dinsdag 21 september 2021

Maar waar zijn die duiven dan (Jan Siebelink)


Bij de naam Jan Siebelink denkt iedereen meteen aan Knielen op een bed violen (2005), een roman over een vader die een bekering meemaakt en in de ban komt van een stel broeders van een orthodoxe, enigszins sektarische groep. Dat boek was een groot succes en het lijkt erop dat Siebelink boek na boek een poging doet dat succes te herhalen door lijntjes te trekken met het violenboek. 

Dat doet hij bijvoorbeeld in Margje (2015), De buurjongen (2017) en Jas van belofte (2019). In de eerste twee boeken komen de personages van Knielen op een bed violen voor, in het laatste is de setting hetzelfde, maar heten de personen anders. In mijn ogen schieten deze drie boeken alle tekort. 

Vorig jaar verscheen Maar waar zijn die duiven dan. Het is mij indertijd ontgaan. Of misschien las ik erover en vergat ik het weer. Nu ik het in de boekwinkel tegenkwam, kocht ik het toch. 

Pleegzoon

Ook dit boek heeft een link met Violen. De hoofdpersoon, Hugo Tempelman, is de pleegzoon van Hans en Margje Sievez, die we kennen uit het boek uit 2005. Hij heeft de vervallen kwekerij gemaakt tot een plek met bijzondere bloemen en bomen, waar zelfs toeristen op af komen. 

Hugo krijgt 's ochtends een brief mee, met daarin de uitslag van een onderzoek. Hij vreest dat hij prostaatkanker heeft en durft de envelop niet open te maken. Dat hem niet ook mondeling wordt meegedeeld hoe het er met hem voorstaat vind ik niet zo geloofwaardig. 

De laatste tijd heeft Hugo al meer ellende te verstouwen gekregen: de dood van zijn vrouw Ankie en van zijn hond Diderot. Hugo steekt een wapen bij zich, blijkbaar met de bedoeling om zichzelf te doden. Maar eerst gaat hij nog langs plaatsen waar hij veel kwam en neemt hij contact op met Pauline, die ooit zijn minnares was, maar die ook een relatie met Ankie aanknoopte. 

Koetsier

Aan het begin van het boek speelt er een droom door het hoofd van Hugo: hij staat als kind onder een viaduct te wachten op een koetsier die hem een envelop zal overhandigen. Later blijkt dat niet alleen droom te zijn, maar ook een herinnering. De koetsier blijkt, nog weer later, de biologische vader van Hugo te zijn. 

Siebelink neemt de lezer in het begin aardig mee in het verhaal. Wel zijn er groteske elementen (een trein die ontspoort doordat er een voetganger wordt aangereden) en is de hoofdpersoon weer aardig zelfingenomen. Nou ja, de schrijver laat hem wel erg veel complimentjes krijgen en die laat hij zich allemaal aanleunen. 

Verderop valt het verhaal een beetje stil en is er vooral veel dialoog met Pauline. Dialogen van Siebelink hebben vaak iets stijfs of iets aanstellerigs. Het plechtige, het gedragene, de grote waarheden die erin voorkomen, maken het lastig om de gesprekken helemaal serieus te nemen. En als Pauline op een gegeven moment echt weg moet en het gesprek gaat nog bladzijden lang door, dan kun je je niet voorstellen dat iemand die al zo sufgepraat is nog steeds niet opstapt. De vaart is dan helemaal uit het verhaal. 

Uitleggerig

Siebelink heeft bovendien de neiging om alles uit te leggen, alles expliciet te maken. Zowel de hoofdpersoon als de tegenspelers worden geduid. Dan blijft er weinig te raden over. Zoals Hugo eindeloos nietszeggende dingen kan zeggen zonder dat zijn gesprekspartner zich eraan kan onttrekken, kan de lezer zich niet onttrekken aan de uitleggerij van de schrijver. 

En dan zijn er altijd weer zinnen die me doen fronsen: 'Een diepe vermoeidheid begint zich in trage cirkels, als inkt in water, over mijn hele lichaam uit te breiden.' Alsof inkt zich altijd in cirkels verspreidt in water. 

'Via haar bestaat de kans dat ik de mazen van het net dat ik nu aan het uitzetten ben zou kunnen scheuren.' Dat 'via haar' vind ik al niet mooi, maar mazen (gaten) kun je niet scheuren. Je kunt alleen het net scheuren, zodat de mazen groter worden. 

Titel

De titel lijkt niet zo veel van doen te hebben met het grootste deel van het boek. Het gaat om een verwijt dat Hugo ooit maakte aan een collega. Die zou onder zijn duiven schieten. De collega vroeg: 'Maar waar zijn die duiven dan?' Dat heeft Hugo als zeer vernederend ervaren. Het leidde er uiteindelijk toe dat hij ontslag nam. 

Hier ging het om een studente van wie de docent gecharmeerd was. Ook Ankie was trouwens een studente van Hugo. Ook dat komt in meer boeken van Siebelink voor, bijvoorbeeld in Jas van belofte. Een man die nog goed ligt bij jonge vrouwen ('als er iemand is die niet op zijn leeftijd lijkt...' 'Leeftijd lijkt geen vat op jou te krijgen.') Het zit voor mijn gevoel dicht aan tegen het verzamelen van complimentjes die steeds op het pad van Hugo komen. Siebelink heeft een voorliefde voor ijdeltuiten. 

Ook Maar waar zijn die duiven dan vind ik geen geslaagd boek. In het begin ging het nog aardig, maar verderop haakte ik als lezer steeds meer af door wat ik ervoer als aanstellerij. Dat is jammer, want ik heb van Siebelink ook veel goede boeken gelezen. Knielen op een bed violen natuurlijk, maar ook Met afgewend hoofd en de eerste helft van De overkant van de rivier. Van de latere boeken van Siebelink bevalt eigenlijk alleen Oscar me. 

Oscar heeft wel enkele constanten uit Siebelinks werk, maar het is toch een heel nieuw verhaal en ook de setting is nieuw. Ik hoop dat de schrijver het op kan brengen zich nog eens aan iets origineels te wagen en niet weer probeert een kop thee te zetten met het zakje van Knielen op een bed violen. Dat levert intussen alleen maar slappe bakjes op. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten