donderdag 30 juli 2020

Groepstherapie. Deel 1: De dansende ster (Manu Larcenet)


'De mens moet nog chaos om zich heen hebben om een dansende ster te kunnen baren.' Dat is een citaat van Nietzsche en het geeft het personage Manu Larcenet weer enige moed. 

Manu Larcenet is de schepper van een mooi oeuvre, waaronder het vierluik Blast, dat me soms naar adem deed happen van bewondering. In het eerste deel van Groepstherapie voert hij zichzelf op personage. Daarbij haakt hij aan bij zijn succes: we zien een collage van krantenberichten, waarin dat succes flink overdreven wordt. Volgens de berichten zou hij de Nobelprijs voor literatuur hebben gekregen, een terroristische aanslag voorkomen hebben en behoren tot de vijf rijkste Fransen.

Artist's block

Maar intussen gaat het minder goed met Larcenet. Hij worstelt met een soort artist's block: er komen alleen nog maar plichtmatig getekende stripjes uit zijn handen. Op de openingspagina zien we hem staan in een desolaat landschap, onweer boven zijn hoofd, mislukte tekeningen verfrommeld in zijn handen. De snippers worden meegevoerd met de wind. 


Hij noemt zichzelf 'een uitgespeelde artiest' en de krantenkoppen die hij zich voor ogen haalt zijn ongenadig. Maar hij geeft het niet op. Er is chaos in hem, dus hij moet in staat zijn om een dansende ster te kunnen baren. Met medicijnen tracht hij het teveel aan chaos binnen de perken te houden. 

Kunstgeschiedenis

Het helpt hem allemaal niet en hij vraagt zich af of de kunstenaars in het verleden met dezelfde problemen kampten. Hij gaat terug in de kunstgeschiedenis: de makers van grottekeningen, Raphaël, Leonardo da Vinci, Cézanne. Het zijn grappige scènes, inventief gedaan. Tegelijkertijd tonen ze, een beetje hapsnap, de evolutie van de kunst. Alsof de kunstgeschiedenis hierop moest uitlopen: via allerlei hoogtepunten loopt het uit op een tekenaar die worstelt met een gebrek aan ideeën. 

Tussendoor verkent hij allerlei stijlen, van Manga (De Ninja-slager) tot Peanuts. Maar steeds loopt hij tegen de muur van zijn blokkade op. Aan het eind van dit eerste deel wordt de tekenaar opgenomen in een psychiatrische instelling. 

Natuurlijk is Larcenet niet de eerste striptekenaar die lastige tijden doormaakt. Denk aan het Burn-out dagboek van Maaike Hartjes of aan Zwartkijken van Franquin. Hartjes was vooral introspectief: op zoek naar wat er in haar aan de hand was, Franquin keerde zich tot de zwarte humor. Het cynisme leek het enige houvast te zijn. 

Larcenet schetst zijn innerlijke strijd, maar roept daarbij de verbeelding te hulp en houdt het licht door de humor. Dat doet denken aan wat cabaretier Hans Dorrestijn ooit zei over zijn depressie: dat zelfs de psycholoog moest lachen als hij erover vertelde. Door de humor wordt De dansende ster een leuk album. 

Maar die humor werkt juist zo goed, vanwege de sombere ondertoon. Je hebt het idee dat de donkerte zo diep is, dat de enige manier om erover te praten de omweg is: er grappen over maken. Dat relativeert de donkerte niet, maar accentueert die juist. Dat maakt het eerste deel van Groepstherapie tot een schrijnend album, waarom je desondanks breed kunt glimlachen. 

Titel: Groepstherapie 1: De dansende ster
Auteur: Manu Larcenet
Uitgever: Dargaud
Brussel 2020; 56 blz € 15,95, hardcover



1 opmerking:

  1. Hoi Teunis, ik ben niet zo'n groot bewonderaar van Manu Larcenet als jij, maar dit boek wil ik te zijner tijd graag lezen. Groetjes, Erik

    BeantwoordenVerwijderen