar de verlichting van het dashboard. Dat wordt niet genoemd, en speelt toch mee. Juist als het niet expliciet wordt, werkt het blijkbaar.

Voor de goede orde: Nick en Simon en de Spelbrekers komen ook voor in het boek en zelfs dat is passend en zelfs ontroerend. Niet gedacht dat dat mogelijk was.

Overhaast slot

Aan het slot gaat het me allemaal een beetje snel, alsof het verhaal wat afgeraffeld wordt. Misschien is het me ook net iets te gemakkelijk. Het dilemma: delen we wel genoeg, lijkt in een alinea opgelost te worden. Dat vond ik niet helemaal bevredigend. Het lijkt mij ook beter om de spanning daaromtrent niet op te lossen, maar te laten bestaan.

Om een of andere reden vind ik het werk van Van Mersbergen sympathiek. Misschien omdat het iets dorps heeft en in mij nog steeds het dorp leeft waar ik opgroeide. Misschien ook door het gebrek aan aanstellerij.

Dit boek past ook wel in de rij van de boeken die ik van Van Mersbergen las. De relatie tussen ouders en kinderen komt daarin vaak terug. Ook hier zie je ouders die veel overhebben voor hun kind en misschien juist daardoor kwetsbaar worden. Of misschien moet ik zeggen dat ouderliefde zowel iets goeds als iets slechts in iemand naar boven kan brengen. Juist in die dingen, waarin Van Mersbergen niet het onderwerp versimpelt, maar wel de taal eenvoudig houdt, is hij op zijn best.

Vragen

De onverwachte rijkdom van Altena is prima te genieten als verhaal op zich, maar het zou me niet verbazen als iemand die het boek gelezen heeft, in een moment van bezinning zich afvraagt hoe het zit met wat hij of zij nu zelf deelt in zijn leven. Hoeveel rijkdom houdt hij voor zichzelf?

En om maar meteen het gebaar groter te maken: hoe zit dat met ons land of met Europa? De Put had de vorm van een hart. Waar zetten wij (wie dat dan ook zijn) het hek? Bouwen wij alleen een fort van ons hart of ook van ons land? Van ons werelddeel? Je hoeft geen filosoof te zijn om er een dagsluiting mee te kunnen vullen.

Daar is de roman natuurlijk niet voor bedoeld. In de eerste plaats gaat het om het verhaal en of dat goed verteld is. Dat kan er best mee door, lijkt me. Maar als een boek dan ook nog tot nadenken kan aanzetten, lijkt me dat alleen maar meegenomen.

Eerder schreef ik over:
De ruiter
De laatste ontsnapping
Naar de overkant van de nacht (en ook hier)
De grasbijter

Geen opmerkingen:

Een reactie posten