donderdag 3 oktober 2013

De onbetrouwbare Poëziekrant


Het kan raar lopen, lees maar. Een dichter stuurde mij in het voorjaar een mailtje met de vraag of ik een dichtbundel wilde recenseren van een andere dichter, Bert Kooijman. Het was voor de Poëziekrant. Dat wilde ik wel doen. Een paar dagen later had ik de bundel in huis, mij opgestuurd door Kooijman. Voor de zekerheid mailde ik naar de Poëziekrant: wist men er daar vanaf?

Van de toenmalige hoofdredacteur, Willy Tibergien, kreeg ik dezelfde dag (22 april) antwoord: hij was op de hoogte. Hij liet me meteen weten hoe lang de recensie ongeveer zou moeten zijn en dat ik er 40 euro voor zou krijgen. De deadline was 15 mei.

Dat zou mij lukken, antwoordde ik en op 29 april stuurde ik mijn recensie op. Een dag later zette ik over de bundel een stukje op mijn weblog, met dezelfde strekking als wat ik aan de Poëziekrant had gestuurd: dat ik de gedichten niet zo goed vond. In de recensie was ik uitgebreider op de bundel ingegaan.

Vervolgens hoorde ik niets meer en eigenlijk dacht ik er ook niet meer aan; ik was al bezig met het recenseren van andere boeken en bundels voor andere media. Na maanden vroeg de dichter die mij het recensieverzoek gedaan had, of mijn stuk over Kooijman al geplaatst was.

Ik had geen flauw idee. In ieder geval had ik geen bewijsexemplaar gekregen en er was ook geen geld overgemaakt, voor zover ik wist. Ik liet het nog wat sloffen, maar op 17 september waagde ik er toch maar een mailtje aan. Dat werd niet beantwoord. Op 30 september stuurde ik opnieuw een mailtje naar Tibergien en tegelijkertijd mailde ik Kooijman: of hij van iets wist.

Kooijman antwoordde mij dat Tibergien weg was bij de Poëziekrant. Ik googelde en vond de naam van Carl De Strycker, directeur van het Poëziecentrum. Ik legde hem de situatie uit en stuurde de correspondentie mee die ik met Tibergien gevoerd had.

De Strycker reageerde opmerkelijk. Hij vertelde dat hij tot het vorige nummer zicht noch greep had op de Poëziekrant, en dat hij mij dus niet kon helpen. Hij vond het vervelend voor mij, maar hij geloofde dat het hier om 'een slechte afspraak' met de heer Tibergien ging en dat hij daar niets aan kon doen.

Ik antwoordde De Strycker dat mij niet duidelijk was wat hij met 'een slechte afspraak' bedoelde. Volgens mij was voor beide partijen duidelijk wat er afgesproken was en hield ik me aan mijn deel van de afspraak. Weliswaar had ik een afspraak gemaakt Willy Tibergien, maar niet met hem als privépersoon, maar als hoofdredacteur van de Poëziekrant. Dat wil zeggen dat ik een afspraak had met de Poëziekrant. De recensie voegde ik toe en ik sprak de verwachting uit dat het stuk alsnog geplaatst en betaald zou worden.

Carl De Strycker reageerde: hij vond dat hij niet verantwoordelijk gehouden kon worden voor een afspraak die niet met hem gemaakt was en dat Tibergien verantwoordelijk was. Daarbij ging hij voorbij aan het feit dat ik een afspraak had met de Poëziekrant.

Goed, het gaat maar om een enkele recensie en slechts om 40 euro, maar het had ook kunnen zijn dat ik een stoffeerdersbedrijf had gehad en dat Tibergien mij gevraagd had om nieuwe vloerbedekking in de redactielokalen te leggen. Ook dan had ik naar mijn centen kunnen fluiten: De Strycker zou gezegd hebben dat die opdracht niet door hemzelve was verstrekt.

Hoe Tibergien vertrokken is bij de Poëziekrant is mij niet bekend, maar ik vermoed dat dat niet vredig is gegaan. Hij moet het wel heel bont hebben gemaakt, nu blijkt dat de nieuwe redactie geen enkele afspraak wil nakomen die namens de Poëziekrant door Tibergien is gemaakt. Destrycker doet voorkomen alsof Tibergien zijn afspraken als privépersoon heeft gemaakt, maar Tibergien ondertekende zijn mails met onder zijn naam 'Hoofdredacteur' en ik kan die niet anders interpreteren dan  als 'Hoofdredacteur van de Poëziekrant'.

Destrycker laat duidelijk merken dat hij niets, maar dan ook niets met Tibergien te maken wil hebben. Zelfs de afspraken die de hoofdredacteur indertijd gemaakt heeft, blijken niet geldig te zijn. Alleen de afspraken die de directeur van het Poëziecentrum zelf gemaakt heeft, wil hij nakomen.

Van het Poëziecentrum weer ik nagenoeg niets en van de Poëziekrant eigenlijk ook niet, al heb ik er in het verleden wel voor geschreven. Het zou me niets verbazen als het een eenmanszaakje blijkt te zijn. Ik kan mij in ieder geval moeilijk voorstellen dat er mensen onder De Strycker willen werken. Iemand die zo nadrukkelijk afstand neemt van zijn ondergeschikten, iemand die zo duidelijk zegt dat alleen hij de zaak mag vertegenwoordigen en dat de rest van het personeel zich niets moet verbeelden, lijkt me geen prettige werkgever.

Juridisch klopt er van de gang van zaken natuurlijk geen hout. Andere bedrijven zullen gelukkig deze manier van werken niet kopiëren. We hoeven bijvoorbeeld  niet bang te zijn dat de stroom afgesloten wordt, omdat we niet een afspraak hebben gemaakt met de directeur van het energiebedrijf en de man die ons als afnemer heeft genoteerd met pensioen is gegaan. De post en de krant worden gewoon bezorgd, ook als er wisselingen zijn bij het personeel.

Ik maak me wel zorgen om de abonnees van de Poëziekrant. Hebt u zich persoonlijk opgegeven bij Carl De Strycker? Nee? Oei, dan hebt u 'een slechte afspraak' gemaakt. Uw abonnement is niet geldig.

Naschrift
Zojuist komt er een mail binnen van de heer De Strycker, waarin hij uitlegt dat hij begrip heeft voor de situatie en me een vergoeding van 30 euro aanbiedt. Dat is een mooi gebaar.
Wel zegt hij dat hij zich niet verantwoordelijk voelt voor de afspraken die eerder gemaakt zijn. Dat blijf ik zeer kwalijk vinden.
De volgende dag ontvang ik een mail waarin De Strycker zegt zich aanbevolen te houden voor recensies van mijn hand. Dat is grootmoedig. We verschillen van mening, maar zand erover.

De recensie is intussen op Bunt Blogt geplaatst: hier.


4 opmerkingen:

  1. Aan de andere kant Teunis, wanneer jij als nieuwe directeur aantreedt bij een bedrijf waarvan de vorige directeur heeft beloofd een miljoen euro te schenken aan de plaatselijke korfbalclub (waarna hij wegens mismanagement is ontslagen), ga jij als zijn opvolger zeer waarschijnlijk dat miljoen niet betalen, ook al gaat die korfblaclub zeuren.

    Mogelijk neem je dan zelfs de woorden "slechte afspraak" in de mond.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mogelijk. Maar een gewone afspraak, die binnen de gewone dagelijkse werkzaamheden valt, zou gewoon nagekomen moeten worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Het is jammer dat je recensie niet kan worden geplaatst, maar ik ben het wel eens met wat Peter J.R. Vermaat zegt. Ik neem aan dat de inhoud van elke Poëziekrant goed op voorhand wordt samengesteld. Daar onverwacht een recensie aan toevoegen waar niemand van de kernredactie blijkbaar op de hoogte van is, zal moeilijker zijn dan we denken. Zeker als het dan nog eens een recensie betreft van een bundel die, als ik mij niet vergis, vorig jaar in november is verschenen.

    Wat de rest van je kritiek betreft, je maakt het zelf toch ook wel bont hoor. Je frustratie is begrijpelijk, maar Carl De Strycker is zeker niet de eenzame, autoritaire heerser die jij hier afschildert. Zeker als je zegt dat je ongeveer niets weet van het Poëziecentrum of de Poëziekrant, lijkt zo'n uitspraak wel zeer ongepast en weinig onderbouwd. Iemand door het slijk halen op basis van een paar mails en een afspraak omtrent een bundel van bijna een jaar geleden ... Dat is niet echt netjes.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Voor praktische argumenten als het feit dat de recensie nu niet meer geplaatst kan worden, was ik wel gevoelig geweest. Maar de redenering dat een hoofdredacteur per definitie op persoonlijke titel spreekt en niet namens het blad blijf ik een heel rare redenering vinden.
      Dat iemand daarin volhardt, ook als hij erop gewezen wordt, is nog kwalijker.
      Dat De Strycker daarna een gebaar gemaakt heeft en dat ik dat grootmoedig vind, heb ik ook vermeld.

      Verwijderen