dinsdag 1 september 2020

Waar ik liever niet aan denk (Jente Posthuma)



De voorkant van de nieuwe roman van Jente Posthuma is niet direct spetterend te noemen: egaal ingekleurd met daarop de titel in potlood, waardoor een gum is gehaald: Waar ik liever niet aan denk. Niet zo spetterend, misschien, maar wel treffend. 

In een boek met zo'n titel heeft de vertelster waarschijnlijk de dingen opgeschreven waar ze liever niet aan denkt, wat iets tegenstrijdigs heeft, want bij het opschrijven moet je juist aan die dingen denken. Het doorstrepen van de titel lijkt het allemaal ongedaan te willen maken, wat natuurlijk niet meer gaat: eens geschreven blijft geschreven. 

De vertelster in het boek is een jonge vrouw, de helft van een tweeling. Haar broer is drie kwartier eerder geboren. Hij noemt zichzelf dan ook Een, en haar Twee. Ze groeien in hun vroege jeugd samen op en zijn dicht bij elkaar, maar soms ontstaat er ook afstand. Als de broer, op zijn tiende jaar, gepest wordt door klasgenoten, neemt de vertelster eigenlijk al een beetje afstand. Ze neemt het niet voor hem op. Je kunt je afvragen of ze daarmee niet ook afstand tot zichzelf neemt. 

Zelfdoding

Als ze achttien zijn, gaan ze beiden in de stad wonen, elk aan een kant van het park en ze hebben afgesproken om op hun achtentwintigste te verhuizen naar New York, maar als puntje bij paaltje komt gaat de broer naar Zuid-Amerika. Als beiden weer in Nederland zijn, gaat het soms lastig tussen hen beiden. En op een kwade dag, als hij vijfendertig jaar oud is, maakt de broer een einde aan zijn leven. 

Renate Dorrestein schrijft in Het perpetuum mobile van de liefde (1988) naar aanleiding van de zelfmoord van haar zusje: 'Ze had me gewoon kunnen bellen.' Iets soortgelijks denkt de hoofdpersoon van Posthuma's roman: haar broer maakte een einde aan zijn leven, terwijl zij 'gewoon thuis had gezeten, in de stad, in haar appartementje aan het park.'

Natuurlijk is er schuldgevoel, maar zeker ook de vraag wie je bent als je niet meer de helft van een tweeling bent, als degene van wie je afhankelijk was er niet meer is. Met haar broer lijkt haar verleden weg: 'Ik kwam van nergens en ik ging nergens heen.'

Nog een hele tijd leidt de hoofdpersoon een afgeleid leven: vaak is ze in het huis van haar broer, ze leest zijn dagboeken. Ze heeft tijd nodig om een eigen leven te leiden, om door te leven. 

Korte hoofdstukken

Waar ik liever niet aan denk zit goed in elkaar. Het is opgebouwd uit kleine hoofdstukjes, waarin wat heen en weer wordt gesprongen in de tijd. Soms lijken die stukjes zomaar episodes uit een leven, maar meestal krijgen al die stukjes na verloop van leestijd meer betekenis. 

Het boek begint ermee dat broer en zus elkaar gaan waterboarden, omdat ze willen weten hoe dat voelt. Het laat al iets zien van de twee karakters, het laat zien hoe ver ze willen gaan in hun onderzoekingsdrift en hoe ze niet altijd elkaar helpen. Maar het waterboarden duidt natuurlijk ook op de benauwdheid die ze elkaar bezorgen, hoe ze elkaar in ademnood kunnen brengen. En pas verderop in het boek weet je dat een van de twee ook nog een keer echt zal verdrinken. 

De broer rijdt met zijn fiets het water in en de vertelster probeert zich zo goed mogelijk voor te stellen hoe dat gebeurd is. Hoewel de setting heel anders is, moest ik toch denken aan Bas Jan Ader, die de gracht in fietst. Ook hij zou later definitief verdwijnen. 

Details die zwaarte krijgen

Wat aanvankelijk een detail lijkt, krijgt zo zwaarte. Er zijn veel voorbeelden van te geven. Een man die bij de plantsoenendienst werkt vertelt 'dat bomen van dezelfde soort elkaar niet beconcurreren, zoals veel mensen denken, maar juist hun takkengroei op elkaar afstemmen en elkaar via hun wortels in leven houden.'

Het lijkt een terloopse opmerking, maar broer en zus waren ook van dezelfde soort. Het is zus niet gelukt om haar broer via haar wortels in leven te houden. 

Samen kijken ze naar het tv-programma Survivor, in Nederland uitgezonden als Operatie Robinson. Je kunt alleen overleven als je slimme verbondjes sluit. Maar de broer verbreekt het verbond:

het stomste wat hij deed was het verbond verbreken met de enige speler die hij kon vertrouwern, die hem haar laatste korrels rijst zou hebben gegeven, die hem tot het einde op haar rug had meegedragen als het moest. 

Ouders

Steun van de ouders is er eigenlijk niet. Vader vertrekt als de tweeling elf is. Ze zien het vertrek van vader niet aankomen, wat misschien ook wel logisch is: ze zijn kinderen. Later zal de zus het ook niet aan zien komen als haar broer definitief uit het leven vertrekt. 

Moeder is niet in staat om dicht bij haar kinderen te staan en is zich daar niet van bewust. Zelfs niet als ze daar door haar dochter op gewezen wordt. Niet alleen is de basis van de twee kinderen door half of helemaal afwezige ouders niet zo stevig, het zorgt er ook voor dat ze nog meer op elkaar aangewezen zijn. 

In het begin van het boek worden verschillende mensen genoemd die door zelfdoding om het leven zijn gekomen: Sylvia Plath, Anne Sexton, Ingrid Jonker, Virginia Woolf. Sommigen van hen hadden kinderen. Ook wordt Bernie Madoff genoemd, die samen met zijn vrouw een zelfmoordpoging deed. Zijn zoon maakte ook een eind aan zijn leven, net als de zoon van Sylvia Plath. 

Het is een onderwerp dat broer en zus bespreken. Ze noemen het Plan A (leven) en Plan B (sterven). De hoofdpersoon kiest voor plan A. Dat haar broer voor plan B kiest, is voor haar soms moeilijk te begrijpen, maar er zijn momenten dat het ook haar een aantrekkelijk plan lijkt. 

Elza

Ze wordt begeleid door een oudere vrouw, Elza, wier ouders in de Tweede Wereldoorlog elk een kamp hebben overleefd. Ze hebben het ergste meegemaakt, maar ze hebben volgehouden. De hoofdpersoon vraagt zich af waarom haar broer het dan niet kon volhouden. 

De Tweede Wereldoorlog, en zeker de figuur van Josef Mengele, fascineren de vertelster. Het is groot leed en ze staat zichzelf toe daarom te huilen. Op die manier kan ze haar kleinere leed aanraken. 

In het verleden zaten haar gevoelens aan de buitenkant, maar in de loop van de jaren laat ze mensen niet zo gemakkelijk meer toe. Elza houdt haar een spiegel voor wat betreft haar relatie met Leo: Je gaat intimiteit uit de weg. 'Nee, dacht ik. Mijn broer doet dat. Mensen halen ons wel vaker door elkaar.' Dat afhouden van de intimiteit is blijkbaar ook een van de dingen waar ze liever niet aan denkt. 

Ruimte innemen

Het is lastig voor de hoofdpersoon om een zelfstandig persoon te zijn, niet alleen onafhankelijk van haar broer, maar ook in haar relatie met Leo. Dat moet ze nog helemaal uitzoeken. Het gaat om ruimte innemen. Soms neemt ze heel weinig ruimte in en dan ineens weer veel. Zoals ze zelf zegt: 'Ik ben te weinig of te veel. Ik kan mezelf slecht doseren.'

In de roman Ruimte van Walter van den Berg, die binnenkort verschijnt, verwijst de titel daarnaar: als je zelf weinig ruimte inneemt, moet de ander veel ruimte innemen en dat is, in die roman, voor de ander niet altijd prettig. 

De hoofdpersoon heeft het idee dat ze steeds moet letten op die ruimte, dat haar aanwezigheid niet vanzelfsprekend is, maar dat die altijd gepaard gaat met een zekere ongemakkelijkheid. 

Indringend

Waar ik liever niet aan denk is een indringend boek: je dringt in de hoofdpersoon en maakt van dichtbij haar worstelingen mee. Wie ze ook op een afstand houdt, de lezer in ieder geval niet. De thematiek is behoorlijk zwaar en je merkt als lezer hoe drukkend het leven soms is. Aan de andere kant zit er ook een zekere lichtheid in de formulering. Misschien is het juist deze lichtheid wel, die de zwaarte aanbrengt. Bij sommige passages lijkt de lichte manier de enige draaglijke om te bespreken wat er aan de hand is. 

Indertijd heb ik Mensen zonder uitstraling (2016), het debuut van Jente Posthuma niet gelezen. Ik nam het zelfs niet op in het lijstje met de beste boeken van dat jaar die ik niet las. Ik denk dat ik het alsnog moet gaan lezen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten