dinsdag 9 april 2024

Afgestoft: Nee (Armando)


Over Armando heb ik veel geschreven, op verschillende plekken, maar hier nog niet zo veel. Misschien heb ik dat een beetje goedgemaakt door het stuk dat ik schreef na zijn dood, in 2018. 

Op Literom vond ik recensies die ik ooit schreef voor Nederlands Dagblad. Op goed geluk heb ik er eentje uitgekozen. Deze gaat over nee of misschien Nee (daar twijfel ik over). Die stond op 11 april 2008 in de krant. 

Mocht je nooit wat van Armando gelezen hebben, dan wordt het eigenlijk wel tijd. Hij heeft een bijzonder oeuvre bij elkaar geschreven, van uitzonderlijke kwaliteit volgens mij. Mocht je zijn korte stukjes wat te absurd vinden, begin dan bij zijn romans De straat en het struikgewas (1988). Of lees, om je te oriënteren wat ik na zijn dood schreef. 

En zijn schilderijen en zijn beelden moet je natuurlijk ook bekijken. Ja, ja, er is werk aan de winkel. Nu de oude recensie, die hopelijk niet te stoffig is. 


Wat volgt hieruit? Niets

Een man wiens armen in de knoop zitten, iemand die op maatstaven loopt, monniken die overwegen een worm in de adelstand te verheffen, iemand die ineens stopt met hemelbestormen, iemand die de deur opendoet en een nijptang op de stoep ziet staan, iemand die veroordeeld wordt tot levenslang leven - in de verhalen van Armando komen ze voor met een achteloze vanzelfsprekendheid. 

Ook de 109 heel korte verhalen in de nieuwe bundel nee bevatten heel wat absurde passages. De 'ik' in de verhalen verbaast zich er niet over en de lezer dus ook niet. Zo vreemd is het leven blijkbaar. We buigen ons over het leven heen, bekijken het aandachtig, signaleren hoe het in elkaar zit en reageren met nauwelijks meer dan een peinzend 'hm'.

In het verhaal 'Letters' buigen we ons over een boek:

'Kijk, daar ligt een boek.'
'Ja, warempel, je hebt gelijk.'
'Wat nu.'
'Kijk er maar niet in.'
'Nee, want voordat je het weet, ben je aan het lezen.'
'Staan er dan letters in?'
'Ik ben bang van wel.'
'En bladzijden, bladzijden?'
'Misschien.'
'Ik heb daar altijd een hekel aan gehad?'
'Waaraan.'
'Aan letters en bladzijden.'
'O, ik ook.'

Het kan een gesprek zijn tussen twee mensen bij de bushalte. Mensen die elkaar nauwelijks kennen, die alleen het gesprek een beetje gaande willen houden, waarbij het niet uitmaakt of het gaat over het weer, een voorbijkomende hond of een boek dat op de grond ligt. 

Flarden

Al enkele decennia terug tekende Armando flarden van gesprekken op in de boeken die hij in Berlijn schreef. Toen had je het idee dat het gesprekken waren die de schrijver zelf gehoord of gevoerd zou kunnen hebben. In de laatste bundels (De haperende schepping (2003), Het wel en wee (2005), Gedoe (2006), Soms (2007)), wekken de gesprekken bevreemding in plaats van herkenning. Een gesprek kan beginnen met 'Bent u goedschiks of kwaadschiks?' of met 'Heeft u mijn zielenroerselen wel eens gezien?' Wie zo'n gesprek opvangt, spitst meteen de oren, zeker als je gaandeweg het gesprek de indruk hebt dat de sprekers vrij normale mensen zijn. 

De vanzelfsprekendheid waarmee het absurde getoond wordt, maakt dat de lezer niet in de eerste plaats vragen stelt bij wat hij leest, maar bij zichzelf. Als het vanzelfsprekend is dat een snelweg vingers heeft 'en misschien zelfs een hand', dan is het vreemd dat we daar nooit bij stilgestaan hebben. Slecht een deel van de verhalen in nee heeft de duidelijke vorm van een gesprek, maar de dialoogvorm klinkt ook in de andere verhalen vaak door. Het lijkt dan of de schrijver praat tegen de lezer, die zwijgend luistert. Soms spreekt hij de 'jij' direct aan: 'Zei ik het niet? Ik wou dat je me eindelijk es geloofde.'

Allure

De vraag is wat Armando wil met zijn verhalen. De 'ik' uit het verhaal 'Streng' eindigt zijn relaas met: 'Wat volgt hieruit, wat leren wij van deze meningen? Niets.' Het lijkt of ok Armando niet uitdrukkelijk iets wil. Hij toont ons de werkelijkheid in al haar absurdisme. Verder niets. Verschillende keren zegt de 'ik' zinnen als 'ik bemoei me er niet meer mee' en 'Het gaat je namelijk niets aan.' Blijkbaar moeten we de werkelijkheid maar laten voor wat die is. De werkelijkheid gaat haar eigen gang en wij moeten dat ook maar doen. 

Die werkelijkheid is niet een hedendaagse werkelijkheid. In Armando's verhalen kom je geen pinpasjes, geen multiculturele samenlevingen, geen popmusici en geen digitale camera's tegen. Wel herbergiers, zeepzieders, landlopers en marskramers. Figuren die voorkomen in oude verhalen, die van alle tijden zijn, omdat ze de actualiteit ontstijgen. Wie rondloopt in de verhalen van Armando, wandelt altijd in het heden en tegelijkertijd in de middeleeuwen of de negentiende eeuw. Het doet er eigenlijk niet toe, zoals het niet uitmaakt in welke tijd sprookjes of mythen zich afspelen. Meer en meer krijgen Armando's verhalen die allure. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten