zaterdag 19 oktober 2013

Vrijheid van onderwijs

In NRC Handelsblad van gisteren, 18 oktober 2013, las ik op pagina 2 het artikel 'Rector moet antiwesterse uitspraken terugnemen'. Het begon als volgt:
De Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) moet haar antiwesterse' uitspraken terugnemen, anders is de accreditatie van de school in het geding. Dat heeft minister Lodewijk Asscher (Integratie, PvdA) gisteren gezegd in de Tweede Kamer.
Het lijkt me daarom tijd om maar eens een stukje te wijden aan de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van meningsuiting. Een accreditatie heb ik niet, dus ik heb niets te verliezen.

Voor de zekerheid heb ik artikel 23 van de Grondwet er maar even bij gepakt. Ik haal er een paar puntjes uit.
Lid 2: Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij wet te regelen. 
Docenten dienen bevoegd te zijn en een verklaring omtrent het gedrag over te kunnen leggen, lees ik in het laatste gedeelte. Ik neem tenminste aan dat die zedelijkheid niet op een andere manier getoetst wordt. Belangrijk is natuurlijk het begin van lid 2: Het geven van onderwijs is vrij.

Wat die vrijheid betekent, lezen we in lid 5:
De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. 
Wat bedoeld wordt met de vrijheid van richting lees ik in het rapport van de commissie Huisman uit 2011. De titel van dat rapport is: 'Vrijheid van stichting. Over de mogelijkheden en consequenties van een moderne interpretatie van de vrijheid van richting bij de stichting van bijzondere scholen.' Een citaat daaruit:
Het begrip richting is ontleend aan de grondwettelijk beschermde 'vrijheid van richting', welke thans krachtens de uitwerking in wetgeving en jurisprudentie wordt gedefinieerd als de vrijheid van bijzondere scholen om in het onderwijs uitdrukking te geven aan 'een eigen religieuze of levensbeschouwelijke visie op mens en maatschappij', of zoals vorig jaar in de rechtspraak werd geformuleerd: 'een fundamentele oriëntatie, ontleend aan een welbepaalde godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing'.
De twee citaten in het stukje hierboven komen achtereenvolgens uit B.P.M. Vermeulen, Constitutioneel onderwijsrecht. (1999) en een uitspraak van de Hoge Raad van 6 juli 2010 (LJN BL6719).

In het rapport wordt het laatste punt overigens bediscussieerd, in die zin dat de commissie bepleit om het begrip 'richting' niet te beperken tot godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing, maar die uit wil breiden, zodat er ook scholen met een uitgesproken pedagogisch-onderwijskundige visie onder vallen.

Terug naar artikel 23. Een groot deel ervan gaat over de gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs. In lid 6 lezen we nog:
Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzer geëerbiedigd.
Bij dit lid heb ik alleen het slot geciteerd. Het begin, waarnaar 'die regeling' verwijst, gaat over het waarborgen van de bekostiging.

Om het lange verhaal maar even kort te maken: als een groep mensen een school wil stichten die gebaseerd is op een bepaalde levensovertuiging, dan mag dat. Er moet natuurlijk deugdelijk onderwijs worden gegeven, de docenten moeten bevoegd zijn en het mogen geen criminelen zijn.

Als er zo'n school is, dan mag op die school die levensovertuiging natuurlijk ook uitgedragen worden. Als bij die levensovertuiging hoort dat dieren gelijkwaardig zijn aan mensen, of dat vrouwen superieur zijn aan mannen, dan zullen de docenten dat vertellen aan hun leerlingen of studenten en daartoe hebben ze het volste recht.

Nu heeft de rector van Islamitische Universiteit Rotterdam de heer Akgündüz, uitspraken gedaan die als 'antiwesters' worden betiteld. Die uitspraken staan in een artikel NRC Handelsblad, maar dat is niet digitaal toegankelijk zonder betaling. Daarom verwijs ik naar een artikel in Trouw van 17 oktober, waarin verwezen wordt naar een artikel op de website van de rector, dat gesteld is in een taal die ik niet beheers. De rector heeft ondermeer gezegd dat een dialoog met niet-moslims niet mogelijk is.

Ongetwijfeld heeft de heer Akgündüz dat gezegd op basis van zijn levensovertuiging. Dat wordt ook benadrukt in het persbericht dat de Islamitische Universiteit verspreidde:
Hierin heeft de rector, zich beroepend op de vrijheid van meningsuiting, academische onderwerpen vanuit een islamitisch-wetenschappelijk perspectief toegelicht zonder enige vorm van discriminatie, belediging, haat of afkeer jegens (geloofsaspecten van) bevolkingsgroepen tot uiting te hebben gebracht. 
Het verwijswoord 'hierin' is wat ongelukkig gekozen. Het kan alleen maar verwijzen naar het woord 'berichtgeving' in de zin ervoor en dat was nu juist 'onjuiste berichtgeving', volgens het persbericht. Maar goed, Akgündüz heeft zijn uitspraken dus gedaan 'vanuit een islamitisch-wetenschappelijk perspectief'.

Dat is toegestaan en die opvattingen mogen ook gedoceerd worden op een onderwijsinstituut dat die richting voorstaat. Natuurlijk moet Akgündüz, net als iedereen, binnen de grenzen van de wet blijven. In de tweede helft van het citaat wordt aangegeven dat men van mening is dat het geval is.

Nu heeft minister Asscher gedreigd de Islamitische Universiteit haar accreditatie af te nemen. Op grond waarvan eigenlijk? Deugt het onderwijs niet? Is er gesjoemeld met diploma's? Is er op een andere manier fraude gepleegd? Wordt de wet overtreden? Nee, dat is niet het geval.

Minister Asscher heeft zich gestoord aan de opvattingen van de heer Akgündüz. Hij heeft verklaard dat die hem tegen de borst stuiten. Dat is begrijpelijk en ik denk dat veel mensen volstrekt andere opvattingen hebben dan Akgündüz, dat ze zijn opvattingen onaangenaam of misschien zelfs stuitend vinden. Maar hij mag ze hebben en hij mag ze zelfs uitdragen, zolang hij niet de wet overtreedt door bijvoorbeeld op te roepen tot haat.

In het persbericht staat dat Akgündüz zich beroept op de vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid hebben wij allemaal. Zolang wij de wet niet overtreden, mogen wij alle meningen verkondigen. Wij mogen zeggen dat de doodstraf ingevoerd moet worden, dat een democratie een slechte staatsvorm is, dat Nederland uit Europa moet stappen, dat vrouwen geen broeken mogen dragen, dat op zondag het zwembad gesloten dient te zijn, dat heteroseksualiteit een afwijking is, dat Lodewijk Asscher een uitstekend politicus is - het maakt niet uit, we hebben vrijheid van meningsuiting.

Natuurlijk zijn er meningen die wij liever niet horen, maar daarvoor hebben we die vrijheid juist. Voor meningen waar bijna iedereen het mee is, hebben we de vrijheid van meningsuiting niet nodig. Die is juist bedoeld om mensen met controversiële meningen te beschermen.

Akgündüz is zo iemand. Meningen moet je met argumenten bestrijden, niet met dreigementen lijkt me. Nu zal discussiëren met Akgündüz niet veel zin hebben; hij acht het gesprek met niet-moslims niet gewenst en misschien zelfs niet mogelijk. Maar laten degenen die dat niet met hem eens zijn, dat vooral zeggen.

Het is niet de bedoeling dat een minister gaat bepalen welke opvattingen in het onderwijs zijn toegestaan en welke niet. Hij mag er zijn mening over hebben, maar het staat hem niet toe er iets aan te doen. Daar zorgt de vrijheid van onderwijs voor.


Misschien ben je ook geïnteresseerd in: Participatiecontract.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten